Translate

dinsdag 31 maart 2015

Blog van een waggeleend

Vorig jaar, tijdens onze rondreis op Sulawesi, vroeg ik reismaatje Bernadette of zij ooit nadacht over hoe ze liep. Ze keek mij wazig aan dus ik legde uit waarom ik die vraag stelde. 
Al vele jaren vind ik lopen geen natuurlijke, vanzelfsprekende zaak. Ik denk altijd na over hoe ik mijn rechtervoet het best voor mijn linker kan zetten zonder pijn te voelen.
Tijdens onze recente rondreis door Zuid-Amerika liepen wij elke dag vele kilometers. Je reist immers om nieuwe dingen te zien. Na zo‘n lange wandeling ging ik 's middags doorgaans even liggen om bij te komen. Daar moest ik mijn liefje beloven een arts te bezoeken zodra we in Spanje terug waren.

Vorige week maakte ik dus een afspraak op de afdeling Traumatología. De dag daarop kon ik reeds terecht bij de arts. Terwijl ik de wachtruimte binnenwandelde, zag ik op een Spaans nationaal televisiekanaal een heupoperatie. Dat vond ik een slecht voorteken... Aan de trauma-arts legde ik uit waarvan ik last had. Hij deed oefeningen met mijn been om mijn heup te testen. Een kwartier later lag ik onder een röntgenapparaat.

In het betreffende ziekenhuis zijn geen wachtlijsten dus voordat je het je realiseert, krijg je een confronterende uitslag. Die kwam in minder dan anderhalf uur. De röntgenfoto wees namelijk uit dat er sprake is van coxartrose, ofwel artrose van de heup. De ruimte tussen de kop en de kom was links groot en gevuld met kraakbeen; rechts echter niet. Dat verklaart de pijn in mijn heup die inmiddels uitstraalt naar lies, bil en onderbeen. Dat alles reduceerde mijn loopafstand. Om pijn te voorkomen, waggel ik. Als ik zou solliciteren naar een baan op Monty Pythons Ministry of Silly Walks zou ik meteen worden aangenomen.

Als de pijn in mijn heup op termijn niet dragelijk is door het schuren van bot tegen bot is het tijd voor een operatie. De chirurg zou dat het liefst doen na mijn 60ste jaar maar over twee maanden of twee jaar kan het ook; dat is geheel aan mij. Twee maanden is voor mij zéker geen optie. Mijn liefje breide onlangs de planning voor onze aanstaande reünie Down Under rond.

Hoe kom ik in hemelsnaam aan een artroseheup? Vroeger deed ik lange tijd serieus aan klassiek ballet met als resultaat dat ik liep als een eendje, in de zogenaamde eerste positie, hielen tegen elkaar en tenen naar buiten. Ook deed ik veel aan sport. Het zou tevens genetisch bepaald kunnen zijn. Mijn moeder kreeg na haar 60ste een nieuwe heup. Als ik eerlijk ben, denk ik dat ik al lange tijd een serieus probleem heb. Mijn liefje zei in het verleden regelmatig dat ik verkeerd liep.

Wat ik zeker weet, is dat er maar één manier is om van mijn sneue heup af te komen. Ik moest slikken toen de arts het woord prothese in de mond nam. In de afgelopen week voelde ik bij vlagen zelfmedelijden. Een vriend sprak mij semi-opbeurend toe: niemand gaat dood aan een heupoperatie, behalve wanneer je een ziekenhuisbacterie oploopt… dan ben je zo weg. Bernadette, queen of compassion, drukte zich anders uit: “in de lente moet je huppelen, niet sukkelen”. En zo is het.

Ik heb goede hoop dat ik de kunstheup nog even kan uitstellen. Volgens de Spaanse arts gaat zoiets momenteel 15 à 20 jaar mee dus dat zou betekenen dat ik er bij leven tenminste één zal verslijten. Het plaatsen van een tweede prothese brengt meer complicaties met zich mee maar wie weet hoezeer de medische wetenschap in de komende jaren vordert op dat vlak. Wellicht kan men tegen die tijd kraakbeen in de schacht spuiten? Of misschien kan ik nummer 2 thuis op een 3D printer vervaardigen en door een huisrobot laten plaatsen?!

Ik ben inmiddels gewend aan het idee maar de totale heupprothese (THP) en ik zijn nog geen vrienden. Online bekeek ik al wel animaties van operaties met verschillende protheses, inclusief gezaag, gefrees en gehamer. Zonder echt bloed was het al indrukwekkend genoeg.

Eerst gaan we proberen of de spieren in mijn onderstel kunnen worden verstevigd met verschillende vormen van fysiotherapie waardoor ik hopelijk beter loop en mijn probleemheup minder belast. De eerste therapie vond deze week in het ziekenhuis plaats. Mijn liefje doopte de aanstaande reis naar Australië alvast om tot De Zonnebloemreis. Tja.


zaterdag 28 maart 2015

Openluchtmuseum

Vandaag herdenkt men in Spanje de sterfdag van Miguel Hernández (Orihuela 30 october 1910 - Alicante 28 maart 1942). Precies een week geleden bezochten we de wijk San Isidro in de stad Orihuela. In een plaatselijke krant las ik dat lokale kunstenaars en collega’s uit het hele land daar een kunstzinnige ode brachten aan deze Spaanse dichter. De wijk was eerder het toneel van dergelijke kunstuitingen en dat wilde ik weleens met eigen ogen zien.

Maar hoe kwamen we er? Orihuela weet ik te vinden maar de wijk stond niet op de kaart. Eenmaal in het centrum van de stad vroeg ik bij een garage de weg aan een groepje mannen. Een van hen begon met zijn handen te zwaaien maar die bleven op enig moment in de lucht hangen. Ik keek hem verwachtingsvol aan. Hij bood aan ons ernaartoe te rijden. Hij sprong in zijn Audi A8 en spoot weg, met ons in zijn kielzog. Na veel bochten en afslagen parkeerde hij zijn auto aan de kant van de weg. We waren op plaats van bestemming. Ik dankte hem uitvoerig en parkeerde de Kuga aan een dichtbijzijnd pleintje. Te voet liepen we de wijk in.

Het eerste kunstwerk aan de wand was een tafereel uit Picasso’s Guernica, met daaronder het opschrift ‘Murales San Isidro – Museo al Aire Libre‘. We waren aangekomen in het openluchtmuseum van de wijk. Beter gezegd: de hele wijk is openluchtmuseum! In elke straat zijn tientallen kunstwerken te zien, de meeste met een portret of een verwijzing naar het werk van Miguel Hernández. Ik keek mijn ogen uit. ‘s Avonds zou ik daar niet graag rondlopen; het is een wijk die op elke hoek van de straat arbeiderszelfsbestuur uitademt. Overdag was het echter zeer bezienswaardig.

In een van de steile straatje raakte ik in gesprek met een mevrouw die in haar ochtendjas en op bijpassende sloffen de was ophing en vertelde dat zij al haar hele leven in San Isidro woonde. Ze had al vele jaargangen kunstenaars zien komen en gaan. Ze had niet voor iedereen ontzag; sommigen lanterfanterden te veel naar haar zin of schilderden onderwerpen die niets met de dichter te maken hadden. Zag ik op de gevel van haar eigen huis het portret van Hernández? Jazeker en daar was ze trots op. 

Hij groeide op in een arme familie die leefde van de veeteelt. Al jongen was hij geitenhoeder en dat zou hij van zijn vader hebben moeten blijven, ware het niet dat hij in Orihuela in contact kwam met politicus Luis Almarcha, die hem kennis liet maken met het werk van o.a. San Juan de la Cruz (Johannes van het Kruis) en Virgilius. Vanaf dat moment begon de jongeman de openbare bibliotheek te frequenteren. Hij was als schrijver-dichter autodidact.

Op jonge leeftijd leerde hij tijdens een reis naar Madrid de Chileense dichter Pablo Neruda kennen; ons eveneens bekend van onze recente rondreis door Zuid-Amerika. Door hem kwam hij in contact met het marxisme. Na de politieke overwinning van het Volksfront (Frente Popular) begon hij actief deel te nemen aan campagnes. Toen de Spaanse Burgeroorlog uitbrak, vocht Hernández aan republikeinse zijde voor de vrijheid. In 1929 schreef hij zijn eerste toneelstuk en in 1933 gaf hij zijn eerste dichtbundel uit. Hij schreef in de daarop volgende jaren meer gedichten en toneelstukken die pas na zijn dood zouden worden uitgegeven. 

Op 28 maart 1939 eindigde de Spaanse burgeroorlog en gaf Hernández in Valencia zijn bundel El hombre acecha uit. De lijm van de kaft was nog niet droog of hij werd door een Franco-commissie verboden en in beslag genomen. Na een korte vlucht werd hij gearresteerd door de politie van Salazar en aan de Guardia Civil overgedragen. In 1940 werd hij door een rechtbank ter dood veroordeeld. Later werd die straf veranderd in levenslange gevangenisstraf. Als gevolg van slechte hygiënische omstandigheden in de gevangenis liep hij tuberculose op waaraan hij op 28 maart 1942 overleed. Na de dood van Hernández werd veel van zijn werk in Argentinië uitgegeven.


Het toeval wil dat ik in San Isidro tevens het herkenbare werk aantrof van kunstenaar Cuellimangui uit Orihuela (hiernaast) die ik in de heuvels van Valparaíso ontmoette. Wat kan de wereld dan klein zijn! 

Bij nader inzien werden de festiviteiten in San Isidro een week uitgesteld vanwege de slechte weersvoorspellingen (alhoewel wij er rondliepen met zon en blauwe lucht). Gisteren werd door circa 200 kunstenaars een begin gemaakt met 42 nieuwe muurschilderingen. Morgen gaan we nogmaals naar Orihuela om ze te bekijken.







dinsdag 24 maart 2015

Grijs en druilerig

Vorige week was het geen weer om buiten te zijn. Ik kan mij niet heugen zoveel aaneengesloten grijze, druilerige maartdagen te hebben gehad aan de Costa Blanca. Inmiddels ligt de eerste lentedag achter ons en sinds afgelopen zondag is het hier zonniger en zachter.

Al die grijsheid maakte mij een beetje sentimenteel... niet in de laatste plaats vanwege de toestand van mijn hoogbejaarde, kwakkelende moeder. Doorgaans vind ik het heerlijk om in Spanje te wonen maar momenteel heb ik last van het feit dat ik op grote afstand van mijn familie vertoef. Mijn beide zussen zorgen in alle opzichten goed voor haar, daar ligt het niet aan. Beter zou ik het niet kunnen doen. Onlangs maakten we een goede afspraak met elkaar: na hun bezoek aan onze moeder geven zij mij een geschreven en gesproken update van de situatie waarin ze haar aantroffen en andere wetenswaardigheden. Ik hoef er niet meer om te vragen en dat is fijn.

Het is vandaag de 33ste sterfdag van mijn vader. Hij ging vroeg heen helaas. Ik bladerde recent weer eens door een familie-album met oude foto’s en zag hoe mager hij was in zijn laatste levensjaar. Jaren vóór zijn overlijden onderging hij een open-hartoperatie. Hij was de eerste patiënt in het betreffende Nederlandse ziekenhuis. Ik herinner mij die dag nog goed, net zoals ik mij de dag herinner waarop ik door de conrector van de Haagse scholengemeenschap uit het klaslokaal werd gehaald vanwege mijn vaders eerste hartinfarct. Ik weet nog precies wat ik toen droeg: een strakke, spiksplinternieuwe Levi’s spijkerbroek met een bijpassend houthakkershemd van hetzelfde merk en daaronder roodbruine laarzen met hoge hak. Geleend van mijn moeder. Gek, he?!

Hij kreeg enkele infarcten achtereen waardoor een ingrijpender behandeling nodig werd. Mijn moeder was op de dag van de grote operatie lijkbleek en óp van de zenuwen. Nooit eerder zag ik haar als kind in die staat. Op dat moment realiseerde ik mij hoeveel mijn moeder om mijn vader gaf. Hun huwelijk was goed al pestte hij haar graag en vaak. Een van zijn uitspraken was „als je voor mij zingt dan hoeft dat niet, hoor“ Daarna stopte het gezang in de keuken. Tja. Mijn moeder was inderdaad niet toonvast, in tegenstelling tot mijn vader die zelfs een blauwe maandag in het Westlands Mannenkoor zong.

Na die operatie werd hij nooit meer de oude. Hij bleef last hebben in zijn borststreek, de artsen konden die pijn echter niet verklaren. Het ging zelfs zover dat ze zijn ritssluiting weer opende om te onderzoeken of er soms iets was achtergebleven tijdens de operatie. Dat bleek niet het geval maar de pijn bleef. Hij voelde zich niet serieus genomen, werd narrig tot verdriet van mijn moeder. Hij overleed toch nog onverwachts, in afwezigheid van vrouw en kinders. Die middag ging ik nog bij hem op bezoek in een Delfts ziekenhuis waar hij lag omdat een ontsteking aan een grote teen niet heelde. Hij zwaaide mij in zijn pyjama goedgemutst uit.

Het overheersende beeld in zijn laatste levensjaar is hem kloppend op zijn linkerborst; daar zat volgens hem iets wat niet deugde. Terugkijkend op die periode en met de kennis van nu, zou het kunnen zijn dat hij leed aan borstkanker… Vele jaren later bleek namelijk dat hij drager was van een genmodificatie die borstkanker veroorzaakt. Hij gaf dat, zonder zich ervan bewust te zijn en geheel tegen zijn wil, aan enkele van zijn kinderen door. Hij zou zich omdraaien in zijn graf als hij dat zou weten; hij was een liefhebbende vader. Toen waren medici zich zeker niet bewust van het feit dat mannen borstkanker konden krijgen. Ik las onlangs in een krant dat er hedentendage nog steeds artsen zijn die daarvan niet op de hoogte zijn.

Mijn moeder kan dan weliswaar niet zingen, ze heeft uitstekende genen! Ze werd eerder deze maand 94 jaar zonder ooit serieus ziek te zijn geweest. Ze hield er een gezonde levensstijl op na: rookte niet, dronk niet, at gezond, fietste lange tijd dagelijks.

Uit het verzorgingstehuis waarin zij thans tegen haar zin verblijft, kreeg ik in de afgelopen weken uiteenlopende berichten. De ene dag doet ze actief mee aan zangsessies met liedjes uit de Oude Doos (!) en geniet ze van een advocaatje met slagroom, de andere dag is ze boos of afwezig.
Onlangs was er paniek: de trouwring van mijn vader zat niet meer om haar knokige ringvinger. Een bezoekend kleinkind kroop over de vloer en vond het kleinood tot ieders opluchting onder haar bed. De foto van 9 maart jongstleden toont een moeder die ik op recente foto’s niet meer zie. Zondag verklaarde ze aan mijn zussen dat ze zich realiseert niet meer naar huis terug te keren. In haar nieuwe thuis voelt ze zich alleen maar achteruit gaan - hoe goed de verzorging er ook is. Zij rouwt en wij voelen met haar mee.

Om dit blog met een positief geluid te eindigen: vandaag zijn mijn liefje en ik 26 jaar en één maand samen en is Elsa van onze Balinese familie jarig. Volgens haar papieren werd zij 28 jaar. Wij wensten haar een lang en gezond leven toe.


woensdag 18 maart 2015

De wereld is mijn oester

Het schema van bloggen om de twee à drie dagen is goed tijdens een rondreis maar terug op het Spaanse honk valt er veel minder te melden. Niet dat wij niets doen of meemaken; in tegendeel. Ik ben druk met het vervaardigen van een foto-album dat ik zal laten printen als aandenken. Tijdens onze rondreis door Zuid-Amerika maakte ik 8.765 foto’s; een mooi getal, al zeg ik het zelluf. Het valt niet mee daaruit een selectie te maken maar ik maak goede vorderingen. De stofkam van mijn liefje helpt ook een handje al blijft het mijn project. Het album zal ruim 50 bladzijden beslaan.

In de afgelopen dagen was ik in gedachten regelmatig terug in die contreien. Zo woedde er op vrijdag en zaterdag een enorme bosbrand op de heuvels van havenstad Valparaíso waarmee de Chileense brandweerlieden de grootste moeite hadden. Veel huizen op de berg zijn nog van hout dus het fikte er goed. Er moesten 4.500 mensen worden geëvacueerd en er viel tenminste één dode. Zelfs de campus van de universiteit van het nabijgelegen Viña del Mar moest worden verlaten. Inmiddels is men de brand meester maar de schade zal groot zijn. Een jaar eerder verwoestte een grote brand enkele wijken van die stad. In de afgelopen dagen vonden bovendien enkele vrij forse aardbevingen op Chileens grondgebied plaats.

Ook kwam het nieuws, verheugend deze keer, dat reuzenlandschildpadden op Galapagoseiland Pinta -in het hoge noorden van de eilandengroep- zichzelf voor het eerst in 100 jaar voortplantten. Daar werden onlangs vijf of zes baby-schildpadden in de vrije natuur geboren. Op het centraal gelegen eiland Isabela bezochten wij een centrum waar deze diersoort beschermd kan leven en waar eieren worden uitgebroed. Op de foto zie je een schildpadembryo op sterk water. Landschildpadden in verschillende levensfasen groeien daar op en worden na zes jaar in de vrije natuur van andere Galapagoseilanden uitgezet. Dat alles om ervoor te zorgen dat de soort niet uitsterft. Dat de reuzenschildpad zichzelf nu wellicht voortaan in de vrije natuur voortplant, is een hoopgevend bericht.

Mijn liefje is alweer bezig met onze volgende reis: aan het einde van het jaar gaan we in Australië het 10-jarig jubileum van een speciale vriendschap vieren. In 2006 leerden wij op Fraser Island de Nederlandse Bernadette en de Australische Claire & Julie kennen. Wat waren we nog jong! 
In de afgelopen jaren groeide die ontmoeting uit tot hechte vriendschappen die wij later dit jaar in elkaars gezelschap gaan bejubelen. Bernadette en wij boekten onze vliegreis naar Sydney reeds, de Sydney-meiden zijn ervan op de hoogte gesteld. De combinatie van ruige natuur, uitgestrekte tropische stranden en bruisende steden blijft ons boeien. Het bijzondere dierenrijk, de vriendelijk bevolking en hun aanstekelijke 'no worries' maken Australië tot een van onze favoriete bestemmingen. Het wordt ons vijfde bezoek.
De Nederlandse tak van het gezelschap heeft drie wensen op de lijst staan: een rondreis door Tasmanië, een snorkelcruise langs de riffen aan de oostkust en het oudejaarsavondvuurwerk rondom het Opera House en de Sydney Harbour Bridge. Een beetje passen en meten is wel aan de orde maar oefening baart kunst. Er staan momenteel enkele verzoeken om info uit, Down Under. Vanmorgen mailde ik zelf het team van chef Matt Moran (restaurant Aria) om te vragen of we een tafeltje kunnen reserveren voor die avond. De meeste locaties rondom Circular Quay die wij van eerdere bezoeken kennen en leuk vinden, hebben hun reserveringssysteem nog niet geactiveerd voor die periode dus het komt op individuele mails aan.

Het is goed weer voor dergelijke taken; al enkele dagen hebben we hier te maken met laaghangende bewolking en wind. Geen weer om buiten te wandelen of op het terras te zitten; de verwarming snort. Mijn gehoest is sterk verminderd maar nog niet helemaal voorbij. Onze vrienden Frans & Roland kwamen inmiddels in hun appartement aan. Vandaag lunchten we gezamenlijk met pintchos bij de plaatselijke Lizarran.

Tussen al die bedrijvigheid door, lees ik het cultuurhistorische boek ‘Moet kunnen – Op zoek naar een Nederlandse identiteit’ van UvA-hoogleraar Herman Pleij. Ik vind het boeiend en zeer herkenbaar: succesvolle politici in Nederland zijn allereerst onderhandelaars, bruggenbouwers die in staat blijken om op elk gewenst moment hun ideologische veren -voor zover nog aanwezig- af te schudden. Doorgaans gebruiken ze die wel om met hevig geklepper uit te dagen in verkiezingscampagnes, om ze daarna meteen glad te strijken zodra er zaken kunnen worden gedaan”. Dat is precies wat er gebeurde tijdens het verkiezingsdebat van gisteravond dat we bekeken. Over mijn bejaarde moeder heb ik weinig nieuws te melden.

In mijn hoofd leef ik op minstens drie continenten.






vrijdag 13 maart 2015

Wortelschieten

Afgelopen dagen in Nederland werden goed besteed. Mijn moeders 94ste verjaardag was de belangrijkste reden om naar het Vaderland terug te keren. In de afgelopen vier weken vlogen we tien keer. Vliegen was dus niet persé wat ik wilde, zeker niet na de lange terugreis vanuit Bogotá en de strubbelingen met Avianca, maar de twee Transavia-vluchten naar en van Rotterdam waren prima: geen turbulentie en prachtige vergezichten over Europees landschap.

We logeerden enkele dagen bij Bernadette en bij Emmy & Hugo en dat was heel prettig. Mijn liefje en ik voelen ons grote bofkonten met gastvrije vrienden als zij. Hugo & Emmy vertelden ons over hun rondreis door Australië en Nieuw-Zeeland, met Bernadette keken we vooruit naar de viering van het 10-jarig jubileum van onze vriendschap (naar datzelfde continent), aan het einde van dit kalenderjaar. Het weerzien met hen was warm en het samenzijn was reuzegezellig.

Met Bernadette bezochten we op zaterdag het Amsterdamse Rijksmuseum om het late werk van Rembrandt van Rijn, ’s lands grootste schilder, met eigen ogen te zien: onder andere de Staalmeesters, zelfportret op 63-jarige leeftijd, zelfportret met twee cirkels, portret van Catrina Hooghsaet, de anatomische les van dr. Joan Deyman, Titus – de zoon van de kunstenaar, badende vrouw en Lucretia. Er hangen meer dan 100 werken. 

We hadden een tijdslot in het museum en gingen met vele andere kunstliefhebbers tegelijk de expositieruimte in; dat was even wennen. Na ongeveer tien minuten vond ik mijn draai: in de eerste zalen liep ik eenvoudigweg tegen de stroom in. Daarna werd het rustiger en kon je voldoende aandacht schenken aan deze late werken. De tentoonstelling bevat bijzondere zelfportretten, interpretaties van mythologische en Bijbelse verhalen, en portretten die hij in opdracht van Hollandse notabelen maakte. Toch vergaarde hij geen rijkdom als schilder. Rembrandts latere leven werd getekend door tragische persoonlijke verliezen en financiële tegenslagen. Toch produceerde hij toen zijn beste werk. Rembrandt was als schilder zijn tijd ver vooruit, hij experimenteerde met verf en licht. Iets om heel trots op te zijn. Deze tentoonstelling moet je zien!

In de dagen daarna werd mijn hoofd vooral gevuld met beelden van mijn aftakelende moeder. Ik pinkte regelmatig een traantje weg. We bezochten haar elke dag. Tijdens die bezoeken maakte zij met regelmaat goed contact; ze was zelfs grappig. Die momenten sloeg ik op mijn eigen harde schijf op. Op haar werkelijke verjaardag bezochten we haar met taartjes die mijn vader vroeger ook haalde bij de beste bakker van Den Haag: Maison Kelder. Ze was die dag afweziger dan de dagen ervoor maar we hadden bij tijd en wijle goed oogcontact en praatten over vroeger. Ze verbaasde mij met haar kennis van toen. Toen ik haar verliet, om naar het vliegveld te gaan, moest ik een brok in mijn keel wegslikken. Was dit de laatste keer dat ik haar levend zag?

Mijn tranen vloeien niet vanwege haar naderende einde of het aanstaande gemis van mijn moeder. (Eerder in mijn leven raakte ik mijn moeder tijdelijk kwijt.) Bernadette, Hugo en Emmy moeten het al jarenlang zonder beide ouders stellen dus ik bof dat ik een ouder nog zo lang mag hebben. Mijn tranen vloeien uit compassie met haar. Met de vrouw die sinds de dood van haar partner zó op zichzelf is... Ze wil niet in dit tehuis zijn, het is een plaats waar ze niet past maar wel hoort. Haar laatste levensfase zo te moeten doorbrengen, is extra zwaar voor haar en dat doet pijn.

Gisteren informeerden mijn zussen mij dat de arts van het zorgcentrum vocht achter haar longen constateerde. Ik dacht het al wel te horen. Ze krijgt medicijnen maar die slaan mogelijk niet aan; een 90-plusser kan daaraan overlijden. Ze gaat hoogstwaarschijnlijk naar een andere kamer omdat het toestel dat haar uit en in bed moet tillen, niet past in haar huidige -tijdelijke- kamer. Zelfstandig lopen behoort waarschijnlijk niet meer tot de mogelijkheid. Zo blijft er steeds minder over om voor te leven.

We zijn weer terug op het honk en moeten weer even wortelschieten in de Spaanse aarde. Gisteren was hier een zonovergoten, warme dag. In Buenos Aires logeerden we in een appartement van 50m2. Ons appartement is daarbij vergeleken een vliegtuighangar. (Overdrijven is een kunst.) De eerste nacht was ik te moe en er speelde te veel in mijn hoofd om goed te slapen. Afgelopen nacht was beter. Langzaamaan komen we weer in het Spaanse leefritme, vandaag ga ik voor het eerst weer zelf koken. Voorlopig blijven we thuis.


dinsdag 10 maart 2015

Oude boom

Afgelopen zondag vierden we in kleine kring de 94ste verjaardag van mijn moeder. Tijdens onze recente rondreis door Zuid-Amerika brak crisis uit rondom haar persoontje. Ik realiseerde mij op die momenten dat we heel ver weg waren... Er kwam Skype-overleg met mijn zussen. Veel kwam terecht op hun schouders maar ze sloegen zich kranig en naar eer en geweten door de kwesties heen.

Mijn moeder kreeg last van een delirium naar aanleiding van een verwaarloosde infectie en niet goed functionerende nieren waardoor gif zich in haar lichaam ophoopte en naar haar koppie steeg: zij kreeg extreme waanbeelden. Ze zag van alles en iedereen in haar huisje, terwijl er niets was… Zo liep ik er naar verluidt rond met een rastakapsel waarin 50 rode kralen sierden. Het werd gekker en bizarder en het oudje raakte volledig over de kook. Er moest zelfs politie en brandweer aan te pas komen.
Ze kreeg vervolgens medicatie en sterkere medicatie maar de waanbeelden hielden aan zodat ze, tot haar eigen en ons verdriet, niet meer in haar eigen onderkomen kon verblijven. Na aanvankelijk in een crisisopvang te zijn geplaatst (waar ze niet thuishoorde), zit ze nu tijdelijk in een opvanghuis met dementerende bejaarden in de buurt van Rotterdam.

Zondag vierden we haar feestje bij mijn neef Dennis, zijn vrouw en hun kids thuis. We waren allemaal van de partij, vier generaties. Zij wist dat wij, Spanjegangers, haar verjaardag in Nederland zouden komen vieren maar ze wist niet dat ik ook op dit feestje was. Dat was een verrassing waarvan ik vurig hoopte dat haar hart het zou overleven. Ik zwaaide de deur open, zij rolde in haar stoel binnen, toen viel het kwartje en gleed er blijdschap over haar gezicht.

Ik zag haar sinds lange tijd terug en schrok van haar kwetsbaarheid. Ze werd broos maar dat is niet zo gek als je de 94 nadert. Ze kreeg in de afgelopen weken te maken met meer fysieke haperingen die het voor haarzelf en de dochters die dichtbij haar wonen, zwaar maken. Ook mij gaat het niet in de koude kleren zitten. We vierden haar verjaardag alsof het haar laatste was. 

Ik zocht haar met mijn liefje in de afgelopen dagen dagelijks op. Het werd mijn eerste serieuze kennismaking met bejaardenzorg in Nederland en ik ben onder de indruk van de gang van zaken in dit betreffende verzorgingstehuis. Er zijn lichte woonkamers met betrekkelijk comfortabele meubels in zachte kleuren. Er hangt een koekoeksklok om de bewoners het gevoel van ‘thuis’ te geven, de verplegers en verpleegsters lopen niet in uniform maar in gewone kleding. Er is rond-de-klok catering: ontbijt-koffie-mét-ronde-warme lunch-theerondje-kopje soep-koude avondschotel. Wat ik zag, beviel maar mijn moeder at muizenhapjes.

Het jammere is dat zij daar niemand kent en dat er nauwelijks of geen contact is met de andere bewoners, die -voor zover ik dat kan zien- allemaal lijden aan een vorm van dementie. Ik legde mijn moeder uit dat zij daar waarschijnlijk niets aan kunnen doen, dat er geen kwade opzet is in het niet-teruggroeten.
Sommige patiënten eisten regelmatig de aandacht van het verplegend personeel op, anderen zaten stilletjes te slapen. Er zijn rolstoelen in alle soorten en maten, men schuifelt door de huiskamer(s). Op enig moment verzuchtte mijn oudje, de oudste van de afdeling, om zich heen kijkend: “het zijn hier wel stakkers, hoor…”. Ik schoot in de lach. Zelf kan ze momenteel niet lopen of staan, voorheen schuifelde zij achter een rollator of met een stok zodanig langzaam door haar huis dat de koffie of thee doorgaans koud aankwam. Maar haar hoofd lijkt mij behoorlijk helder! Dat maakt een verblijf in dit tehuis extra zwaar voor haar en voor ons. Ze wil zó graag terugkeren naar haar eigen woning maar ze heeft verzorging nodig die het voormalige bejaardentehuis niet biedt. Ze hoopt dat ze door minder medicijngebruik weer kan gaan staan en lopen. Het gezegde is dat je een oude boom niet moet verplaatsen… Hoe dit verder gaat, kan ik dan ook niet overzien. Wel weet ik dat een nieuwe periode aanbrak voor mijn moeder en haar dochters.  



woensdag 4 maart 2015

The Unlikely Pilgrimage of Barefoot

De baliemedewerkster in Madrid bleek keihard te hebben gelogen door te bevestigen dat onze twee reistassen aan boord van het Iberia-vliegtuig waren. Ondanks het feit dat alles misging met onze terugkeer uit Ecuador, was de lange vlucht over het traject Bogotá – Madrid de rustigste van al onze vluchten tot nu toe. Er was geen sprankje turbulentie, we hadden staartwind dus we vorderden lekker. We vlogen met een spiksplinternieuwe Airbus A330, in betrekkelijk smalle maar goede stoeltjes, in een rij van twee. 

We verlieten Bogotá met een uur vertraging. Mijn liefje zei mij na een tijdje dat ze vreesde dat we nog een nachtje in de stad moesten rondhangen… Er was namelijk storing geconstateerd in de individuele verlichting en in de aandachtsknopjes voor stewards en stewardessen. Er liepen veel mannen van de technische dienst rond, de verwarming loeide, baby’s krijsten. Op enig moment ging al het personeel aan boord van het vliegtuig -dat waren er heel wat- zich met de knopjes boven onze hoofden bemoeien. Aan-uit, Aan-uit. Hoorden we het belletje? Dan was het goed. Het ging zo nog een tijdje door terwijl de tijd voort tikte.

Eindelijk was het zover: de kapitein maakte zijn excuses, zei dat alles nu werkte en we rolden achteruit, weg van de terminal, de goede richting in. De vliegtijd was 9 uur en 8 minuten. Mijn maag speelde nog steeds op, mijn geblaf hield het vliegtuig wakker, volgens mij. Toch sloot ook ik mijn ogen, nadat ik de laatste bladzijde van het mooie boek ‘The Unlikely Pelgrimage of Harold Fry’ had uitgelezen; het is de debuutroman van Rachel Joyce. 
Het gaat over een gepensioneerde man, ongelukkig in zijn huwelijk, die het leven door zijn vingers ziet glippen en intuïtief tot een daad komt die hem en zijn omgeving drastisch verandert.

Hij ontvangt een afscheidsbrief van een aardige ex-collega die hem -met hulp- schrijft dat zij stervende is en hem groet. In een vlaag van verstandsverbijstering zegt hij toe naar haar toe te wandelen. Dat is het begin van zijn bijzondere pelgrimstocht naar het andere eind van Engeland. Hij maakt van alles mee in de buitenwereld, wordt zelfs ongemerkt een cultfiguur maar het gaat om zijn innerlijke reis. Het is een ontroerend, fraai geschreven, naar binnen gekeerd maar toch heel open boek. Zeer lezenswaardig. 

Daarna probeerde ik mijn ruststand in het vliegtuig te vinden. Bijna verticaal slapen is echter geen hobby van mij dus het werden hazenslaapjes. Voor het eerst in een vliegtuig zag ik geen film en luisterde ik niet naar muziek. Ik voelde mij te naar. Na een diner van vijf erwten en twee hapjes aardappelpuree deed ik mijn ogen dicht. Wachtend tot het dag werd. De zonsopgang was adembenemend mooi. Ik was blij het Spaanse luchtruim binnen te vliegen. Bijna thuis! (Waarbij vooral het visioen van mijn comfortabele bed mij voortstuwde.)

Mijn liefje ging op vlieghaven Barajas in de rij staan voor een lunchhapje terwijl ik de tafel bezet hield. Het werd een broodje met jamon íberico en een glaasje Spaanse rosé voor haar, ze had het daar al uren over. Ik pikte af en toe een graantje mee. We bleken naar gate 92 te moeten, helemaal aan het andere einde van de luchthaven. Zul je net zien… Op de weg daarnaartoe vroeg mijn liefje aan een Iberia-medewerkster van de afdeling Customer Services of zij kon controleren of onze reistassen aan boord waren. Ze controleerde, ze bevestigde en gaf ons een nieuw bagagenummer. Dat was goed nieuws!

Wij stapten in Madrid aan boord van vliegmaatschappij AirNostrum, een dochter van Iberia met wie wij eerder naar Alicante vlogen. Aan boord was de Italiaanse nationale vrouwenvoetbalploeg (wat een leukjes!), Spaanse zakenmannen en Engelse grillkippen. Je kent ze wel: huid helemaal kapot geschroeid door de Spaanse zon. Nee, dan wij: drie maanden in Zuid-Amerika rondgereisd en zo wit als een vaatdoek. 

Het was een vlucht van 45 minuten die toch nog spannend werd. Bij het inzetten van de landing bleek een enorme wolk tussen ons en landingsbaan Alicante te liggen waar de piloot niet zomaar doorheen durfde. Hij steeg dus weer naar grote hoogte en meldde ons daarna waarom. Hij was al tamelijk laag maar kon door de wolk de grond niet zien. Nu zou je denken dat een vliegtuig allerlei meters heeft om die afstand te bewaken maar dit was een ouder type toestel. We kropen weer omhoog, cirkelden enkele malen en de piloot zei dat hij het nog eens ging proberen. Wij keken belangstellend mee. De twee ronde was veel overzichtelijker en de landing verliep zo 'smooth as a baby bottom'. De Italiaanse serie A-dames kunnen hun carrière meer glans gaan geven. (Ze kwalificeerden zich namelijk niet voor het wereldkampioenschap in Canada in 2015.) Bij het uitstappen zocht ik even oogcontact met de kapitein en stak mijn duim op, daarmee uitdrukkend: goede beslissing, verstandige aanpak. Ik kreeg een opgestoken duim retour. Het bleek overigens om een relatief zeldzame rolwolk te gaan. Het is een lage, horizontale, cilindervormige arcuswolk die kan worden geassocieerd met een onweersbui of soms met een koufront. Ik meen hagelstenen op het vliegtuig te hebben gehoord toen we de wolk invlogen.

Aangezien wij uit Zuid-Amerika kwamen, moesten onze reistassen een speciale behandeling ondergaan, in een speciale ruimte. Het wachten begon. Na ruim één uur vonden we het welletjes… ze zitten in het vliegtuig maar wanneer komen ze eruit? We willen á la casa! Mijn liefje liep regelmatig naar de reguliere bagage-carrousel om te zien of ze daar toch niet stiekem neerploften terwijl ik de andere band in de gaten hield. Nee, dus. En nergens was een Iberia-persoon te bekennen. De mede-gedupeerden kwamen uit Cuba, Chili, Thailand en Noorwegen. Een oma uit Chili mopperde dat haar kleinkind lang op haar moest wachten. Uiterst sneu.

Ik kreeg gisteravond een enorme hekel aan Spaans personeel. Ze spreken geen woord over de grens, zijn nauwelijks bereid mensen echt te helpen, er was geen enkele vorm van info. Dit land heeft op dat vlak nog een heeeeeeeeeeeeeeeel lange weg te gaan; dat schreef ik al ettelijke keren. 

Een zeer communicatieve medewerkster van de luchthaven (niet van de maatschappij) probeerde ons zo goed en zo kwaad als het kon, te helpen. Zij kreeg de vinger niet achter de reden van de vertraagde bagage. Na bijna twee uur vruchteloos wachten, rondhangen en mij ergeren aan het luidruchtige geneuzel van de emigratie-officieren, dienden wij onze claim in bij vliegmaatschappij Iberia. 
De tassen kwamen niet boven water, onze telefoon was bijna leeggelopen terwijl we nog een belletje moesten doen voor onze geparkeerde auto. De Iberia-medewerkster aan de klachtenbalie bekende tenslotte: de tassen zaten niet aan boord van het vliegtuig. Het bleek te klein voor alle bagage… Ik weet beter: al die Italiaanse sporttassen snoepten de ruimte op! Wat ik zou doen? Kijken naar de labels aan elke reistas en besluiten dat passagiers die helemaal uit Bogotá komen, voorrang krijgen bij het laden. Zo gek is dat toch niet?! 

Ik ben even helemaal klaar met vliegreizen maar aanstaande vrijdag gaan we voor een familiehereniging naar Nederland. Mijn hoogbejaarde moeder viert haar verjaardag. Met of zonder souvenirs uit Zuid-Amerika, dat is de grote vraag. De toezegging was dat de tassen vandaag aan huis zouden worden afgeleverd. Het is nu bijna acht uur 's avonds en er arriveerde niets. Zelfs zo'n uitspraak kunnen ze niet nakomen. Ik bracht de dag grotendeels in bed door, af en toe lurkend aan een grote fles Bisolvon. Tja.



maandag 2 maart 2015

Gestrand in Bogotá

Het moest zo zijn: alles dat kon misgaan op luchthaven Quito (Ecuador), ging mis. Even daarvoor maakte ik nog een foto van een vertrekkend KLM-vliegtuig. Daarna kreeg de Colombiaanse vliegmaatschappij waarmee wij vliegen, te maken met vele gebreken. Het vliegtuig stond al enige tijd aan de slurf maar het leek er niet op dat we op tijd naar Bogotá zouden vetrekken. Dichter naar de vertrektijd gebeurde er niets, er werd evenmin gecommuniceerd. Op een bepaald moment ging rond dat er problemen waren met een systeem. We zouden 40 minuten vertragen hebben, even later was sprake van 20 minuten.

Vijf minuten voordat we aan boord zouden gaan, herkende ik mijn naam die werd omgeroepen. Ik liep naar de balie en zei dat ik was wie ik was. Ik moest mee voor een controle van mijn koffer. Waarom ik? Waarheen? Waarvoor? De baliemedewerkster van Avianca ging mij voor door de krochten van de luchthaven. Uiteindelijk kwam ik terecht in een ruimte op de begane grond, in de open lucht waar het hectisch was. Er stonden veel meer passagiers, koffers, politie en honden. Ik wees mijn reistas aan en ging in de Avianca-wachtrij staan. De rij ernaast bleek van Iberia.

Onze reistassen hadden we in Quito met plastic laten omwikkelen voor de fraaie som van $15 per tas dus daar ging de investering. Na enige tijd was ik aan de beurt; ik gaf mijn paspoort af, de politie-agent schreef mijn gegevens op een kaart over. Hij sneed de wrap los en ik opende daarop het cijferslot. De tas klapte open. Eerst werd de spullenkant doorzocht, daarna de kledingzijde. Ik was mij van geen kwaad bewust. De agent vroeg waar ik in Ecuador was geweest. Om de ijzige sfeer een beetje te breken, vroeg hij wat ik van de Galapagoseilanden vond. Mijn stijve antwoord was: ‘su país es muy lindo, señor’…

Het bleek een willekeurige check te zijn; daar het bagagecontrolesysteem down was, moest het op deze manier. Hij vond niets verdachts in mijn tas dus het slot ging er weer op. Ik vertelde de Avianca-medewerkster dat ik mijn tas op hun kosten weer gesealwrapped wilde hebben en dat was geen probleem. Ik bleef met mijn neus op de activiteiten staan en liep pas terug naar mijn verontruste liefje toen ik zag dat de omwikkelde tas weer op een bagagetrolley werd geladen.

Mijn liefje stond op de uitkijk, ik stak mijn duim naar haar op. Dat luchtte op. Haar reactie is in dergelijke situaties altijd: je hebt wel weer wat te schrijven. Ik kon er zowaar om lachen. Terwijl we aan boord van het vliegtuig gingen, bleven er namen van passagiers worden omgeroepen dus wij vreesden dat we onze vlucht van Bogotá naar Madrid weleens zouden kunnen gaan missen. Een Avianca-medewerkster vertelde ons op welk tijdstip dat kritisch zou worden. We zagen de minuten wegtikken. Met forse vertraging stegen we op, het was een rustige vlucht.

Na de landing op Quito zouden we nog een kansje hebben gehad, ware het niet dat er problemen ontstonden met de slurf: die werkte niet. We hebben 30 minuten in het vliegtuig gewacht, de kans dat we onze vlucht naar Madrid zouden halen, verbleekte. Na te zijn uitgestapt, bevestigde een medewerkster dat de vlucht was vertrokken zonder ons. We werden naar de bagagecaroussel geleid waar we wachtten op onze reistassen. Die maar niet kwamen… Een deel van de passagiers pakte hun bagage van de band, mijn liefje, ik en nog zo’n tien andere personen bleven met lege handen achter. Nergens was Avianca-personeel te zien, de persoon die we na enig zoeken aantroffen wist van niets en kreeg geen contact met haar collega’s. Kortom: complete chaos. 

Op een bepaald moment vertelde ze ons dat alle transferbagage werd achtergehouden. Waarom? Ze had geen idee. Passagiers begonnen boos te worden vanwege zoveel onprofessioneel gedrag; het woord mierdavulde de ruimte. Ik vroeg op enig moment of zij ons naar haar baas kon brengen. We liepen naar een Aviancadesk. Daar gebeurde wederom niets: passagiers werden bozer en het jonge meisje van de vliegmaatschappij stond inmiddels met tranen in haar ogen terwijl ze zei ik kan hier ook niets aan doen. Dat is waar maar je wilt een dergelijk antwoord niet horen als gedupeerde reiziger. 

Om een lang verhaal kort te maken: om half 2 's nachts waren onze vluchten omgeboekt naar vandaag en stapten we in de bus naar een nabijgelegen hotel. Nog steeds zonder reistassen. (Als dat maar goed komt?!) Wij en een Spaanse non reisden het lichtst van iedereen.

In de voorgaande dagen was mijn keelpijn teruggekeerd, hoestte en proestte ik als een oude hond en ontwikkelde ik een koortslip. In Otavalo kocht ik medicijnen ter bestrijding maar die bleken zwaar op mijn maag te liggen. Ik had geen eetlust, had aan boord te weinig gegeten, slechts één kopje water gedronken en voelde mij zo slap als een vaatdoek. Ik ben -denk ik- de enige reislustige Hollandse die in een Bogotá’s plantsoentje heeft staan spugen. De beveiligingsman liep met mij mee maar bleef op gepaste afstand. Terecht. Om twee uur 's nachts at ik een appeltje met een kopje kamillethee en propte mijn liefje enkele frietjes naar binnen die deel uitmaakten van een avondmaaltijd in plastic verpakking. De biefstuk bleef liggen waar het lag.

Ik vroeg om een tandenborstel en tandpasta aan de receptie en reinigde mijn reiskleding en schoenen. Daarna dook ik mijn  bed in. Vanmorgen bleek dat het hotel geen deodorant heeft. Die kocht mijn liefje voor $10 op de luchthaven die ze met de shuttlebus bezocht. Ik ben nog steeds slap, met een gevoelige maag dus we gaan stad Bogotá niet bezoeken. Het klachtenformulier voor Avianca ligt klaar. Ik tik de tijd weg in het hotel, we gaan vanavond nogmaals proberen naar Spanje te komen.

Op zo’n moment is reizen NIET verslavend!



zondag 1 maart 2015

Zondagochtend in Otavalo

De indianenmarkt van Otavalo is op zaterdag een verplicht toeristisch nummer volgens alle reisgidsen over Ecuador. Het stadje ligt op ongeveer anderhalf uur rijden van Quito, over goede wegen. Wij stonden vroeg op om de markt te bezoeken. Het eerste dat ons opviel, was de betrekkelijke rust qua buitenlandse bezoekers dus het werd een ontspannen wandeling. Het centrum van het stadje is ingericht met stalletjes maar mensen zitten ook met hun handel op het trottoir. 

Het was leuk om te zien hoeveel Ecuadorianen naar de markt kwamen om zelf te shoppen. Vooral juwelen annex bling-bling kregen de aandacht. De inheemse bevolking in deze streek staat vooral bekend om textiel- en houtbewerking. Alhoewel ik op de lagere school nooit uitblonk in borduren kan ik knap borduurwerk wel waarderen. (Figuurzagen kon ik overigens heel goed.)

We liepen enkele uren op ons gemak over de kleurrijke markt. Het tweede dat mij opviel, is dat de inheemse bevolking klein is. De gemiddelde Ecuadoriaan op de markt was volgens mijn inschatting ongeveer 1.50 meter hoog. Ettelijke personen waren aanzienlijk kleiner. Mijn liefje en ik, niet bepaald de langsten, torenden continu boven de lokalo´s uit. Wat ze in lengte missen, compenseren ze echter ruim in uiterlijk. Wat zag ik veel aantrekkelijke mensen! Baby’s die doorgaans op de rug worden gedragen, zijn helemaal op om te vreten. Lokale mensen staan niet open voor fotografen omdat men, naar verluidt, gelooft dat de ziel wordt gestolen als een foto wordt genomen. Als ik mijn camera tevoorschijn haalde wendde menige vrouw haar hoofd af. Mannen waren doorgaans relaxter. We schaften enkele souvenirs aan, voor het thuisfront.

Zaterdagmiddag keerden we voldaan naar het gezellige hotel terug waar ik nog een uurtje in de weelderige tuin doorbracht met mijn camera. Daar zijn namelijk kolibries te vinden. In het Engels worden deze fragiele vogeltjes 'hummingbirds' genoemd, naar het geluid dat hun vleugeltjes maakt. Een kolibrie beweegt die vleugels 200 keer per seconde dus je kunt je voorstellen hoe lastig het is om uit de hand een goede foto te maken van zo’n gevederd vriendje in vlucht. Op een bepaald moment gaf ik het op en guess what?! Een van de diertjes vloog recht op mijn hoofd af en bleef in de lucht voor mij hangen. Dat gebeurde nog een keer of vier. Hij of zij liet zich -zonder camera- van alle kanten bewonderen. Het zijn heuse wondertjes van de natuur.

Vanmorgen, zondagochtend, maakten we wederom een wandeling naar het centrum. De kerken en kerkpleinen bleken vol mensen te zijn. Ze aten, keuvelden, verkochten en bedelden. Onze voorraad dollarmunten is schoon op. In de eerste kerk die we betraden, kregen we een papier in de hand gedrukt met een boodschap van paus Fransisco. Alle zitplaatsen waren ingenomen, zelfs in de ingang van de kerk stond een grote groep gelovigen. In de tweede kerk, die eveneens afgeladen was, was een mis aan de gang en werd een stel in de echt verbonden.

We wandelden naar koffietentje 'Daily Grind' waar heerlijke Ecuadoriaanse koffie wordt geschonken. Toen wij op de Galapagoseilanden waren, vertelde gids James ons dat het Amerikaanse bedrijf Starbucks alle in het wild groeiende koffiebonen van de eilandengroep opkoopt. Het is organische koffie op zijn best, dat zal waarschijnlijk ook voor de prijs gelden. Bovengenoemde koffiebar had ook een zak gemalen Galapagoskoffie in de vitrine staan.

Na de lunch stappen we in een taxi die ons naar de luchthaven van Quito zal brengen. Vanavond vliegen we met de Colombiaanse maatschappij Avianca naar Madrid, met een korte tussenstop in Bogotá. De maatschappij bestaat sinds 1919 en is qua grootte de zesde maatschappij van Zuid-Amerika. Zij brachten ons van Quito naar de Galapagoseilanden. In Argentinië ontmoetten we tweemaal iemand uit Colombia: Jorge in een tapasbar in San Telmo en Angela in hotel-restaurant Azur Real in Mendoza. Een mens is nooit te oud om vooroordelen achter zich te laten. Toch denk ik dat we onze koffers voor het aanstaande traject laten dichtsealen…

De volgende blog komt dus weer uit de Costa Blanca, Leo Dovente. Ter info: ik heb de webalbums bijgewerkt, ook die van Galapagos.