Translate

vrijdag 30 maart 2018

Dodelijke wateren

Toen mijn liefje, vriend Frans en ik in oktober 2017 in Alicante aanwezig waren bij de start van deze editie van de Volvo Ocean Race kon niemand bevroeden dat het een dramatische wedstrijd zou worden. In januari van dit jaar kwam de zeilboot van Vestas 11th Hour Racing op weg naar de finish in Hong Kong (etappe 4) in aanvaring met een lokale vissersboot. Die boot zonk, alle vissers kwamen in het water terecht en één persoon raakte daarbij dusdanig gewond dat hij later in een ziekenhuis overleed. De Deense zeilboot raakte ernstig beschadigd en enkele zeilers raakten eveneens gewond. Dit tragische voorval volgde op een incident waarbij een man overboord sloeg van het Chinese Team Scallywag. Een grote golf nam de Australiër Alex Gough (24) mee maar binnen 7 minuten was hij weer aan boord. Team Vestas meldde zich pas weer bij de start van (huidige) etappe 7.

Deze week zag ik op de app -die nog steeds niet naar behoren werkt en regelmatig stopt- dat zich wederom een drama op zee afspeelde. Het gebeurde in deze etappe, van Auckland naar Itajaí (Brazilië), wederom aan boord van boot Scallywag. De Britse zeiler John Fisher (47) sloeg 2.000 kilometer ten westen van Kaap Hoorn overboord. Het team zocht meer dan zeven uur naar hem maar moest de zoektocht staken vanwege sterk verslechterende weersomstandigheden. Er waren, naar verluidt, golven van acht meter hoog. Fisher droeg een reddingsvest maar geen lifeline. Die maakte hij los om op de plecht een probleem met het grootzeil op te lossen. Het water in de zuidelijke oceaan heeft momenteel een temperatuur van 9 graden Celsius dus dat houdt geen mens lang vol. Zijn vrienden noemden hem ‘Fish’, die bijnaam kreeg wel een heel wrange betekenis… De schipper besloot door te varen om de rest van zijn bemanning in veiligheid te brengen. Wat moet dat een moeilijke beslissing zijn! Triest. Scallywag koerst nu af op de kust van Chili terwijl de overige boten de beruchte Kaap reeds rondden. Ik vraag mij af of het team de race voortzet.

Ik moest denken aan de dood van de Nederlandse zeiler Hans Horrevoets tijdens de Volvo Ocean Race van 2005-2006. Hij was bemanningslid aan boord van zeilboot ABN-Amro II. In mei 2006 sloeg hij 2.000 kilometer voor de finish overboord in het noordelijke deel van de Atlantische Oceaan. Ik zocht het verhaal op: tijdens etappe 7 bleef hij als een van de meest ervaren zeilers aan dek om zijn collega’s de gelegenheid te geven in het vooronder hun reddingsvesten aan te doen. De storm wakkerende aan en iets moet hem hebben geraakt. Hij kwam bewusteloos in het water terecht zonder dat iemand het zag gebeuren. Men vond zijn lichaam terug maar hij was niet meer te redden. Echtgenote Petra kan het tot op de dag van vandaag niet verdragen dat dit juist haar echtgenoot (en haar) moest overkomen. Horrevoets had als enige bemanningslid een kindje van 1 jaar en een baby op komst. Hij werd 32 jaar oud.

Ik neem aan dat iedere deelnemer aan de Volvo Ocean Race voor aanvang van deze uitdagende maar gevaarlijke race zal stilstaan bij het feit dat het zijn of haar laatste wedstrijd kan worden. Een ongeluk zit vaak in een kleine hoek. De omstandigheden aan boord zijn doorgaans verre van ideaal, de wateren waarin zij racen, zijn verraderlijk. Hun torenhoge sportieve ambities weerhouden hen er kennelijk niet van aan boord te stappen. Ik denk niet niet meer dat er sprake is van pech, een zeilenrace als deze, over woeste wereldzeeën lijkt mij structureel gevaarlijk.

Mijn liefje en ik kochten in onze beginjaren een kleine tweedehands zeilboot, geschikt voor de Nederlandse wadden. Het lag in een haven in Loosdrecht. Op de foto is te zien dat het scheepje net feestelijk werd gedoopt; mijn beste vriendin Nelly was destijds ook van de partij. 

Er is weinig mooier dan je op het water begeven, voortgedreven door wind. We zeilden nooit op zee maar maakten als passagiers wel avonturen mee op open water. Zo stapten we in 2004 tijdens een lang weekend in Wales spontaan aan boord van een kleine vissersboot. De schipper nam ons mee de Ierse zee op, op zoek naar walvissen. Daar kwamen we in noodweer terecht: storm, horizontale regen en huizenhoge golven. Langzaam lieten belangrijke functies van de boot het afweten. Wat ik mij vooral herinner is het momenteel waarop de schipper stopte met vrolijk fluiten... Wij dachten beiden, afzonderlijk van elkaar, dat we niet ongeschonden zouden blijven. Er was die dag geen walvis te zien. Eenmaal aan wal sloeg ik nog urenlang groen en geel uit van zeeziekte.

Een jaar later voeren we met een zeilboot uit op de Stille Oceaan, voor de kust van Mexico. Die keer gingen we op zoek naar dolfijnen. Eenmaal op open water, wakkerde de wind aan en namen de golven snel in omvang toe. We probeerden ons vast te klampen aan het heen en weer buitelende schip om niet overboord te slaan. Mijn liefje wist een oudere dame nog in de kraag te grijpen voordat zij onder de reling door, het water in gleed. Het was voor iedereen alle hens aan dek. Op enig moment zag ik dat mijn liefje metershoog uit haar plastic stoeltje aan de voet van de mast werd getild. In paniek keek in toe. Ook die tocht overleefden we. De lokale schipper had, naar verluidt, niet mogen uitvaren.

Het aparte is dat we telkens weer met plezier aan boord van een boot stappen. We zijn Meisjes van de Zee, Kinderen van Michiel de Ruyter. Reizen is verslavend, zeker over water. Misschien zijn we ook een tikje hardleers op dat vlak?

Later dit jaar gaan we weer varen. In Zuid-America, om precies te zijn. Daar waren we voor de eerste keer in 2005 en voor de laatste keer in 2015. Toen staken we de Andes over en reisden over land van Argentinië naar Chili. Wekelijks genieten we van de VPRO-serie ‘Over de rug van de Andes’ van programmamaker Stef Biemans (1978). Hij trouwde met een Nicaraguaanse, woont daar en heeft sinds 2007 een programma op de lokale televisie. In zes afleveringen laat hij de Nederlandse kijker zien hoe het leven in zes Zuid-Amerikaanse landen aan het veranderen is. Het zijn mooie, soms herkenbare beelden. De serie is een aanrader.

Mijn liefje en ik lezen momenteel simultaan de Lonely Planet-reisgids van Chili. Die reisorganisatie bestempelde het land als een van de beste bestemmingen voor 2018. Dat is niet waarom wij erheen willen. We kennen het een beetje en wilden er graag naar terug. De landkaart ligt open op de eetkamertafel, bezaaid met aangemerkte  bezienswaardigheden. Biemans wijdde een aflevering aan Santiago de Chile. Daar staat de hoogste wolkenkrabber van Zuid-Amerika. De toren werd gebouwd als symbool van de vooruitgang maar staat nu voor de keerzijde van dit succesverhaal. Een ongekend hoog percentage mensen springt er namelijk vanaf.

Alleen het eerste deel van de aanstaande reis legden we vast. We boekten een hut aan boord van een boot. Het zal niet! Als alles volgens plan verloopt, gaan we weer van Argentinië naar Chili maar nu over water. We stappen in december in Buenos Aires op een cruiseschip dat ons naar Santiago brengt. We gaan het traject van Darwin’s reis met de Beagle deels volgen. We zullen de Falkland-eilanden en Vuurland aandoen, door de straat van Magellan, het Beagle-kanaal en Glacier Alley varen, om vervolgens Kaap Hoorn te ronden. Net als de zeilers van de Volvo Ocean Race onlangs deden, maar dan hopelijk onder betere omstandigheden! We gaan aan wal in de zuidelijkste plaatsen van Argentinië en Chili en doorkruisen Chileens Antarctica weer op de boot. Biemans wijdt ook een aflevering aan Vuurland, het nieuwe migratieparadijs van Argentinië. Daar ontstond recent een indrukwekkende electronica-industrie. De groei gaat nog niet zo hard dat het een bedreiging voor mens en dier is maar wat zijn de gevolgen voor lokale vissers en voor de bergen? Interessante materie.

Vervolgens varen we door Chileens Patagonië en het Sarmiento-kanaal, via de Chileense fjorden, het merendistrict en Puerto Montt naar onze eindbestemming aan de Pacifische kust. We stappen in een haven nabij Santiago van boord. Daarna gaan we op de bonnefooi enkele weken over land trekken. Gletsjers, Andes, hete bronnen, sterrenkijkers, pinguïns, walvissen, Atacama-woestijn, koloniale dorpen, vulkanen, valleien, diepblauwe meren, wijngaarden, pisco sours en gauchos. We hopen dat alles te gaan zien. 


woensdag 28 maart 2018

Over botten en boten

We blijven nog even in Indonesische sfeer. Een maand geleden, op 28 februari, las ik een artikel in de gewaardeerde Britse krant The Guardian. Het was getiteld ‘Indonesia: cemetry dug up in search for bones of British and Dutch sailors’. Het bericht werd niet opgepikt door de Nederlandse pers. Die dag markeerde de 76ste herdenking van de Slag om de Javazee (1942), een voor Nederland en de geallieerde strijdkrachten slecht verlopen zeeslag. Nederland vocht destijds tegen de Japanners in een poging om Nederlands-Indië te behouden. Daarbij kwamen 900 Nederlanders om op zee.

Illustratie: Tirto.id
In het betreffende artikel meldde journaliste Kate Lamb vanuit Jakarta dat Indonesische autoriteiten waren begonnen met het openen van een mogelijk massagraf met resten van Nederlandse en Britse opvarenden. Dat onderzoek vindt plaats op een begraafplaats in Brondong, Oost-Java. Botten die waren aangetroffen in scheepswrakken, zouden zijn gedumpt in een massagraf op de nabijgelegen begraafplaats van Suko. Dat bericht verscheen eerder op de Indonesische website Tirto. De botten werden gevonden door Indonesische lassers in de haven van Brondong. Zij vertelden dat ze daar tussen 2014 en 2016 waren ingehuurd om schroot van oude schepen te maken; het zou gaan om vracht- en handelsschepen maar de werkmannen kregen de indruk dat ze ook te maken hadden met oorlogsschepen.

Nederlandse experts stelden in 2016 vast dat Ms. De Ruyter en Ms. Java volledig waren verdwenen en dat Ms. Kortenaer voor 80% verdween. Scheepswrakken staan onder bescherming van internationaal recht en dienen te worden beschermd als zeemansgraven en oorlogsgraven maar in de afgelopen drie jaar verdwenen zij op mysterieuze wijze, geheel of gedeeltelijk uit het water. Het wordt wel aangeduid als ‘the world’s biggest grave robbery’...

Meneer Bintara, hoofd van de Waterpolitie van Brondong, bevestigde in een interview dat personeel van het Indonesische ministerie van Buitenlandse Zaken en van de Nederlandse ambassade betrokken zijn bij de opgraving van een vermoedelijk massagraf op de begraafplaats van Suko. De omgang met Nederlandse historische scheepswrakken die zich buiten het Koninkrijk der Nederlanden bevinden, is een gedeelde verantwoordelijkheid van vier ministeries: Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties (het Rijksvastgoedbedrijf), Buitenlandse Zaken, Defensie en Onderwijs, Cultuur en Wetenschap.

Bintara zei tegen de Britse verslaggeefster dat een team in de voorafgaande week op drie locaties was waar botten zouden zijn gedumpt. Een officiële woordvoerder van het Indonesische ministerie weigerde echter commentaar te geven. Ook woordvoerders van de Nederlandse ambassade hielden de kaken stijf op elkaar. In het Guardian-artikel trof ik een link aan naar een ander artikel waarin Indonesische bergingsmedewerkers werden geïnterviewd. Die scheepswrakken werden om hun schroot verkocht maar bevatten ook waardevolle materialen als koperen kabels en fosforbronzen propellers. Deskundigen zijn van mening dat ook naar stalen platen van voor het tijdperk van de kernproeven (1945) wordt gezocht. De gezonken schepen bestaan namelijk deels uit zogenaamd ‘low background steel’, stralingsvrij staal dat nog zeer geschikt is voor de vervaardiging van Geiger-tellers, ruimtevaartsensoren en medische apparatuur. Zo leer je nog eens iets!

Op diezelfde datum, 28 februari, trof ik een tweede artikel aan van dezelfde verslaggeefster. Ook dat stopte ik in mijn bewaarmap op Flipboard, voor een later moment. Dat is het prettige van dit medium: je kunt je eigen magazines aanleggen. Ik heb er inmiddels tien met uiteenlopende thema’s (Brexit, Trump, Indonesië, boeken, reizen, LGBT, etc.) die ik vooral als naslagwerk voor blogs gebruik.

In dat artikel werden Indonesische schrootwerkers uitgebreid geïnterviewd. Muhammad Usman is een van hen. Hij vertelt over stoffelijke resten (botten van armen en benen) en daarbij aangetroffen pistolen, geweren, helmen en laarzen in zeer grote maten. De lassers van Brondong wisten jarenlang van het bestaan van gezonken oorlogsschepen vlakbij hun werkplek. Het was hen bekend dat plunderaars al jarenlang aan de haal gingen met waardevolle vondsten. De grootschalige en systematische plunderingen begonnen echter pas in de afgelopen twee à drie jaren, volgens de mannen. De Indonesische overheid stelt dat het vergunningen afgaf voor berging op andere locaties maar bergers zouden het niet zo nauw hebben genomen met de coördinaten.

De journaliste schrijft in dat artikel dat de ontdekking van verdwenen en geplunderde oorlogsschepen ‘a deep sense of indignation, political awkwardness or post-colonial indifference’ oproept. Dat laatste gevoel, post-koloniale onverschilligheid, overheerst vooral bij de arbeiders van Brondong. Berger Souudin zegt in een interview: “I only cut up the boats. That was my focus. On the work, not about whether there was a problem with the bones”. Dagelijks verwerkten 50 arbeiders schroot van de oorlogsschepen dat vervolgens werd doorverkocht voor Rpi200.00 per ton (12). De Indonesiërs arbeiders bleken alleen enthousiast te worden over de afmetingen van de botten. (Reusachtig, in de ogen van Indonesiërs!) Ene Agus kreeg van zijn baas opdracht om botten te begraven. Hij ontving Rpi100.000 (6) voor die klus.

De begraafplaats van Suko ligt op enkele minuten rijden van de haven van Brondong. Het is een bouwvallig terrein in het centrum van het dorp, met gras overwoekerd en bezaaid met kleine, kleurrijke zerken. De 70-jarige grafdelver Illyas weet dat daar stoffelijke resten van marinepersoneel liggen. De botten werden in grote zakken gedaan en in de grond gestopt. “Sacks like the ones used to carry rice”. Hij hoorde minstens twee jaar geleden dat Agus botten op de begraafplaats achterliet en andere op de nabijgelegen vuilnisplaats dumpte.

Mensen die hun leven lieten voor Volk & Vaderland, zouden in vrede moeten kunnen rusten. Erg waardig is hun laatste rustplaats niet als je de uitspraken mag geloven.

Foto: Kate Lamb (voor The Guardian)
Een berger vertelde dat hij een kogel opdook die in zijn hand ontplofte; de journaliste zag een man tegenover zich die -inderdaad- een vingerkootje mist. Andere Indonesische duikers zeiden dat ze te bang werden om te plunderen nadat een collega op onverklaarbare wijze mank werd nadat hij lepels opdook en meenam; die dingen waren vast behekst. (Dat bijgeloof zag ik eerder in actie in Bali.) In een antiekwinkel in Surabaya werd aan Lamb een lepel getoond met het embleem van de Nederlandse Marine erop.

De recentste artikelen over dit onderwerp in de Nederlandse pers dateren van 23-25 januari 2018. Toen was de algemene strekking dat het Nederlands-Indonesische onderzoek naar wie de verdwenen oorlogschepen De Ruyter, Java en Kortenaer borg (eufemistisch uitgedrukt), op een dood spoor zat. Dat blijkt niet zo te zijn. Men meldde dat Indonesië geen aanwijzingen had in de richting van mogelijke daders. Ook dat is niet helemaal waar. Zelf zocht ik op website Tirto.id aan de hand van zoekwoorden ‘kapal perang di laut Jawa’ (oorlogsschepen in de Javazee) naar het artikel. Het oorspronkelijke verhaal bleek te zijn gepubliceerd op 23 januari 2018 en is tegengesteld aan dat in de Nederlandse pers. Ik kon de tekst lezen met behulp van Google Vertaal. Minister Ank Bijleveld beantwoordde eind januari 2018 kamervragen over de verdwijning van de oorlogsgraven. Dat verslag las ik eveneens online.

Sindsdien heerst er radiostilte bij de Nederlandse pers. Dat was zelfs het geval op de herdenkingsdag in februari, vandaag een maand geleden. Op de dag waarop de Britse pers wèl over het onderwerp schreef. Daarover verbaasde ik mij. Ik begrijp best dat het een pijnlijke kwestie is en dat de relatie Nederland-Indonesië gevoeliger ligt dan die tussen het Verenigd Koninkrijk en Indonesië, juist vanwege het koloniale verleden. Ik begrijp ook dat de Nederlandse overheid zekerheid wil hebben of de stoffelijke resten in massagraven van Nederlanders zijn. Daarvoor zal uiteindelijk langdurig, forensisch onderzoek nodig zijn, met medewerking van nabestaanden. Als je leest hoe men met stoffelijke resten is omgegaan, is de kans groot dat niet alles boven water komt (excuus voor de woordspeling).

Je kunt als Nederlandse krant toch melden dat er wel degelijk sporen zijn? Dat Indonesische bergers zich wellicht niet bewust waren van de ernst van hun handelingen? Zonder een beschuldigende vinger uit te steken, zoals de Guardian deed? Geloof maar dat ook de Britten het naadje van de kous willen weten. Voor hen is deze kwestie van grootschalige grafschending net zo onwelriekend. Deze week was de minister van Defensie nog te gast bij Jeroen Pauw maar er werd niet over dit onderwerp gesproken. Dat vind ik opmerkelijk. Berichten achterhouden, is paternalistisch gedoe maar het past wel in het beleid van de premier. Dat is dezelfde man die na het gedwongen vertrek van minister van Buitenlandse Zaken Halbe Zijlstra zei dat liegen geen doodzonde is. Tja. 
Wordt vervolgd.


maandag 26 maart 2018

Happy & sad


Afgelopen week vond er wederom een zwemcompetitie plaats in Noord-Bali. Onze mannetjes Yuda en Damai zwemmen goed maar het blijft spannend. De beste wint immers niet altijd. De oudste deed vorig jaar voor het eerst mee en plaatste zich als derde op een van zijn afstanden. Wij juichten op afstand. Zijn tijd bleek echter onvoldoende goed om in de prijzen te vallen. Hij was ontroostbaar. Dat kon ik niet verdragen en daarom kochten we vorig jaar in Spanje een fraaie zwembokaal waarin we zijn naam lieten graveren. Afgelopen december racete ik tegen hem in het grote zwembad van het resort waarin wij destijds verbleven. Hij won. Natuurlijk won hij! Hij was verguld met zijn eigen Dolfijnenbeker. Zijn broertje had het nakijken, al mocht hij het ding wel even vasthouden. 

In de aanloop naar deze wedstrijd ontvingen we foto’s van poserende mannetjes. Ik zie dat ze meer en meer zwemmers worden. Er zijn twee sixpacks in de maak, spieren ontwikkelen zich in hun bovenlichaam, schouders waaieren inmiddels ietsiepietsie uit. Ze zijn trots op hun groeiende sportlichamen. Damai (7) is de beste zwemmer van de club, in de jongste categorie. Hij maakte volgens zijn moeder grote kans om een prijs te winnen. Dat was de understatement van het weekend. Hij won namelijk twee gouden en een zilveren bokaal. Hij won op alle afstanden waaraan hij meedeed: schoolslag, vlinderslag en borstcrawl. Knap, hoor. We ontvingen een foto van het mannetje op het hoogste podium. Hij onderging de eer zo te zien gelaten. We waren trots op onze mini-Van den Hoogenband!

Yuda won niets tijdens dit toernooi, hij bleef wederom met lege handen staan. Toen ik dat las, voelde ik een knoop in mijn maag draaien. Hij begon relatief laat met zwemmen bij deze club en zit als 10-jarige in de pool met 12-plussers. Goed beschouwd, heeft hij nauwelijks kans op een prijs. Alhoewel hij een heel goede zwemmer is, is hij tegelijkertijd iel voor zijn leeftijd. Ik zag de jongens in zijn groep tijdens een zwemtraining: groot, gespierd en al jarenlang lid van de club. Het idee dat Yuda weinig kans maakt op een prijs maakte mij verdrietig. Ik vind het zó sneu voor hem! (Ik voel al mijn hele leven compassie voor verliezers, wie en waarin dan ook.) Ook mijn liefje is dol op Yuda dus we spraken hem bemoedigend toe en kregen een waarderend berichtje terug. Waarschijnlijk zit de goeierd er zelf niet al te lang mee. 

Het was sowieso een onstuimig weekend. We hadden hier te maken met stormkracht 7 uit het noordwesten. De zonneschermen van de buurvrouw klapperden dat het een aard had, onze lamp op het boventerras zwiepte in de wind. Desalniettemin lieten de merel en de hop zich van hun beste kant horen. De lente zit in de lucht, de bloembollen in de voortuin lopen uit maar koning Winter weet van geen wijken. Alhoewel we beiden nog niet 100% zijn bekomen van een fikse verkoudheid, wandelden we langs het strand. De zee was prachtig. Op zondag zaten er zelfs zonnebadende mensen -half ontkleed- op het strand terwijl wij in windjack en fleecetrui liepen.

Illustratie: Taber Calderon
Elsa vertelde ons dit weekend ook dat er een derde baby in aankomst is. Die uitbreiding verliep niet helemaal volgens plan maar het kind is welkom. Dat wordt dus een nakomertje en daar weet ik alles van. Mijn liefje weet het ook maar vanuit een ander perspectief. Zij moest als oudste, puberend kind tegen haar zin op een babyzusje passen… Tja. Zij en ik verheugen ons op een nieuwe Balineesje in de familie, al zijn ze nu al een mooi gezin. De pret wordt gedrukt omdat Elsa zich ziek, zwak en misselijk voelt. We kennen dit verschijnsel van haar eerdere zwangerschappen. Toen zij zwanger was van Yuda was ze slechts twee aangesloten weken misselijk. Die baby bleek dan ook een zeer gemakkelijk ventje. Bij Damai duurde haar onwelzijn aanzienlijk langer; hij is dan ook meer een handenbinder. Het is niet te hopen dat de derde baby van de overtreffende trap is. Elsa voelt zich momenteel tè ziek om naar haar werk te gaan en dat is niets voor haar. Ze was ook niet van de partij tijdens de zwemwedstrijd.

Ketut ging nog niet aan de slag aan boord van een Amerikaans cruiseschip. Hij zorgt goed voor haar, helpt in de huishouding en bereidde kippensoep voor haar, om aan te sterken. Naar verluidt, voelt ze weerzin tegen eten. Hij was tweemaal niet aanwezig bij de geboorte van zijn kind. Hoe zal dat hem deze keer vergaan? Als alles naar wens verloopt, zal nummer 3 eind 2018 worden geboren. (En dat terwijl wij dit jaar een bezoek overslaan…) De beide jongens zijn eveneens op de hoogte van het feit dat er een broertje of zusje in de maak is. Volgens hun moeder zijn zij ook blij. Yuda was allerliefst toen hij wist dat er een tweede baby aankwam. Ik zag hem vaak een kus drukken op de uitpuilende buik van zijn moeder. Die knuffels geeft hij nog steeds.

Wij maakten destijds de gekste dingen mee. Zo kwam Elsa op een dag naar haar werk (onze villa) met het verhaal dat ze ongetwijfeld een jongen zou krijgen. Ze was namelijk tegen een koe aan gereden… Er zijn nog veel meer Indonesische bakerpraatjes. Zo mag de aanstaande moeder tijdens de zwangerschap niet in de opening van een deur gaan zitten. Bijgeloof zegt dat dit een moeilijke bevalling tot gevolg kan hebben. Tijdens de bevalling dienen kasten en ramen open te worden gezet, opdat de geboorte gemakkelijk verloopt. Nu is Elsa een ontwikkelde en moderne vrouw maar dit soort gedachten gaat ongetwijfeld weleens door haar hoofd. 
Men gelooft in heel Indonesië dat je geen babykleertjes moet kopen voor de geboorte want dat brengt ongeluk. In de zevende maand van de zwangerschap wordt in Bali een ceremonie (Tingkeban) gehouden om moeder en kind te beschermen. De placenta wordt na de geboorte niet weggegooid maar begraven. En de voetjes van een Balinese baby mogen in de eerste drie maanden niet de grond raken. Volgens Hindoes staat het kind nog in contact met de geesteswereld en heeft het tijd nodig om in de mensenwereld te aarden.

Elsa bleek overigens gelijk te krijgen met haar koe: haar tweede baby was inderdaad een jongetje. Stiekem hoopt ze nu op een meisje om het gezin te completeren maar wij, witte surrogaatoma’s, hopen vooral op een gezonde baby. We gaan het op de voet volgen. Een ding weet ik zeker: de nieuweling krijgt geweldige broers.


zaterdag 24 maart 2018

Centenarius

Mijn vader, op 21-jarige leeftijd
Vandaag is het de sterfdag van mijn vader. Bij leven, zou hij dit jaar 100 zijn geworden (zijn geboortedag is later in het jaar). Op deze foto is hij 21 jaar, net zo oud als ik was toen hij overleed. Ook realiseerde ik mij dat hij stierf in de geboortemaand van mijn moeder en zij overleed in de geboortemaand van mijn vader. Eeuwige verbondenheid!

Ik erfde mijn vaders bouw, zijn kleur haar en ogen, stevige kin, grote oren, neus- en mondvorm en hoge cholesterolgehalte. Ik heb zijn muzikale aanleg, creativiteit, humor en sportiviteit. Net als hij houd ik van lekker eten en van een glaasje, al was het in zijn geval geen wijn maar bier en jenever op zijn tijd. Roken deed ik net als hij, al duurde mijn verslaving heel veel korter dan de zijne. Hij overleed vrij plotseling. Hij verbleef voor een routine-onderzoek in een Delfts ziekenhuis, de stad waar ik destijds woonde. Ik zou hem de volgende dag weer bezoeken maar dat mocht niet zo zijn.

Ik raakte in de ban van genealogie na het zien van uitzendingen uit de serie ‘Verborgen Verleden’. De zoektocht naar voorouders van Maurice de Hondt en Richard Langendijk voerde langs armenhuizen en het cachot naar het buitenland, van platteland naar brandstapel en adel. Boeiend. Dat zou ik ook wel willen weten over mijn eigen voorouders! Net als bij de zoektocht aan mijn moeders kant, had ik voorlopg alleen interesse in directe familieleden: mensen in de stamboom met dezelfde achternaam als mijn vader. In zijn lijn kwam ik verwijzingen tegen naar familienamen als Thoen, Van Tol, Van der Sman, Van Es en Van der Valk maar die liet ik bewust links liggen.

Eigenlijk wist ik tot voor kort weinig over mijn voorouders. Mijn grootvader aan vaders kant heette Gerardus (*); hem maakte ik nog mee. De doopnamen van mijn vader zijn Gerardus Cornelis maar mijn moeder noemde hem ‘George’. Zelfs  denk ik dat ‘Sjors’ hem beter paste. Als kind ging ik op de meeste zondagochtenden met mijn vader naar mijn grootvader. Hij was een eenvoudige man maar niet onaardig. Hij woonde in een klein, donker huis achter een statig pand in hetzelfde dorp als waarin mijn vader en ik werden geboren. Naar verluidt, was dat huisje de personeelswoning van een bemiddelde familie die eigenaar was van de lap grond en het patriciërshuis dat erop stond. Voor de toilet moest je naar buiten. Ik herinner mij vooral de geur van een petroleumstel dat altijd stond te pruttelen. Mijn opa hield konijnen in hokken achter zijn huis; die fokte, verkocht èn at hij. Af en toe ging ik met mijn vader ook op bezoek bij zijn broers en zussen; ze woonden allen in de omgeving.

Ik zocht via websites als Genealogie Online en Stichting Voorouder. Tevens nam ik contact op met levende personen die een stamboom opstelden waarin een deel van mijn familie voorkwam. Zij waren zelf geen directe familie maar mensen met een verre verbintenis. Degenen die ik aanschreef, reageerden snel en positief. Van die contacten werd ik wijzer.

Daar gaan we. 

Mijn grootouders aan vaders kant trouwden in 1910. Opa Gerardus zou in 1884 zijn geboren. Mijn oma Maria Wilhelmina was uit hetzelfde jaar en hetzelfde dorp als mijn opa. Hun eerste kind heette Cornelis Adrianus en werd geboren in 1908-1909 (dus voor het huwelijk). Dat is volgens mij oom Cor die ik nog heb gekend. Het volgende kind heette Theodorus Johannes en is van 1912; dat moet mijn oom Dorus zijn die ik eveneens heb gekend. Wat verder naar voren kwam, is dat de oma die ik niet leerde kennen, heel veel kinderen baarde. Niet alleen de ooms en tantes die ik leerde kennen, ook velen waarvan ik het bestaan niet wist. Het volgende kind in het dossier werd doodgeboren (1913), Theodorus Antonius (1914) werd slechts twee maanden oud, Theodora Wilhelmina (1915) werd eveneens twee maanden oud, Johannes Josephus (1916) idem dito en Petrus Anthonius (1917) overleed na vier maanden.

Dit relaas liet ik op mij inwerken. Het betekent namelijk dat oma tenminste twaalf keer een kind baarde en vanaf 1912 zelfs elk daaropvolgende jaar. Guttegut! Zij overleed in 1936, ze was 51 jaar oud. Mijn vader was nog geen 18 jaar oud toen zijn moeder overleed. Kasian. Gelukkig hoefde ze de Tweede Wereldoorlog niet mee te maken. De precieze overlijdensdatum van mijn opa is onbekend. Ik zat nog op de lagere school en herinner mij dat mijn ouders het geen goed idee vonden dat ik meeging naar zijn begrafenis. Hij leefde ongeveer net zo lang alleen verder als mijn moeder deed zonder haar echtgenoot.

Mijn vader en zijn jongere broers en zussen komen niet in de openbare archieven voor want die informatie is nog niet vrijgegeven. Voor publicatie geldt een termijn van 100 jaar na geboorte, 75 jaar na huwelijk en 50 jaar na overlijden. Daarbij komt dat gemeenten niet alles direct scannen en vrijgeven dus die gegevens laten vaak op zich wachten, zo meldde een aangeschreven genealoog  mij in een mail. Tot mijn opluchting was het niet al te ingewikkeld om meer gegevens over de voorouders aan vaders kant te vinden.

Zo heetten mijn overgrootouders Cornelis en Catharina Maria; beiden zijn ze uit geboortejaar 1852 en afkomstig uit het Westland. Mijn overgrootvader huwde tweemaal, voor de eerste keer in 1880. Mijn eerste overgrootmoeder overleed een jaar later, met haar kreeg mijn overgrootvader geen kinderen. Hij trouwde voor de tweede keer in 1882, in Monster. Zijn tweede echtgenote, mijn overgrootmoeder Adriana (1856), baarde het niet onaanzienlijke aantal van negen kinderen: Machiel Nicholaas (1883), Gerardus (1884), Nicholaas (1885), Cornelis (1888), Catharina Maria (1890), Cornelis Martinus (1892), Anna Johanna Petronella (1894), Adriaan (1896), David Theodorus (1898). Van David is bekend dat hij op 1-jarige leeftijd overleed. Mijn overgrootmoeder Adriana overleed in 1929, mijn overgrootvader in 1931.

Mijn betovergrootouders heetten Machiel (1822) en Maria (1819); beiden werden geboren in hetzelfde dorp als mijn vader en ik. Hij overleed in 1887, zij overleefde hem ruimschoots. Ze schreed zelfs nog de drempel van de nieuwe eeuw over en overleed in 1901. Zij trouwden in 1845 in hun geboorteplaats en kregen eveneens negen kinderen: Cornelia (1845), Theodorus (1847), Nicholaas Jacobus (1849), Cornelia II (1850), Bertus (1851), Cornelis (1852), Elizabeth (1854), Deodorus (1858) en Wilhelmina (1861). De beide Cornelia’s overleden in het jaar van hun geboorte en dat lot overkwam ook Wilhelmina en Bertus. 

Mijn oudouders heetten Nicolaas (1784) en Cornelia Jansdochter (1792); ook zij waren beiden afkomstig uit het Westland. Zijn voornaam wordt hier en daar ook wel met een k geschreven. Ze trouwden in 1813 en kregen tien kinderen: Wijnanda (1814) die in haar geboortejaar overleed, Johannes (1815), Maria (1816) die eveneens in haar geboortejaar overleed, Huijbrecht (1817), Wilhelmina (1819) werd evenmin een jaar oud, Machiel (1822), Nicolaas I (1824) overleed in datzelfde jaar, Maria II (1826), Nicolaas II (1827) en Nicolaas III overleed in hetzelfde geboortejaar 1831. De helft van het gezin overleed in de wieg. Tja. Oudvader Nicolaas overleed in 1849, oudmoeder Cornelia in 1872.

Mijn oudgrootouders heetten Maghiel Claesz (1755) en Martijtie (1757). Als voornaam trof ik ook Mighiel en Michaël aan, zij komt ook voor als Winanda of Wijntje Pietersdochter. Zij trouwden in 1783 en uit die verbintenis kwamen negen kinderen voort: Maria (1784), Nicolaas (ook 1784), Joanna (1786), Pieter (1787), Anna (1789), Michiel (1791), Huybert (1794), Cornelius (1796) en Cornelia (1797).  (Ook het aantal van tien kinderen werd ergens genoemd.) Mijn oudgrootvader overleed in 1816, mijn oudgrootmoeder in 1821.

Mijn oudovergrootouders heetten Nicolaas en Jannetje Emmertsdochter. Hij werd geboren rond 1720-1724, mijn oudovergrootmoeder rond 1728. Ze trouwden omstreeks 1749 en kregen slechts twee kinderen: Maria (1749) en Maghiel (1755). Mijn oudovergrootvader zou in 1781 zijn overleden, als overlijdensdatum van mijn oudovergrootmoeder staat 1804 vermeld.

Daarna worden de gegevens vager of ontbreken geheel. De ouders van mijn  oudovergrootvader Nicolaas zijn onbekend in openbare bestanden. Er zijn talloze stambomen op het web te vinden waarin de schakel voor hem ontbreekt. Wat opvalt, is dat mijn familienaam vanaf dat moment anders wordt gespeld. Eigenlijk wordt het een geheel andere naam. Dat kan er de oorzaak van zijn dat het spoor na Nicolaas opdroogt. 

Opa Gerardus en mijn vader


Het aantal mannelijke nazaten in deze stamboom overheerst, het vrouwelijke nageslacht is in de minderheid. Mijn vader kreeg met mijn moeder minder kinderen dan de voorouders; dat gold voor de meeste van zijn broers en zussen. Sommige van hen bleven zelfs kinderloos. Mijn ouders waren de eersten in deze familielijn die uitsluitend dochters kregen. Elk van de getrouwde mannen in de stamboom aan vaders kant, overleed eerder dan hun echtgenotes. De mannelijke voorouders werden allemaal ongeveer net zo oud als mijn vader: begin 60. Over de sterkte van het geslacht waaruit ik voortkom, had ik zo mijn twijfels. Die worden in dit verhaal bevestigd. In de 17de en 18de eeuw was de kindersterfte in Nederland in zijn algemeenheid zeer hoog. Pas in de tweede helft van de 19de eeuw werd daarin aanzienlijke vooruitgang geboekt.

Ik traceerde bijna 300 jaar familiegeschiedenis aan vaders kant; dat betreft alleen de vroegere dragers van mijn achternaam (zonder vertakkingen). Ik ben niet ontevreden met het resultaat van deze eerste inspanningen. Met de generaties van de kinderen en kleinkinderen van mijn zussen meegeteld, komen wij in de familie van mijn vader op tien generaties uit. De achternaam die ik draag, komt tevens voor in België, Duitsland, Frankrijk, Italië, Zwitserland en de Verenigde Staten. De bloedlijn van mijn vader stopt bij mij en mijn zussen. Ik heb er vrede mee. Dat was het, folks. No more genealogie...

(*) Om privacy-redenen blijven familienamen onvermeld.

dinsdag 20 maart 2018

Niet van de complottheorieën

Foto: Damir Sagolj (Reuters)
Laat ik voorop stellen dat ik niet van complottheorieën houd en dat ik ze zeker niet wil helpen verspreiden. Al sinds de verdwijning van MH370 houdt dit zoekgeraakte vliegtuig mij bezig; als blogger en als reislustige Hollandse. Al menigmaal schreef ik erover. Het kan toch niet waar zijn dat zo’n gevaarte ongezien bleef op die route en dat er nooit meer iets van werd vernomen? Als niet-direct betrokkene kan ik mij hierbij al niet neerleggen, laat staan dat je nabestaande bent. Je kunt niet accepteren dat 329 passagiers en luchtvaartpersoneel in rook opgaan. 
Even een paar feiten op een rij: op 8 maart 2014 vloog MH370 van Malaysia Airlines vanuit Kuala Lumpur naar Peking. Na ongeveer 40 minuten werd het reguliere contact met de cockpit verbroken en verdween het vliegtuig van de radar, op de overgang van het Thaise naar het Vietnamese luchtruim. Het vliegtuig landde niet in Bejing. Er werd nooit meer iets vernomen. De toen 50-jarige Amsterdamse Surti Dahlia was de enige Nederlandse aan boord. 

Men zocht destijds voor de kust van West-Australië waar mijn liefje en ik op dat moment vakantie hielden. Misschien maakte de verdwijning daarom zo’n diepe indruk. In de loop van de tijd spoelden brokstukken aan langs de kusten van Madagaskar, Mauritius, Mozambique en Tanzania. Autoriteiten van Australië, Maleisië en China bliezen in januari 2017 na drie jaar speuren en het uitkammen van 120.000 vierkante kilometer oceaan hun zoekactie af. Op 17 januari van dit jaar hervatte het Amerikaanse off-shore bevoorradingsschip ‘Seabed Constructor’ de zoektocht naar het spooktoestel, op basis van no cure, no pay. Mocht het binnen 90 dagen zwarte dozen of de body van het vliegtuig vinden, dan ontvangt het bedrijf alsnog $70 miljoen Amerikaanse dollars beloning.

De Seabed Constructor zoekt thans wederom in een gebied voor de kust van West-Australië. Het schip heeft navigatiemiddelen aan boord die het mogelijk maken mee te kijken. Op 31 januari zet het zijn Automatic Identification System (AIS) gedurende ruim 80 uur uit waarna navigatie-amateurs en nabestaanden aan de bel trekken. Wat is hier aan de hand? Die tijdelijke verdwijning wordt door de bemanning van het schip en hun Amerikaanse werkgever niet verklaard, in ieder geval niet publiekelijk. Tot op heden brengt deze zoektocht ontdekkingen voort. Medio maart zal ook deze  opdracht stoppen als er niets wordt gevonden.

Afgelopen weekend las ik op Flipboard over het onderzoek van de 64-jarige Australische mechanicus Peter MacMahon. Ik veerde op. Deze amateur-crash investigator is van mening dat hij het verloren vliegtuig vond via Google Earth, na een zoektocht van vier jaar. Het aparte is dat dit nieuws aanvankelijk uitsluitend in enkele Engelse kranten opdook. Geen kranten die ik bij voorkeur zou lezen en waarvan ik een hoge pet op heb maar toch…

Volgens MacMahon ligt MH370 op 16 kilometer ten zuiden van Round Island, ruim 22 kilometer ten noorden van Mauritius. In dat gebied zou geen schip ooit hebben gezocht maar daar zijn dus wel brokstukken van het toestel aangespoeld. Hij stuurde zijn bevindingen naar het Australische Transport & Safety Bureau waar medewerkers niet geheel konden uitsluiten dat het om het betreffende vliegtuig gaat. De eerste foto die hij mee stuurde, stamt uit 2014.

Het artikel verhaalt verder dat MacMahon contact opnam met Amerikaanse autoriteiten die volgens hem tot dusver weigerden in dat gebied te zoeken. Vier Amerikanen reisden eerder naar Australië af om aan de MH370-zaak te werken maar die zouden dingen onder de pet willen houden. “They have made sure that all information received has been hidden from the public, even our government. But why?” Hij gaat zelfs een stap verder “(they) do not want it found as it’s full of bullet holes, finding it will only open another inquiry.” Huh?! Nu lijkt het mij lastig om met Google Earth te kunnen zien dat een vliegtuig dat onder water ligt, vol kogelgaten zit maar niets is uit te sluiten.

Is dit nepnieuws? Anno 2018 geloof ik dat er op dat vlak meer mogelijk is dan ik in 2014 geloofde!

Waarom zou je zoiets verzinnen over zo’n gevoelig onderwerp? En waarom en door wie zou het vliegtuig dan zijn beschoten? Waarom zouden Amerikanen er baat bij hebben die informatie niet openbaar te maken? Waarom zou men niet willen zoeken in dat gebied? De beelden die MacMahon aanleverde zijn uit 2014, van net na het verdwijnen van het vliegtuig. Het riep meer vragen dan antwoorden op, in een dossier dat al zoveel mysterie bevat. Kasian.

Deze tekst typte ik tot dusver gisteren. Gisteravond zag ik in een flits een gerelateerde Panorama-tekst langskomen op de smartphone. Daarvan moest ik het mijne weten. In dat artikel herhaalt de redactie het bovenstaande en schrijft bovendien dat het vliegtuig per ongeluk zou zijn neergeschoten tijdens een militaire vliegoefening van Amerikaanse en Thaise gevechtsvliegtuigen die zou zijn gehouden op dezelfde dag. Officiële instanties zouden, naar verluidt, inmiddels met een zoekteam op weg zijn naar de, door MacMahon aangeduide locatie. Als dat waar blijkt, is het dubbel schokkend voor het Vaderland, na het drama van MH17. MH370 werd niet geacht zich op die vliegroute te bevinden. Ik ben geen onderzoeksjournalist maar heb wel trekjes, ken het klappen van de zweep. Bovendien word ik vaak gedreven door een sterk rechtvaardigheidsgevoel. Dit verhaal ga ik voortaan met nog meer toewijding volgen. Totdat we opheldering krijgen. Wordt vervolgd!


maandag 19 maart 2018

De straat op

We planden deze dagen in Valencia door te brengen, om daar de jaarlijkse editie van de Fallas mee te maken. Met deze festiviteiten vieren de Spanjaarden het begin van de lente. Het is een spektakel van jewelste met huizenhoge poppen, prachtig verlichte straten en Spanjaarden in traditionele klederdracht. Het is een van de grootste straatfeesten van Europa. Ik had al uitgezocht wie dit jaar de koningin van de Fallas was, om er zeker van te zijn dat ik haar niet zou missen op straat. Die eer viel te beurt aan Rocío Gil Uncio, een 26-jarige Rechten-studente.

Ook dit jaar verwachtte ik veel satire en scabreus gedoe. Het wordt nooit vunzig maar pikant doorgaans wel. De Fallas hebben bovendien een sterk politiek karakter maar wel met een knipoog. Zo geeft men op uiterst creatieve wijze kritiek op de toestanden in het land en in de wereld. Voor dit jaar vermoedde ik veel Puigdemonts in diverse poses en uitdossingen te zien.

Het was inmiddels vijf jaar geleden dat we het festival voor de laatste keer meemaakten dus het was tijd voor een hernieuwde ervaring. Het ging niet door, vanwege de lichamelijke gesteldheid van mijn liefje. Anderhalve week geleden begon de keelpijn, het wattenhoofd, het hoesten en de slapeloosheid. Intussen is ze aan de beterende hand maar ze ziekte niet volledig uit. Dan is het gewoon onverstandig om te gaan. Het verstand won, haar gezondheid gaat voor. Te allen tijde. 

‘El procés’, de eufemistische aanduiding voor de Catalaanse onafhankelijkheidsbeweging en de toepassing van artikel 155 van de Spaanse grondwet, bleken viraal te gaan tijdens de Fallas van Valencia. Zelfs Trump werd op gepaste wijze afgebeeld: in een luier. Zowel de poppen als de straatverlichting worden tijdens dit festival op hun merites beoordeeld. De makers van de beste creaties krijgen een geldprijs. Er waren voor het tweede jaar op rij ook ‘Fallas Experimentales’ waarbij kunstenaars hun (serieuzere) werk vertoonden.

Vandaag wordt de laatste dag van de Fallas gevierd. Vanavond wordt dat met een groots vuur afgesloten. De prijswinnende poppen worden aangestoken en branden compleet af; dat evenement wordt La Cremagenoemd. We maakten het voor de eerste keer mee in 2007 en dat is niet iets dat ik snel zal vergeten. Je staat met honderdduizenden mensen in een smalle straat, met links en rechts brandweermannen, als voor je neus de grootste fik van je leven wordt gestoken. Dat zou dit jaar niet goed zijn geweest voor onze tere longen… Het evenement gaat weer op het programma voor volgend jaar. Hierbij vind je het Fallas-webalbum (2013) Om de sfeer te proeven.

Deze periode is sowieso een tijd van feestelijkheden in Spanje. De allerbelangrijkste week, Semana Santa, staat voor de deur. Ook dat is een nationale aangelegenheid. In de heilige week gaat het tevens om poppen op straat. Het verschil met de Fallas is dat ze door sterke schouders worden gedragen en dat het heiligenbeelden betreft. Wij horen de trommelaars 's avonds al hun oefenrondes maken. Ze laten niets aan het toeval over, de processie moeten goed verlopen. Wij gaan dit evenement zeker meemaken, het is immers naast de deur.

Afgelopen weekend werd in Orihuela Costa St. Patrick’s Day gevierd. In de aanloop naar deze feestdag werden overal in de omgeving geel-groene vlaggetjes opgehangen. Het klinkt wellicht ongeloofwaardig maar dit is de grootste parade op het Europese vasteland. Patroonheilige Sint Patricius is de beschermheer van Ierland. Er is veel animo want je hebt hier een grote populatie Ieren en veel Ierse pubs. Hopelijk bleef de openbare dronkenschap beperkt. Wij wachtten het niet af. De enige Paddy Day waarin mijn liefje en ik per ongeluk terechtkwamen, was in het Tauranga District van het Noordereiland van Nieuw-Zeeland (2006) in de ‘RubbaDub London Pub’. Ik herinner mij dat we daar die avond heerlijk aten en werden bediend door een leuke Hollandse.

Op zaterdag gingen honderdduizenden Spaanse pensioengerechtigden in veel grote steden de straat op. Zij protesteerden tegen de summiere verhoging van hun staatspensioen. Vorig jaar blogde ik al over de Spaanse pensioenpot die dit jaar naar verwachting leeg zou raken. De Spaanse regering tapte in de afgelopen jaren ruimschoots uit dat vaatje om gaten in de begroting te dichten. Een gotspe. Gepensioneerden gaan er dit jaar slechts 0.25% op vooruit, terwijl de inflactie op 1.1% staat. 9.5 miljoen Spanjaarden ontvangen pensioen en dat aantal loopt op want het land vergrijst in rap tempo. Ook jongeren werden opgeroepen zich bij de actie aan te sluiten want ook hun pensioen is in het geding.

Waar niemand de straat op ging op zaterdag, was… op Bali. Daar werd Nyepi gevierd, de stiltedag van de Hindoes op het eiland van de Goden. Die dag is bedoeld om je zonden van het afgelopen jaar te overdenken, je van elke vorm van negativiteit te ontdoen en je geest te reinigen. Vliegtuigen landden niet, zaken hielden hun deuren dicht, geen mens wordt geacht de straat op te gaan. De overheid besloot dit jaar voor de eerste keer tevens het internetverkeer plat te leggen. Een bestuurder was van mening dat de jeugd discipline moet worden bijgebracht. Ik begrijp dat soort gedrag niet. Je kunt toch iets aan een mens zelf overlaten?! Op de dag die hieraan vooraf ging, werd daar de ogoh-ogoh-parade gehouden. Ook daar maakt men grote poppen; die worden echter door de straten gedragen. En ook op Bali worden ze aan het einde van de dag in de fik gestoken. Zo ver weg maar toch zo veel overeenkomsten! Wij stuurden Elsa de dag voor Nyepi een Whatsapp-bericht om hen alle goeds toe te wensen maar die kwam niet meer op tijd aan. Sindsdien is het oorverdovend stil aan hun kant. Ik maak mij een beetje zorgen...

Het is hier een nationale feestdag. De koningin van de Valenciaanse Fallas zwaait af, mijn liefje heeft vrij van school, ik neem het stokje qua ziek-zijn van haar over. Vandaag ga ik niet de straat op!


vrijdag 16 maart 2018

Niets te verbergen


Sinds ruim een week kunnen mijn liefje en ik in en om het huis gebruik maken van internet via glasvezelkabel. In de hieraan voorafgaande weken liet de internet provider bij wie wij tot dan toe een abonnement hadden, zich van zijn slechtste kant zien. Men garandeert een download van 6Mb maar de laatste tijd waren we al blij met 1Mb. Technici die bij toerbeurt aan huis kwamen, konden het probleem niet verhelpen. We hadden last van interferentie. Punt. Wij lieten het daarbij niet.

Recent zagen we jongemannen in de woonwijk rondlopen met ladders, kabels en gereedschapskisten. Een nieuwe lokale aanbieder van internet via glasvezelkabel was gearriveerd en daar wilde ik het mijne van weten. Wij togen onlangs naar het kantoor en stonden binnen 5 minuten weer buiten. Met een contract voor 100Mb op zak en een afspraak voor aanleg van de kabel, twee dagen later. Zoals afgesproken, trokken ze om 9 uur 's ochtends aan de bel. Ik stond hen in mijn beste Spaans te woord, zij spraken onderling Engels. Het bleken geen Spanjaarden en dat had ik kunnen weten;  die hadden niet zo vroeg op de stoep gestaan. Het bleek te gaan om een Brit en een Venezolaan wiens vader en halfbroer in Nederland wonen.

Op 21 maart wordt in Nederland een raadgevend referendum gehouden over de Sleepwet, zoals die in de volksmond is gaan heten. Officieel is het de Wet op de Inlichtingen- en Veiligheidsdiensten (WIV) maar dat bekt minder goed. Deze diensten mogen met de huidige wetgeving data onderscheppen die door de lucht gaan. Voortaan wil men ook telecommunicatie ondervangen die over koperen en glasvezelkabels loopt.

Mijn liefje en ik stuurden onze ingevulde stembiljetten tijdig naar Den Haag terug. Gisteren zag ik op het nieuws dat reeds 20.000 enveloppen van Nederlanders in het buitenland waren ontvangen, meer dan bij het Oekraïne-referendum. Ik hoef je niet te vertellen wie tegen deze wet in zijn huidige vorm is. Ik ben in goed gezelschap. Er zijn minstens 399.999 andere Nederlanders die zich uitten tegen de aanstaande wet. Ook de Nederlandse Vereniging voor Journalisten is tegen, net als de Raad van State. Ik vermoed echter dat de regering zich niets zal aantrekken van de uitkomst van dit raadgevend referendum; die wet komt er sowieso en zou per 1 mei in werking treden.

Het hoofd van de AIVD zei in een recent interview in Nederlandse kranten dat zijn geheime dienst ‘per fiber’ gaat bepalen of ze zaken onder de loep nemen. Je hoeft geen CEO van KPN te zijn om te weten dat zoiets niet realistisch is. De gegevens van één datapakketje worden doorgaans over talloze vezels getransporteerd. Het aftappen van één enkele glasvezel is dan ook nooit toereikend om interessante gegevens op te vissen. Voor dat doel moet toch echt worden gesleept en daarmee komt de zogenaamde ongerichte bulk-interceptie in beeld.

Ik ben ervoor dat cyberaanvallen zo vroeg mogelijk in de kiem kunnen worden gesmoord want die kunnen grote schade aanrichten. Ik ben er ook voor dat criminelen hun digitale wandaden niet of zonder obstakels kunnen uitvoeren. Maar vezel voor vezel aftappen, zoals de AIVD-chef beweert, is gewoonweg kul. Wat we ook niet moeten vergeten: inlichtingen- en veiligheidsdiensten hoeven geen dure, nieuwe infrastructuur op te zetten om massasurveillance mogelijk te maken: ze halen nu al bij commerciële technologiebedrijven bakken vol persoonsdata op.

Onlangs las ik het boek ‘Je hebt wèl iets te verbergen’ van Maurits Martijn en Dimitri Tokmetzis. Deze onderzoeksjournalisten werkten drie jaar intensief samen aan dit boek om het onzichtbare zichtbaar te maken en zo het belang van privacy aan te tonen. Aan de hand van een proef met de Bijenkorf-app, het aanvragen van een Bijenkorf-kaart en het doen van een aankoop laten ze stap voor stap de tsunami aan bekende en onbekende bedrijven zien van over de hele wereld die met jou meegluren. De auteurs tonen aan dat adverteerders achter de schermen bieden (realtime bidding) om naar jouw smartphone of laptop een adverntentie te sturen. In tijdspanne van een hartslag. Ook gegevens over kinderen en hun internetverkeer worden grootschalig begluurd en verkocht, al is dat volgens Europese wetgeving verboden. “De smartphone blijkt een glimmend surveillanceapparaat waar je toevallig óók mee kunt bellen en appen.”

Voorts doen ze, onder deskundige leiding van Wouter Slotboom (ethisch hacker), onderzoek naar beveiligingscamera’s die op het web zijn aangesloten. Ze vinden wereldwijd 11.000 camera’s waarop ze -met behulp van een tracker-programma genaamd Shodan- kunnen meekijken. Van voordeur tot babykamer! Daarna zijn aangesloten printers, externe harde schijven en duizenden routers aan de beurt. So much for the Internet of Things. De laatste test die ze met Slotboom uitvoeren, is een simulatie van een openbaar wifi-netwerk op een Amsterdams terras. In een mum van tijd maken terrasbezoekers contact en kijken de journalisten mee naar privé-info op hun smartphones. Met de intiemste resultaten tot gevolg. Daarna wordt de handelswijze van de Belastingdienst onder de loupe genomen. Die overheidsorganisatie sleept grootschalig voor eigen gebruik maar is ook leverancier van data aan andere overheidsinstellingen. Dit noemen de auteurs van het boek de ‘wettelijke achterdeur’. Die staat kennelijk wagenwijd open…

Je weet niet wat je leest!

Beatrice de Graaf, hoogleraar Internationale Betrekkingen aan de Universiteit Utrecht,  schrijft in het voorwoord “Martijn en Tokmetzis schilderen een wervelend dystopia van dataspaghetti, techno-optimisme, Kafka in de polder, datahonger, surveillancekapitalisme, aangestuurd door moederschip Google. Is er nog tijd om er iets aan te doen? Ja, maar er is wel een omwenteling nodig, hopelijk mede aangezwengeld door dit boek.” Bart Jacobs, hoogleraar Computerbeveiliging aan de Radboud Universiteit Nijmegen zegt over het boek “dit verhaal moet iedereen lezen die de machtsverhoudingen in onze huidige gedigitaliseerde samenleving wil begrijpen. Wat op het spel staat is geen individuele zorg van een paar privacy-voorvechters, maar een zaak die ons allemaal aangaat: we worden online gemanipuleerd zonder dat we mogen weten hoe.”

Door lezing van dit boek werd ik mij nóg sterker bewust van wat de journalisten de ‘privacyparadox’ noemen: de neiging om privacy belangrijk te vinden, maar er niet of nauwelijks naar te handelen. Ik gebruik bewust geen Facebook, Twitter en cloud-programma’s, draai een programma dat cookies opruimt en maakt back-ups offline. Ik ging zelfs een stapje verder en downloadde de nieuwe browser Brave, die de gebruiker weer centraal zet. De oprichter is van mening dat de grote tech-bedrijven te veel macht kregen. Brave is privacy-vriendelijker dan alle andere browser en is daarmee veiliger en sneller. Maar als blogger moet ik een Google-product gebruiken. Bovendien ventileer ik al jaren meningen en standpunten over van alles en nog wat, met gebruikmaking van Google-producten als Blogger en Photos. Dus geen illusies. Meesterspion Google maakt ongeëvenaard handige en mooie dingen die we maar moeilijk kunnen weerstaan. Echt persoonlijke dingen houd ik voor mij. Denk ik… Maar zelfs als je geen Google-diensten gebruikt, zijn wij toch hun producten. In het boek las ik dat onderzoek in het eerste kwartaal van 2016 aantoonde dat maar liefst 85 cent van elke dollar die online aan advertenties is gespendeerd, naar Facebook of Google gaat.

De boze wereld bestaat niet alleen uit adverteerders die hopen met onze persoonsgegevens geld te verdienen. Ook overheden jagen op onze data en proberen die -legaal of illegaal- te verkrijgen. En cybercriminelen worden steeds vernuftiger. ‘Stapje voor stapje,’ schrijft de WRR, ontstaat er ‘een kluwen van datastromen. Op Rijksniveau. Op lokaal en uitvoeringsniveau. En zeker ook op het internationale en Europese niveau.’ We hebben zicht noch controle op de manier waarop onze data worden gebruikt. De auteurs zijn dan ook van mening dat burgergegevens structureel gevaar lopen. En waar moet je klagen als jou als burger onrecht à la Kafka wordt aangedaan? Hoe kundig en te vertrouwen zijn medewerkers van veiligheidsdiensten nu en in de toekomst?

Het boek ‘Je hebt wèl iets te verbergen’ is zeer interessant, uitvoerig en goed onderzocht. Het is een aanrader voor mensen die zich zorgen maken over hun privacy. Dat is namelijk zeer terecht. Het is ook geschikt leesvoer voor hen die zich geen zorgen maken. Een goed geïnformeerd mens telt immers voor twee. Edward Snowden zei ooit: ‘Privacy niet belangrijk vinden omdat je niets te verbergen hebt, is hetzelfde als niet geven om vrijheid van meningsuiting omdat je niets te zeggen hebt…’

De glasvezelkabel in ons huis werd aangebracht in een voorgetrokken leiding en is onzichtbaar. De router staat op een bedekte plek die van voor tot achter snel en stabiel internet garandeert. De aardige Venezolaanse technicus riep ‘Doei’ toen hij ons huis verliet. De verbinding werkt naar behoren.


woensdag 14 maart 2018

Hervonden liefde

Vroeger was ik een enorme filmfan; ik ging graag naar de bios. Als kind zag ik The Sound of Music minstens tien keer in een Haagse bioscoop, met en zonder mijn ouders. Ooit kocht ik een ‘kaartje nekkramp’ omdat ik dacht het dan beter te kunnen zien; daarna nooit meer. Voortaan zaten we achterin de zaal. En bij voorkeur op de hoek van een rij. Op een van mijn verjaardagen nam ik vriendinnetjes en vriendjes mee naar deze film. Geen idee of zij dat leuk vonden maar de jarige had het naar haar zin! Ik zong van begin tot einde mee. Als ik de  beginklanken van een lied nu hoor, schiet het gehele repertoire mij weer te binnen. De traktatie van frietjes mèt maakte daarna veel goed, vermoed ik.

Later werd ik vaste klant van filmhuizen in Delft, Den Haag en Amsterdam. Werkelijk al mijn vriendinnen hielden van films; we gingen vaak naar de bios. Als student in de hoofdstad had ik bovendien een maandagabonnement waarmee je op die dag met grote korting naar de reguliere bios kon om de laatste films te zien. Ook mijn liefje houdt van de bioscoop. Dat hebben we met elkaar gemeen. We woonden nooit in een stadshart maar wel op bus- of fietsafstand van een stadscentrum dus het was gemakkelijk om te gaan. Toen we in Engeland woonden, ging we regelmatig op zaterdag of zondag naar The Movies. We woonden wederom niet ver van een stad en combineerden bioscoopbezoek met een etentje. Sweet memories.

De kentering kwam toen we permanent naar Spanje verhuisden (2005). Hier gingen we tot dusver nooit naar de bioscoop. Studentensteden als Alicante, Cartagena en Murcia hebben vanzelfsprekend bioscopen maar die liggen op 30 à 40 minuten uur rijden van ons huis. Dan is bioscoopbezoek een serieuze onderneming. Toen we in Bali gingen wonen, zag ik alleen nog films in het vliegtuig ernaar toe! In de beginjaren in Spanje waren er naar mijn weten geen bioscopen waar ze films in de oorspronkelijke taal vertoonden. Mijn Spaans was destijds niet goed genoeg om volop van een Spaanse film te genieten en aan nasynchronisatie had ik een hekel. Ik miste bioscoopbezoek aanvankelijk maar het werd een luxeprobleem. Dat gemis wende.Welnu, dat is niet langer nodig. Joehoe!

Onze eigen stad heeft in de zomer een openluchtbioscoop en een filmhuis met uitsluitend Spaanse producties. Daar kunnen we op de fiets naartoe, als we willen! Onlangs (her)ontdekten we een bioscoop in de omgeving die films in hun oorspronkelijke taal vertoont. Ik herinner mij dat onze Engelse kapper Lee eerder daarover sprak maar die boodschap bleef niet hangen. Nu wel. Dat komt waarschijnlijk omdat we dicht bij die plek gingen wonen. Het gaat om Cine Las Velas (bioscoop De zeilen) in Las Alcázares, op een kwartiertje rijden van ons huis. Elk dinsdag en zaterdag worden daar films in oorspronkelijke taal vertoond. Op andere dagen vertonen ze Spaanstalige films. 

Ik ging gisteren voor de eerste keer naar de bios in Spanje en dat werd een memorabele ervaring. Mijn idee was om daar ‘The Shape of Water’ te gaan zien, de film die Oscars won voor de beste film, beste regisseur en beste actrice terwijl ook design en muziek in de prijzen viel. Dat liep echter anders af. Ik had mij kennelijk vergist in de tijd… die film draaide pas twee uur later. De Spaanse vrouw aan de balie had met mij te doen. Ik was niet voor één gat te vangen en kocht een kaartje voor de film ‘I, Tonya’ waarvan ik eerder een trailer zag. Het is een biografische sportfilm met veel ironie en een ongebruikelijke aanpak.

Het bleek een bijzondere film, die een Oscar won voor best supporting actress. De prijs viel te beurt aan de vrouw die de ongelofelijk nare moeder van de schaatser, LaVona Golden, speelt. Dit waargebeurde verhaal gaat over de Amerikaanse kunstrijdster Tonya Harding die van zeer arme afkomst is (white trash). Haar ouders scheiden, er is weinig liefde en aandacht voor het kind. Ze wordt als 4-jarige-met-aanleg door haar ketting rokende en aan drank verslaafde moeder op de ijsbaan gedumpt.

Tonya gedraagt zich anders, kleedt zich anders, spreekt anders, ijsdanst op andere muziek. Ze is niet bepaald een all-American Girl. Ze trouwt jong, met een waardeloze vent die haar mishandelt. Desondanks heeft Tonya één doel voor ogen: de beste kunstrijdster van Amerika worden en haar land vertegenwoordigen op de Olympische Spelen. Alhoewel ze de eerste is die een driedubbele axel op het ijs uitvoert, wordt ze niet op waarde geschat en dat zet kwaad bloed. Omdat ze is wie ze is.

De echte Harding werd uiteindelijk wereldberucht omdat ze medeplichtig werd bevonden aan de aanval op haar concurrente Nancy Kerrigan. Haar echtgenoot kreeg gevangenisstraf voor de opdracht die hij zou hebben gegeven om Kerrigan aan te vallen (haar knie werd met een ijzeren staaf gebroken). Harding zei in de rechtbank van niets te weten maar moest toch boeten: ze mocht nooit meer meedoen aan een officieel kunstschaatstoernooi -haar zwaarste straf. Ze moest destijds tevens een fikse geldboete betalen die zou worden geschonken aan de Amerikaanse Paralympics-ploeg en honderden uren sociale dienstplicht vervullen.

Deze film is een zogenaamde faux-documentaire (‘mocumentaire’); het heeft wel de vorm maar niet de inhoud. Je zou het ook een zwarte komedie kunnen noemen, die tegelijkertijd een lach en een traan oproept. Ik was niet de enige in de zaal die op het ene moment haar adem inhield en het volgende moment in lachen uitbarstte. De film ‘I, Tonya’ is een aanrader!

Cine Las Velas is dat ook. We keken er met 25 bezoekers naar, in een van de (zes) kleine zalen van de bioscoop. Ik was de jongste in het publiek, zat lekker op de hoek van een rij. Voor mij streken twee Spaanse vrouwen neer. Een Engelstalige film als deze heeft Spaanse ondertiteling dus naar de bios gaan, is nog leerzaam ook. Zeker als je variaties op het F-woord en aanverwant idioom wilt leren. De stoelen zijn comfortabel, met veel beenruimte. Ik vond het echter jammer dat de stoel naast mij leeg bleef… Mijn liefje is al vijf dagen in de lappenmand. Ze kreeg last van hoofdpijn, een zere keel, hoesten, koorts en slapeloosheid. De meeste uren bracht ze tot nu in bed door. Haar gemiddelde slaap per nacht ligt nu op iets meer dan twee uur. Kasian. Ik voel mij weer een beetje zuster Clivia. De volgende film gaan we zeker samen zien. Bioscoopbezoek is terug in mijn leven.


zondag 11 maart 2018

Moeders en dochters


Maart is officieel Women’s History Month en vandaag is de geboortedag van mijn moeder (die in 2015 overleed). Een en een is twee: het idee voor een blog over de geschiedenis van mijn moeder en haar voorouders was geboren. Eerder dit jaar raakte ik namelijk in de ban van genealogie na het zien van de serie ‘Verborgen Verleden’ op tv. Zo zag ik onder andere de uitzending over Dieuwertje Blok en Irene Moors. Blok’s joodse oma kwam uit een straatarm gezin. Zij nam de artiestennaam Stella Fontaine aan, werd een bekende Amsterdamse zangeres en maakte deel uit van het eerste cabaretgezelschap van Nederland. Een van Moors’ verre voorouders overleed in een bedelaarsgesticht terwijl een ander voor de Stadsschouwburg werkte als decorontwerper. Het kan verkeren!

Dergelijke dingen wilde ik ook weten over mijn eigen familie. Dat was geen nieuwe gril, al jarenlang ben ik er nieuwsgierig naar. Het kwam er tot dusver niet van. Persoonlijk had ik geen hooggespannen verwachtingen, er was geen aanleiding bijzonderheden te vermoeden. Terugkijkend op mijn zoektocht kan ik dat bevestigen, al doken er eigenaardigheden op. Als amateur bewandelde ik een veel smaller pad dan de makers van het programma doen. Ik zocht uitsluitend naar mensen in mijn stamboom met dezelfde achternaam als die van mijn moeder en op basis van openbare documenten op internet. In haar lijn vond ik bloedverwanten met familienamen als Lubbers, Assink, Scholten, Lenferink, Kamphuis, Nijboer, Pots, Thebelt en Maasland maar die liet ik voorlopig links liggen. Zonder die vertakkingen was de frustratie over ontbrekende of tegenstrijdige gegevens al groot genoeg!

Het beeld dat van mijn voorouders aan moeders zijde ontstond, is vergelijkbaar met dat aan mijn vaders kant. (Over mijn vaders voorouders komt later deze maand een separate blog.) De voorouders aan moeders zijde bleken met name landarbeiders in het oosten des lands en ze waren nogal honkvast. Het werd een geschiedenis van Tukkers met een vleugje Duits. Mijn moeder verhuisde vanuit Overijssel naar het Westland. Zij voelde zich vaak ontheemd; ze was anders, sprak anders, kende niemand behalve haar echtgenoot.

Mijn moeder had broers en zussen. De jongste, tante Rita, vond ik het interessantst van allemaal. Zij had schwung, droeg knalrode lippen, lakte haar nagels in dezelfde kleur, blondeerde heur haar en sprak vreemde talen. Ze trouwde met een oudere man, oom Richard, die fotograaf was; daaruit kwam één zoon voort. Ze maakten verre reizen en leefden een leven dat mij aantrok. Hun huis en meubels waren hypermodern. Zij was in bijna alles de tegenpool van haar zuster, mijn moeder. Af en toe kwamen ze bij ons logeren.

Mijn moeder en ik
Als kind logeerde ik slechts eenmaal bij hen. Het bleef bij die ene keer omdat er veel geruzie was in het gezin. Mijn tante kon nogal onaardig zijn (een familietrekje...). Als logée zat ik middenin het gekissebis en dat vrat aan mij. 's Avonds huilde ik mij in slaap. Daar leerde ik wat heimwee was. Regelmatig stond ik langs de hoofdstraat en zag vrachtwagens naar het Westland af en aan rijden. 't Is dat ik mijn duim niet durfde opsteken, anders was ik al na de eerste dag naar mijn ouders terug gelift!

Mijn opa aan moeders kant overleed voordat ik werd geboren. Mijn moeder sprak altijd liefdevol en waarderend over haar vader. Hij zou zijn overleden bij het aantrekken van zijn sokken; hij zakte in elkaar en bleef dood op bed. Over haar moeder was ze minder vocaal. Oma kwam weleens bij ons logeren. Ik heb daaraan geen speciale, warme herinneringen. Zij zou nogal een pinnig type zijn geweest. Als ik naar haar foto kijk, meen ik dat te kunnen aflezen. Het verhaal gaat dat ik als dreumes de kamerdeur wijder open zette als zij klaagde dat ze het koud had. Wie gesagt, es liegt in der Familie…

Nu wist ik verdraaid weinig over deze familietak dus waar moest ik beginnen? Ik herinnerde mij mijn opa’s voornaam niet, wist niet of de achternaam van mijn oma uit een of twee woorden bestond en hoe die precies moest worden gespeld. Van mijn moeder wist ik dat haar vader in Enschede chef was geweest in een textielfabriek.

Ik begon mijn zoektocht op Pondes.nl, de site voor de genealogie van Oost-Nederland. In die database vind je gegevens van 52 miljoen personen en 30 miljoen families! Als het meezit, vind je de persoonskaart van een voorouder, tot maximaal drie voorafgaande generaties. Niet alle kaarten bevatten dezelfde gegevens, niet alle kaarten zijn compleet. Soms bestaat het gezin maar worden de leden niet opgesomd, soms vind je alleen de vermelding van broers en/of zussen. Zoeken in deze eenvoudige maar grote gegevensbank was bij tijd en wijle lastig. Ook kwam ik terecht bij Openarch.nl en bij het archief van de gemeente Enschede.

Bernardus, mijn opa
Het grappige is dat ik in Pondes de verwijzing “afdelingsbaas” terugvond op een persoonskaart. In de lijn van die persoon zocht ik verder. Een van mijn zussen bevestigde op een later moment dat mijn opa Bernardus (*) heette; zij liet mij weten dat hij in 1889 werd geboren in Reutum. Dat is een van de negen kerkdorpen van de Twentse gemeente Tubbergen. De Bernardus die ik in de database vond, zou omstreeks 1895 zijn geboren, inderdaad in Tubbergen. Op zijn Pondes-persoonskaart staat “ABT” (about) voor de datum. Het verwarrende is dat op die kaart staat dat hij in maart 1952 overleed, op 62-jarige leeftijd. Dat zou weer betekenen dat hij in 1890 zou zijn geboren. Mijn zus meldde op haar beurt dat hij overleed in Glanerbrug. Dit zijn van die voorbeelden van onnauwkeurigheid in openbare bestanden.

Bernardus trouwde in 1916 met Christina Maria Engelina; het huwelijk vond plaats in Lonneker, een dorp ten noorden van Enschede. Mijn oma’s roepnaam was Marie, haar achternaam bestaat inderdaad uit twee delen. Zij zou rond 1890-1895 zijn geboren; ook op haar persoonskaart staat ABT bij de datum. Haar geboorteplaats was Epe, in de Duitse deelstaat Noordrijn-Westfalen. Epe is een deel van Gronau, een stad 10 km ten oosten van Enschede. Nu hoef je niet per se Duitse te zijn als je daar bent geboren maar ik weet niet hoe dat bij haar zat.

Mijn zus meldde dat onze oma in 1965 overleed in Enschede; dat stond weer niet in de database vermeld die ik bestudeerde. Eén ding weet ik zeker: als kleuter ging ik niet naar haar begrafenis. Mijn ouders hielden mij als kind opzettelijk weg van dergelijke familie-aangelegenheden. Wie haar wel de laatste eer bewees? Dat herinner ik mij niet.

Wat tevens in Pondes stond, zijn de kinderen uit de relatie van mijn opa en oma: Maria Grada Gezina (overleden in 1917), Gezina Johanna Maria (overleden in 1919), een doodgeboren kind (1920), Johanna Maria (1923) en Herman Jozef (1925). Allen overleden in hun kinderjaren, soms slechts enkele manden oud. Wat een leed! Mijn moeder sprak naar mijn weten nooit over overleden broertjes en zusjes maar dat typeert haar en haar generatie. Mijn grootmoeder, van Duitse bodem, zou twee broers hebben gehad: Johannes en Gerhard Hermann (jawel, met twee n’en). Mijn grootvader zou twee zussen hebben gehad: Johanna en Geertruida.

Mijn moeder (1921) en haar jongere broers en zussen komen niet in openbare archieven voor omdat die informatie nog niet is vrijgegeven. Voor publicatie geldt een termijn van 100 jaar na geboorte, 75 jaar na huwelijk en 50 jaar na overlijden. Daarbij komt dat gemeenten niet alles direct scannen en vrijgeven dus die gegevens laten vaak op zich wachten.

Mijn overgrootouders heetten Gradus Johannes en Gezina, geboren in respectievelijk 1858 en 1860. Ik trof iets opmerkelijk aan in de Nederlandsche Staatscourant van december 1908: deze Gradus (‘daglooner’) was geboren in Tubbergen maar hij deed 50 jaar later een verzoek tot naturalisatie aan de Nederlandse regering. Huh?! Ten tijde van die aanvraag woonde hij in Gronau en had, volgens diezelfde krant, de Pruisische nationaliteit. Mijn overgrootvader overlegde alle benodigde documenten dus Koningin Wilhelmina ging akkoord. Joehoe! Ik herinner mij dat mijn moeder het woord naturalisatie ooit bezigde in verband met haar familie maar ik dacht dat het mijn grootvader betrof. Dat bleek dus niet te kloppen. Het betrof mijn overgrootvader. Misschien had die naturalisatie iets te maken met het aanstaande huwelijk van mijn opa en zijn in Duitsland geboren echtgenote? Dat zal voorlopig een raadsel blijven…

Gradus en Gezina zouden in 1882 in Tubbergen zijn gehuwd. Uit die relatie kwamen drie kinderen voort: Bernardus (mijn opa), Johanna en Geertruida. Gradus had twee zussen: Johanna en Hendrika Susanna en twee broers: Gradus II en Johannes. Mijn overgrootvader overleed in 1916 op Nederlandsche bodem. Mijn overgrootmoeder zou zijn overleden in 1917 in Lonneker. Zij had zeven broers en zussen: Gerardus, Bernardus, Gerardus II, Maria, Gezina II, Johanna en Gezina III. Er werd vaak vernoemd, men was destijds niet erg creatief in het kiezen van namen.

Mijn betovergrootouders heetten Jan en Gezina. Voor de goede orde: in de database kwamen ruim 700 Jannen voor met dezelfde voor- en achternaam. ‘Onze’ Jan zou rond 1837 zijn geboren en Gezina zou van 1840-1842 zijn. Ze zouden omstreeks 1867 zijn gehuwd. Hij was landarbeider. Zij kregen slechts één kind. Wel had mijn betovergrootvader twee zussen (Susanna en Gezina) en drie broers (Jannes, Jannes II en Bernardus). De geboorte- en overlijdensplaats van mijn beide betovergrootouders is dezelfde als die van mijn grootvader: Tubbergen.

Mijn oudouders heetten Joannes en Aleida; mijn moeder zou dus naar haar zijn vernoemd. Beiden oudouders zouden omstreeks 1805 zijn geboren. Ze zouden rond 1824 zijn getrouwd en kregen zes kinderen: twee meisjes (Susanna en Gezina) en vier jongens (Jannes, Jannes II, Jan en Bernardus). Hun overlijdensdatums en -plaatsen staan niet bij Pondes vermeld.

Over verdere voorouders is mij niets meer bekend. Deze gegevens zijn wellicht niet 100% volledig of correct. Hier eindigt voorlopig iets meer dan 200 jaar familiegeschiedenis aan de kant van mijn moeder. Het is niet bijzonder veel maar aanzienlijk meer dan ik wist voordat ik aan de zoektocht begon. Ein bißchen Pruisisch bloed vloeit mij dus door d'aderen. Tja. Vandaag sta ik stil bij mijn moeder, bij haar leven als dochter. Als de gegevens kloppen, heeft ze haar grootouders nooit gekend. Kasian.

(*) Familienamen blijven om privacy-redenen onvermeld.