Translate

maandag 30 juli 2012

Gegeoblocked

Ik hoor deze dagen regelmatig dat kennissen en vrienden naar Londen gaan om een flard van de Olympische Spelen mee te maken. Ik ken zelfs personen die kaarten hebben voor finales. Bofkonten. Het is hen van harte gegund. Ik heb er geen spijt van dat ik zelf geen kaartjes bestelde al ben ik een grote sportliefhebber. Ik ken Londen vrij goed maar niet ten tijde van dit soort hoogtijdagen. Ik woonde enkele jaren in Delft en vond het in die tijd soms al vervelend als er toeristen op ‘mijn’ fietspad liepen. Londenaren moeten gedurende enkele weken hun stad delen met vele, vele anderen.

Ik bezocht de website van de NOS wèl. Men vervaardigde een mooie applicatie: je vindt er het complete wedstrijdschema, ziet de Nederlandse sporters en kunt vervolgens de eigen favoriete sporten aanklikken. Zo word je dagelijks per uur op de hoogte gehouden van Nederlandse optredens en de fase waarin een specifieke wedstrijd zich bevindt. Waarover ik geenszins enthousiast werd, was het feit dat ik bepaalde functies op de website niet kon gebruiken. Geblokkeerd. Ik wilde precies weten hoe dat zit en nam dus mailcontact op met de NOS. Mevrouw Van Gelder (familie van ‘Lord of the Rings’ Yuri?), de publieksvoorlichter van de NOS antwoordde mij per omgaande:

“Beste B.,

de NOS bezit alleen de rechten voor het uitzenden van de beelden van de Olympische Spelen binnen Nederland. Dit geldt zowel voor televisie als voor internet. Onze website is wel toegankelijk buiten de landsgrenzen, maar de video’s en livestreams kunnen daar niet worden afgespeeld. Dat is geen keuze van ons, maar een keiharde contractuele verplichting van het Internationaal Olympisch Comité (IOC). Wij schermen de beelden af door middel van ‘geoblocking’, een systeem waarbij we controleren vanaf welk IP-adres een gebruiker ons bezoekt. Elke computer heeft een uniek IP-adres en we weten welke IP-adressen binnen Nederland beschikbaar zijn.

Ik kreeg ook nog de vriendelijke groeten van haar maar ja, wat heb ik daaraan?

Deze situatie vind ik niet van deze tijd. Als je naar de website van het IOC gaat, vind je alleen oude video’s van voorgaande Spelen. Dat is nóg suffer. Bovendien weiger ik principieel met dat Cromité in zee te gaan; zij lijken namelijk slechts in één ding geïnteresseerd: paraja, مال, пари, peníze, 貨幣, l'argent, χρήμα, penge, pengar, penger, raha, pinigai, nauda,  pieniądz, peningar, denaro, pénz, novac, כסף, dinheiro, bani, новац, peniaze, denar, پول, мөнгө, 돈, ფული, ақша, деньги, tiền, para, นตรา, salapi, imali, お金,钱 soldi, dinheiro, dinero....Kortom: GELD.

Gisteren las mijn liefje een artikel aan mij voor waarin de leiding van het IOC aankondigt, uit te gaan zoeken waarom er zoveel tribuneplaatsen in Londen onbezet zijn. In de aanloop naar de Olympische Spelen hadden de Britten de grootste moeite aan toegangskaarten te komen. Terwijl hun Vaderland, naar verluidt, een investering deed van £ 16.000.000.000 (zestien miljard) om de Spelen te accommoderen.

Waar zijn die kaarten dan?! Als je het aan mij vraagt: geconfisceerd... In juni jongstleden publiceerde de Engelse krant Sunday Times namelijk dat in 54 (!) landen toegangskaarten voor de Spelen op de zwarte markt zouden zijn opgedoken.
Een aantal IOC-leden werd door Engelse undercover-journalisten op heterdaad betrapt bij het illegaal aanbieden van kaarten. De volgende personen zouden zich tevens schuldig hebben gemaakt: de voorzitter van het Griekse nationaal comité, IOC-leden van Servië, Litouwen, Israël en China. ‘Allen hebben ze ontkend.’ Jacques Rogge, de voorzitter van het Internationaal Olympisch Comité laat weten dat de leden zwaar gestraft zullen worden als hun illegale acties worden bewezen. Ik denk dat ze minder hard zullen zoeken naar bewijzen dan naar de reden van lege zitplaatsen.

En dan kan ik, legaal resident in Spanje, geen livestream of video zien van Nederlandse sporthelden via de NOS-site? Op het wereldwijde web dat van iedereen is? Kom op zeg!



vrijdag 27 juli 2012

Mevrouw Olive Ridley

Vorige week kregen we een mail met foto toegestuurd uit naam van twee van onze personeelsleden in Bali (Elsa en Ketut). Zij hadden iets te melden waarvan zij zeker wisten dat het ons bovenmatig zou interesseren. Ze hadden gelijk. Ketut bleek namelijk op het strand vóór onze villa overdag een grote, levende zeeschildpad te hebben aangetroffen. Ik kon mijn ogen niet geloven toen ik het dier op de foto zag. 'Kura-kura' is Bahasa Indonesia voor schildpad. Volgens mij is dit een Olive Ridley zeeschildpad, behorend tot de kleinere soorten, olijfkleurig naarmate het dier ouder wordt, met een min of meer hartvormig schild. De soort staat op de Rode Lijst van de IUCN en is buiten de VS als kwetsbaar' geklassificeerd. Ons eigenste Olijfje! Geef haar een hand en ze neemt gelijk je hele vinger. Geen padje om zonder handschoenen aan te pakken.

Kennelijk hadden ze het dier van het strand naar de villa getild want op de achtergrond zie ik de bestrating van onze oprijlaan. (Ojee...) Dit exemplaar moet zo’n 30 à 35 kilo wegen. Het dubbele gewicht van ons Balinese vriendje Yudha. Ik herken Ketut’s handen dus de foto zal door Elsa met haar mobiele telefoon zijn gemaakt. In de mail meldden ze ons dat ze het dier na de fotoreportage naar het water terugbrachten en de vrijheid gaven. Ik geloof hen en ben dan ook uiterst tevreden over hun actie. Hebben we ze toch met succes het belang van dierenbehoud bijgebracht!

De eieren op het strand waren echter verdwenen, naar verluidt. Die zijn hoogstwaarschijnlijk door Balinese straathonden opgegeten. Of door strandgangers op twee benen; ook dat sluit ik niet uit. Zeeschildpadden worden immers vaak gegeten in Azië. Een vrouwtje komt gemiddeld 2 à 3 keer per broedseizoen aan wal om eieren te leggen dus wellicht dat ze nogmaals voor onze zeewal zal worden aangetroffen. Ketut houdt er rekening mee. Zeeschildpaddenvrouwtjes keren voor het leggen van eieren terug naar de plek waar ze zijn geboren. Ze kunnen daarvoor honderden en zelfs duizenden kilometers zwemmen! Hopelijk kunnen nog wat van haar eieren voor nageslacht gaan zorgen.

Ik zou deze zeeschildpad graag met eigen ogen hebben gezien maar ik mag niet mopperen: in mijn leven zag ik enkele malen zeeschildpadden in levende lijve, zowel onder als boven water. Loggerheads, green turtles, hawksbill turtles, leatherback en flatback turtles. En niet te vergeten: babytjes die in de vrije natuur uit hun eieren kropen en over het strand naar de zee waggelden.
In 2005-2006 maakten mijn liefje en ik voor het eerst een wereldreis. De reis bracht ons onder andere naar Australië. We reisden zes maanden met een kampeerauto rond en startten in Perth, aan de westkust. In het noordwesten van dit immense continent -waarnaar we inmiddels een aantal keren terugkeerden- besloten we te kamperen op Eighty Miles Beach. De weg naar de camping was onverhard; dat was weliswaar niet toegestaan van de verhuurmaatschappij maar we deden het toch. Noem het intuïtie?!
Eenmaal op de kampeerplaats aangekomen, waren wij nummer 2. Onze buren bleken een leuke Engelse vader en zijn zoon. Eenmaal gesettled, besloten wij een strandwandeling te maken. We liepen samen op een immens strand bij een prachtige zonsondergang. Overal op mij heen constateerde ik brede 4x4-bandensporen maar er was nergens een auto te zien. Op enig moment kwamen wij een man tegen die ranger bleek te zijn. Ik vroeg hem of er iets te zien was in de zee en aan de wal. We hadden mazzel. Het was zeeschildpadeierenlegseizoen. Joehoe! Die sporen waren niet van auto’s maar afdrukken van de flippers van schildpaddenwijfjes die zich over het strand voortbewegen. Hij raadde ons aan de volgende ochtend vóór zonsopgang op te staan om het evenement gade te slaan, “if you are lucky”.

 We zetten de wekker voor 4:30 uur en liepen naar het strand. We zagen niets. Op enig moment besloot ik een andere kant op te lopen dan waar mijn liefje verbleef. Ook niets. In de schemering ontwaarde ik haar niet veel later druk gesticulerend in de verte. Ik holde op haar af en jawel… daar zag ik een schildpad! Ik heb nog niets zoiets ontroerends in de vrije natuur gezien. Eieren leggen is op zich een enorme krachtsinspanning maar dan moet zo’n vrouwtje daarna ook nog honderden meters terugkruipen naar de zee. Pootje voor pootje. Ze was uitgeput toen ze het water bereikte maar daarmee was ze terug in haar geprefereerde habitat. Ik groette haar vaarwel. Het schouwspel maakte diepe indruk op mij.


maandag 23 juli 2012

Uit de put, in de put

Enkele keren per jaar worden de straatputten in onze woonwijk in Spanje ontsmet. Er komen dan mannen met mondkappen voor en flessen op hun rug die alle putdeksels optillen en een giftig goedje in de riolen spuiten. Ze zijn van de ongediertebestrijding en hebben het vooral op kakkerlakken gemunt. Ik bekeek zo’n behandeling weleens op gepaste afstand. Je weet dan niet wat je ziet: als ze de putdeksel te lang openhouden, springen tientallen kakkerlakken mijlenver omhoog en wild in het rond. De dagen erna is de kans op zo’n insect in eigen huis groter dan normaal. Voor zover ik weet, kon de kakkerlakkensoort die in deze contreien voorkomt, vroeger niet vliegen. Nu wel.

Afgelopen nacht beleefde ik een nachtmerrie. Ik droomde dat ik door een man (een onbekend iemand) fysiek werd bedreigd. Ik wist zeker dat hij geen goede bedoelingen met mij had. Ik haalde krachtig uit met mijn arm om hem af te weren. Enkele seconden later bleek ik dat niet alleen in mijn droom te hebben gedaan… ook in werkelijkheid had ik vervaarlijk om mij heen geslagen. In de richting van mijn slapende liefje. Mijn gebalde vuist bleek slechts enkele millimeters van haar gezicht terecht te zijn gekomen. Dat scheelde weinig of ik zou haar een bloedneus of een blauw oog hebben geslagen. Ik legde haar omslachtig uit wat er in de droom was omgegaan. We bleven nog even praten, om er zeker van te zijn dat ik niet naar de nare droom zou terugkeren. Opgelucht vatte ik na enige tijd de slaap weer.

Tot ik gekriebel op mijn bovenarm voelde. Op mijn semi-misdadige arm. Met de hand van de andere arm veegde ik over de kriebelplek. Daarbij raakte ik wel iets. Het voelde aan als een kakkerlak op mijn huid en dat zei ik hardop tegen mijn liefje. Ze slaakte een kreet. Ik deed mijn bedlamp aan en jawel, daar zat een groot exemplaar op de kastdeur te bewegen met zijn voelsproeten en bij te komen van mijn uithaal. Mijn liefje schoot onder de lakens en verordende mij het dier stante pede te doden. ‘Yess, Boss!’ Terwijl ik opstond om naar de spuitbus te lopen, zag ik het insect door een kier mijn kledingkast binnenwandelen. Die verdween naar veiliger oorden (waarschijnlijk mijn wandelschoenen-met-zweetlucht). Ik opende de deur en keek rond. Niets te zien. Zelfs niet in het schoenenhoekje. Kakkerlakken zijn tamelijk plat dus ze kunnen zich goed in kieren en spleten ophouden. Na enkele minuten rondspieden, besloot ik naar bed terug te keren en te gaan slapen. Mijn liefje volgde mijn voorbeeld met één verschil: ze rolde zich als mummie in haar beddegoed. Alleen een plukje haar stak erboven uit.

We hebben nu dus een grote kakkerlak in ons huis (dat wekelijks wordt afgestoft, gezogen en gemopt voor de goede orde). Het ‘huisdier’ lijkt voor mijn betere helft een obsessie te worden. Alhoewel ik het insect ook liever niet heb, ben ik er niet bang voor. Op ettelijke reizen naar uithoeken van de wereld, kwam ik ze tegen. Al is het dier snel, hij kan worden bestreden! Al las ik op het web dat een kakkerlak waavan de kop is afgehakt, nog 9 dagen doorleeft. Tja. Hardnekkige beestjes.

Mijn liefje reageert panisch als ze er een ziet. Van die van hiernaast heb ik het uiterlijk dan ook minder afschrikwekkend en vertrouwder gemaakt. Ik denk dat de obsessie zo snel zal afnemen. Zo ken ik haar trouwens niet. Elk uur informeert zij of ik het monster ergens heb gezien. 
Ik weet zeker dat ze vanavond eerst het licht aandoet in een ruimte voordat ze er binnengaat. Nog even en ze zal mij vragen voor te gaan?! Het is nu aan mij om als held van de familie op te treden tegen de insluiper. Om die geestelijke nood enigszins te verlichten, verzon ik zojuist een moderne variant van het aloude Spaanstalige liedje “La Cucaracha”:

La cucaracha, la cucaracha
Ya no puede caminar
Porque no tiene, porque le falta
Gran Feudo que tomar!

Vertaling: de kakkerlak kan nu niet weglopen want wat hij niet kan, is Gran Feudo drinken. 
Dat lijkt mij een toepasselijke en amusante bezwering waarmee ik het dier weldra hoop te verdrijven. Dat gaat zeker lukken als mijn liefje meezingt… (was sich liebt, das neckt sich!) 

De oudste versie van het lied zou gaan over de verdrijving van de Moren uit Spanje. Dat is niet mijn doelgroep. Bovendien is het Ramadan en heeft de mohammedaanse medemens het in deze periode al zwaar genoeg. Afgezien van de Egyptische minister, lid van de Moslimbroederschap, die onlangs werd gearresteerd terwijl hij op heter dan heterdaad werd betrapt met zijn minnares in de auto. Je wordt tijdens deze religieuze vastenmaand namelijk niet geacht aan sex te doen. Ook ‘onze’ kakkerlak zal daaraan lak hebben. Als hij een maatje van buiten kan verleiden, zal hij het niet laten.


vrijdag 20 juli 2012

Rammeldan (ofwel geen brood, wel Spelen)

Vandaag begint de Ramadan in Indonesië en andere islamitische landen in de wereld. Tussen schemer voor zonsopgang tot aan zonsondergang moet iedere gelovige moslim en moslima vier weken lang vasten. Oh-oh. De Olympische Spelen in Londen zullen over ruim een week beginnen. De Spelen vallen dus midden in de religieuze vastenmaand. Er zullen ongeveer 3.000 moslimsporters deelnemen aan de Olympische Spelen van 2012. Door wekenlang te vasten, wordt de ziel gezuiverd en wordt Allah gedankt voor alles dat hij in het afgelopen jaar voor de betreffende mens betekende. De moslimsporters krijgen het dus zwaar want hoe moet je -in godsnaam- een marathon lopen zonder te eten en te drinken? Of kilometers lang fietsen en zwemmen? Kent Allah zoiets als dispensatie? (Dat verklapt mijn katholieke inborst...)

Tijdens deze Spelen zou overigens voor het eerst in de geschiedenis een Saoedische vrouwelijke sporter deelnemen. Saoedi-Arabië is met Qatar en Brunei het enige land dat nog nooit vrouwelijke sporters afvaardigde naar de Olympische Spelen. Voor de Saoedische vrouw pakte het anders uit. In eerste instantie zou springruiter Dalma Rushdi Malhas (20 jaar) de eerste afgevaardigde worden voor haar land. Het is ironisch dat ze wel mocht gaan maar dat ze zich met haar nieuw aangeschafte paard niet kwalificeerde.

Ook op Bali zal men zich aan Ramadan houden al is de moslimpopulatie er in de minderheid. Circa 94% van de populatie in Bali is Hindoe, de resterende 6% betreft moslims en andersgelovigen. Het gaat dus om circa 200.000 moslims op het Godeneiland. Zelf hebben wij geen moslimpersoneel in dienst al is ons hoofd van de huishouding (Elsa) een geconverteerde moslima. Om met haar geliefde Ketut te kunnen trouwen, moest zij Hindoe worden en de islam afzweren. Het gezinnetje dat zij inmiddels samen stichtten, steunt dus op twee religies: grootouders aan beide zijden hangen verschillende geloven aan. Ik hoop dat het hun kinderen Yudha en Damai extra verdraagzaam zal maken.

Sinds mijn liefje en ik terugkeerden uit Andalucìa (dat van 710 tot 1479 door de Moren werd geregeerd!), vasten wij. Dat zeg ik bewust zo al vasten wij niet volgens de Mohammedaanse regels. Wat wel een feit is, is dat ik enkele kilootjes wil afvallen. Aan bewegen ligt het niet; dat doen we dagelijks in voldoende mate: we wandelen en zwemmen. Aan ons eetgedrag ligt het evenmin. We volgen een grotendeels mediterraan dieet: veel olijfolie, veel groenten, veel zomerfruit, regelmatig een visje, soms een vegetarische maaltijd, weinig witte maar wel veel rode sauzen, kleine lapjes vlees. Toch kwam ik aan in de afgelopen maanden. Het begon al op de Nederlandse camping. Vanwege het slechte weer kookte ik nauwelijks zelf in de caravan. We aten meer dan gewoonlijk in restaurants. Alhoewel dat doorgaans heerlijk is, is het toch anders dan zelf kokkerellen. De overtollige kilo’s ontstonden nauwelijks door eten, ze kwamen vooral door (te veel) wijn. Slechte gewoonten zijn moeilijk af te leren!

Tijdens ons recente verblijf in Úbeda en Cazorla kregen we drie keer een dikke, romige, koude soep als tapa geserveerd. De kleur deed mij denken aan de Marokkaanse woestijn. De smaak was intens. In restaurant 'La Sarga' (Cazorla) at ik de lekkerste versie. Ik vroeg de mevrouw van de bediening wat het basisingrediënt was en of de tapa een specifieke naam had. Antwoord: 'tomaat met brood' en 'Ja, salmorejo'. De soep komt uit Cordoba en je moet die hebben geproefd. Alhamdulillah! Ik maakte het gerecht onlangs zelf, volgens dit recept (voor 4 personen):

  • 700 gram tomaten
  • 2 teentjes knoflook
  • 2 sneetjes Pain de Campagne 
  • 1 theelepel milde paprikapoeder 
  • ½ theelepel cayennepeper 
  • 1 theelepel zout 
  • 100 ml extra virgen olijfolie 
  • 4 eetlepels witte wijnazijn (van goede kwaliteit) 
  • 2 eieren 
  • 100 gram serranoham 
  • 2 takjes peterselie 


Week de sneetjes brood in een laagje koud water. Kook intussen de eieren hard, laat ze schrikken en afkoelen. Kruis de tomaten in, dompel ze enkele seconden onder in kokend water, spoel ze onder koud water af, ontvel en halveer ze, verwijder de zaadjes en snijdt ze klein. Pel en snipper de knoflook. Knijp het brood uit. Pureer de tomaten, het brood en de knoflook met een staafmixer of in de keukenmachine. Voeg vervolgens paprikapoeder, cayennepeper en zout toe en proef. Voeg daarna, al mengend, olie in een dunne straal toe; doet datzelfde met de azijn. De soep moet koud worden geserveerd. Vóór het serveren de eieren pellen en in kleine blokjes snijden, net als de serranoham. De peterselie als garnering over de soep verdelen. Een regelrechte aanrader. Uit respect voor Ramadan liet ik de ham achterwege...
Wel brood, geen Spelen voor mij!


dinsdag 17 juli 2012

Diep gezonken

Onlangs las ik het boek 'Close to Shore' van Michael Capuzzo. Het staat al een aantal jaren in de kast maar ik las het tot nu toe niet. Die situatie gaat binnenkort veranderen. Er staan geen papieren boeken meer in de boekenkast die ik nog niet heb gelezen. Mijn liefje heeft er echter nog vele te gaan (de bofkont).

Het boek van Capuzzo is grotendeel non-fictie. Het speelt zich af in 1916 aan de kust van New Jersey, in de buurt van New York. Zoals de titel doet vermoeden, gaat het om iets dat zich dichtbij de kustlijn afspeelt. Je raad het al: het is een verhaal over een vis. Een heel grote, welteverstaan: de grote, witte haai (Carcharodon carcharias). In 1916 gaan Amerikanen voor het eerst in de geschiedenis in kuise badkleding en in groten getale de oceaan in. Daarvoor was baden in zee slechts weggelegd voor de aristocratie die zich, geheel gekleed, in paardgetrokken koets de zee in lieten rijden. Zul je net zien: gaat beachlife voor iedereen beginnen en dan gooit een grote vis roet in het eten?!
Vanwege een veranderende golfstroom in de Atlantische oceaan raakt een jonge witte haai de weg kwijt. Letterlijk en figuurlijk. In die nieuwe omgeving weet het dier zich niet te voeden; vissen die tot dan toe tot zijn hoofdmaaltijd behoorden, zijn in de nieuwe habitat niet voorhanden. Een hongerige, gedesoriënteerde haai gaat dan gekke dingen doen: happen naar zwemmers. Toen dacht men serieus dat een haai de kolder in zijn kop kon krijgen. Zo’n type dier werd ‘a rogue (woest exemplaar) genoemd. Nu weet men beter.

Het verhaal van Capuzzo is op feiten gebaseerd. In juli 1916 kregen stranden en rivieren van New Jersey te maken met aanvallen door een grote witte haai. Op het dieptepunt van de shark attacks waren alle stranden rondom New Jersy leeg. Niemand durfde het water nog in. Enkele slachtoffers konden het navertellen. Anderen, jong en oud, overleefden de aanval niet. Men startte grootschalige jachtpartijen. Vele haaien werden -nodeloos- gedood. Eén beroemde jager ving een grote witte haai, doodde het dier en onderzocht de maaginhoud: menselijke botten. Na zijn actie stopten de aanvallen.
Capuzzo, die zelf in New Jersey woont, deed uitvoerig onderzoek voor zijn interessante boek. Hij sprak met mensen die daar in de jaren '20 van de vorige eeuw opgroeiden en met familieleden van de toentertijd getroffenen. Hij sprak uitvoerig met locale vissers en met wetenschappers èn hij bestudeerde vele boeken over haaienaanvallen en het gedrag van de grote witte haai in het bijzonder. De aanduiding ‘shark’ dat voor het eerst in het Engelse taalgebied voorkomt in 1569, stamt overigens van het Duitse ‘schurk’ of ‘schurke’.

Een schurk vind ik het dier geenszins. Een grote witte haai is geen opzettelijke menseneter. De aanduiding mensenhaai vind ik dan ook volslagen kul. Aanvallen van haaien op zwemmers en snorkelaars vinden tot op de dag van vandaag plaats, over de gehele wereld. Het aantal aanvallen op duikers ligt aanzienlijk lager, intrigerend genoeg! Afgelopen weekend las ik nog over een aanval met dodelijke afloop ten Noorden van Perth. Daar werd een surfer 50 meter aangevallen en verzwolgen. (Het vijfde slachtoffer dit jaar en nummer 9 sinds september 2011.) Moore, de Australische minister van Visserij betwijfelt serieus of de grote witte haai nog wel langer een beschermde diersoort moet blijven...

Aanvallen door grote witte haaien zijn mijns inziens per ongeluk. Op een surfplank liggend en zwemmend lijken wij op de favoriete prooi van deze roofvis, zoals zeeleeuwen en inktvissen. Een haai proeft met de bek en die bek is toevallig levensgevaarlijk. Vaak wordt een aanvankelijk gebeten mens uitgespuugd, “te weinig blubber (vet)”. Maar één zo’n beet, zeker van een grote witte of een tijgerhaai, is vaak al dodelijk. Peter Benchley, de auteur van het boek 'Jaws', ontketende in de jaren '70 wederom een ware heksenjacht op de grote witte haai. Iets waarvan hij spijt kreeg. Later betuigde hij publiekelijk spijt en werd hij een fervent beschermer van de diersoort.

De regelmatige lezer weet dat het welzijn van haaien, die al 400 miljoen jaar rondzwemmen, na aan mijn hart ligt. Zelf snorkelde ik ooit met -onschuldige- haaien in Australië en in Belize. Haaien in het algemeen zijn indrukwekkende dieren, de grote witte haai in het bijzonder is van het allergrootste belang voor het behoud van de functie en de structuur van het ecosysteem. Deze übervis staat bovenaan de onderwatervoedselketen en houdt alles daaronder in balans.

Vorige week las ik in een rapport naar aanleiding van Pew‘s Global Shark Conservation-campagne dat er reden is voor nóg meer somberheid. De titel van het rapport luidt: 'Hunters become the hunted. Sharks in trouble. ' Op 13 juli eindigde een internationale vergadering over een plan van aanpak voor de wereldwijde bescherming van de haaiensoorten. Dat onderwerp staat al jaren op de internationale agenda maar er gebeurt veel te weinig. Wetenschappers hebben berekend dat er jaarlijks 100 miljoen haaien worden gedood voor commercie. De haaienstand loopt dan ook zeer snel terug; vele soorten zijn inmiddels gedecimeerd met 70 à 80%. Sommige soorten zelfs met 90 %. Haaien wordt vooral gedood om hun vinnen (maar ook kraakbeen is veelgezocht omdat het kanker zou voorkomen; een mythe!). Soms worden de dieren op zee reeds levend van hun vinnen ontdaan en teruggeworpen. Dat zijn barbaarse praktijken want een haai verdrinkt als hij zich niet drijvend kan houden.

Hong Kong is de voornaamste afnemer van haaienvinnen, Indonesië en Spanje behoren tot de grootste van de lange lijst van leveranciers (83). Ik ben niet verantwoordelijk voor het gedrag van anderen maar toch voel ik schaamte. Hoe diep kan de mens zinken..? Vorig jaar voerde Hong Kong volgens de officiële douanecijfers 10.296.000 kilo haaienvinnenproducten in. Het officiële cijfer van de haaienvangst volgens de Food and Agriculture Organisation (van de VN) ligt 3 à 4 keer lager. Hun cijfers (b)lijken dus flink inaccuraat en ook dat is gevaarlijk.

Dat rapport las ik op mijn Sony eReader die ik enkele maanden geleden kado kreeg. Afgelopen week begon ik aan mijn eerste digitale boek. Het slimme en handzame apparaat beviel direct. Ik heb nu mijn handen vrij, kan de gewenste lettergrootte instellen en 's nachts met een subtiel lampje verderlezen. Ik heb inmiddels weer vele boeken te gaan.


donderdag 12 juli 2012

AH Erlebnis

Inmiddels woon ik twaalf jaar buiten Nederland. Als je mij nu vraagt, zeg ik dat ik nooit meer naar Holland zal willen terugkeren om er permanent te wonen. Te koud, te vol, te ... Tja. De band met het Vaderland is en blijft echter sterk. Er zijn weinig typisch Nederlandse dingen die ik in de loop van de jaren mis al loopt het water mij in de mond als ik denk aan Hollandse Nieuwe (haring); vooral als die door Haagse Robbie is gevangen en schoongemaakt. Ook een Van Dobben bitterbal casu quo kroket zal ik niet afslaan al werd ik in Bali gelauwerd bittenballenmaakster. Ik won er zelfs een indrukwekkende bokaal mee! Wat ik voortdurend en vooral mis, is smakelijk bruinbrood. Zoiets miste ik toen ik in Engeland woonde, dat gemis bleef toen wij naar Spanje verhuisden en ook in Bali was er weinig broodaanbod dat mij voor langere tijd kon bekoren.

Vorig jaar schreef ik enthousiast over een Belgische bakker die zich op loopafstand van ons Spaanse huis vestigde. In de eerste maanden van hun bestaan was mijn enthousiasme groot. We kochten er met regelmaat brood en soms een taartje. Langzaamaan begon de beschikbaarheid en de kwaliteit van hun brood mijn tegen te vallen. Totdat het zelfs ging tegenstaan. Hedentendage mopper ik erop: er zit geen smaak aan het brood en het is snel oud. Als er al bruin brood is te kopen. Anderen hoor ik overigens hetzelfde commentaar leveren. Een donker (meergranen)brood met een knapperig korstje staat dan ook hoog op mijn wensenlijst.

In zo'n geval kun je drie dingen doen: boterhammen volledig afzweren, tevreden zijn met het bestaande aanbod of... zelf brood bakken. Optie 1 is geen optie: ik ben namelijk tè verknocht aan een boterham om er helemaal van af te zien. 's Ochtends eten we geen brood maar voor de lunch bevallen boterhammen ons. We eten weliswaar met regelmaat een soepje of een salade maar ik kan mij een leven zonder een bocadillo niet voorstellen. Broodbeleg is hier volop voorhanden. De Spaanse fideos de chocolate vind ik zelfs lekkerder dan hagelslag van De Ruiter of Venz!

Wij schaften dus onlangs een broodmachine aan. Het apparaat heeft vele programma’s en bakfuncties: je kunt grote broden en kleine kadetjes maken en onder andere de gewenste knapperigheid voor de korst instellen. Vervolgens gingen we op zoek naar kant en klare broodmix. Als we dat niet zouden kunnen vinden, zou ik altijd zelf een mix kunnen maken. Harina y levadura kun je hier tenslotte overal kopen. Kant en klare broodmix bleek veel gemakkelijker te vinden dan gedacht; zo vonden we gezonde varianten bij Lidl. Ook de Oosterburen weten wat goed brood is!

De eerste keer dat ik de broodbakmachine gebruikte, bekeek ik het proces met regelmaat. Ik vind brood bakken een klein wonder... Je gooit de mix met lauw water (en een snufje zout) in de bakvorm en -taaahdaaah!- een paar uur later heb je een geurend brood. Toverwerk.
Er zit een venster in de deksel dus als ik het lampje aandoe, kan ik het kneden en rijzen op de voet volgen. Een half uur voordat het programma afliep, begon het in huis heerlijk naar versgebakken brood te ruiken. Precies zoals in mijn fantasie. Enkele maanden hiervoor kregen wij bij onze vrienden Richard & Leon voor het eerst een zelfgebakken boterham voorgezet. Ik vond hun heerlijke brood een eye opener! Nu doe ik het zelluf en dat bevalt goed, zoals verwacht.

Recent breidde mijn broodbakkerservaring in Spanje zich uit. In een lokale krant viel mijn oog namelijk op een advertentie van een Hollandse supermarkt in San Fulgencio, een stadje dicht bij Elche. De betreffende winkel heet 'Appie Hein' dus dan weet je het wel... Ik bezocht de website en bekeek hun assortiment. Je kunt online bestellen. Groot was mijn verrassing toen ik daar ook kant en klare broodmixen zag staan. Vanmorgen reden we ernaartoe. Dat bleek een mijl op zeven. Ik vroeg Spaanse vrouwen in het dorp naar 'La tienda de Apie Gein' en kreeg van iedereen te horen “áqui no”. Het was hier kennelijk niet?!
We reden vervolgens naar het plaatselijke VVV en vroegen het aan de baliemedewerkster. Zij wist het ook niet. Wel kon ze ons naar een Hollands restaurant verwijzen maar daarin was ik -totaal- niet geïnteresseerd. Haar Spaanse collega die even later binnenkwam, kreeg de vraag voorgelegd of ze van het bestaan van een Nederlandse supermarkt in het dorp op de hoogte was. '¿Apie Gein? ' riep zij uit zichzelf. '¡Si!', riepen mijn liefje en ik in koor.

De supermarkt bleek in een centro comercial van San Fulgencio Norte te staan. Ze bieden een interessante keuze aan kruideniersproducten aan, onder andere voor Indonesische maaltijden. Uit elke rij pakten we wel enkele producten: Bolletje volkorenbeschuit, jonge kapucijners van meneer Hak, Van Dobben bitterballen uit de koeling.
Wij waren niet de enigen in de winkel. Bovendien werden er ten tijde van onze rondgang telefonische bestellingen gedaan. Ze brengen de boodschappen namelijk thuis.
Eenmaal bij de kassa aangekomen, vroeg ik of mijn AH-bonuskaart hier geldig was... Dat was niet het geval maar onze tassen werden wel naar de auto gedragen. Een mooie dienstverlening, in ons geval. Eén tas zat vol met Koopmans mix voor Waldkornbrood Classic, mix voor meergranenbrood en voor boerenbrood. Deze kaaskop kan daarmee even vooruit.

maandag 9 juli 2012

Schutkleuren

Voordat ik afreisde naar Andalucìa, dacht ik aan een blog met de titel Beestenboel'. Ik verheugde mij namelijk zeer op het bezoek aan het Parque Natural de Cazorla, Segura y las Villas. In dat park, dat op de UNESCO-werelderfgoedlijst staat, zijn naar verluidt veel dieren te zien, zowel diverse soorten hoefdieren als (roof)vogels. Voorpret is dubbele pret!

Voor de laatste dagen van onze rondreis gingen we op weg naar Cazorla, een bergstadje op 800 meter hoogte, gelegen in de Sierra de Cazorla. Bram (van de Tom-Tom) assisteerde ons op de route. Cazorla binnenrijdend, kreeg ik het advies op het grote kruispunt naar rechts te gaan en de eerste straat links in te slaan. Het was weliswaar een uiterst smal straatje maar met voorzichtig manoeuvreren, lukte het mij The Beast naar boven te rijden. Op een bepaald moment sloeg de vertwijfeling echter toe; ik dacht niet dat ik verder zou kunnen gaan. Het pad dat zou moeten worden begaan, was dermate steil dat ik mij astronaut André Kuipers voelde bij de lancering van de Sojoez-raket. Ik lag stijf achterover gedrukt in mijn chauffeursstoel?! Dat is geen fijne houding, zeker niet voor iemand met hoogtevrees. Ik weigerde dan ook verder te rijden...
Mijn liefje besloot het pad naar boven te voet te inspecteren. Ik bleef waar ik was. Na enige tijd kwam ze terug met de mededeling dat het redelijk begaanbaar was. Bij die woorden wist ik genoeg. Ik bleef bij mijn standpunt: ik ga niet verder. Inmiddels hingen twee Spaanse buurvrouwen uit hun raam. Ik vroeg hen naar het hotel. Zij vertelden mij dat we niet op de goede route zaten. Normaliter zegt Bram “keer om” maar nu waren zij het! Gezien de grootte van de auto en de smalte van de weg was keren geen sinecure maar mijn liefje klaarde de klus (met mij in de rol van Bram).

Met hulp van een Spaanse taxichauffeur bereikten wij het hotel zonder stress of deuken. Cazorla, dat terrasgewijs is gebouwd, is omringd door heuvels. 's Ochtends is het daar lekker koel, 's avonds kun je tot ver na middernacht heerlijk buiten zitten. De lucht is er droog. Het hotel 'Ciudad de Cazorla' lag aan het centrale plein. Ook hier zette de Andalusische tapasroute zich voort, al waren de gepresenteerde borrelhapjes niet zo culinair spectaculair als in Úbeda. De senioren van Cazorla -waarvan er veel zijn- lopen bijna allemaal met wandelstok. Dat is niet verwonderlijk: sommige straten hebben een hellingsgraad van minstens tien procent! Vanuit het centrum van Cazorla reden we op zaterdag en zondag naar het beschermde natuurgebied.

Op de eerste ochtend discussieerde ik met mijn liefje over onze uitdossing. Om steenbokken, gemsen, moeflons en reeën te kunnen zien, moet je bedekte kleding dragen. Ik nam mij namelijk voor door de bossen en over de weiden te sluipen. Voor (roof)vogels maakt het niet echt uit wat je draagt. In tegenstelling tot vlinders: die voelen zich vooral aangetrokken tot felle kleuren. Dilemma! Mijn liefje besloot rood gekleed te gaan, ik hees mij in schutkleuren. Dat hield wel in dat ik op gepaste afstand van haar moest blijven, wilde ik interessante hoefdieren zien. Voor een à twee dagen achtte ik dat een acceptabele opoffering.

Ik zag reeën met en zonder gewei bij een waterplaats en enkele steenbokjes. Moeflons (wilde schapen met horens als oorijzers van Zeeuwse meisjes) zijn schuwe dieren die op bergweiden leven. Om die in het wild te zien, moet ik volhouden. In het natuurpark verblijven naar verluidt ook veel havikken, buizerds, adelaars en gieren - ook lammergieren! Met al die hoef- en andere dieren is dat niet verwonderlijk. Al staarde ik veelvuldig naar de lucht -met verrekijker en door de telelens, ik zag ze nauwelijks. Op geen enkele, aangemerkte vogelspotplek. Geloof het of niet maar zodra wij het park verlieten, zagen we ze boven onze hoofden cirkelen; in groten getale en met enorme spanwijdten. Ik denk dat het buizerds waren. Het geluid van 20 jagende roofvogels zal ik niet snel vergeten.

Het bezoek aan het Parque Natural stelde mij, dierenliefhebber, dus enigszins teleur... Dat kon niet anders, gezien mijn hooggespannen verwachtingen. Het gebied is wonderschoon, begrijp mij niet verkeerd. Het webalbum getuigt ervan. Ik realiseer mij dat natuur zich niet laat plannen. Moet ik mijn verwachtingen dan matigen? Ik vind van niet. Dat past mij niet, het zit niet in mijn karakter. Na een paar uren klunen in de Sierra van Cazorla, plakten de schutkleuren aan mijn lichaam. Het was tijd om naar de stad terug te keren. Mijn lady in red was dik tevreden: de vlinders hadden haar gespot. Ik zag het en genoot ervan. Met rood hoofd. Voor schut gezet.


woensdag 4 juli 2012

Over olijfbomen en tapas

De ochtenden zijn hier koel, de avonden zwoel. We slapen met de terrasdeur open, zonder airco. Wie had dat gedacht voor hartje Andalusië in juli?! 's Middags, op het heetst van de dag, lunchen we en houden daarna een siësta. Het hotel beschikt over een zwembad dus aan het einde van de middag nemen we een frisse duik. Inmiddels bezochten we Úbeda en Baeza. Het zijn tamelijk overzichtelijke steden bomvol monumenten uit de Renaissance.Voor foto’s verwijs ik naar mijn recentste online fotoalbum.

Tijdens deze reis kwam ik te weten dat er 220 miljoen olijfbomen zijn geplant in Spanje. De meeste staan in dit deel van Andalucìa. Waar je ook kijkt als je in de provincie Jaén onderweg bent, werkelijk o-ver-al zie je ze! In eindeloze rijen op de heuvels, als dikke bossen in de dalen. De velden lijken op lappendekens. Hier en daar op een rode ondergrond, soms op een gelige en dan weer op een witte bodem. Verscheidenheid alom. Daarboven is het echter olijfbomengroen wat de klok slaat.

De vallei van de rivier Guadalquivir in Jaén is 's werelds grootste producent van olijfolie. Net buiten Baeza bezochten we het 'Museo de la Cultura del Olivo'. Daar werd ik een boel wijzer. Niet alleen over de wijze waarop olijfolie wordt geproduceerd maar ook over toepassingsgebieden en andere wetenswaardigheden. Zo leerde ik dat het de jezuïeten waren die in Jaén in de 17de eeuw met de productie van olijfolie begonnen (en dat de Egyptenaren het twee eeuwen B.C. al deden?!).
Spanje kent wel 262 olijfvariëteiten. Slechts 24 soorten daarvan worden gebruikt om de meerderheid van de olijfolie (Picual, Cornicabra, Arbequina) en olijven voor de consumptie (Manzanilla, Gordal Sevillana) te produceren. Mijn liefje en ik vroegen ons al lange tijd af of er separate olijfbomen zijn waaraan groene olijven groeien en andere bomen die alleen zwarte olijven voortbrengen. We weten het nu: alle olijven beginnen groen. Zwarte olijven zijn groene olijven die eenvoudigweg langer aan de boom bleven hangen. Leuk om te weten, nietwaar? Bij Hacienda La Laguna kochten we twee flessen Aceite de Oliva Virgen Extra -de beste kwaliteit die er is- van de plaatselijke producent. Het is niet de kleur die de kwaliteit van een olijfolie bepaalt maar de geur en de smaak.

Van olijfbomen en -olie is het maar een kleine stap naar de tapa. Wist je dat die oorspronkelijk in Andalusië is uitgevonden? Het woord betekent letterlijk 'deksel'. Als men vroeger bier of wijn dronk, dekte men het glas af door er een schaaltje op te zetten zodat er geen vliegen of andere insecten in terecht konden komen. Dat dekseltje werd in de loop van de tijd gevuld met een borrelhapje. Zo ontstond de tapa die we hedentendage in Spanje hebben. Bij ons, aan de Costa Blanca, bestaat een tapa doorgaans uit olijven, aardappelsalade, amandelen of andere noten. In Andalucìa, de geboortegrond van de tapa, doet men het heel anders...

Ons favoriete tapasrestaurant in Úbeda heet 'Antique'. Daar verheffen ze de standaard borrelhap tot culinaire kunst. Voordat ik afreisde, onderzocht ik welke monumenten we persé zouden moeten zien en waar we het lekkerst zouden kunnen eten. Restaurante tapería Antique stond tweede op mijn lijst. Toen wij om 20:30 uur neerstreken op hun buitenterras, wisten we nog niet wat ons te wachten stond. We vroegen de menukaart en bestelden alvast twee glazen rosé. De eerste tapa kwam met de wijn mee; het was een smakelijk groentemengsel in bladerdeeg. We bestelden na enige tijd weer een glas wijn en wederom kwam er een tapa op tafel; nu betrof het een soort gazpacho met tonijn. Inmiddels hadden we beiden twee voorgerechten gekozen die we graag zouden willen proeven. De ober bleek echter geen haast te hebben en wij ook niet. We zaten lekker, de wijn smaakte goed, de temperatuur was heerlijk, het terras werd steeds drukker, er was veel te zien. Een derde glas werd dus besteld. Dat kwam weer met een tapa; deze keer een aardappelsoepje met ham- en kaassnippers. We kregen nóg veel meer voorgeschoteld. We kwamen niet meer aan het bestellen van een avondgerecht toe... En dat alles mooi gepresenteerd en met een vriendelijke glimlach geserveerd. Antique is unique! Het tapasrestaurant is een absolute aanrader.

Nagekomen bericht 1: we gingen hedenavond wederom naar restaurante tapería Antique. Toen we na ettelijke tapas zeiden dat we werkelijk niets meer konden eten, zei de (leuke) serveerster "geen tapas meer?! Bij elk glas wijn moet je eten!" Dat is hier dus de regel; geen slechte, overigens. Bovendien bleek de rosé bij navraag onze eigen huiswijn uit Navarra: Gran Feudo (2011). Vandaar.

Nagekomen bericht 2: we stopten vanmiddag voor een glas rosé voor de lunch. De keukenbrigade wilde weten of we zelf een restaurant hebben. (We fotografeerden de tapas immers?) Ik zei van niet maar dat ik wel een amateurkok ben die van lekker eten houdt... En een vriend van Ferran Adrià ben. Daarmee lieg ik geen woord! Het bericht werd letterlijk overgebracht aan de keuken.

zondag 1 juli 2012

Zijn naam was Paco

Binnenkort gaan we de Spaanse economie extra versterken. We gaan namelijk een paar dagen op reis in eigen land. Dat reisje zal ons naar Andalucía voeren, een regio vol Spaanse tradities. Andalusië ligt op circa drie uur rijden van ons huis. Wij bezochten de streek reeds enkele malen maar de nu geplande bestemming deden wij nooit eerder samen aan. Mijn liefje maakte in 2004 met een vriendin een reis langs dé olijfbomenroute van Spanje en zei mij bij terugkeer dat we dat traject nog eens samen zouden gaan afleggen. Dat gaat nu dus gebeuren en ik verheug mij erop!

We boekten een hotel in de stad Úbeda, dat ook wel het Florence van Spanje wordt genoemd vanwege de honderden kerken en paleizen uit de Renaissancetijd. Úbeda en het nabijgelegen Baeza staan op de UNESCO-werelderfgoedlijst. In die omgeving ligt ook het Nationale Park 'Sierra de Cazorla, Segura y Las Villas' waar we een dag of twee door ongerepte natuur zullen trekken; overigens is dit ook UNESCO-erfgoed. Hier ligt de oorsprong van de Guadalquivir, die rivier waarop Columbus zijn ontdekkingstocht naar Amerika begon. In het park zijn vele diersoorten te zien. De camera’s en de verrekijker gaan dan ook mee. 

Jaren geleden kreeg ik Úbeda voor het eerst op mijn vizier. Dat kwam zo. In de zomer van 1980 deed ik een aantal weken vrijwilligerswerk in Grenoble. Ik meldde mij aan bij een Franse organisatie die vakanties voor lichamelijk en geestelijk gehandicapte mensen verzorgde. Ik wilde weleens weten of dit type werk mij zou kunnen bevallen. Ik solliciteerde op de functie van 'moniteur', gericht op het bezighouden van de vakantiegangers, en werd aangenomen.
Na een lange treinreis ging ik te voet naar mijn bestemming. De zon stond hoog aan de hemel, het was warm. Ik zal de ontvangst op de binnenplaats nooit vergeten: het metaal van rolstoelen schitterde mij in het zonlicht tegemoet. Ik herinner mij een mooie Franse Bask met een zangerig accent, een lange, dunne Parijzenaar met flaporen en een zware bril die mij dagelijks in zijn rolstoel achtervolgde, roepend “coucou, B.” (‘Kiekeboe’, in het Frans.) Als ik eraan terugdenk, hoor ik zijn stem. En ik herinner mij Gaby. Zijn volledige naam is Gabriël Bajon: een oudere lieverd die fysiek zwaar was gehandicapt. Ook hij zat in een rolstoel, hij had een bochel, andere delen van zijn lichaam waren ook vergroeid en hij was volledig spastisch. Hij kon niet veel, zonder hulp. Het klikte tussen Gaby en mij.

Op een middag gingen we en groupe naar het centrum van Grenoble. Die omgeving is nogal heuvelachtig; het ligt namelijk aan de voet van de Franse Alpen. Op de heenweg, helling afwaarts, zorgde ik er vooral voor dat Gaby niet uit zijn rolstoel gleed.

We besloten een glaasje te drinken in het stadscentrum. Gaby had zin in vruchtensap dus dat bestelde ik voor hem. Het leek mij een goed plan hem met een rietje te laten drinken. Ik schoof het rietje tussen zijn lippen, ondertussen pratend met mijn nieuwe collega’s. Op een bepaald moment zag ik Gaby’s rietje niet meer. Ik keek op de grond, in de rolstoel. Niets. Nergens. Waar was het ding gebleven..?!  >Hij bleek zó hard te hebben gezogen dat het helemaal in zijn mond was verdwenen. Voordat het zware reutelen begon, verwijderde ik het rietje voorzichtig achter uit zijn keel. Het zal je maar gebeuren: in de eerste week al een moord -met voorbedachte rade- op mijn geweten. “Plus de paille!” Voortaan geen rietje meer; dat was de teamleider volledig met mij eens. Gaby overleefde het en vergaf mij.

Een van de collega-moniteurs was Paco. Hij was een Spaanse student uit... jawel: Úbeda. Hij was slim, aardig en onderhoudend. Als we 's avonds, na gedane arbeid, van onze vrijetijd genoten praatten we honderduit. Het was mijn eerste contact met Spanjaarden. Na enige tijd vertelde hij mij dat hij verliefd op mij was. Tja. Ik vertelde hem dat het gevoel niet wederzijds was. Toen mijn tijd in Grenoble erop zat, deed Paco mij een gedichtenbundel kado van de bekendste dichter uit zijn geboortestad: Jean de la Cruz (Johannes van het Kruis). De gehandicaptenzorg bleek voor mij geen roeping. Spanje wel, dat werd mijn tweede Vaderland.