Translate

donderdag 27 maart 2014

Uche-ugg

We zijn weer terug op het Spaanse honk, na een reis van een etmaal vanuit Perth. Op maandag rond het middaguur zetten we Winnie af op het afgesproken adres in de buurt van Perth Airport. We reden circa 5.000 kilometer door zuid-west Down Under, ik zat ongeveer 110 uur achter het stuur. Na controle van het uiterlijk en de binnenkant van Winnie, lieten we ons per taxi naar Cottlesloe Beach brengen. Daar wachtten onze reistassen op ons; die hadden we ’s ochtends reeds afgezet bij het Ocean Beach Hotel. Australiërs zijn zó aardig. We vroegen een balimedewerkster of we onze tassen en reiskleding mochten stallen, vanzelfsprekend wilden we daarvoor betalen. Ze schudde haar hoofd... we mochten niet betalen. Kom daar in Nederland eens om?! We liepen nog éénmaal langs Sculptures by the Sea. We dineerden nogmaals aan zee en zwommen voor een laatste keer in de Indische oceaan. We kleedden ons om in een hoekje van de lounge van het hotel.

Rond de avondspits lieten we ons naar het vliegveld brengen; het vliegtuig van Qatar Airways zou rond 22 uur vertrekken. We zaten op prima plekken en het vliegtuig vertrok op tijd. Voor het eerst kon ik een beetje slapen aan boord; de vraag is doorgaans waar ik mijn benen moet laten. Dat was nu geen issue. Ik bekeek twee films: 12 years a Slave van Steve McQueen over slavernij in het zuiden van Amerika en August: Osage County met Meryl Streep die een zieke, getroebleerde echtgenote en moeder speelt.

De stop in Doha viel mij enigszins tegen: ik verwachtte veel arabieren in jurken te zien met hun ingepakte vrouwen maar de terminal waar wij vertoefden, had zomaar Schiphol of El Altet kunnen zijn: er waren vooral veel, heel veel internationale reizigers. De vlucht van Doha naar Barcelona verliep goed al zaten we achter twee tamelijk egoïstische Spaanse vrouwen die als Brahmi op pelgrimsreis naar ene Baba in een ashram in India waren geweest. Ik denk dat ze leden waren van een of andere Spaanstalige Witte Broederschap want ieder van hen was in wit/gebroken wit gekleed. 
Toen mijn liefje wilde eten, weigerde de vrouw voor haar de rugleuning van haar stoel rechtop te zetten. Eten was moeizaam, toen mijn liefje haar kopje thee dronk, kwam ze nog een tandje meer naar achteren. Het hete drankje veroorzaakte geen brandwonden. Ze weigerde zelfs nadat de stewardess haar driemaal verzocht rechtop te gaan zitten. Het was toch niet verplicht? Ook ik maakte mij er kwaad om en sprak de dame in kwestie in het Spaans aan op haar gedrag. (Ze sprak namelijk geen woord Engels.) Niets hielp en het escaleerde. Zelfs het verzoek van de hoofdpurser werd genegeerd. Zoiets maakten we niet eerder mee aan boord van een vliegtuig. Het was vooral onthutsend daar de vrouw in kwestie een boek las over ‘de nieuwe wereld’ en ‘het menselijk geweten’... Ze moet overduidelijk nog een paar reizen maken, zowel innerlijk als in een vliegtuig.

Qatar Airways is overigens de nieuwe sponsor van voetbalclub Barcelona. In El Prat hadden we genoeg tijd om van een bordje Spaanse tapas te smullen. Met Vueling vlogen we naar Alicante door, in een overvol vliegtuig. Er stonden vele passagiers op de wachtlijst. Vreemd voor zo’n ‘eenvoudige’ dinsdagavond?! We kwamen tot de conclusie dat er te weinig vluchten zijn tussen Barcelona en Alicante. Het was donker toen we in Alicante aankwamen. De reistassen rolden ongeschonden van de band. Ik was weliswaar hondsmoe van het zitten en wachten en snotterig van het geproest van derden maar de Jeep aka ‘The Beast’ verdiende een toegewijde chauffeur. Dit stuur voelde zeer vreemd aan, na twee maanden Winnie. De linkerelleboogsteun zat niet op de goede hoogte, het truckersgevoel miste en nog zo wat kleine dingen.

En toen waren we thuis. Home sweet home. Alleen de toilettas werd uit de reistas gehaald, ik sprong onder de douche, poetste mijn tanden en dook -met slaappil- mijn heerlijke bed in.

De volgende ochtend scheen de zon. Toen ontdekte ik dat de wifiverbinding in Spanje niet werkte. Dat achtervolgde ons vanuit West-Australië! De helpdesk van de provider werd gebeld; men zou een technicus sturen. Die kwam vanmorgen en nu werkt alles weer. De reistassen zijn uitgepakt, de was is gedraaid, de jetlag valt mee. We kochten twee paar pantoffels. Real product of Australia. Tot mijn verbijstering raakte ik weer een paar sandalen kwijt. You gain some, you loose some. Mijn comfortabele mobils kwamen niet uit mijn reistas tevoorschijn. Die bleven helaas onbedoeld in een van Winnie’s kastjes achter.

De zon schijnt thans heerlijk op het Spaanse terras, ’s avonds staat de verwarming op een laag pitje. Het is immers niet koud buiten, al dragen we nieuwe pantoffels aan onze blote voeten. We eten deze avond verse erwtensoep.


zondag 23 maart 2014

We came as visitors, we leave as friends

Het zit erop, morgen gaan we terug naar Europa. Je kunt zeggen dat we vertrekken ‘with a bang’ want afgelopen nacht donderde en bliksemde het oorverdovend. De regen kwam met bakken naar beneden. De bovenluiken gingen dicht maar de stoeltjes liet ik voor wat ze waren. Die leegde ik vanmorgen en ze staan nu te drogen in de zon. Het was de eerste keer in twee maanden tijd. Tot dan toe kregen we geen druppel regen, wel warmte en blauwe luchten. Hier begon de herfst onlangs. Je zou het niet zeggen: het is overdag nog circa 30 graden Celsius. Winnie didn’t mind the rain... ze is weer bijna zo wit als ze was toen we haar oppikten.

Deze laatste dagen staan we op een camping in Rockingham, op een uurtje rijden van Perth. Het is zeker geen toeristencamping en ook geen trekkerskampeerplaats. De plek staat zelfs niet in een reisgids. Mijn liefje vond ‘m na enig speurwerk. We zijn de enige ‘vreemden’ tussen een boel Australiërs die (semi-)permanent in caravans wonen. Sommigen al 20 of 30 jaar, naar verluidt. Dat nam niet weg dat we hartelijk welkom waren. De manager van de camping loodste ons persoonlijk naar een mooie plek met gras onder de voeten, beton onder de wielen en beschut door bomen. Hij was hoogst verbaasd dat we drie nachten wilden blijven, er is namelijk geen campingkeuken. No worries, mate. We kozen deze plek juist omdat het op loopafstand van het stadje is en op 500 meter van de oceaan ligt. ’s Ochtends lopen we naar een heerlijk kopje koffie en ‘s avonds eten we uit. Seafood, seafood, seafood voor mij en snappers voor mijn liefje, zittend aan de boulevard met uitzicht op de zonsondergang en de baai. Met af en toe een dolfijnevin op het vizier.

Gisteren maakten we onze laatste excursie op de wateren van West-Australië: we brachten een bezoek aan Penguin Island, op 5 minuten varen met de ferry. Het is een eilandje waar de kleinste pinguïnsoort ter wereld leeft. We kozen voor een tour in de baai om dolfijnen, zeeleeuwen, roofvogels en andere gevederde vriendjes te spotten. Het eiland is een natuurpark en, al zijn er picknick-plaatsen, je kunt er niets kopen want er is geen winkel. De rugzak bevatte dus boterhammen, fruit en zwem- en snorkelspullen. Er zijn mooie limestone riffen waar je als bezoeker mag komen.
Het werd een waardig afscheid. We zagen een grote groep wilde dolfijnen en kregen veel uitleg over het huidige gedrag: het is voortplantingstijd en de mannen zitten achter de vrouwen aan. Soms zagen we dan ook een witte dolfijnebuik aan het wateroppervlak verschijnen. De dames bepalen wie de gelukkige is en of en wanneer ‘het’ gebeurt.

We zagen tevens zeeleeuwen in de branding van de zon genieten. Die dieren, de mannetjes kunnen wel 300 kilogram wegen, ogen lui. Ze sliepen, rolden af en toe om, stonden op, liepen drie passen en ploften weer neer. De pinguïns zagen we alleen in het Discovery Center. Er is een behoorlijke populatie op het eiland maar ze jagen overdag en komen ’s avonds weer aan land. Of ze verstoppen zich onder de begroeiing van het eiland; ze zijn erg schuw. We zagen ze niet in het wild maar desalniettemin genoot ik van de diertjes, ze zijn schattig en zien er zo onbeholpen uit als ze op het land lopen. Ook de roofvogels gaven acte de présence, evenals de pelikanen en de verschillende soorten grote en kleine sternen. Voor de vogels is het eveneens voorplantingstijd. Bij de pelikanen wordt een vrouwtje in de lucht ‘gestalkt’ door tenminste twee mannetjes. Het mannetje dat het mooist vliegt en het best danst aan wal, wordt uitverkoren. Ik zag prachtige vliegcapriolen (maar ik kan er zelf ook wat, al zeg ik het zelluf!).

We hebben nog één vakantiedag te gaan want morgen reizen we -weliswaar via een leuke route- af naar Perth waar we de trouwe Winnie afzetten. Vandaag pakken we de reistassen alvast in al blijft de zwemkleding paraat. Dat inpakken zal wat voeten in de aarde hebben... We verzamelden hier extra bagage in de loop van de tijd (niet alleen voor eigen gebruik). Vandaag wordt de laatste was gedaan, wordt Winnie van binnen en van buiten een beetje schoner gemaakt, wordt de laatste reisblog geplaatst en het laatste WA-etentje gepland. 

Enkele Australiërs vroegen ons in de afgelopen dagen of we met Malaysia Airlines naar huis vliegen. We begrijpen natuurlijk allemaal waarom, al blijkt de mysterieuze vermissing van een vliegtuig met alle passagiers aan boord in Europa geen voorpaginanieuws meer te zijn. Hier nog wel. Australië zette een grote, dure zoekactie op vanuit Perth. Het is een bizar idee dat de Boeing misschien wel hier in de buurt op de bodem van de Indische of de Zuidelijke Oceaan ligt. We vlogen enkele malen met Malaysia Airlines en met dat specifieke type vliegtuig dus de vermissing is ons na aan het hart en houdt ons sterk bezig. Deze keer vliegen we echter met voor ons een nieuwe maatschappij: Qatar. Met een tussenstop in Doha. Ik ben benieuwd. De volgende blog komt dus weer uit het oude, vertrouwde Spanje... Deo Volente. Daar brak de lente inmiddels aan.


donderdag 20 maart 2014

On our way back

Waar was ik gebleven? Het is alweer een week dat ik niet blogde. Het allerleukste is om tijdens de reis regelmatig te schrijven, vers van de pers. Anders wordt het zo’n opsomming. Het was niet omdat ik niets had te vertellen. Er was eenvoudigweg geen goede internetverbinding te bekennen op de route die we reden. Zelfs op Big 4 campings, heel goede caravanparken waar doorgaans wifi is, was het soms hopeloos met die verbinding.

Na de bloedhitte in Monkey Mia zochten we de koelte op aan de kust. We maakten weer een stop in Geraldton maar op een andere camping dan voorheen. ’s Nachts bleek dat de camping naast een rangeerstation van treinen lag... ach ja, you can’t have it all, all the time. Deze keer stond een bezoek aan het stadscentrum op het programma. De volgende ochtend ontbeten we aan het strand van Geraldton, shopten we een beetje (zwemkleding), bezochten we het museum waar een replica van het schip ‘Batavia’ ligt (Dutch Heritage), reden we naar de herdenkingsplaats van HMAS Sydney II die door vijandig vuur tot zinken werd gebracht en verging met man en muis in de Tweede Wereldoorlog. Er staat tevens een bronzen beeld van een vrouw met verontruste blik, wachtend op haar partner. Het beeld heet 'Waiting Woman'. Typisch Australish, 't is wat het lijkt. Maar desalniettemin is het indrukwekkend.

Ook maakten we een lange stop in Jurien Bay Marine Park waar ik snorkelde rondom de jetty. Men bouwt daar een nieuw rif met grote blokken met gaten erin (rifstenen) zodat zeedieren een nieuw thuis kunnen vormen. Een mooi initiatief al was er onder water niet zoveel te zien; dat kwam vooral door de straffe wind die over het water blies. Vanaf de jetty zagen we wel wilde dolfijnen spelen. Dit was een heerlijke camping met schaduw en gras dat aan de blote voetjes aanvoelde als Heugaveld.

Vervolgens reden we door naar het Pinnacles Caravan Park waar het wederom goed toeven was op ruime staanplaatsen met mooi gras. Ik maakte (in mijn eentje - zij is namelijk allergisch) een excursie naar een rock lobster-fabriek waar ik zag hoe men met grote kreeften omgaat. Het was leerzaam en boeiend. Na de vangst worden ze tenminste drie dagen in een groot, vers waterbad met zuurstof gehouden zodat ze hun poep kwijt kunnen en ze schoon op transport gaan. De meerderheid van de kreeften van dit bedrijf wordt geëxporteerd; naar Rusland, Aziatische landen, Frankrijk. Een kreeft kan klaarblijkelijk 30 uur zonder voedsel. Klasse H is de beste categorie. Die at ik ’s avonds in het belendende restaurant.

En toen was het tijd voor een (tweede) bezoek aan de Pinnacles, de woestijn die eruit ziet als een maanlandschap vanwege de statige stenen pilaren. Ze staan daar al honderden miljoenen jaren. Geologen weten nog steeds niet precies hoe en waarom ze er zijn. De Aboriginele inwoners van deze streek wel: jongemannen die nog niet volwassen waren, gingen tegen het advies van hun ouders in naar dit woestijngebied en verdwenen voorgoed in de gele aarde. De pilaren zijn hun omhooggestoken vingers die hopen op redding. Prachtig, nietwaar? Je kunt er ook in de auto een rondrit maken maar Winnie was te lang en te breed, volgens de ranger. Nou ja?! Wij gingen te voet en verdwenen niet.

Als je geen natuurmens bent voordat je naar Australië afreist, ben je het ongetwijfeld wèl na een rondreis door dit deel van het continent. Ik verbaas mij telkens weer over de enorme verscheidenheid in landschappen. West-Australië was daarop geen uitzondering: we reden van rode aarde met veel bebossing door spierwitte duingebieden (niet alleen aan de kust maar ook landinwaarts) met grasbomen in alle afmetingen, langs gele grond met rotsformaties. 
En altijd verscheen de oceaan weer op ons netvlies, in alle denkbare kleuren blauw, azuur, turquoise. Ik houd van het water, wil er altijd dichtbij zijn, kan mij niet voorstellen ooit elders te wonen.

Via Ledge Point reden we verder noordwaarts. We kochten een broodje bij de General Store en Winnie en ik parkeerden pal aan het strand. Het raam ging open, een koud kopje melk werd bij de lunch geserveerd en we keken over het water. Dolfijnen natuurlijk! Het waren er drie, op circa 10 meter van de branding; twee volwassen dieren en een kleintje. Ik heb ze nog nooit van zo dichtbij gezien. Het leek alsof het oefenuur was aangebroken: ze surften met elkaar in de branding, het kleintje liet zich achterover vallen, een van de grote dolfijnen sprong met het gehele lichaam uit het water. We voelden ons grote bofkonten dat we het konden aanschouwen. Dat noem ik lunch MET!

En nu zitten we op een camping (met wifi) even buiten Perth. De bewoonde wereld, zakmaarzegguh. Vandaag bezochten we trendy Cottesloe Beach -het Bondi van Perth- waar we lunchten aan het strand en daarna Sculptures by the Sea bezochten. Zeven weken geleden las ik daarover voor het eerst in een lokale krant. Het is een tentoonstelling van moderne kunst aan zee die duurt tot 24 maart dus we waren van de partij. Veel kunstenaars hebben plastic in de oceaan als thema. Sommige werken waren schitterend; die stop ik in mijn webalbum. Eentje vind ik nu goed passen in dit blog omdat het een 21ste eeuwse variant van de Pinnacles is. 
Vanwege de opwinding vergat ik muzelluf met zonnebrand in te smeren; de zon brandde. Mijn liefje onderging iets dergelijks maar zij was verstandiger: ze gaf al haar zaken (portemonnee, camera, kaartjes, lippencreme, etc.) aan mij en liep eenvoudigweg het water in. Kreeftekopje nam pas na de kunst een verkoelende duik in de zee. Met mijn oren in het water hoorde ik de branding over de dikke schelpenlaag klingelen terwijl ik op open oceaan de boot van de Fisheries zag die dode haaien ophaalt... Tja. 

We hebben beiden niet veel zin om terug naar Spanje te vliegen. We zouden nog wel een maandje willen bijboeken. Actually, we zagen een mooi stukje land te koop aan Cottesloe Beach: een prachtige plek voor een topcaravanpark! We overwegen het serieus maar we houden er rekening mee dat jullie, goede vrienden en familie, ons tot de orde zullen roepen. Momenteel zitten we buiten onder een hemel vol sterren; de temperatuur is uiterst aangenaam. We hebben nog enkele dagen te gaan en kiezen nog éénmaal een camping in de buurt van zee en stad. Dat wordt Rockingham. 


donderdag 13 maart 2014

Grilled but thrilled

We zijn sinds enkele dagen weer terug aan de kust. We reden onlangs van Geraldton naar het noorden met bestemming Shark Bay, World Heritage Site. Negen jaar geleden waren we daar ook en we hadden zin om het nogmaals te zien: de stromatolieten, het stadje Denham en het ‘Old Pearler Restaurant’. Niet alleen het meest westers gelegen restaurant maar ook een prachtig oud restaurant, opgetrekken uit schelpen. En de dolfijnen van Monkey Mia.

Op de reisdag hadden we 400 kilometer te doen, gedeeltelijk door een stukje Outback. Al vroeg in de ochtend zag ik de buitentemperatuur opklimmen: 39 graden, 40 graden, 41 graden... de hoogste temperatuur bereikten we voor het middaguur: 44 graden Celsius. De warme lucht viel als een deken over ons heen. De binnentemperatuur van Winnie wisten we goed te managen maar zodra je buiten stapte, stroomde transpiratievocht uit alle porieën van ons lichaam. En de vliegen waren er weer. Die komen mee met de warme lucht. Voor het eerst sinds deze reis droegen we ieder ons vliegenscherm. Dat deden we tijdens de stop bij de stromatolieten, bacterielagen onder en boven water uitstekend die al miljarden jaren op aarde aanwezig zijn en de bouwstenen van ons leven zijn. We waren de enige bezoekers. Het zag er tamelijk anders uit dan negen jaar geleden.

Daarna reden we door naar Denham, op zoek naar een goedgelegen camping en een duik in de baai. We kwamen in de Seafront Caravan Park terecht. Het was nog steeds bijna 40 graden Celsius dus we besloten voor één nacht een cabine te huren en te vragen of Winnie gratis electriciteit kon krijgen; onze koelkast zit immers vol met etenswaren. Zo geschiedde. Winnie werd aangesloten en wij namen de unit met schaduwrijke veranda in gebruik. Daarna namen we een duik in de baai waar mijn oog viel op een bijzonder waterdier: een ’s Avonds liepen we op ons gemak naar het restaurant dat nog net zo goed was als negen jaar geleden. Mijn liefje at Pink Snapper met mosterdsaus, ik koos oesters en rock lobster. Allemaal uit Shark Bay. Yumm! Later stak de wind op, het bleef echter warm. Zelf sliep ik best aardig, mijn liefje is verkouden en heeft een snotkop en voelde zich een beetje hangerig. Airco is a blessing & a curse.

Vanmorgen reden we op ons gemak richting Monkey Mia. Toen wij een week of wat geleden het plan bespraken om aan deze plaats aan de westkust een bezoek te brengen, hoorden we over een grote brand in het resort dat vijf gebouwen zou hebben vernield en $ 300.000 schade hebben bezorgd. We vroegen ons dan ook af of de camping en het restaurant aan zee nog in gebruik zou zijn. Twee mannen, werkzaam op het parelplateau vlakbij bij Monkey Mia, vertelden ons dat de brand slechts personeelsverblijven had vernield. Dat deden ze terwijl ze hun vangst van de dag stonden schoon te maken (Pink Snapper en Mulloway) en wij hen daarover vroegen.

Daar staan we nu dus op de camping, met zicht op Shark Bay. Met een beetje schaduw boven Winnie want veel bomen zijn hier niet. Het is nog steeds warm, als is het minder dan gisteren. Toen we hedenmorgen aan het strand aankwamen, wist ik niet wat ik zag... wel 100 personen stonden in een rij langs de branding. We kwamen als laatsten aan en ik liep naar de jetty om van daaruit foto’s te maken van de vrij rondzwemmende dolfijnen terwijl mijn liefje zich bij de rij aansloot. Een minuut later werd de ‘man in the blue 1951 t-shirt’ uitverkoren om de dolfijn mocht voeren. Dat was mijn liefje - die eerst nog terugriep ‘it’s a woman’ maar toen het water inliep, richting dolfijn. Ze kreeg een vis in haar hand en enkele instructies. Toen ze daarna de dolfijn wilde aanraken, mocht dat niet. “Al in geen 30 jaar worden dolfijnen aangeraakt”. Volgens de vrouw van de emmer.

Wij weten beter. Negen jaar geleden stonden wij met ongeveer zes personen midden in het water, kwamen de dolfijnen langszij, werden ze niet gevoederd en raakten wij ze aan als wij dat wilden. Tja. Het blijft een mooie plek. De airco draait, het zonnescherm staat op maximale stand, alle gordijnen zitten potdicht. We hebben hier gratis wifi in de caravan, voor twee personen. Happy. Voor vanavond reserveerden we in het openluchtrestaurant met zicht op de zonsondergang. Die is hier uiterst kleurrijk! Een emoe schuifelt thans om Winnie heen. Weleens een emoe de pootjes van de vloer zien doen? Ik wel. Hier dier hapt naar de palmbladeren. Ik moest lachen toen ik het zag; grappige dieren. 


Morgen gaan we weer op pad, op zoek naar koelere oorden. We zakken zuidwaarts waar het hopelijk gemakkelijker kamperen is. 


maandag 10 maart 2014

Winnie in Red

We zijn de Outback weer uit; het was mij de ervaring wel. Een rondreis door het zuiden van West-Australië is niet compleet zonder een reis door de tamelijk verlaten Golden Outback. We legden in de afgelopen dagen bijna 1.500 kilometer af. Op sommige delen duurde het wel een uur voordat we een andere auto zagen. Lange slierten rode weg rolden zich voor Winnie en mij uit.

Zij voelde zich thuis tussen de road trains en trucks. Road trains zijn hier maximaal 53 meter lang en mogen maximal 100 kilometer per uur rijden. Dacht ik toen nog. Het was regelmatig oppassen geblazen want de turbulentie van zo’n voortjakkerende roadtrain kan een doos als Winnie een flinke zwieper bezorgen. Ze hield echter voet bij stuk. 
Wij passeerden vele lege en volle road trains, zagen heel lange treinen over het spoor gaan (eentje had 102 bakken achter de locomotief), reden op een bepaald moment over een uitzonderlijk recht stuk weg die tevens noodlandingsbaan voor de Royal Flying Doctors Service bleek te zijn. Wij waren klaar om op te stijgen!

Zondagavond reden we naar camping Alice Atkinson in het dorpje Sandstone. Er lagen genoeg kilometers achter ons. We bleken niet de enige kampeerders. Het kampeerterrein was één rode vlakte, met een enkele witte boom. Daaronder gingen we staan. Het was er warm dus de airco ging aan. Het goede nieuws was dat op loopafstand een hotel/pub/restaurant was met sunday roast op het menu. Een gerecht waarop mijn liefje dol is sinds onze jaren in Engeland. De receptioniste beval het haar van harte aan.
We douchten, kleedden ons om en liepen naar het National Hotel (sinds 1907). Drie rednecks met lange baarden, geruite hemden en cowboyhoeden zaten aan de bar, een lange slanke jongeling stond erachter. Hij en zijn vriendin bleken twee weken daarvoor uit Duitsland met een werk-reisvisum in dit gat te zijn terechtgekomen. Kasian, er is nauwelijks iets te beleven?! Dacht ik toen nog. 
Een notoire dronkelap werd tijdens onze aanwezigheid uit de pub gezet, de eigenaar diepte een mooie fles Cabernet Merlot uit zijn wijnkelder op, Aboriginele inwoners kwamen cola en chips kopen, de Sunday roast werd al weken niet meer geserveerd, drie andere voorkeuren van het menu waren niet meer voorradig. Het Duitse stel moest nog vijf weken doorzetten voordat ze vrij waren om naar Adelaide door te reizen.

We liepen naar de camping terug om vroeg te gaan slapen. Dacht ik toen nog. De kampeerauto stond echter niet recht, zelfs niet na wat heen en weer gerij. Ik liet het erbij; ik was te moe voor veel gemanoevreer. 
Als ik op mijn favoriete zij lag, had ik het gevoel dat al het bloed naar een kant van mijn hersenpan liep. Met bonkend hoofd werd ik op enig moment wakker. Hoog tijd om mij om te draaien. Ook dat lag niet goed. Dan maar op mijn rug; daar ik dat nauwelijks doe, werd dat evenmin een sukses. Bovendien was het nog steeds heet dus de airco moest aan. Een boel geluid. Vanwege de kou doken we beiden onder ons dekbed. Tenslotte bleek de buurman de gehele nacht naar tv/film en muziek te kijken en te luisteren. Kortom: we stonden de volgende ochtend heel vroeg maar brak op, klaar om dit godvergeten oord te verlaten.

Aan ons ontbijt zittend, aanschouwden we een kampeerder die met een vliegennet om zijn hoofd naar de badkamer liep. Mijn liefje: “dat is toch nog niet nodig op dit tijdstip van de dag?” Ik: “misschien vindt zijn vrouw dat het hem aantrekkelijker maakt?” Toen mijn liefje even later terugkwam van afwassen, droeg zij ongemerkt circa vijftig vliegen mee op haar rug. Ik verbood haar toegang tot de motorhome. Ze moest ze eerst maar eens afschudden. De slapeloze buurman kwam kort daarop uit zijn caravan gekropen. In zijn rechterhand droeg hij een plastic fles met appelsap. Dacht ik toen nog. Ook hij was op weg naar de campingbadkamer. Hij keerde met lege fles terug. Mijn liefje (in gedachten): “zijn piemel past dus in een melkfles.” Feitelijk als ze kan zijn. Ik deed er het zwijgen toe. Voortaan zal ik nooit meer gedachtenloos een kopje melk inschenken... Tja, campinglife.

De lange weg naar de kust werd onderbroken door roofvogelspectakel. We zagen veel, heel veel grote arenden die zich te goed deden aan vers gedode kangoeroes. Menigmaal zetten we de bus aan de kant, draaiden de motor en de lampen uit en wachtten. Roofvogels zijn zeer mensenschuw. 
Ik maakte foto’s door de (vieze) voorruit; te zien in mijn almaar uitdijende webalbum. Ook zagen we grote salamanders bij road kills zitten. Soms net zo groot als de buit. Een machtig gezicht. 

We kampeerden vrij op de rode aarde. Winnie in Red. Die kleur staat haar goed. There is beauty on her side!

Zij, mijn liefje en ik staan inmiddels op een groene, frisse camping in de plaats Geraldton, met zicht op de Indische Oceaan. Terug in de bewoonde wereld. Zonder vliegen en met wifi op de camping. Joehoe! We hebben nog twee weken te gaan die we op ons gemak aan deze kust zullen gaan doorbrengen. Zwemmend, snorkelend, wellicht weer eens bootje varend?


zaterdag 8 maart 2014

Crossroads

Enkele dagen geleden stonden we op een camping in Esperance. Dat betekent ‘verwachting’ of ‘hoop’ in het Frans. Er is veel Europese geschiedenis in dit stadje. In 1627 voer het Nederlandse schip Gulde Zeepaard onder Nederlands gezag van Pieter Nuyts langs deze archipel. Toentertijd zag Nuyts geen land. In de Australische brochure staat “unfortunately”... kennelijk vindt men het jammer dat de Nederlander het land niet ontdekte. De Franse kapitein deed dat in 1792 echter wel en daarom heeft dit stadje een Franse naam.

Dit is een camping met een buzz. Het is niet groot maar bomvol. De caravans, campervans, motor homes en andere kampeermiddelen komen van overal. Het is een ware trekkerscamping en dat heeft een heel aparte sfeer. Men komt onder andere van de staat Victoria, van de noordelijke outback (die wij gaan bezoeken), van Northern Territory en van Queensland. Er zijn veel Australische grey nomads, enkele jonge mensen en een handjevol buitenlandse toeristen; zoals wij.

Een van die dagen reden we de Great Ocean Drive, niet te verwarren met de Great Ocean Road van de 12 Apostelen die in Victoria liggen. Desalniettemin was het een prachtige rondrit met spectaculaire baaien. In de Twilight Bay snorkelden we en het was in die baai dat ik onder water werd begroet door een wel heel nieuwsgierig dier: een zeeleeuw dook voor mijn cameralens op. Esperance heeft een grote populatie Nieuw-Zeelandse en Australische zeeleeuwen. Eerder was ik over de moon vanwege het zien van orka’s maar deze close encounter wordt eveneens bijgeschreven in mijn Grote Boek van Bijzondere Ervaringen!

Gisteren reden we 400 kilometer landinwaarts, de Golden Outback in. Zoveel kilometers deden we in de afgelopen vier weken ongeveer in totaal. Maar als je iets bijzonders wilt zien, moet de vlam in de pijp. Winnie doet het geweldig al zuipt ze als een tempelier. We voedden haar al ruim 300 liter diesel. De lange road trains die we op deze route tegenkwamen, vervoeren goud. De streek kreeg de naam namelijk vanwege de vele goudmijnen die hier liggen. Maar ik denk dat het ook zou kunnen komen door de goudgele velden met graan die er liggen. De meeste landbouwbedrijven oogstten inmiddels. De route was groener dan ik verwachtte; het heeft immers al twee jaar niet geregend. We staat op een camping in het plaatsje Kalgoorlie-Boulder. Hier niet op gras, onder pepermintbomen maar 'gewoon' in een parkeerbaai op asfalt. Op de meeste campings wonen permanente inwoners die hier naartoe kwamen vanwege de werkverschaffing in de mijnindustrie. We zijn dus omringd door mijnbouwwerkers en ook dat is een aparte ervaring.

Vandaag maakten we een excursie naar de een van de grootste goudmijnen van de wereld. De vrouwelijke gids werkte enkele jaren in de mijn als operator. Ze reed op grote trucks dus dat schiep een band. Ondergronds van deze mijn ligt ruim 3.000 kilometer weg; dat is net zoveel als de afstand tussen Sydney en Perth?! De banden van de grootste trucks die hier opereren, kosten $ 35.000 per stuk, elke truck heeft er zes en ze moeten tweemaal per jaar worden vervangen. Met elkaar gebruiken ze zes miljoen liter diesel per maand. Dan doet Winnie het zo gek nog niet! Er rijden twee roze trucks, het bedrijf sponsort daarmee breast cancer research. 40% van het personeel is vrouw.

De statistieken zijn duizelingwekkend en dat was de rondrit ook. In de diepe put kijkend, leken die enorme trucks speldenknopjes. We zakten af tot halverwege de mijn, reden rond waar de stenen worden vermalen -van voetbal tot golfbal- en tenslotte in een aantal complexe processtappen eerst tot vloeibaar en daarna tot goudklompen worden verwerkt. 90% van de mijnopbrengst bestaat uit puur goud (24 karaat), 8% is zilver, 2% is koper.

Je had ons moeten zien met ons veiligheidsvest, veiligheidsbril en helm. En in lange broek, lange mouwen en dichte schoenen. Alles vanwege safety. En dan te weten dat het hier bloedheet is, circa 36 graden Celsius. Pfffff. Mijn liefje wil vanmiddag nog een rondleiding volgen in ‘Questa Casa’, het bordeel dat hier meer dan 100 jaar geleden werd geopend. Dat is zeker haar manier om stil te staan bij internationale vrouwendag... Overigens viert mijn moeder vandaag haar 93ste verjaardag en wij vieren op afstand mee. Morgen reizen we verder noordwaarts door de Golden Outback. Begin volgende week hopen we de westkust weer te bereiken. Daar worden mijn (onder)wateravonturen vervolgd. Reizen is verslavend. 


dinsdag 4 maart 2014

Boy-o-boy, Bremer Bay

Drie weken geleden ontmoetten wij twee Australische mannen (en hun echtgenotes) tijdens een wijnexcursie in Margaret River. We praatten met elkaar over wijn en nog veel meer. Onder andere walvissen kijken aan de Australische kust. Zij vertelden ons vervolgens dat ze in de lokale krant hadden gelezen over orka’s in Bremer Bay, niet zo ver verwijderd van Margaret River. Ik kon mijn oren niet geloven. Het was tamelijk vroeg voor killer whales in deze contreien, naar mijn weten.

We vroegen hen in welke krant ze erover hadden gelezen. Dat wisten ze niet meer maar waarschijnlijk was het de West Australia. Wij gingen de volgende dag naar het plaatselijke VVV en vroegen de mevrouw aan de balie om het voor ons uit te zoeken. Wij hadden al op internet gesurft maar niets gevonden. Ook de informatiedame kon ons daarover niets vertellen. Als het waar was, ware wij linea recta naar Bremer Bay geracet. Killer Whales (orka’s) met eigen ogen zien is een grote wens van mij. We lieten het bericht voor wat het was en reisden langzaam verder.

Gisteren kwamen wij aan in Bremer Bay. We gingen allereerst naar de ‘General Store’ voor enkele huishoudelijke aankopen. We duwden de voordeur open toen mijn oog viel op een papiertje op de ruit: “als je zin hebt in een expeditie naar orka’s in de Baai van Bremer, neem dan contact op met Dave”. Plus een telefoonnummer. Onze Spaanse en Nederlandse telefoons (van Vodafone) hebben geen bereik alhier. Wij vroegen de mensen van het caravanpark om voor ons contact met Dave op te nemen en hem te vragen of we de volgende dag mee konden met de expeditie. Zijn telefoon stond op het antwoordapparaat maar de boodschap werd ingesproken. 

Wij vonden uit dat de crew van deze Research-expeditie in een motel naast ons caravanpark verblijft. ’s Avonds gingen we naar het bijbehorende restaurant om Dave in persoon te treffen. We laten niets aan het toeval over! 

Aan de muur van de bar hing het betreffende krantenartikel. Er gebeurt van alles in de Bremer Bay Canyon. Dave is Dave Riggs, een filmmaker uit Esperance die al acht jaar een bepaalde plek in dit deel van de Zuidelijke Oceaan onderzoekt en de dieren daar filmt. Er zijn namelijk interessante dingen aan de hand. Het dorp Bremer Bay wil er niet te veel ruchtbaarheid aan geven; men wil geen massatoerisme. Dit gaat vooral over conservatie van een bijzonder gebied in zee.

In het restaurant hoorden we dat we de volgende dag als passagiers waren ingeboekt. Joehoe! We voelen ons grote bofkonten. Het is immers een onderzoeksexpeditie die doorgaans geen toeristen aan boord neemt. De camera’s werden opgeladen, de anti-zeeziektepillen werden voor de dag gehaald, de wekker werd gezet. Vanmorgen om 6 uur stonden we op ons gemak op. Om 7 uur gaven wij acte de presence bij de schipper van een grote Research-boot aan de jetty van Bremer Bay. 

De zon scheen, het zag eruit als een rustig dagje op het grote water. Nog zes andere passagiers gingen mee op de boot: de meerderheid Australiërs en naast ons nog een Duitse vrouw. Ik verbaasde mij over de goede zeebenen van alle Australische passagiers; zij schrijven dat toe aan hun ervaring als zeevissers.

Het gebied dat we bezochten, ligt ongeveer 75 kilometer ten zuiden van de kust. Dat is dus op volle zee... De deining was behoorlijk, de zon verdween achter laaghangende wolken die we bijna konden aanraken, we kregen zelfs een regenbui. De Duitse werd binnen één uur heel erg zeeziek en diende de trip liggend op het dek uit. Mij overkwam niets van dat al maar ik nam dan ook goede voorzorgsmaatregelen. De golven waren tenminste drie meter hoog. Wel zat ik stokstijf op mijn plek en verroerde mij nauwelijks. Dat is aan de foto’s te zien: ze zijn van tamelijk ver weg. Zeebenen zal ik nooit krijgen: mijn evenwicht is ver te zoeken aan boord van een boot. Het was mijn liefje die een broodje en thee haalde, hangend aan de stangen.

De fascinatie van Riggs ontstond toen een grote witte haai met happen uit het lichaam dood aanspoelde op een plaatselijk strand. Wie of wat was de schuldige? Zo’n haai heeft maar één natuurlijke vijand (naast de mens) en dat is een orka. Acht jaar geleden ging hij op onderzoek uit. Riggs is een man met een missie en veel passie. Hij maakt met een mariene bioloog momenteel een documentaire over het fenomeen voor ABC, de Australische BBC. Ik wist een ding: waar vogels zijn op volle zee, daar wordt gejaagd. Dat was dan ook een belangrijk ijkpunt. De Australische wetenschapper stond continu op het bovendek, op de uitkijk, met een extreem goede camera en de grootst denkbare lens. Hij zal ons enkele van zijn foto’s van vandaag toesturen. Ik verheug mij op die platen.

Er blijken momenteel tenminste 150 orka’s in de baai en vandaag zagen wij er circa 50. Tenminste één moeder met haar kalf is afkomstig van Antarctica. Dat is volgens de deskundigen te zien aan de kleur van de witte vlekken op de huid. Ik was geroerd toen ik die bijzondere dolfijnen (want dat zijn het!) met eigen ogen zag en ik deed een wens voor de komende 25 jaar. Ook zag ik vandaag enkele albatrossen. Gevederde vriendjes fotograferen gaat mij beter af. 

Mijn liefje als ik zijn erg tevreden over de dag. Het enige afzien was de kou. Zelfs met vijf lagen kleding had ik nog kippevel. Kun je nagaan hoe een Antarctica-reis (die op het wensenlijstje staat) zal aanvoelen. Mijn wereld schommelt nog steeds maar de wangen gloeien. We zullen vannacht heerlijk slapen. Morgen trekken we verder oostwaarts en daarna richting Golden Outback.



zondag 2 maart 2014

It's oyster time!

De wereld is mijn oester. Dit weekend zijn we in Albany, een kleine universiteitsstad aan de zuidkust, op circa 400 kilometer afstand van Perth, waar onze rondreis begon vier weken geleden. Dat betekent onder andere dat we gemiddeld 100 kilometer per week reden. Een lachertje. Het is wel dé manier om een streek goed te leren kennen.

Twee weken geleden las ik in een weekendbijlage van de krant over het oesterfestival van Albany dat op 1 maart zou plaatsvinden, met Poh Ling Yeow als eregast. Ik begon te tellen... met een beetje goede wil zouden we rond die tijd in Albany kunnen zijn. Ik maakte die opmerking tegenover mijn liefje die het wel een leuk idee vond. Aangezien het thans een lang weekend is en de Australiërs nog steeds in grote aantallen kamperen tijdens deze zomervakantietijd, bedachten we dat het verstandig zou zijn vroegtijdig een plek op een kampeerterrein te reserveren. Vele campings in en om Albany waren reeds vol. ‘Rose Garden’ had echter nog een schaduwrijke plaats voor ons, voor drie nachten.

Op vrijdagmiddag kocht ik bij de plaatselijke boekhandel twee toegangskaartjes voor het festival dat in een park van het stadje zou worden gehouden. Ik dacht dat het voor de tweede maal werd georganiseerd maar het bleek de eerste keer te zijn. 

Dan Sharp, een jonge locale chef (Sharp Infusion), kwam met het idee van een oesterfeest. Jaren geleden begon men in Albany met de kweek van rock oysters, op basis van Sydney rotsoesters.

We namen een taxi naar Eyre Park dat op het eerste gezicht erg klein leek... Bij navraag bleken er 500 kaartjes in de voorverkoop te zijn gekocht. Het terrein bood maximaal plaats aan 1.000 bezoekers. We waren een van de eersten en deden een rondje langs vertegenwoordigers van lokale wijnhuizen. Sommige boden wijn om te proeven aan; de witte wijn (Sauvignon Blanc) van wijnhuis ‘Galafrey’ beviel ons het best. Een flesje werd besteld. De Albany rock oyster is klein van stuk maar heel zacht van smaak. Zelfs mijn liefje probeerde er een, zonder naar effect. Het wachten was op de kookdemonstraties. We kozen fototechnisch goede zitplaatsen bij het grote podium.

Don Hancey en Poh
Poh trad eerst aan als interviewer van een Zwitserse die jaren geleden met haar gezin naar Australië verhuisde en hier bushfood was gaan produceren. Het gebied ligt dicht bij Albany. Men verbouwt traditionele gewassen en verwerkt ze in tot producten met een moderne draai. Het bedrijf loopt goed. Daarna waren er kookdemonstraties van Dan Sharp en Don Hancey, een oude rot in het culinaire vak. Hij is een van de ‘food ambassadors’ van WA. 

Alles draaide om oesters. Ze werden op vele manieren bereid. Hancey maakte zelfs een nieuwe versie van een bloody mary met rauwe oester (die goed viel bij mijn liefje). En toen was het tijd voor Poh’s optreden. Wat een leukje is het! Als chef is ze creatief en innovatief, als mens benaderbaar en authentiek. Mijn liefje maakte als eerste een praatje met haar terwijl ik foto’s maakte. Poh vertelde ons een geheim dat betrekking heeft op het Vaderland maar daarover kan ik nog niet publiceren...

Poh maakte onder andere oesters op Aziatische wijze: gefrituurd in een jasje van bloem en kruiden, geserveerd in een schelp gevuld met wasabicrème. Yum! Regelmatig zei ze tegen degene die in het publiek rondging met de schaal met vers bereide oesters dat haar Nederlandse vrienden niet moesten worden vergeten. Hoe aardig is dat?! We werden dus goed bediend. Ik proefde oesters op vele manieren. De tijd vloog voorbij. 

Aan het begin van de avond signeerde Poh haar (eerste) kookboek. Nummer twee komt uit in april en is getiteld 'Same same but different'. Ook daar waren we als eerste present. Toen ze ons zag aankomen, sprong ze achter haar tafel vandaan en poseerde voor de foto’s. Ze stond erop dat ook met haar camera foto’s van ons werden gemaakt. En ze vroeg ons mailadres. Ze gaat dit jaar in haar woonomgeving (Adelaide, Zuid-Australië) een winkel beginnen waar ze allerlei gerechten gaat verkopen. Ze durft nog niet de stap naar een eigen restaurant te beginnen. Klinkt spannend en verstandig. Het is een mooi mens. We spraken af dat we contact houden.