Translate

zondag 28 februari 2016

Dagelijkse kost

We hebben niet of nauwelijks last van jetlag; tussen Spanje en Sri Lanka bestaat een tijdsverschil van slechts vier à vijf uur dus dat kunnen lichaam en geest rap overbruggen. Zelf gaf ik alle schelpen en andere strandvondsten een sopje; de collectie ligt nu te drogen op het zonnige terras. Ook maakte ik een backup van de nieuwe fotomappen. Meestal maak ik onderweg online kopieën van mijn foto's maar vanwege de haperende internetverbindingen in Australië stopte ik daarmee. Toen ik weer in stabiel wifi-gebied kwam (na Tasmanië in Melbourne) had ik zoveel foto’s achterstand dat ik de reservekopie achterwege liet, daarmee een risico nemend: als mijn digitale reismaatje schade zou oplopen, zou ik veel foto’s verliezen... Er gebeurde gelukkig niets. In Bali en Australië maakte ik ruim 3.400 foto’s, in Sri Lanka maakte ik er in totaal 1.900. Inmiddels begon ik aan de voorbereidingen voor een papieren foto-album als aandenken aan deze reis.

Mijn liefje deed in de afgelopen dagen minstens tien wasjes. De kleren die we gedurende de laatste weken droegen, konden wel een opfrisser gebruiken. Op sommige verblijfplaatsen in Sri Lanka ontbrak het aan wasmachines. In die gevallen werd ons wasgoed in de rivier gewassen. Doorgaans werd de was uitbesteed aan een lokale wasman of -vrouw. Daar is niets mis mee zolang je rondreist maar eenmaal thuis moet alle kleding fris de kast in. De roltassen staan weer in de schuur, geduldig wachtend op hun volgende reis. Mijn liefje wordt later dit jaar 65 jaar… dat vraagt om iets bijzonders!

Gedurende de rondreis door Sri Lanka las ik niet één boek, hetgeen a-typisch is voor een boekenwurm als ik. Mijn reader zal bomvol literatuur maar ik sloeg niet één bladzijde om. Dat kwam in eerste instantie omdat het relatief lange, drukke reisdagen waren. 's Avonds was ik moe van alle indrukken en van regelmatig gekluun. Wat lezen tevens minder voor de hand liggend maakte, was dat de meeste hotelkamers waarin we verbleven geen leeslampje aan het bed hadden. Ik ben gewend om muzelluf in slaap te lezen.
Sinds ik thuis ben, zijn ook artikelen op Flipboard, eLinea en Blendle weer dagelijkse kost. Ik ben bijna bij met de ontwikkelingen in de grote boze wereld, voor zover dat mogelijk is. De aanstaande presidentsverkiezing in de VS (met die vreselijke Trump als Conservatieve kandidaat), de verkiezing van de nieuwe FIFA-baas (eindelijk formeel Blatterloos maar of het beter wordt?!), de verslechterende situatie van homoseksuelen in Indonesië, de haperende vorming van een Spaanse regering, wereldwijde gevolgen van klimaatverandering… veel dat mij boeit en waarover ik in de komende weken en maanden weer zal gaan bloggen.

Illustratie: Michael Leunig
En boeken. Gister hadden we een uitje met Joan, Ben en Joan’s ouders die hier overwinteren. Met Ben en Joan werden wij in de loop van de tijd goede vrienden. Tijdens onze recente reis kreeg leesmaatje Ben een TIA. Elke keer als mijn liefje en ik langdurig en ver weggaan, realiseren wij ons ten zeerste dat een dierbare ons in onze afwezigheid kan ontvallen. Mijn hoogbejaarde moeder in Nederland overleed gedurende deze reis, Ben kreeg een herseninfarct tijdens hun verblijf in Spanje. Het was onder andere door het snelle handelen van Joan dat de gevolgen beperkt bleven. 
Na de eerste medische opvang alhier, reisden ze terug naar Nederland waar een lange, gevaarlijke operatie volgde. De operatie slaagde, de chirurg was tevreden met het resultaat. Ben krabbelt langzaam op. Gisteren zagen we elkaar weer na lange tijd, er vloeiden traantjes. Het was fijn elkaar weer in de armen te sluiten. Van Ben kreeg ik weer een tas met boeken en interessante tijdschriften. Samen lezen wij voort!


Illustratie: Jesus Diaz
Van Google kreeg ik op 12 februari het bericht dat men per 15 maart stopt met het onderhoud aan Picasa. Je kunt het programma lokaal blijven gebruiken maar er verschijnt geen nieuwe versie meer en ook bij programmaproblemen kun je niet meer op ondersteuning rekenen. Het bedrijf wil dat gebruikers van dit fotobeheersysteem overstappen naar Google Photos. Tja.
Mijn digitale albums verdwijnen door die maatregel niet. Na 1 mei 2016 kun je echter met Picasa geen nieuwe albums samenstellen en bestaande albums niet meer bewerken of uitbreiden. Persoonlijk vind ik dat erg jammer; al vele jaren gebruik ik Picasa met plezier. Op mijn blog staan alle albums die ik in de loop van de jaren met dat pakket samenstelde. In de komende weken ga ik op zoek naar een goed alternatief. Ik gebruik Google Photos al wel als backup medium als ik op reis ben. Sommige gadgets van het programma zijn best aardig, zoals dit filmpje dat -ongevraagd- werd samengesteld op basis van enkele van mijn Sydney-foto’s die ik als reservekopie met dat programma maakte.

Vanmorgen skypten we met onze adoptiefamilie in Bali, op verzoek van Yuda. Hij miste ons en wilde weer contact. We zaten klaar om het kindergeweld over ons heen te laten komen. Moeder Elsa vertelde ons in de aanloop naar deze sessie namelijk dat Damai een stemmig lied voor ons had ingestudeerd. Yuda leert Engels op zijn tweetalige school en hij toonde ons dat hij inmiddels Engels kann lezen; de keuze viel op het kinderboek Click, Clack, Moow. Hij deed erg zijn best, Damai danste en zong voor ons. Happy kids, ze gaan graag naar school. Het leven lacht hen allen toe. Met een beetje hulp van ons bouwen ze momenteel een eigen huisje. Net als wij, gingen ze recent naar de kapper. Gelukkig zit ons haar beter… de mannetjes leken weer op twee Pol Potjes. Je kent het wel: de bloempot op het hoofd en dan langs de randen wegknippen. Vader Ketut vaart momenteel in het Amazonegebied. Het toeval wil dat onze Chileense kennissen Luz-Maria en Eugenio daar momenteel eveneens cruisen. Ketuts schip doet dit jaar Europa niet aan. Kasian.

We eten zelfgemaakte erwtensoep vandaag.

woensdag 24 februari 2016

Weer thuis

We zijn weer veilig op het Spaanse honk aanbeland en geloof het of niet: zelfs de dag na thuiskomst is het feestelijk bij ons! Vandaag vieren mijn liefje en ik namelijk dat we 27 jaar samen zijn. Ze-ven-en-twin-tig… wie had dat ooit gedacht?! Ikzelluf zeker niet. Het was wellicht logischer geweest dit heugelijke feit op een tropische vakantiebestemming te vieren maar na vier maanden uit de koffer te hebben geleefd, zijn wij blij weer thuis te zijn met alle comfort dat daarbij hoort. Vanavond gaan we samen uit eten bij ons favoriete lokale restaurant Cellardoor.

We hadden het fijn samen; als setje zijn we op ons best als we op reis zijn. De regelmatige lezer weet dat we in Australië een maand met Bernadette reisden. Zij is niet alleen heel aangenaam reisgezelschap, ze was ook prettige afleiding. Zo konden we beiden even onze blik op iemand anders richten. Mijn liefje en ik zijn dermate close dat we heel vaak dezelfde gedachten hebben. We spreken regelmatig zinnen uit die de ander op de lippen heeft liggen. Soms letten we teveel op elkaar en reageren we te snel of te fel op elkaar. Dat is al zo sinds we elf jaar geleden tegelijkertijd besloten te stoppen met werken en sindsdien 24/7 op elkaars lip zitten. Er is echter niemand anders in de wijde wereld met wie ik zo’n symbiotische relatie zou willen en kunnen hebben. Wij passen bij elkaar als een dekseltje op een potje, als copy & paste. In het Singalees heten personen die zo’n hechte vriendschap hebben ‘mangofriends’ omdat die vruchten zo dicht tegen elkaar hangen aan de boom. Een uitdrukking die ik tijdens de rondreis door Sri Lanka hoorde en onthield omdat ik ’m zo op onszelluf van toepassing vind.

De ochtend van vertrek begon niet per se goed: sowieso klotste het binnen vijf minuten onder de oksels. Het was maanden geleden dat ik lange mouwen,  lange broek en sokken droeg. De taxi die we de avond ervoor bij de hotelreceptie regelden, kwam echter niet aan. Acht donkerbruine ogen keken mijn liefje aan toen zij haar geduld dreigde te verliezen en zei dat er nu toch echt actie moest worden genomen anders zouden we ons vliegtuig missen en dat zou een fikse geldelijke aderlating voor het hotelmanagement worden.

Een Engels echtpaar stapte voor onze neus in een tuk-tuk naar het vliegveld, met de koffers op het dak gebonden. Sri Lanka style. Ik bleef deze keer de rust zelve: de jongeman bij wie we het transport regelden, was zo’n aardige knul die constant de goede dingen zei: hij had spijt, bleef kalm en beleefd en informeerde naar wat ik van Sri Lanka vond. Ik kon niet boos op hem (of wie dan ook) worden. Mijn rood aanlopende liefje stapte op alle chauffeurs af die hun auto voor het hotel parkeerden. Ze wachtten allemaal op andere reizigers. Uiteindelijk bleek een snuggere jongedame van de receptie alle stand by-chauffeurs te hebben afgebeld. Eentje kwam net onder de douche vandaan. Met hem reden we via sluiproutes gezwind naar de luchthaven.

Nog nooit stapten we zo vaak door een beveiligingspoort of werden we gefouilleerd en ging onze bagage door de scanner als op de luchthaven van Colombo. Het werd bijna lachwekkend. Met mijn ervaren oog zag ik dat ze een flow-probleem hebben vanwege de vele locaties van security op dat vliegveld, hoe ruim het ook is uitgelegd. De laatste roepies besteedden we aan een heerlijk kopje koffie met makroon. De kalmte keerde weer. We vlogen voor het eerst met vliegmaatschappij Emirates en dat beviel uitermate goed. We vertrokken weliswaar met een half uur vertraging vanwege late aankomst van het vliegtuig. De vertraging was echter geheel weggewerkt toen we in Dubai aankwamen. Het eerste traject nam vier uur in beslag, daarna hadden we ruim een uur overstaptijd. Op dat parcours zaten we niet aan het raam maar ik zag het prestigieuze Burj al Arab hotel, naar verluidt het meeste luxueuze hotel ter wereld, aan de horizon liggen. Vanwege de bijzondere vorm is het niet te missen. De skyline van Dubai is sowieso opmerkelijk, met die herkenbare hoogbouw. Ook zagen we een deel van de, door Nederlanders gemaakte, eilandengroep in de vorm van een palmboom. Een wolkenlaag van oranjekleurig woestijnzand hing over de stad.


Daarna vlogen we met een dagvlucht door naar Madrid, een traject van 5.600 kilometer (een vlucht van zevenenhalf uur). Op dit traject zaten we wel aan het raam, gezellig met ons tweetjes. We werden verwelkomd door een grotendeels Spaanse crew, enkele dames waren uitgelaten door onze schoorvoetende Spaanse klanken, gingen met ons op de foto en boden hun hoedjes aan. Goede service, heerlijke stoelen, uitstekend entertainment-programma. Mijn liefje maakte foto's van de Rode Zee, de kronkelende Nijl door de stad Cairo loopt en het Suezkanaal. Ik streepte enkele films van mijn wensenlijstje af: Spectre, Steve Jobs, Amy (Winehouse), Burnt (culinair) en Everest (waargebeurd klimverhaal). We zien uit naar onze volgende reis met Emirates.
Tenslotte vlogen we met Iberia Regional naar Alicante; de tassen kwamen zowaar mee. We deden beiden 10.000 stappen, ondanks de vele vlieguren. Op Barachas moesten we naar de allerlaatste gate, op Alicante werden we afgezet bij de verste gate. De auto stond klaar, de benzinetank was leeg. Het was nog een hele tour om een open benzinepomp te vinden. Om half twee ’s nachts stapten we zachtjes ons appartementsblok binnen. Ook dat was niet eenvoudig: in de tuin bleek een grote waterleiding gesprongen en de dikke straal stond precies op de entree van het pand. We tilden de roltassen door de tuin om niet drijfnat te worden.

De reistassen zijn uitgepakt, de eerste was is gedaan. De schelpen en vele andere strandvondsten kwamen bijna ongeschonden tevoorschijn. Reizen is verslavend maar er gaat niets boven het eigen bed! We sliepen als roosjes, ongehinderd door blaffende straathonden, zingende boeddhistische monniken en imams, met deuren slaande hotelgasten en schreeuwerige Chinezen op de gang. Ik hoefde mijn ooglapje niet voor, de rolluiken maken de slaapkamer aardedonker. 
Het Spaanse leven kan hier beginnen.


zondag 21 februari 2016

Time to go home

We zijn aan het einde van onze overwinteringsreis 2015-2016 gekomen. We gaan morgen aan onze laatste volledige dag in Sri Lanka beginnen. Op de kaart zie je de route die we aflegden. Eigenlijk geven wij de voorkeur aan de oude naam Ceylon voor dit eiland in de Indische Oceaan, hetgeen niets zegt over onze hang naar koloniaal bezit; het woord klinkt gewoon mooier in de oren. Oorspronkelijk heette het ‘Sealand’, land omgeven door zee. De Chinezen maakten er Sealon van en zo werd het via Cealon uiteindelijk Ceylon. Het woord heeft geen betekenis, net als Lanka is het een naam. We zijn niet de enigen die de oude naam toepasselijker vinden. Sri betekent ‘heilig’ en niet iedereen is van mening dat dit een goed gekozen woord is voor de huidige stand van zaken. Het strenge kastesysteem, de corruptie, de armoede en immense rijkdom die naast elkaar bestaan. Desondanks sprak het eiland mij aan, ik genoot van de goedgevulde combinatie van natuur en cultuur en van de vriendelijkheid van de Lankanen.

Van Hikkaduwa reden we recent met een nieuwe chauffeur, Arya, naar Negombo terug. Daar begon onze reis enkele weken geleden. Dit dorp ligt op een half uur rijden van het internationale vliegveld. Dat was een opzienbare reis, niet in de laatste plaats omdat hij ons vertelde dat hij vele jaren sluipschutter was. Met een 100% score: elke kogel deed zijn werk... Hij knipperde niet met zijn ogen toen hij het ons vertelde. Hij was een goedlachse, ogenschijnlijk zachtaardige boeddhist die ons dit vertelde. Zo breed als een inloopkast. Hij werd opgeleid tot commando bij de elitetroepen, ontving zijn training in landen als India, Pakistan en Israël en was, naar verluidt, tijdens het bezoek van Prins Charles en Camilla Parker-Bowles aan het eiland de persoonlijke bodyguard van het prinselijk echtpaar. Charles vond hij een toffe peer, Camilla vond hij ronduit onaardig.

Ten tijde van de tsunami verbleef hij in Hikkaduwa, zijn geboortegrond. Zijn moeder en hij overleefden de watersnood; de rest van zijn familie niet. Hij omdat hij heel goed kon zwemmen; zijn moeder was gewoonweg lucky. Even buiten het dorp staat het tsunamimuseum waar de grote boeddha, meer dan tien jaar geleden opgericht, een verfbeurt onderging. Het is ons allerlaatste boeddhabeeld, we zijn echt uitgetempeld! Ik vroeg hem waarom hij geen commando meer was. Hij wilde zijn leven beteren: geen killing machine meer zijn maar mens worden. Tja. We wensten hem alle goeds voor de rest van zijn leven.

Dat was niet alles over Arya. Zijn rijstijl bevestigde ons dat Francis, die drie weken lang ons gids en chauffeur was en van wie wij enkele dagen geleden afscheid namen, geen goede driver was. Mijn liefje is nooit wagenziek maar in zijn auto, met zijn rijstijl, werd ze dat tot tweemaal toe. Hij reed schokkerig, toeterde om de haverklap, was een typische bumperrijder, anticipeerde nauwelijks en stond daardoor regelmatig bovenop zijn rem. Met haar neus tegen de voorruit en mijn tweepuntsveiligheidsgordel in mijn onderbuik gedrukt. Arya toeterde geen enkele keer, hield voortdurend afstand, gaf tuk-tuks de ruimte, remde tijdig. Het kan dus wel. Ik wijt Francis’ beperkte rijstijl aan zijn afnemende zicht (de man is 58 jaar) maar ook aan zijn karakter. 

Bovendien praatten we binnen een kwartier geanimeerd met chauffeur Arya over van alles en nog wat, hij vroeg honderduit over ons, het leven in Spanje en de Spaanse levenswijze. Iets dat we niet meemaakten met Francis. Als mijn liefje enthousiast vertelde over het leven in ons tweede Vaderland, kreeg ze slechts een grom van de chauffeur. Zij bleef het doen, hij bleef nul interesse tonen en ik slikte een brok in mijn keel weg. Kasian. De man paste geheel niet bij ons. Menige dag was hij nukkig door iets dat wij zeiden of deden. Hij was duidelijk niet gewend aan mondige, zelfstandige vrouwen. De reis zou nóg leuker zijn geworden als hij milder was geweest en niet zo met zichzelf was ingenomen. Het drukte de pret echter nauwelijks, al liepen we vanwege zijn buien regelmatig op eieren. Ik ga mijn woorden zeer zorgvuldig kiezen als ik feedback geef aan de Nederlandse tussenpersoon; ik wil tenslotte niet dat hij zijn baan verliest. We gaven Francis een goede tip en ik schreef een positief maar onpersoonlijk dankwoord in zijn boek. Hij reed ons immers veilig in zijn thuisland rond. Ik kan niet veinzen…

Morgen is het volle maan en dat wordt hier nationaal gevierd; het is een zogenaamde poya day, een vrije dag voor iedereen waarop de meeste winkels zijn gesloten. Het betekent onder andere dat er geen alcohol mag worden geschonken en gedronken in het openbaar; niet door lokalen en niet door buitenlandse toeristen. En de slagerijen zijn dicht; er mag op die dag evenmin vlees worden verkocht. (Of het mag worden gegeten, zullen we morgen ervaren.) Een boeddhist drinkt geen alcohol en eet vegetarisch. Arya biechtte op dat hij geen goede boeddhist is: hij drinkt af en toe alcohol en eet kip en zeevruchten. En hij liegt tegen zijn moeder en vriendinnetje. Ik moest om die toevoeging lachen. Wij kochten vandaag in de mooiste wijnwinkel tot nu toe een flesje wijn uit de nieuwe wereld (Chili), voor een stiekem glaasje op de hotelkamer; dat mag wel. Doorgaans zijn deze winkels schimmige ruimten met tralies voor de ramen en een klein uitgifteloket. 

We werden geupgrade naar een mooiere kamer met hypermoderne badkamer, prinsessenbed en balkon met uitzicht op de oceaan. We hebben hopelijk nog een zwempartijtje en een mooie zonsondergang aan de westkust tegoed. Op dinsdag beginnen we aan onze middellange vliegreis naar het Spaanse honk. De volgende blog komt weer van het basiskamp, Leo Dovente.


donderdag 18 februari 2016

Hoi-hoi

Onze rondreis door Sri Lanka onder begeleiding van chauffeur Francis eindigt morgenochtend maar we stappen pas over enkele dagen op het vliegtuig naar Spanje. Ra-ra, hoe kan dat… Welnu, het is een vergissing van onszelluf. Toen wij het eerste reisvoorstel uit Sri Lanka ontvingen, stond er een latere begin- en einddatum in het programma. Die einddatum bleef in ons hoofd hangen. Toen mijn liefje de terugvlucht naar Spanje boekte, hield ze dan ook niet de laatste dag van de rondreis aan maar die vermeende vertrekdatum. Ik controleerde en corrigeerde dat niet.

We blijven samen dus vier nachtjes langer aan de zuidkust van Sri Lanka. Geen probleem, al ruiken we de stal. De regelmatige lezer weet dat wij liefhebbers zijn van oceanen, zeezoogdieren en strandleven. We wandelen regelmatig langs het strand en ook hier maak je dan van alles mee. Tijdens zo’n wandeling werd ik, na een snorkeluitje, uitgenodigd om een vissersboot op het droge te helpen. 
Als lokale vissers dat met hun netten doen, roepen ze bij elke krachtsinspanning hoi-hoi. Als het een boot betreft, roepen ze niets. Dan sparen ze energie om hard met hun rug tegen een dwarsbalk te kunnen duwen. Mijn bijdrage was niet substantieel maar leuk was het wel. Aan het einde van het werk kreeg ik door de man aan mijn linkerzijde een sigaret aangeboden. Sri Lankanen zijn doorgaans dun en pezig. Volgens onze chauffeur is dat vooral omdat ze spijzig eten. Dat gaat voorbij aan het feit dat hun leven met name bestaat uit zwaar fysieke arbeid. Desalniettemin volgde ik hun voorbeeld door zeer regelmatig pittige curry te eten; dat legde mij geen windeieren. (Ha!)

Balaenoptera musculus (foto: Wikipedia)
Dat was lang niet alles wat zich aan zeezijde afspeelt. De blauwe vinvis zag ik nooit met eigen ogen dus vol verwachting klopte mijn hart: het dier is hier namelijk in season! Doorgaans zie je als toeschouwer ongeveer een derde van het dier; de rest ligt onder water. We stonden om 5 uur 's ochtends op voor een goede plek aan boord van de boot die lag afgemeerd in de haven van Mirissa. 

Eerst moesten we ter plekke met cash betalen (creditcards werden niet geaccepteerd), daarna moesten elders de tickets worden opgehaald, vervolgens moesten we te voet over de vismarkt omdat de chauffeur van mening was dat hij de auto niet door de drukte kon manoeuvreren (hetgeen niet het geval bleek te zijn). Eenmaal bij de boot aangekomen, konden we nog net op de laatste rij twee (van drie) krappe stoelen bemachtigen. Het bovendek was vrij maar daar moest je op een kussen op de grond zitten en dat willen wij geen van beiden: overeind komen op een wiebelboot is immers geen sinecure. Tot mijn verbazing bleven er passagiers binnenstromen, vooral Chinezen. Een (Engelssprekend) Aziatisch gezin met peuter  vond nog twee stoeltjes achter elkaar en toen waren de zetels op. Niet veel later stapten twee Britse bejaarden aan boord voor wie geen zitplaats vrij was. Iemand van de bemanning sommeerde het Aziatische stel op onvriendelijke manier plaats voor de ouderen te maken. Begrijpelijk maar toch ook weer niet: voor de ouders en het kleintje waren de kussens op het bovendek evenmin een optie. Ze stonden in eerste instantie op maar keerden weldra op hun schreden terug en eisten hun zitplaats terug.

Het oude echtpaar moest separaat zitten, de echtgenote nam mopperend haar stoel in. Pas toen twee inspecteurs van de overheid aan boord stapten, hield de stroom op. Toen bleek nog een tweede boot uit te kunnen varen. Dat geprop duidde wat mij betreft op het boevengehalte van de tour operator... We gingen om 7 uur het water op. De bemanning stond achter op het dek te roken, terwijl wij ongeveer anderhalf uur op woelige baren voeren. Voor de zekerheid accepteerden wij ieder een gemberpil die we voor vertrek met ruim water innamen. 
Het precieze aantal kotsende Chinezen zal ik je besparen maar de rest van hen lag binnen een uur te slapen. De pil had hoogstwaarschijnlijk een knockout-effect op die kleine lichamen. (Wij werden overigens op de terugreis ook slaperig en deden een middagslaapje in ons hotel.) Onderweg zagen we een grote groep kleine dolfijnen en na lang zoeken werd één blauwe vinvis gespot. Heel in de verte zag ik een wolk waterdamp, daar kwam de grote walvis kennelijk naar het wateroppervlakte, om snel daarna weer onder te duiken. Het duurde ongeveer tien minuten voordat het dier weer bovenkwam; ook op minstens 100 meter afstand. 

Onze kapitein was telkens te laat, hij draaide zijn boot niet om iedereen een glimp van het dier te geven en nadat de walvis drie keer bovenkwam, besloot hij al eerste naar de haven terug te keren. Alle andere boten bleven liggen waar ze lagen, wij gingen met hoge snelheid terug, onder luid gemopper van onze kant. Ik maakte precies tien foto’s van een deel van de walvis. Wat een tegenvaller... en mijn zonnebril verdween ook nog in de golven! Mijn liefje serveerde de prestaties van het betreffende touring-bedrijf op gepaste wijze op Tripadvisor af.

De ochtend erna stonden we fris en fruitig op om langs de zuidkust naar het fort van Galle te rijden (uit VOC-tijd). Langs die route vind je in een aantal vissersdorpen Sri Lanka’s beroemde steltvissers die we met plezier fotografeerden. Het zijn ware acrobaten: met de ene hand houden ze zich vast aan een paal die vaststaat op het rif, met de andere hanteren ze een lijn en hopen op een beetgrage vis. Je vindt de natuurlijke vissers vooral in de vroege ochtend en de late middag. Na de tsunami van 2004 zijn het er echter niet meer zoveel... Tegenwoordig zijn het vooral 'acteurs' die voor de foto poseren. Ze laten je daarvoor een aardige tip betalen maar de meeste toeristen maken daartegen geen bezwaar. Zo ook ik. Het is immers een apart gezicht. 

In het daarop volgende vissersdorp Koggala bezochten we het plaatselijke Turtle Conservation Project. Ze vangen daar schildpadden op die in netten van vissers terechtkomen. Soms zijn de dieren gewond en worden ze verzorgd totdat ze kunnen worden teruggezet. Ze stellen echter tevens eieren van schildpadvrouwtjes veilig, die broeden over een drie kilometer breed strand. De manager van het project vertelde ons dat ze elke nacht eieren rapen. Sommige vrouwtjes kwamen dit seizoen al drie keer naar het strand om eieren te leggen: 109, 136 en 120 stuks. Het wordt keurig bijgehouden en de eieren liggen goed beschut in het zand in hun opvang. Wij adopteerden ter plekke twee kleintjes die klaar waren om de (boze) wijde onderwaterwereld te betreden. Mijn keuze viel op een groen schildpadje dat ik BareLanka doopte. Mijn liefje viel voor Sweetie, een piepkleine hawksbill turtle. We moedigden de diertjes tot in de branding aan om het ruime sop te kiezen. Die van haar was rapper dan de mijne. Slechts 1:1.000 schildpadjes overleeft de oceaan. Kasian.

We reizen morgen verder zuid-westwaarts naar badplaats Hikkaduwa, waar we twee nachten zullen blijven in een kleinschalig boutique hotel met fantastische keuken. Er valt ook veel te zien onderwater dus het snorkelsetje komt weer uit de reistas.


dinsdag 16 februari 2016

Geen Gerard van Laar

We zijn inmiddels aan de zuidoostkust, tot het eind van onze rondreis zullen we in het zuiden blijven. De binnenlanden van Sri Lanka lieten we definitief achter ons. We deden en zagen er veel, allereerst vanuit de laatste koningsstad. So sweet was Kandy niet als ik de Lonely Planet mag geloven. Je moest er oppassen voor zakkenrollers, na zonsondergang konden vrouwen er beter niet alleen over straat gaan, en meer van dergelijke info. Ons overkwam niets vervelends. We liepen enkele uren, zonder gids, door de fantastische botanische tuin van de stad en aanschouwden een culture dansavond. In het hotel op de heuvel dronken we tijdens ons verblijf de gehele voorraad Franse rosé uit Tavel op (drie flessen). Heerlijk!

We bezochten het olifantenweeshuis dat op circa 50 kilometer van Kandy ligt. Zo’n plek roept gemengde gevoelens bij ons op maar daaraan hebben de dieren die daar worden opgevangen geen boodschap aan. Begrijp mij niet verkeerd: ik vind het goed dat het weeshuis bestaat en de orphanants worden ogenschijnlijk netjes behandeld door hun mahouds. Er was een oude bull wiens slagtanden dusdanig waren vergroeid dat ze zijn slurf blokkeerden. Die functioneerde nog wel maar kan niet meer worden opgeheven. Zo’n dier kan zich in de wilde natuur, waar sappige blaadjes aan hoge bomen hangen, niet handhaven.

Wat ik minder goed vind, is dat ze in dat weeshuis kennelijk ook gingen fokken. Er worden dus jonge, gezonde olifanten geboren (geen wezen) die zich na een verblijf in het weeshuis evenmin zouden kunnen handhaven in de vrije natuur. Als de olifanten van het weeshuis in de natuur zouden worden teruggeplaatst, overleven ze dat niet omdat ze door wilde olifanten niet zullen worden geaccepteerd. Het weeshuis is in zo’n geval dierentuin aan het worden en dat lijkt mij voor Sri Lanka een ongewenste ontwikkeling. Je kunt hier immers in vele natuurparken op safari gaan om wilde olifanten in hun natuurlijke habitat te zien!

Het werd echter een fotogeniek bezoek: we sloegen de voedersessie over en liepen onder begeleiding van Francis linea recta naar het water waar alle dieren op een later tijdstip zouden komen baden. Hij troonde ons mee naar een goede plek, met uitzicht over een groot deel van de rivier. We zaten eersteklas. De eerste olifant die kwam aansjokken, bleek een oud vrouwtje met een grote palmtak met verse bladeren. Ze lag onder onze neus heerlijk twee uur lang in de rivier te dobberen, totdat een jong boefje haar tak afpikte en de blaadjes voor haar neus oppeuzelde. We zagen moeders met 3 à 4 maanden oude baby’s en jonge bulls die hun krachten op elkaar uitprobeerden. Dieren besprenkelden zich eerst met zand, rolden daarna door de modder en namen tenslotte een verfrissende duik in het water. Het was soms vertederend, al blijven het (bijna) wilde dieren.

De ochtend erna kwamen we in heuvelachtig gebied. Het hoogste punt van die dag lag op 2.126 meter. We bezochten een van de vele theeplantages in het gebied, liepen met een jonge gids door de fabriek terwijl zij ons het 100% natuurlijke proces uitlegde. De theeplukkers zijn vrouwen; de motoriek van mannen is te grof voor de pluk. Ze worden per kilo uitbetaald, dragen de mand om hun hoofd. De landarbeiders zijn hier Tamils; men is arm. De plantage die wij bezochten, werd oorspronkelijk opgezet door een Schotse eigenaar maar is al 140 jaar in Sri Lankaanse handen. We kochten er eersteklas zwarte Ceylon-thee voor thuis: BOP (Broken Orange Pekoe). Wij drinken geen thee met melk dus dan kom je al snel bij deze mildere theesoort uit.

We reden door naar Nuwara Eliya om daar op een blauwe trein te stappen die ons in ruim drie uur tijd naar onze eindbestemming van die dag vervoerde, langs theeplantages, door ’s lands groentenschuur en door regenwoud. 
Een vakantie zonder treinreis is ondenkbaar. We vertrokken met een half uur vertraging. De trein die op dit traject vooral door toeristen wordt gebruikt, kent drie klassen; we hadden gereserveerde stoelen in de tweede klas. Af en toe stapten lokale reizigers in, eenmaal passeerden we een overvolle rode trein uit de andere rijrichting (het is enkelspoors). Mensen zijn erg aardig, vooral kinderen maken direct contact. We reden over spoorbruggen en door tunnels. Het eindstation was Ella, een backpackersplaats bij uitstek. Francis meldde ons dat hij het dorp haat… vanwege de vele alternativo’s en het feit dat er marihuana wordt gerookt. Tja. De meeste mensen maken er lange wandelingen; wij deden een korte route naar Little Adam’s Peak. Mijn liefje en ik vermaakten ons er uitstekend, dineerden elke avond bij Chill Café.

Gisteren bezochten we Yala National Park. Mijn liefje las een krantenbericht over de 33-jarige Nederlander Gerard van Laar, toerist in een NP in Nepal die op het nippertje ontsnapte aan de aanval van een Bengaalse tijger door in een hoge boom te klimmen, met hulp van zijn gids Krishna. Wow. Wij keken in Yala uit naar een slingerende staart in een boom. In dit deel van het natuurgebied leven nog ruim 20 luipaarden. Francis chauffeert al 18 jaar toeristen door zijn land en zag in die jaren slechts vijf luipaarden. Kun je nagaan; mijn verwachtingspatroon was dan ook navenant.

Wij zagen er geen maar dat mocht de pret niet drukken. Wat we wel zagen? Zes wilde olifanten - inclusief baby, krokodillen, herten, wilde zwijnen met baby, mungoos (een soort wezel), waterbuffels, een landschildpad, de groene duif, Sri Lankaanse hornbills (neushoornvogel), een bold-headed eagle en veel andere kleurrijke en bijzondere vogels (waaronder een heel zeldzame, volgens de gids). Langzamerhand kan ik bijna het hele vogelboek van het land aftikken. Sri Lanka heeft veel gevederde vriendjes!

En we stonden op de plek waar de tsunami van 2004 een hotel met al het personeel en alle gasten in de golven verzwolg. Het gedenkteken is een serie golvende platen, net achter de duinrand. Sinds kort staat er weer een nieuw hotel.

Sinds enkele dagen zitten we weer in wifi-crisisgebied. Gggrrrrrrrr. In die diepste krochten van Sri Lanka is de internetverbinding super, in de zogenaamd ontwikkelde gebieden kun je nog geen eenvoudige foto laden. Tja. We gaan op weg naar Marissa waar we het water op gaan om de blauwe vinvis (de grootste walvissoort ter wereld) met eigen ogen te zien. Het is het juiste seizoen om deze gigant te zien dus I keep my fingers crossed.


donderdag 11 februari 2016

Barefoot & the Buddha

Een van mijn zussen appte onlangs, na ontvangst van vele foto’s van boeddhabeelden, dat zij zich niet realiseerde dat Sri Lanka er zoveel had; en dan ook nog zoveel bijzondere. Dat kan ik mij voorstellen maar het valt niet te ontkennen dat dit kikkerlandje in het zuidwesten van Azië niet over het hoofd mag worden gezien door spirituele types! Vijf van de heilige plaatsen in het land zijn UNESCO-werelderfgoed, vier zijn open voor bezoekers. Ze liggen in de zogenaamde Cultural Triangle van het land. We bezochten intussen de oude koningssteden Anuradhapura, Pollonaruwa en Kandy.

Terwijl Buddha door Sri Lanka reisde, vond allerlei wonderlijks plaats. In Mihintale, 13 kilometer ten oosten van Anuradhapura kreeg hij, naar verluidt, het spirituele inzicht zijn leer verder te ontwikkelen. Op die plek onstond het boeddhisme, aldus het verhaal. Met mijn sneue heup zette ik 1.840 stappen om de Ambasthala Dagoba te bereiken. (Nee, ik ben geen Fitbitch – zoveel treden had de rots nu eenmaal; one way!)
Buddha bereikte circa 2.250 jaar geleden onder een bodhiboom in India, zijn geboorte- en sterftegrond, de staat van Verlichting. Een loot van die oude boom kwam op onnavolgbare wijze naar het hoge noorden van Sri Lanka. Dat gebied is een soort waddengebied met vele eilandjes. Wij bezochten het betreffende eiland in een aftandse vissersboot. Mijn liefje en ik keken elkaar aan en zuchtten: daar zaten we weer, in het vooronder van een boot met teveel passagiers. En we zeiden nog zó dat we dergelijke dingen niet meer doen… Maar goed, we kunnen het navertellen. We keken dus naar die dikke stam op het tempelterrein terwijl gelovige boeddhisten tegels kochten en aan de tempel doneerden.

We bezochten tevens de heilige rots Sigiriya (hiernaast) maar daar beklommen we de hoge rots slechts tot halverwege, tot waar de semi-erotische fresco’s van half ontblote vrouwen zich bevinden. Het waren minder treden dan in Anaradhapura maar ze waren dermate steil dat we het welletjes vonden. 

Het volgende tempelcomplex, dat van Dambulla uit de eerste eeuw (AD) fotografeerden we van een afstandje; de tempel en fresco’s lieten we deze keer geheel links liggen. De mussen vielen die dag dood van het dak en als niet-gelovigen vonden we het welletjes. Het zijn mooie verhalen en prachtige tempels maar mijn liefje en ik zijn hier noch op zoek naar verlichting, noch naar meer fysieke klachten.

Thans verblijven we in Kandy, een heel drukke stad in het centrum van het land. We logeren in een comfortabel hotel met zwembad in de heuvels, met uitzicht op minstens twee grote boeddhabeelden. We werden geupgrade naar een kamer met pool view. We zwommen vanmiddag heerlijk, na een bezoek aan de botanische tuin. We kunnen onze balkondeuren s nachts niet openen vanwege de apen in de bomen. 

In lange, lange tijd stond ik niet zo vaak, zo vast in het verkeer. Shock-a-block. Mijn liefje en ik ondergaan dat gelaten, chauffeur Francis zucht en moppert voortdurend. Als devote katholiek vloekt hij niet, in het slechtste geval hoor je een zacht gefluisterd ‘shit’. Zijn rijstijl herken ik als typisch Aziatisch: elkaar geen ruimte geven, bumper-op-bumper rijden, toeteren om alles en iedereen, medeweggebruikers de loef afsteken, waar mogelijk. Vooral tuk-tukbestuurders moeten het bij hem ontgelden. Helemaal als hun karretje een sticker heeft met teksten als ‘ik ben boeddhist en daar ben ik trots op’. Toen mijn liefje daarop zei dat hij iets vergelijkbaars op zijn auto heeft (‘God bless you’, voor en achter) was het even stil. Daarop kwam zijn antwoord dat dat iets heel anders is. In de reisbeschrijving stond de verwachting dat wij en de chauffeur hoogstwaarschijnlijk vrienden voor het leven zouden zijn aan het einde van onze rondreis. Ik denk het niet.

In Kandy staat de Temple of the Tooth. Het verhaal gaat dat men na de crematie van Buddha (in India) te midden van zijn stoffelijke resten een tand vond. Geen idee of het er slechts één was. Hoe het ook zij, die tand kwam in Sri Lanka terecht waar het wordt bewaard in een gouden stupa in de betreffende tempel, het voormalige paleis van de laatste koning van Sri Lanka. De pracht en praal van het gebouw laat je met open mond staan. De tand is overigens niet te zien; die ligt hoog en droog in de tempel. Driemaal per dag gaat een velours gordijn met fraaie olifantenapplicatie open (zie hiernaast) en de gelovigen bidden dan. Toen wij er waren, bleef het gordijn dicht maar gebeden en geofferd werd er desalniettemin. De kleinste was een Sri Lankaans meisje van ongeveer anderhalf jaar die van haar ouders haar gebedje moest opzeggen.

We waren op prachtige, ingetogen, vele eeuwen oude heilige plekken maar af en toe tref je tempels aan waar alles blinkt; de gebouwen zijn kitscheriger-dan-kitsch, big lijkt beautiful te worden gevonden. Een hoog Eftelinggehalte, een omschrijving van iemand in onze vriendenkring waarin we ons helemaal kunnen vinden. Gebouwen met functie x worden tempels waar voortaan toegang moet worden betaald. Ze worden van semi-goud, met schreeuwerige beelden, alles groter dan groot. Als het aan diezelfde Francis ligt, deugt menig boeddhistische monnik niet: ze managen commerciële bedrijven, hebben meer vrouwen tegelijkertijd, eten koeienvlees en drinken alcohol, zijn actief in (regelmatig bedenkelijke) politiek en nog zo wat hoofdzonden. Dat is dan ook uit de mond van een devote katholiek die vast sinds Aswoensdag. Tja.

Mijn liefje tweemaal... (in groen Turkenkleedje)
Ondanks al die scepsis, openbaarde zich in Pollonaruwa Een Wonder dat ons persoonlijk raakte. We bezochten Gal Vihara, een heilige plek waar vier boeddha’s in verschillende poses uit een en hetzelfde rotsblok zijn gehouwen. Links voor de kijker zit een boeddha in diepe meditatie, naast een kleinere boeddha in een grot. Daarnaast staat een 7 meter hoge boeddha in een zeldzame houding -dat wil zeggen: met gekruiste armen- en helemaal rechts vind je een liggende boeddha van 14 meter lengte. Ik maakte een stretch-foto van het geheel en toen ik enkele seconden later het resultaat op mijn camerascherm bekeek, bleek mijn liefje daarop in tweevoud voor te komen?! A miracle! Vaak wens ik muzelluf twee van haar toe maar heel soms is eentje méér dan genoeg.


dinsdag 9 februari 2016

Animals Galore!

We gingen alsnog snorkelen. De weergoden waren mijn liefje en mij welgezind. De week voorafgaand aan ons bezoek aan de oostkust was het daar bar en boos. Het regende hevig en de vissersboten bleven liggen waar ze lagen. Snorkelen was uit den boze vanwege onstuimige zee en hoge golven. Elke dag van ons verblijf vroegen we aan de receptie of het kon… op de laatste hele dag van ons verblijf in Pigeon Beach Resort bleek dat we konden gaan. We zaten vroeg in onze snorkeluitrusting in de lobby, de visser bracht ons rustig naar de overkant, nadat we door de lastige branding heen waren. 

We zijn verwende snorkelmeisjes, dat moet gezegd. Malediven? Ik kan mij er niets bij voorstellen. Het raakte ons hartje niet. De foto van de twee gele vissen is van de hand van mijn liefje. Zij gebruikte haar Nikon-onderwatercamera weer eens. Er zaten vergeten foto's op van Sulawesi en Galapagos... Daarboven zie je twee clowns(vissen), in zwemvesten. In 2006 snorkelden we een week lang op het Grote Barriererif van Australië, we dobberden in de wateren van Fiji, Belize, Sulawesi, de Galapagoseilanden, recentst op de Whitsunday Islands en nog zo wat wonderschone onderwaterplekken van Moedertje Aarde. Pigeon Island viel tegen maar we zijn blij dat we de kans kregen, we waren toch in de buurt.

Mijn liefje zei het onlangs uit zichzelf: in een dikke week Sri Lanka zagen we meer vogels dan in een heel lange tijd elders. Je krijgt hier een stijve nek, er is zoveel te zien in de lucht en in de bomen! De regelmatige lezer weet dat ik erg ben gecharmeerd van gevederde vriendjes. Het begon hier met het spotten van eenvoudige reigers in lagunes en andere waadplekken maar het werd snel bijzonderder. 

Chauffeur Francis heeft een fotografische gids van de vogels van dit eiland in zijn auto dus ik kijk regelmatig wat er zoal is te zien. De vogels van Sri Lanka zijn een bont gezelschap. Intussen schoot ik minstens 30 foto’s van bijzondere exemplaren: vooral waadvogels maar ook enkele roofvogels (Brahmini kite) en tropische zangvogels. De pauw in het topje van een hoge boom zal ik niet snel vergeten. Niet elke diertje floreert in deze collage maar mijn beste shots zijn in mijn Sri Lanka-webalbum te vinden. 

De mooiste ervaring kregen we toen we een lange strandwandeling maakten, de dag voordat we alsnog mochten gaan snorkelen. We hadden net gehoord dat er weer een dag niet zou worden uitgevaren. Ineens dook daar een grote schaduw boven op ons: het waren de brede vleugels van de white-bellied sea eagle, de zeearend met witte borst. Het was niet de eerste keer dat we deze majestueuze roofvogel zagen maar nog nooit zagen we de actie die volgde. De vogel vloog op ongeveer vijf meter van ons vandaan laag over de branding. Het was dermate uitdagend dat mijn liefje vreesde dat wij weleens prooi zouden kunnen zijn. Daarop hief ze haar beide armen wijd omhoog om af te schrikken; grappig, he?! Wij waren het niet die op de korrel werden genomen. Het was een grote vis die tussen de klauwen van de zeearend eindigde. Ik volgde de bewegingen van de grote vogel met mijn ogen terwijl ik knipte. Het leverde een niet scherpe maar wel memorabele foto op. Je ziet de vis onder de vogel hangen, met Pigeon Island als achtergrond.

Tja, en toen was het tijd voor de eerste landsafari in een lokaal Nationaal Park. Intussen reisden we van de oostkust terug naar de binnenlanden van Sri Lanka. In de omgeving van Pollonaruwa, een van de oude koningssteden, bezochten we allereerst Huluru Echo Park, het kleinste park (van de plaatselijke drie) waar je vogels kunt spotten en wilde olifanten kunt zien. Iedere dag bepalen de rangers welk van de drie parken kan worden bezocht. De dag voor onze aankomst was de lange rij wachtende jeeps zodanig dat de wachter besloot het park te sluiten. Dat overkwam ons gelukkig niet. Wij reden in een 36 jaar oude jeep met ervaren chauffeur, om 1 uur ’s middags binnen en waren de eerste om te gaan. Zo willen we dat. Onze eigen chauffeur Francis was ook van de partij; hij besloot op de uitkijk te staan. Het legde ons geen windeieren… hij is een uitermate scherpe olifantenspotter. Bless him.

De laatste keer dat mijn liefje en ik wilde olifanten zagen, was in 2002 in Kenia. We bezochten Masai Mara en hadden de tijd van ons leven in Afrika. Toen verbleven we in een luxe lodge, nu logeren we in een matig hotel in een buitenwijk van deze koningsstad. Het is het minste hotel op de route tot nu toe en hoogstwaarschijnlijk van onze gehele rondreis. We verblijven weliswaar in een ruime bungalow met twee grote bedden en inloopdouche maar de verlichting is overal  schimmig, de plek is nogal afgelegen en de Tripadvisor-reviews zijn regelrecht spooky. Het avondbuffet is heel matig. We zaten er tegelijkertijd met een grote Nederlandse Djoser-groep en een heel groot Kras-reisgezelschap.

We zagen 29 grote en kleintjes in het wild, bofkonten die we zijn. We kwamen up close & personal met hen, kun je zeggen. Het duurde ongeveer een uur voordat we de eerste kleine familie van vier olifanten zagen. Daarna kwam er wederom een kudde van vier langs waaronder een zwanger vrouwtje en haar vriendin of zus met twee kleintjes. 
Na weer een uurtje rijden over doorgaans slecht begaanbare paden die ons heen en weer deden schudden (Kasian) kwam een kudde van bijna 20 dieren links en rechts gepasseerd. We keken onze ogen uit, ze kwamen zo dichtbij. Een moeder met haar baby liep op ongeveer twee meter afstand achter onze jeep langs. Jaaaaaa, reizen is verslavend! 

Eerder tijdens de excursie vertelde Francis dat er een bull in dit deel rondloopt die kwaad wordt als hij een jeepmotor hoort. Welnu, wij sloegen een hoek om en daar stond hij: the Grumpy Old Man. Hij wapperde met zijn oren en nam het rit aan, in onze richting. Ik zag wild flapperende oren, een groot lichaam en heel veel opwaaiend stof. Als wakkere Francis niet heel hard had geroepen “Rijden!” tegen de verbaasde collega-chauffeur was het dier op ons ingelopen, met alle gevolgen vandien. Die foto schoot ik niet maar het beeld zit op mijn netvlies. Een reislustig mens maakt wat mee!? Later in de reis gaan we hopelijk meer olifanten zien in andere NP.


zaterdag 6 februari 2016

Pigeon Island

We zijn aan de oostkust, in een klein maar fijn strandhotel. We zijn hier in de eerste plaats omdat ik, de akela van deze reis, las dat een van de mooiste snorkelplekken in Sri Lanka rond Pigeon Island ligt. Het reisbureau waarmee we in zee gingen, beschreef het als de Malediven van Sri Lanka. Nou, dat liet ik mij geen twee keer zeggen! Ons resort ligt er recht tegenover, op slechts twee kilometer afstand.

In de afgelopen dagen ontdekte ik echter het een en ander. Allereerst vertelde de excentrieke eigenaresse van het beach resort in Kalpitiya ons dat het geen goed seizoen is om te snorkelen aan de oostkust; dat werd bevestigd door een reizend Frans gezinnetje dat daar net voor ons aankwam, teleurgesteld over wat zij aan de oostkust aantroffen. Dat had het reisbureau duidelijk moet aangeven, vind ik, dus dat zal feedback aan hen worden.

Aan de westkust is in deze tijd van het jaar sprake van een droog seizoen, aan de oostkust is het regenseizoen. Hoe is het mogelijk… op een eiland van zulke beperkte proporties?! Kan ik muzelluf wel travel savvy vinden maar dit gegeven ging langs mij heen. Van snorkeleiland Menjangan op Bali weet ik uit ervaring dat je in het regenseizoen niet de beste snorkelcondities aantreft: het zicht is beperkt, hoge golven vullen de snorkelpijp regelmatig, de zeestroming kan afval aanvoeren. Welnu, het is hier niet anders.

Na een bezoek aan het Nederlandse fort (1680) en de fraaie bibliotheek van Jaffna begonnen we aan de relatief lange reis van het hoge noorden naar de oostkust. De eerste indruk van het resort met blauw dak was heel goed. De jongedame aan de receptie was de klantvriendelijkste tot nu toe en degene met het beste Engels. Het personeel is zeer toegewijd en aardig. Een van hen is een man, katholiek, die de jaren tijdens de burgeroorlog in Musselkanaal (Groningen) doorbracht. Veilig, dat wel maar Musselkanaal voor een Sri Lankaan?! Kasian. Zijn vader was slangengifdokter en ook hij kreeg die opleiding. Na de oorlog keerde hij terug naar dit deel van het land. Hij spreekt nog een aardig mondje Nederlands.

Het ruime zwembad lag er aantrekkelijk bij maar de zee was tamelijk wild. Rode vlaggen op het strand bevestigden dat. We maakten een lange strandwandeling en troffen naast enkele interessante vondsten, heel veel aangespoeld plastic en veel dode tropische vissen aan. Ik vermoed dat het hierbij blijft…

Vanmorgen hoorden we namelijk dat er geen boot naar Pigeon Island gaat: de zee is te wild. Daarbij komt dat ruim een week geleden een buitenlandse toerist verdronk in de golven. Het hotel is verantwoordelijk voor ons welzijn dus zij regelen geen vervoer naar het snorkeleiland. Als ik daarmee niet al rekening had gehouden door alle recent opgedane kennis, zou ik diep teleurgesteld zijn. Nu niet. We nemen straks een verfrissende duik in het zwembad, mijn liefje leest na lange tijd weer eens de (online) Volkskrant en vanmiddag gaan we weer wandelen. Zelf heb ik ook weer tijd om een boek te lezen. Kortom: we vermaken ons uitstekend.

Het is om meer redenen apart om hier te zijn. Ook hier eiste de tsunami van 2004 zijn tol. Niet ver van dit resort staan huizen die door de Japanse regering werden geschonken aan lokalen die haver en gort verloren tijdens de watersnoodramp. In de omgeving van Jaffna bezochten we het getroffen gebied eveneens, dat weer grotendeels was opgebouwd maar zichtbare sporen achterliet. Een honderd jaar oude kerk in de duinen werd door het water verwoest en ligt nu deels onder het duinzand; het kerkhof met de kruizen van 70 omgekomen mensen ernaast… Het deed mij even slikken.

Wat een prettige bijkomstigheid is van de huidige plek, is dat we tenminste een dag zonder chauffeur Francis zijn. Hij is 58 jaar en nogal een haantje. Dat zit in zijn cultuur, dat begrijp ik best maar dat is geen karaktertrek waarmee wij constant willen worden geconfronteerd. We spelen vandaag dus tortelduifjes op het land, met zicht op Pigeon Island. De eerste week in Sri Lanka zit erop.


woensdag 3 februari 2016

Tamil County

Ik vermoedde het van te voren maar nu weet ik het (al): Sri Lanka is een zeer fotogeniek land. We zijn inmiddels vijf dagen op weg en hebben al veel afwisselends gezien: stads- en plattelandsleven, beach life, vogels, boeddhistische en hindoetempels, katholieke kerken en veel dieren. Het aantal foto’s loopt gestadig op. We waren op de plaats waar het wereldwijde boeddhisme begon (de koningsstad Anuradhapura), stonden voor de eeuwenoude boom waaronder Lord Buddha volgens de overlevering de verlichting bereikte, bezochten de grootste en de oudste hindoetempels van Sri Lanka (in Kalpitiya en Jaffna) alsook de grootste en oudste katholieke kerk van het land (Jaffna, begin 17de eeuw). Het lijkt wel een relireis?!

We sliepen in een halfopen hut aan zee waar we een lange strandwandeling maakten,  zwommen in een rustige Indische Oceaan en daar een grote, dode zeeschildpad aantroffen. De kraaien en honden lustten er pap van. Kasian. We hadden een hotelkamer met een buitenbadkamer waardoor we tijdens een nachtelijke stop door de muggen werden belaagd. In een stadspark keken we naar twee varanen op hun achterpoten alsof ze de tango dansten; het werd echter een gevecht op leven of dood. We passeerden geiten, koeien, straathonden en ezels op de grote weg. Boven onze hoofden cirkelden soms vier arenden tegelijkertijd, het aantal waadvogels op de foto zijn bijna niet meer te tellen. Op een later moment zal ik uitgebreider blogger over die beestenboel.

Het interessante Sri Lanka kreeg het in de loop van de tijd flink voor de kiezen. De vorige Singalese president maakte er, naar verluidt, een potje van. Twee van zijn broers werden na zijn verkiezing respectievelijk Minister van Defensie en van Economie, zijn zoon werd ongekwalificeerd de hoogste militair in het leger en zijn neef werd directeur van het internationale vliegveld. Dat geeft je te denken. De president knoopte tijdens zijn regeerperiode relaties aan met verkeerde landen waardoor het land op vele vlakken verder achterop raakte. Bovendien verdween heel veel geld in diepe familiezakken. Het land staat hoog op de internationale corruptie-index, twee plaatsen lager dan Indonesië.

We zitten thans in het uiterste noorden, in Jaffna. We zijn hier minder dan 40 kilometer verwijderd van Zuid-India. Mijn liefje vroeg gisteren aan de chauffeur of er een ferry-dienst bestaat tussen beide landen. Nee, dus. De relatie kan beter maar daaraan wordt door de nieuwe president gewerkt. In het restaurant troffen wij een Indiaas mannengezelschap aan. Zij aten allen met de vingers van hun rechterhand. Mijn liefje zag een van hen zijn klokkenspel recht leggen waarna hij ongegeneerd met diezelfde hand verder at, terwijl ikzelf een andere man in dat gezelschap zijn neus in zijn sari zag snuiten, zonder erbij te verblikken. Ik denk dus dat ik bij leven nooit dichter in de buurt van India zal komen in haar gezelschap. Nu zeg ik, ondanks mijn reislust, dat ik daarmee kan leven…

Jaffna was gedurende de 30-jarige burgeroorlog niet begaanbaar omdat de oorlog zich in volle hevigheid op Tamil-grondgebied afspeelde. Onderweg passeerden we het vredesmoment en in Jaffna zagen we de vernieling van soms heel dichtbij. Diezelfde president speelde een foute rol in die oorlog. Mannen met dat soort snorren moet je mijden! Het mooie van reizen onder lokale begeleiding is dat je veel komt te weten. Met chauffeur en gids Francis zijn we het stadium van terughoudendheid voorbij. Aanvankelijk keek hij de kat uit de boom bij zoiets gevoelig als een burgeroorlog maar inmiddels weten we veel meer over het dan toen we aan deze rondreis begonnen en dat is precies wat we willen.

Het zijn de Tamils die door elkaar opvolgende boeddhistische regeringen als ‘terroristen’ werden neergezet terwijl zij hun grond, religie, taal en cultuur beschermen. Begrijp mij niet verkeerd: de militante Tamil Tigers waren bepaald geen lieverdjes en veroorzaakten veel leed in het noorden en noord-oosten van het land. Sri Lanka is een boeddhistisch land en sommige partijpolitici zijn van mening dat de minderheden in het land, Tamils voorop, dat goed in hun oren moeten knopen. In de politiek is alleen plaats voor Singalezen (boeddhisten), zij hebben het hier voor het zeggen. Onderling kunnen mensen uit de minderheidsgroepen het goed met elkaar vinden: er wordt multi-culti getrouwd, buurten zijn eveneens gemengd. Het waren doorgaans ontwikkelde Tamils die zich het sterkst verzetten tegen het regeringsleger. Voor de goede orde: de Singalezen van Sri Lanka kwamen uit het noorden, de Tamils uit het zuiden van India. Er vielen tienduizenden doden, overigens ook aan Sinha-zijde. Complexe materie.

We spraken onderweg iemand met een Tamil-moeder en een Singalese vader wier Singa-echtgenoot deelnam aan de burgeroorlog. Na de vrede keerde hij ernstig beschadigd en ontregeld huiswaarts. Inmiddels scheidden ze omdat hij niet kan vergeten en zij niet kan leven met een man met een geweer naast zijn bed. De oorlog veroorzaakte door alle lagen van de bevolking diepe wonden die nog niet zijn geheeld, zoals het zich laat aanhoren. Door Tamilland reizend, zie ik met lede ogen aan dat er nog veel politieposten en grote militaire kampementen zijn. Soms om de kilometer. Ik kan mij voorstellen dat Tamils dat zeven jaar na de vrede, als uiterst provocerend ervaren.

Als je dan de uitleg over de nationale vlag leest, kan ik niet voorkomen dat mijn wenkbrauwen ver voorbij mijn haargrens schieten. Daar gaan we (van links naar rechts): de verticale oranje balk vertegenwoordigt de Tamils, de groene balk de moslims, de gele rand rondom vertegenwoordigt de andere minderheden in het land.
De twee voorpoten van de leeuw staan voor de puurheid in geldzaken, de blaadjes in de vier hoeken om de leeuw heen zijn van de Bo-boom en vertegenwoordigen het boedhisme en de invloed daarvan op de natie. Elk blad vertegenwoordigt een andere deugd: ‘kindness, friendliness, happiness & equanimity’. De donkerrode kleur vertegenwoordigt de overige religies. Tja.

Ook de tsunami van 2004 maakte veel slachtoffers in Sri Lanka. De vernietigende watermassa kwam van Sumatra in het oosten en veroorzaakte hier tienduizenden doden. Francis, wiens geboortegrond aan de oostkust ligt, verloor negen familieleden tijdens de ramp. Alleen het uiterste noorden waar we thans vertoeven, werd gespaard. Francis’ familie at jarenlang geen vis… Ik herinner mij het eerste bericht nog goed: mijn liefje en ik voeren op een Brits cruiseschip in Midden-Amerikaanse wateren, met veel Sri Lankaans personeel aan boord. De telefoonlijnen waren continu bezet omdat mensen contact probeerden te krijgen met het thuisfront. We gaan binnenkort een kerk bezichtigen die nog steeds onder de modder zit.

In Jaffna lijken mijn liefje en ik zelf bezienswaardigheden. Al menige keer waren we onderwerp van gesprek, van onderzoekende blikken en van uitgebreide selfiesessies van jongemannen. Vandaag op de verse groentemarkt werd ons enkele keren gevraagd waar we vandaan komen, gevolgd door een praatje. Het leek alsof men het leuk vond dat we uit Holland komen. Velen spreken hier uitsluitend Tamil, een enkeling spreekt Engels. Men is uiterst vriendelijk. Morgen is het hier Nationale Onafhankelijkheidsdag. Ik ben benieuwd wat we meemaken.


maandag 1 februari 2016

In Sri Lanka

We zijn er, dit is alweer de derde dag! De reis ernaar toe was lang voor mijn gevoel, niet in de laatste plaats omdat de vlucht vanuit Kuala Lumpur langer duurde dan we dachten. Dat lag aan ons: we dachten dat het van daaruit een uur vliegen was naar onze huidige  bestemming maar we hielden geen rekening met het tijdverschil tussen Maleisië en Sri Lanka. Het laatste traject betrof een vliegreis van ruim 3.5 uur - met veel turbulentie. Mijn liefje pestte mij met mijn eigen uitspraak dat reizen verslavend is… Op zo’n moment denk ik inderdaad dat verwegreizen veel inspanning vergt. We kwamen in onze beleving om 5 uur ’s ochtends aan maar lokaal was het 10 uur ’s avonds. En natuurlijk hadden we weer een akkefietje bij de douane, alleen was ik het deze keer niet. Mijn liefje had kennelijk een foutje gemaakt in haar visumaanvraag: ze moest langs vier loketten met stuurse ambtenaren voordat ze in het land werd toegelaten. Mijn entree was deze keer ‘smooth as a baby bottom’.

De eerste indruk van dit nieuw te bereizen land deed mij sterk denken aan onze allereerste aankomst in Bali: druk bewegende mannetjes op het vliegveld, overal bordjes met familienamen die werden afgehaald, drukkende warmte, veel verkeer, niet teveel verlichting. Die indruk werd versterkt op de weg naar ons hotel: tamelijk donkere straten, kleine winkels met uithangborden in alle vormen en maten, tuk-tuks en brommers links en rechts passerend.

Het bleek Francis te zijn die ons opwachtte en die voor de komende weken onze lokale chauffeur en gids zal zijn. Van zijn reisorganisatie ontvingen wij als cadeau een mooie fles rode wijn van Amerikaanse origine. We houden die voor aanstaande barre tijden, alhoewel het erg meevalt wat we aan alcohol kunnen krijgen in restaurants en bars en de prijzen die men ervoor vraagt. We gaan echter door het hele eiland: van west naar noord, via centraal, naar oost en zuid. Niet alle delen van Sri Lanka zijn toeristisch. Mijn liefje moest even bijschakelen: in 2014 nam ze zich voor niet meer naar arme delen van de wereld te reizen en hier zat ze nu in Negombo?! Ze zette de knop om, gelukkig.

Francis is een gelovige Sri Lankaan van katholieke huize. Het eiland ten grootte van Nederland en België tesamen met 20 miljoen inwoners, kreeg eeuwen geleden achtereenvolgend te maken met kolonisatie van de Portugezen, Nederlanders en Britten. De Portugezen zette de katholieke toon, de Nederlanders waren toentertijd vooral protestants en de Britten introduceerden de Anglicaanse kerk. (Naast een heleboel andere dingen maar daarover later meer.) Het was zondag dus we bezochtten een katholieke kerk en ik was geraakt door de diepe devotie van jong & oud. Ik zag netjes geklede en goed gekapte pubers diepe buigingen maken, jonge vrouwen en dames van middelbare leeftijd met voiles en mannen die hun handen tegen een glazen ruit met daarachter de Here in Houtsnede drukken en kruizen slaan. Wat dat betreft blijven de overeenkomsten met het gelovige hindoe-Bali aan. 

Dat was nadat we een ronde deden door het vissersdorp Negombo, ten noorden van het vliegveld en de hoofdstad Colombo. We zouden het op aandringen van de chauffeur een dagje rustig aandoen maar dat was eigenlijk onzin want we werden vroeg wakker en ontbeten bij het ochtendkrieken; met tropisch fruit en een eitje-op-lokale-wijze met eigen zwarte peper en een kopje Ceylonthee. We bezochten de zondagsmarkt, de vismarkt, het kanaal van 7 kilometer lengte dat door de Nederlanders werd aangelegd, de haven met zeewaardige vissersschepen die weken aaneengesloten op diepzeevis vissen, de Nederlandse poort uit 1678 die standhoudt en tegenwoordig recht tegenover de ingang van de gevangenis van Negombo ligt.

Voor de lunch nuttigden we onze eerste Sri Lankaase curry. Joehoe! Ik keek uit naar de handgemaakte curries. Het verhaal is immers dat Sri Lanka op mijn netvlies kwam door een kookprogramma dat ik in 2011 gedurende drie maanden in Australië wekelijks volgde. De betreffende chef heet Peter Kuruvita, is Sri Lankaan van geboorte maar emigreerde Down Under. Ik zat wekelijks geboeid voor de televisie omdat hij kookte terwijl hij door zijn geboorteland reisde. Daar ontstond de interesse, het is zijn 'schuld' dat we hier zijn. 

Tot 2009 werd het land geteisterd door een heftige burgeroorlog die maakte dat je het noordelijke deel van het land niet kon bezoeken; wij gaan dat wel doen. Vooral de paalzittende vissers die je in het uiterste zuiden van het eiland aantreft -als je geluk hebt-, bleven op mijn netvlies steken. Naar hen gaan we later op de rondreis op zoek.

Zelf koos ik voor de lokaale aangeprezen pittige krabcurry en mijn liefje durfde een kip- met verse mangocurry aan, niet kruidig voor haar. Sinds de chemo kunnen haar mondpapillen en haar lippen niet meer tegen pittig eten. De handgemaakte groenten- en vers fruitchutney en het groenepeperpapje maakten het een uitdagend gerecht. Ik wen er graag aan!

Gisteren zetten we 15.000 stappen op Sri Lankaanse bodem; de Fitbitch is happy. De zonsondergang was omgeven door wolken maar kleurrijk. Onze eerste stop was in een ruime hotelkamer met prinsessenbed en inloopdouche, met zicht op zee, tussen twee Chinese families. ‘s Avonds waren ze lekker rustig maar ’s ochtends stonden ze vroeg op. Het aantal Chinese toeristen is ook in Sri Lanka gigantisch. Het huidige fotoalbum vult gestadig, het hotel heeft goede wifi. De start is goed. Vandaag gaat het echte reisprogramma beginnen.