Translate

zaterdag 16 januari 2016

Tasmanian devils

We kwamen inmiddels aan op het Tasman Peninsula, het schiereiland in het zuiden van Tasmanië, vernoemd naar de eerste ontdekkingsreiziger uit Europa: de Groninger Abel Tasman die het land in 1642 bij toeval ontdekte. Hij noemde de plek Van Diemen's Land naar de toenmalige Nederlandse gouverneur van Oost-Indië. Niets verwijst hier naar Hollandse geschiedenis; des te meer van Britse.

We kampeerden in het caravanpark van Port Arthur, een mooie plek met veel wildlife en vogelgezang, waar we zonder directe buren op een heuveltje stonden. We reden binnen met een zonnetje en regen en gingen slapen met regenbuien en fikse windstoten. Ik met een shirt met lange mouwen en sokken aan, mijn liefje zelfs met  wollen muts op en handschoenen aan. Je had het moeten zien (ik maakte geen foto). In de avond zette ik enkele uren de verwarming aan, de nacht was echter ijskoud. Zelfs Bernadette zou met haar huispak aan, onder haar dekbed zijn gedoken. Het bleef haar bespaard. Gedurende haar vakantiemaand en onze reüniereis Down Under maakte zij slechts anderhalve regenachtige dag mee: een hele in Airlie Beach en een halve in Hobart. Lucky girl! Intussen landde ze veilig in het Vaderland.

Wij bezochten Port Arthur Historic Site, een plek die in 2010 UNESCO-werelderfgoed werd maar blij word je er niet van als je er rondloopt. Het sombere weer was geheel in overeenstemming met het schuldige landschap. Port Arthur, opgezet in 1830, diende aanvankelijk als houtverwerkinglokatie maar door de onherbergzame en geïsoleerde ligging zag men weldra de mogelijkheden van een strenge strafkolonie in. Er waren drie van dergelijke oorden in Australië: Port Arthur in Tasmanië, Sydney Cove en Macquarie Island (gelegen voor de oostkust). In 1833 was de plek klaar voor de nieuwe functie. De personen die in het uiterst strenge Port Arthur terechtkwamen, waren Britse veroordeelden die recidivist werden nadat ze vanuit het moederland naar Australië waren verbannen.

We gingen vroeg op pad omdat ook Vannie I een grotere parkeerplaats nodig heeft. Men is er overduidelijk klaar voor grote groepen bezoekers, de toegang en informatieverschaffing is heel goed georganiseerd. Dat geldt niet voor de uitgifte van een kopje koffie maar daaraan raken we in de loop van deze rondreis gewend. Hoe kunnen twee eenvoudige cappuccino’s nu bijna een kwartier in beslag nemen? Tja. Het te bezoeken terrein is zeer groot, er zijn veel gidsen (in de prijs inbegrepen) die je over de afschuwelijke feiten van deze strafkolonie vertellen. Iedere bezoeker krijgt tevens een kaartje met nummer uitgereikt. Het bleek te corresponderen met een specifieke veroordeelde uit die tijd.

Mijn man heette William White hetgeen toevallig is want mijn bijnaam als kind in de familie was ‘Witte’ vanwege mijn hoogblonde haartjes. Willem was 24 jaar en kwam uit Leicester toen hij in Engeland werd veroordeeld. Hij kreeg levenslange verbanning naar Australië vanwege zakkenrollen. Hij kwam vervolgens in Port Arthur terecht omdat hij een poging deed om van bil te gaan met John Norris, een medegevangene. Sodomie, dus. Ik vond het wel opmerkelijk dat mijn kaartje correspondeerde met zijn levensverhaal.  
Gids Rod, met een doorleefde boeventronie, vroeg wie van overzee kwam. Wij tweeën staken onze vingers op, net als twee stellen uit het Verenigd Koninkrijk. De rest van de bezoekers kwam kennelijk uit Australië, zelfs menigeen van Tasmanië. Bernadette en wij zeiden het eerder tegen elkaar: nog nooit zagen we zoveel fysiek lelijke mensen op een kluitje. The horrible rock in the South bracht niet per se mooie mensen voort, was en is onze conclusie. De meerderheid van de Australiërs is afstammeling van Britse veroordeelden. Daarom knauwen ze en spreken ze plat, denken wij. We vermoeden dat dit op eiland Tasmanië nog sterker is dan in andere delen van het Australische vasteland. Zelf heb ik het idee dat de afstamming van Britse veroordeelden vroeger door vele als een schandvlek werd ervaren. Inmiddels lijken Australiërs eerder trots te zijn op hun wortels en hun geschiedenis. Dat zou ook het grote aantal inheemse bezoekers aan een plaats als dit verklaren.

Er vonden in Port Arthur duivelspraktijken plaats wat mij betreft, al zal geen 19de eeuwse Brit dat met mij eens zijn. Mensen moesten gemiddeld tien tot twaalf uur per dag zware arbeid verrichten. De zwaarst gestraften werden geketend, met dikke boomstammen achter zich aan slepend. Bij het minste of geringste werden ze gegeseld en langdurig op water en brood gezet. De Engelse bedenker van dit concept, Jeremy Bentham, was van mening dat Port Arthur ‘a machine for grinding rogues into honest men’ was. Alles draaide om discipline en straf. In 1840 gaf de strafkolonie onderdak aan 2.000 veroordeelden. In 1877 sloot het strafkamp definitief zijn deuren. Op de begraafplaats van het aanpalende Isle of the Dead liggen 1.100 overleden gestraften en bewakers. Port Arthur bevatte tevens het eerste strafkamp van het Britse rijk voor jongens tot 17 jaar. Het was dit gegeven dat deze spookachtige plek tot werelderfgoed maakte.

De Tasmaanse duiveltjes die wij de dag ervoor in levende lijve zagen, zijn nachtelijke  roof- en buideldieren met een of meer witte strepen op het lijf. Het is een vleeseter die zich vooral voedt met wallabies en possums in nood. Het liefogende maar woeste diertje wordt door uitsterving bedreigd maar er zijn plaatsen in deze staat waar men het terugzette in de natuur, met wisselend sukses. Op weg naar Port Arthur reden we langs zo’n gebied met de nodige waarschuwingsborden aan de kant van de weg. De dieren lijden aan ernstige vormen van gezichtstumor. Voordat mijn liefje en ik aan deze rondreis begonnen, las ik in een internationaal tijdschrift dat een tweede, ongeneeslijke tumorsoort het voortbestaan van de Tasmaanse duivel bedreigt. Kasian.

We bezochten de Unzoo in de zuidelijke contreien waar veel wildlife van Tasmanië vrij en gezond rondloopt op een groot terrein. De naam van deze plek is een aanklacht tegen dierentuinen in het algemeen waar dieren in kleine hokken en achter stevige hekken zitten. Hier liepen we frank en vrij rond tussen de verschillende soorten grote en kleine wallabies en kangaroes, pademelons, Tasmaanse ganzen, diverse soorten potoroos, met kookaburra’s, wilde roofvogels en cacketoos in de omringende bomen. Achter één hek troffen we de diersoort homo sapiens aan. Dit is en blijft Tasmanië, een plek voor alternatievo’s die we hier continu tegenkomen. Vandaag zei ik nog tegen mijn liefje dat ik mij af en toe terug in de tijd waan... De kapsels en kleding die hier het straatbeeld kleuren droeg ik in de jaren '80! Wij kwamen echter voor het Tasmaanse duiveltje dat we in een engelachtige- en duivelse gedaante aanschouwden. Boeiend.

Momenteel staan we op een camping in Whitebeach, op steenworp afstand van Port Arthur. Het is een ruime, zonnige, aangename grasplek aan een hagelwit strand. We hebben twee Zuid-Afrikaanse gezinnen achter ons en twee Tasmaanse pottenkindjes in een trekkersbusje, met pofbroeken en veelkleurig haar naast ons. Er is zelfs wifi en de temperatuur is weer zoals gewenst.Foto's bij dit blog plaatsen, is echter teveel gevraagd. Jammer.


Geen opmerkingen:

Een reactie posten