Translate

woensdag 21 april 2010

Aaibaarheidsfactor

Eerder deze maand overleed Rudy Kousbroek, Nederlands essayist en romanschrijver, op 80-jarige leeftijd. Kousbroek werd geboren in Sumatra (Indonesië); dat schept een band. Hij was een van de Vijftigers en schreef onder andere voor Vrij Nederland en NRC Handelsblad. In 1975 ontving Kousbroek de prestigieuze P.C. Hooftprijs. Hij was de schrijver die het begrip 'aaibaarheidsfactor' introduceerde in het Nederlandse taalgebied. Het was de titel van een bundel die door (collega-)literatuurwetenschappers als “een nooit overtroffen hoogtepunt in de Nederlandse Poezenliteratuur” werd geëerd. Kousbroek hield van katten. Van alle levende wezens stonden deze dieren voor hem qua aaibaarheid met stip op 1!

Als kind groeide ik niet op met huisdieren. Ik wilde wel graag een hond of kat maar mijn moeder was er huiverig voor; er kwamen daarom geen viervoeters over de drempel. Ter compensatie leerde ik de dierenencyclopedie zo ongeveer uit mijn hoofd. Het maakte mij een ware dierenliefhebber.

Toen ik eenmaal mijn eigen leven bestierde, schafte ik -met een vriendin- een hond aan. De keuze viel op een boxer-pup die Maximiliaan werd gedoopt. Hij was oerlelijk: met een flinke onderbijt (een onderkaak die verder uitstak dan de bovenkaak waardoor zijn mond niet goed sloot) maar hartverscheurend grappig en lief. Alhoewel ik alle puppieboeken las, leerde Max mij veel over honden en mijn eigen gedrag. Er zijn vele herinneringen aan hem maar één wil ik hier delen. Max bleek dol op gekookte kippenlevertjes in zijn avondmaaltijd. Op een zomeravond bereidde ik in mijn Amsterdamse driehoogachter keuken zijn favoriete hapje. Ik zette zijn stomende etensbak in het open vensterraam om af te koelen. Hij kwam enthousiast aangelopen en zette zijn grote puppypoten in de vensterbank, daarmee de volle bak over de rand duwend! De maaltijd belandde vele meters lager in de achtertuin van de onderburen. Ik dacht dat ik door Max voor altijd 'hondenmens' was.

Tot ik mijn liefje leerde kennen. Met haar kreeg ik voor de eerste keer in mijn leven te maken met katten. Zij had er namelijk twee: Porcelaine, een Siamees mannetje, en Scarlett O'Hara, een vrouwtjeslapjeskat. Toen ik voor het eerst bij hen thuis kwam, vond ik haar meteen leuk maar de katten hield ik op afstand. Ik vond dat gekrioel om mijn benen en dat intensieve gestaar maar zo-zo... Ik was iemand die dacht volgens het cliché: 'een hond heeft een baas, een kat heeft personeel'. Ik was toen niet bereid en in staat een kat te dienen.

Maar katten bepalen zelf wat er gebeurt. Daarover bleek ik niets te zeggen te hebben. Toen ik vaker langskwam, begonnen zij duidelijk aan te geven wat ze met mij wilden. Als ik uitgestrekt in mijn huispak op de bank lag te relaxen, kwam Porcelaine op mijn borstbeen zitten, met zijn katteneus tegen de mijne gedrukt. En dan maar spinnen. De eerste keren vond ik dat best eng maar dat gevoel verdween alras. Midas Dekker, bioloog en rasironicus, zei in een recente uitzending van 'De Wereld Draait Door' dat je je best moet doen voor een partner en er altijd leuk moet uitzien maar voor poezen hoeft dat allemaal niet. Uit eigen ervaring weet ik dat het waar is. Al was ik nog zo moe en zag ik er op mijn sjofelst uit, Porcelaine vond mij leuk. Ik heb veel van die machokater gehouden.

En dan Scarlett. Ze was een schoonheid met haar oranje-wit-bruine vacht en haar intens blauwe ogen. Zij was een getroubleerde kat, afkomstig uit een asiel. Doorgaans hield zij zich afzijdig maar soms kwam ze langs voor een aai en wat gespeel. Het was vanwege haar nare verleden niet gemakkelijk een band met haar op te bouwen maar het lukte toch. Als ik klassieke muziek opzette met vogeltjesgetjilp, liep zij gespannen-ontspannen heen en weer voor de muziekboxen. Mij snorrend, met glinsterende ogen aankijkend.

Kousbroek beoordeelde mensen naar hun katgerichtheid: als hij op bezoek ging bij mensen wier sofa door kattennagels aan flarden lag, vond hij dat bij voorbaat een goed gezin. Ons sprak dat aan; mijn liefje en ik woonden op een bepaald moment in een geplastificeerd huis. Poezekind Scarlett (17 jaar) werd namelijk incontinent en wij pasten onze leefomgeving aan haar ongemak aan. Toen zij in de kattenhemel was, vond Porcelaine (18 jaar) het leven niet meer de moeite waard: op een dag weigerde hij te eten. Ze waren al zo lang samen geweest...

Maar vanaf vandaag zal hond Eilean -alias Snolliebollie- weer even de scepter in mijn leven zwaaien. We gaan namelijk een paar dagen oppassen want haar biologische ouders gaan een uitstapje naar Berlijn maken. Snolliebollie speelde vorig jaar een belangrijke rol in de heling van mijn getourmenteerde hart. Ik noemde haar om die reden toen mijn 'troostmeisje'. Mijn hart-voor-honden gaat weer sneller kloppen. Dit fotogenieke blondje heeft voor mij de hoogste aaibaarheidsfactor!