donderdag 24 juli 2025

Ons Wajong*

Dit is weer een longread (van zo’n 8 minuten). De regelmatige lezer weet dat we dit voorjaar een merelnest in de tuin hadden. Het zat in de Stoute Jongens-boom die een goede verstopplek is. Het eerste bewijsstuk was een kapot eitje dat we onder de boom aantroffen. Iets later zagen we beide ouders druk in de weer met het aandragen van voedsel. Ze vlogen af en aan terwijl er kinderlijk gekwekker uit de boom opsteeg. Het kwam alsnog goed. 

Weer iets later zagen we een jonge merel op onze patio achter het huis zitten. Grijze snavel, donsachtige grijs-witte veren. De jongeling zat op het terras voor de schuifpui, koekeloerend naar binnen. We moesten echter weg dus we sloten de deuren naar de achterkant van het huis. Toen we terugkeerden en de deur openden, bleek de merel daar nog steeds te zitten, in een schaduwrijk hoekje. Dit diertje kon kennelijk nog niet hoog vliegen. Was er iets mis? Wat later in het seizoen zag ik het jonge dier weer en was ik in staat een close-up foto te maken. Toen ik die nader bestudeerde, zag ik dat er een wond aan het koppie zat, schuin boven het linkeroog. Uit het nest gevallen en verkeerd terechtgekomen? Aangevallen door een roofvogel? 

Na het verlaten van het nest kunnen jonge merels niet meteen vliegen. Ze zoeken dan beschutting in struiken, fladderen en springen een beetje op en neer. Ze worden in die fase nog door de ouders verzorgd. Na ongeveer een week kunnen ze wel vliegen. Er was dus iets aan de hand met onze jonge merel. Een merelmoeder kan twee of drie nestjes per seizoen hebben. Wellicht komt het vrouwtje op hetzelfde nest terug. Pa merel neemt de zorg voor de jongen op zich.

Merels zijn over het algemeen redelijk honkvast. Ze onthouden goede nestplekken en blijven vaak in dezelfde omgeving rondhangen. 

In een ander deel van de tuin hebben we een mussenbar, een kleine drinkplaats voor onze residente groep mussen, waarvan veel gebruik wordt gemaakt deze dagen. Die verdienen ons mededogen ook. Ik las dat er in Spanje in de afgelopen 20 jaar bijna zeven miljoen mussen zijn verdwenen! Die kleine, hoge drinkbak is niet geschikt voor een grotere merel met beperking. Dus we besloten een lage, wijde bak onder de Stoute Jongens te plaatsen. Dat bleek een goede zet: vanaf dag 1 werd er goed gedronken. Ze aarden naar hun gastvrouwen... 

Dagelijks snuffelt de merel tussen de bladeren onder de boom, op zoek naar wormen, insecten, spinnen en slakken; de favoriete hapjes. Tot nu toe vinden we donkerblauw-paarse poep (van bessen) op delen van het terras dus het diertje weet zich te voeden en blijkt honkvast. Af en toe zien we ook een volwassen merelmannetje rondvliegen, te herkennen aan de gele snavel en het inktzwarte verenkleed. Wij bieden onze kleine-gast-met-handicap, onze Wajongen, voorlopig een bed-bad-brood-regeling aan. *Wajong staat voor Wet Arbeidsongeschiktheidsvoorziening Jonggehandicapten. 

De wetenschappelijke naam voor de merel is ‘turdus merula’, eentje die in 1758 aan deze vogel werd gegeven in de tiende editie van ‘Systema Naturae’ van de bekende Zweedse natuuronderzoeker Carl Linnaeus. (Nee, hij was geen Hollander! Maar er is wel een link dus lees door, graag...) Hij introduceerde de zogenaamde binominale nomenclatuur. Elk levend organisme kreeg een tweedelige wetenschappelijke naam (Latijn): voor het geslacht en voor de soort (turdus voor lijster, merula voor merel.) Linnaeus was de eerste die principes opstelde voor het definiëren van alle natuurlijke geslachten en soorten, een uniform systeem van naamgeving voor alles dat leeft in de natuur. 

Een paar weken geleden luisterde ik tijdens mijn favoriete radioprogramma ‘Vroege vogels’ naar een verslag van een boek over natuur dat vorig jaar uitkwam. Ik vond de boekrecensie dermate interessant dat ik het e-boek downloadde. Inmiddels weet ik dat ditzelfde boek, getiteld ‘Every Living Thing. The Great and Deadly Race to Know All Life’ van de Amerikaanse auteur Jason Roberts dit jaar de prestigieuze Pulitzer Prijs voor Non-fictie won. De Nederlandse boektitel is ‘Al wat leeft’. 

En wat een interessant boek is het! Het gaat over de geschiedenis van twee belangrijke natuuronderzoekers en hun wetenschappelijke nalatenschap. Twee tijdgenoten die rivalen van elkaar werden. De ene is de Zweed Carl Linnaeus (1707-1778), de ander de Fransman George-Louis Leclerc de Buffon (1707-1788). Ze werden beiden in 1707 geboren, creatieve geesten, werkten keihard en gedisciplineerd aan een imposant oeuvre. Ze studeerden beiden geneeskunde en hadden allebei een ware missie. Ze kregen allebei een zoon (Carl de Jonge en Buffonet genoemd in de wandelgang) die niet stond te trappelen om in de voetsporen van pa te treden. Beide mannen lieten werk na dat tot vandaag de dag belangrijk is in wetenschappelijke kringen. Ze konden zelf geen wetenschappers worden genoemd omdat dat begrip pas opgang deed in 1833. In hun tijd stonden zij bekend als ‘savants’. 

Maar daar stopt de vergelijking. Op veel punten zijn ze tegengesteld aan elkaar. Linnaeus was steil als persoon en in de omgang, nogal met zichzelf ingenomen en onbescheiden (noemde zichzelf ‘Prince of Botany’). Buffon was charmant en sociaal maar liet zijn werk liever voor hem spreken. Linnaeus was arm, zat altijd krap bij kas. ‘Zijn blik was vol van planten maar zijn maag was vaak leeg’. Buffon kreeg grote sommen geld van de familie in de schoot geworpen. Domineeszoon Linnaeus was een religieuze man die de Bijbel als leidraad had en daaruit goddelijke inspiratie zei te ontvangen. Buffon werd aangeklaagd voor godslastering omdat hij beweerde dat de Aarde veel ouder was dan het boek Genesis (eerste boek van het Oude Testament). Linnaeus ontzegde zijn vijf dochters elke vorm van scholing, ze leerden genoeg in het huishouden. Buffons beste vriendin was een intellectueel die hij op vele fronten zijn meerdere achtte (Madame Suzanne Necker). 

Tot zover hun persoonlijkheden. Het boek gaat uitgebreider op hun karakters in. Roberts deed heel veel bibliografisch onderzoek waardoor het lekker leest. Nu verder over hun wetenschappelijke nalatenschap. 

Linnaeus was exponent van de systematiek. Hij vond dat als je de namen van dingen niet wist, je er evenmin kennis van had; dus bedacht hij namen. Hij deed nooit enig natuurexperiment. Hij was van mening dat het totaal aantal soorten door de tijd gelijk bleef. Hij was ervan overtuigd dat de natuur niet veranderde, niet kon veranderen omdat de Schepper zijn gereedschapskist al lang had opgeruimd en zijn werkplaats had gesloten. Hij zei ooit ‘there are no new species’.

Buffon daarentegen, was van mening dat de natuur zeer complex was, misschien wel te moeilijk voor de mens om te bevatten. Net als de mens zelf. Buffon was de school van het complexisme toegedaan. In zijn eigen woorden: “Er zijn geen eenvoudige principes. Alles is samengesteld.” Hij was van mening dat de natuur veranderde onder invloed van omgevingsfactoren. (Net als Charles Darwin bijna 100 jaar later!) Als naturalist experimenteerde hij voortdurend, ook met de verbeterde microscoop van de Nederlander Antonie van Leeuwenhoek die de weg vrijmaakte voor diepgravender microscopisch onderzoek.   

Het belangrijkste werk van Linnaeus is getiteld ‘Systema Naturae’ (1735), de eerste versie verscheen in 1730 en had tot doel planten te classificeren op grond van hun uiterlijke kenmerken. Zijn taxonomie is een hiërarchisch systeem van de begrippen rijk, stam, klasse, orde, familie, geslacht en soort. Buffon was groot tegenstander van dit te simplistische classificatiesysteem en de rigide toepassing ervan. Hij vond het te klinisch en het zou tot absurditeiten en inconsequenties leidden. Die mening verkondigde hij luid en duidelijk. 

‘Philosophia Botanica’, dat in 1751 werd uitgegeven, werd echter Linnaeus’ bestseller. Daarmee legde hij de basis voor zijn internationale bekendheid. Er was echter weinig filosofisch aan. In dit werk vind je de eerste gepubliceerde beschrijving van de binominale nomenclatuur, een reeks stricte principes voor de benaming van al dat leeft. Zijn voorgestelde manier werd al snel door andere botanici geaccepteerd en overgenomen en vormt nog altijd de basis van de soortenaanduiding, niet alleen van planten maar ook van andere organismen. Wat ik een leuk feit vind om te vermelden, is dat Linnaeus, liefhebber van chocola, de cacaoplant ‘theobroma cacao’ noemde, ofwel ‘eten van de goden’. (Het ging dus niet altijd om fantasieloze, klinische benamingen...) 

Linnaeus werkte van 1735 tot 1737 in de Hartekamp, een buitenplaats in Heemstede (Nederland). Hij was als privé-arts en naturalist in dienst van George Clifford, een rijke Amsterdamse koopman, directeur van de VOC en een planten- en tuinliefhebber. Deze botanische tuin beschreef hij in zijn boek ‘Hortus Cliffortianus’

Het schilderij van Jan Wandelaar hiernaast is een illustratie uit dat boek. Het beeldt Moeder Aarde (godin Gaia) uit, in het midden van het paneel. Aan haar voeten staan een pot met Cliffortia, een plant die Linnaeus vernoemde naar zijn broodheer. De buste op de sokkel linksboven zou van Clifford zijn. Een jonge god Apollo, met het hoofd van Linnaeus, stapt naar voren. Hij brengt licht in zijn linkerhand en werpt met zijn rechterhand de sluier van duisternis rond de godin weg. 

De Hartekamp was toentertijd een belangrijk botanisch centrum en de tuin was een van de meest toonaangevende van Europa. Linnaeus noemt zijn tijd daar een van de gelukkigste van zijn leven. Later werd hij professor aan de universiteit van Uppsala en directeur van de botanische tuin van de instelling. Hij omringde zich daar met jonge studenten die werkten als zijn assistenten en die hij (onbescheiden) ‘de apostelen’ ging noemen. Ze werden er (bijna) allemaal op uitgestuurd om aan internationale natuurexpedities deel te nemen. Vaak met de dood tot gevolg. Na de dood van Linnaeus zelf verkocht zijn echtgenote de uitgebreide verzameling van drie natuurrijken (planten, dieren en mineralen) voor een habbekrats aan een Engelse amateur-naturalist. De Hartekamp bestaat nog steeds. Het is nu een Rijksmonument en de buitenplaats is openbaar toegankelijk. De Hartekamp is ook een instelling voor mensen met een verstandelijke beperking. Onze Wajongen zou daar zijn longen uit zijn lijfje zingen! 

Buffon werd in 1937 aangesteld als beheerder en naturalist van de Jardin du Roi in Parijs, de Koninklijke Tuin van Lodewijk XV. Hij begon met het verwerven van meer land en verdubbelde de tuinen uiteindelijk in omvang, tot aan de oevers van de Seine. Hij vormden de tuinen om tot een vroeg prototype van de moderne botanische tuin, gewijd aan wetenschap, onderwijs en exposities. Om dit te bereiken, haalde hij een team van vooraanstaande wetenschappers uit alle belangrijke vakgebieden bij elkaar, waaronder iemand die een predarwinistische evolutietheorie bedacht. Buffon was de enige van de twee die over het uitsterven van soorten schreef; een foutje in Gods Grote Werk? (Hij dacht het niet...)

Hij speelde een sleutelrol in natuuronderzoek en ontwikkelde een grote interesse in alle vormen van natuurgeschiedenis en -filosofie, die hij samenvatte in een reeks omvangrijke encyclopedische boeken. Hij stelde de 38-jarige kunstenares Madeleine Françoise Basseporte aan als hoofdillustrator. Zijn ‘Histoire des Animaux’ (Geschiedenis van de dieren, 1749) en ‘Théorie de la Terre’ (Theorie van de aarde, 1749) werd gevolgd door het 35-delige ‘Histoire Naturelle, Générale et Particulière’ (1749 en daaropvolgende jaren), dat hem de titel prins der natuuronderzoekers opleverde. De eerste drie delen waren bestsellers, het maakte hem tot ‘celebrity savant’. De tuin van de koning werd tijdens de Franse Revolutie omgedoopt tot ‘Jardin des Plantes’; zo heet het nog steeds. Daar vind je nu het standbeeld van Buffon dat door Jean Marius Carlus werd vervaardigd.

De geschiedenis van beide naturalisten en een groot deel van hun herbariums zijn behouden voor de eeuwigheid. Deze dubbelbiografie is naast een levensbeschrijving van twee historische figuren, twee antagonisten, ook een meeslepende beschrijving van ideeën en kennis over de aarde en de natuur. Absolute aanrader!


zondag 20 juli 2025

Echte helden spreek je zelden

Eerder deze maand waren we op de afdeling Oncología van het plaatselijke ziekenhuis. De reden was de jaarlijkse medische controle van mijn liefje. Eenmaal per jaar gaat ze daar door de molen, om te zien of er niets kwalijks in haar lichaam aan de gang is. Die jaarlijkse afspraak is een gevolg van de diagnose borstkanker die ze in 2009 kreeg. Overigens was ik zelf de eerste om die afdeling te betreden. In 2007 had ik een afspraak met de geneticus van het team. Hij moest destijds uitzoeken of er een fout in mijn DNA zit dat in mijn familie rondwaart en daar veel kanker veroorzaakt. Hij werkt nog steeds op de afdeling, zag ik tijdens het recente bezoek. 

Bij mijn liefje werd de zeer kwaadaardige tumor vakkundig verwijderd, op de operatietafel kreeg ze de bestraling in een keer toegediend, daarna volgde chemotherapie en de rest is geschiedenis. Zij werd patiënte van dokter António Brugarolas, de toenmalige en huidige chef van de afdeling. Deze arts is ouder dan mijn liefje zelf dus er komt een dag dat we het consult zonder hem moeten doen. Maar deze keer nog niet. Nadat we voor zijn bureau neerstreken en handen schudden, zei mijn liefje dat ze het fijn vond hem weer te zien. Fijn om te weten dat hij nog steeds actief is in zijn vakgebied. Gezien zijn leeftijd ligt het voor de hand dat hij een keertje gaat stoppen, nietwaar? Hij zei daarop dat hij zich jaarlijks in juni zelf beoordeelt. Om te weten of hij zijn werk nog naar behoren kan doen. 

Elk jaar in juni reist hij naar de Verenigde Staten voor het ASCO-congres, georganiseerd door de American Society of Clinical Oncology. Dit is een groot congres in Chicago waar alle leden (oncologen), naartoe gaan. Hij werkte en woonde een aantal jaren in Amerika, was jarenlang specialist in het toonaangevende Roswell Park Cancer Institute in New York. Hij was universitair docent en hoogleraar aan een Spaanse universiteit; in die hoedanigheid begeleidde hij meer dan 20 promovendi. Hij heeft meer dan 100 specialistische openbare publicaties op zijn naam staan. Je zou denken, zo’n man mag toch op zijn lauweren gaan rusten?!

Brugarolas gaat naar dat congres en maakt dan een selectie van sprekers naar wie hij gaat luisteren. Van circa 20% van alle voordrachten maakt hij vervolgens samenvattingen voor een kleine kring geïnteresseerden. Dat doet hij naast zijn ‘gewone’ werk, dus in de avonduren. Als hij bemerkt dat hem dat niet meer gemakkelijk afgaat, zal hij de conclusie trekken dat hij moet stoppen. Dit jaar verliep dat alles weer goed dus hij gaat nog een jaar door. Net als mijn liefje, zij kreeg weer een groene vink. Wij zijn er blij mee! (Dit is geen idolatrie.) 

Wat wel gebeurde in de afgelopen tijd, is dat hij een aantal van zijn taken overdroeg aan andere teamleden. Er gingen mensen weg en er kwamen nieuwe teamleden bij. Hij is echter nog steeds hoofd van de afdeling. Hij begrijpt goed waarom iedereen die tijdens het werkzame leven zware fysieke arbeid verrichtte, met pensioen gaat op de gerechtigde leeftijd. Hij heeft er echter geen begrip voor dat iemand wordt gedwongen met pensioen te gaan als hij of zij nog een waardevolle bijdrage kan leveren aan de wetenschap.  

Tijdens een consult spreken we altijd over interessante onderwerpen. Deze was daarop geen uitzondering. Zo vertelde hij dat er dermate grote vorderingen in kankeronderzoek en -behandeling worden gemaakt dat de genezing van elke individuele kankerpatiënt ter wereld in slechts één week kan worden bereikt. Daarvoor heb je geen erg specialistische machines nodig, wel veel knappe koppen en ongeveer €20.000 per patiënt. 

Illustratie: BrugarolasLAB

Behandelingen worden steeds individueler. Door middel van RNA*-analyse kan de respons van een patiënt op chemotherapie in tenminste 80% van de gevallen worden voorspeld. Voor elk type tumor en zelfs voor elke afzonderlijke tumor in een lichaam kan per persoon de geschiktste therapie worden bepaald en toegepast. 

*De functie van RNA is het transport van genetische informatie. Dit speelt een rol bij eiwitsynthese en andere cellulaire processen. De functie van DNA is de opslag van erfelijke informatie. Het controleert de bouw van eiwitten. (DNA zit in de celkern, RNA in de nucleolus, de bijkern om de celkern heen.) Beide zijn ze misschien wel de belangrijkste moleculen in celbiologie. Dan heb je ook nog mRNA, messenger RNA. Dit een molecuul dat de instructies of het recept bevat dat cellen aanstuurt om een bepaald eiwit aan te maken in het lichaam. 

Ik kan mij goed voorstellen dat Brugarolas als mentaal fitte 70-plusser dit interessante vakgebied nog niet vaarwel wenst te zeggen! 

Anders ligt dat voor de Nederlandse scheidend hoogleraar John van der Oost die als 67-jarige op het punt staat om met pensioen te gaan. Van der Oost is een Nederlandse biochemicus en hoogleraar Microbiologie aan Wageningen University & Research. In Nederland gaan hoogleraren gedwongen met pensioen als ze hun AOW-gerechtigde leeftijd bereiken. Van der Oost zou, wat hem en zijn onderzoeksomgeving betreft, gemakkelijk nog een paar jaar door kunnen en willen werken. Zijn onderzoek naar en interesse in specialistische materie stoppen immers niet op een door de overheid bepaalde leeftijd. Dit Nederlandse beleid wordt vaak goedgepraat door te zeggen dat ouderen ruimte moeten maken voor jongeren. Dat is wel zo maar hiermee gaat heel veel waardevol menselijk kapitaal verloren. Universiteiten bieden hoogleraren na hun pensioen vaak een onbetaalde gastaanstelling aan.

Van der Oost gaat voor deskundigen de geschiedenis in als de man die naast de Nobelprijs voor de Scheikunde greep in oktober 2020. Die prijs werd wel gewonnen door Emmanuelle Charpentier en Jennifer Doudna. Van der Oost wijdde zijn hele loopbaan aan microbiologie. Als jongeling ging hij biologie studeren, daarna promoveerde hij op cyanobacteriën die zonlicht omzetten in waterstof. Na enkele buitenlandse omzwerving kwam hij aan de Universiteit van Wageningen terecht. 

Hij stond aan de wieg van de CRISPR-techniek (clustered regularly interspaced short palindromic repeats). Dit was een heel nieuwe vorm van genetische modificatie die een revolutie in de gentherapie bleek te ontketenen. Met genetische technieken haalde hij de CRISPR-machinerie uit de darmbacterie E.colie en zette ze vervolgens stukje bij beetje weer terug om te zien welk gen of welke genen de bacterie immun zouden maken voor besmetting met virussen. In het lab zag hij met zijn team dat de kweekschaaltjes dichtgroeiden met uitbundig delende bacteriën: de virussen waren verslagen. Dat was zijn Eurekamoment. Ze hadden uitgevogeld hoe CRISPR werkt! Dat opende de deur naar iets dat wetenschappers al heel lang zoeken: een manier om doelgericht stukjes DNA te veranderen. 

Daarna nam de groep van Van der Oost echter de verkeerde afslag. Ze gingen niet het knipenzym Cas9verder onderzoeken maar het enzym Cascade. Op een bijeenkomst in Papendal vroeg de latere Nobelprijswinnares Charpentier of hij wilde meehelpen met het oplossen van de biochemie van Cas9. Daarop ging hij niet in, hij had zijn handen al zo vol aan zijn eigen onderzoek... Tja.

De CRISPR-techniek wordt vooral gebruikt om ongewenst DNA te verwijderen, of om een sequentie te vinden en te vervangen door genetisch materiaal toe te voegen, zoals een nieuw gen. 

Inmiddels zijn de eerste genezingen met CRISPR-Cas een feit. Enkele maanden geleden werd een Amerikaans patiëntje met een zeer zeldzame erfelijke stofwisselingsziekte met succes behandeld met genbewerking. Door deze verandering kan de ziekte niet meer worden doorgegeven aan toekomstige generaties.

Dit veld is volop in beweging maar voor sommige ziekten is het wellicht nooit mogelijk om ze te genezen. Overigens is Van der Oost van mening dat de echte DNA-revolutie nog moet komen (ook daaraan werkt hij). Afgelopen week las ik een artikel over een baanbrekende embryo-techniek waarbij twee eicellen in de celkern werden verwisseld (de foute met een gezonde) uit embryo’s die anders tot baby’s met ernstige erfelijke ziekten zouden zijn uitgegroeid. Sinds 2018 werd er wetenschappelijk onderzoek naar gedaan, afgelopen week werden de resultaten gepubliceerd in het vakblad The New England Journal of Medicine. De medische wetenschap weet steeds meer en kan steeds meer, al ligt deze nieuwe techniek medisch-ethisch gezien nog wel gevoelig. 

Hoewel de meeste onderzoeken naar genbewerking zijn gericht op het genezen van zieken, zijn er ook personen die werken aan manieren om gezonde mensen een voorsprong te geven, zoals het opbouwen van grotere spieren, het vergroten van hersencapaciteit, het verbeteren van sportprestaties of zelfs het creëren van een genetisch perfect mens. De opkomst van goedkope en gemakkelijke (snelle en slordige?) manieren om DNA op bestelling te bewerken, heeft inmiddels ook de aandacht getrokken van groepen die minder nobele bedoelingen hebben. 

De grote vraag die onopgelost bleef in de tijd van Van der Oost is echter hoe je van dode scheikunde naar een levende cel komt. Ofwel: hoe ontstond leven? Dat blijft voorlopig een hiaat in onze kennis.


dinsdag 15 juli 2025

Wij stammen af van tropische mensen

Tijdens de jaarlijkse sportzomer heb ik soms wel, soms geen interesse in sport X of Y. Dit jaar heb ik geen zin om naar de Tour de France op tv te kijken. Waarschijnlijk ook omdat al min of meer bekend is dat Pogacar waarschijnlijk deze rondrit door Frankrijk gaat winnen. Eigenlijk ook omdat wielrennen geen leuke sport is, als je het goed beziet. Al dat stompen en snoeven, soms tot de dood erop volgt? Dat heroïsche hoeft van mij niet. Sommige (berg)etappes zijn een regelrechte gruwel, wat mij betreft. Het is wel leuk om te horen vertellen over mooie gebouwen of bijzondere plekken langs het parcours.

Desondanks las ik afgelopen weekend een interview met de Nederlander Mathieu van der Poel. Hij is met name rijder van klassieke wielerwedstrijden, zoals de prestigieuze eendaagse wedstrijden als de Ronde van Vlaaneren, Parijs-Roubaix, Milaan-San Remo, de Amstel Gold Race en de Strade Bianche. Drie weken lang afzien op de mensonvriendelijkste routes is niet per se zijn ding. Desalniettemin won hij de tweede etappe van deze tour en reed daarna één dag in de gele trui. Hij deed dat goed; zijn gemiddelde snelheid was bijna 45km per uur, zijn hoogste snelheid van die dag 81km per uur. Hij verbaasde zich de dag erna over het verschijnsel dat andere renners zo goed herstelden na zijn gewonnen etappe. Zelf moest hij de dag erna diep gaan.

Daarna las ik een artikel waarin werd gesproken met de Sloveen Tadej Pogacar, winnaar van de Tour de France van 2024 en beoogd winnaar van de tour van dit jaar. Hij zag de dag na Van der Poels overwinning dat de prille etappewinnaar niet was hersteld, dat hij moe was en geen goede benen had. Toen sloeg hij berekenend toe en veroverde zo de gele trui. Die staat hij (voorlopig?) niet meer af. 

Mijn liefje en ik zaten afgelopen weekend aan de lunch toen het onderwerp Tour en wielrennen aan de orde kwam. Zij vertelde dat echtgenote Trine van de Deen Jonas Vingegaard recent verklaarde dat ze het waanzin vindt wat zijn team VISMA de wielrenners vraagt te doen. Ze gebruikte de uitdrukking ‘squeezing the lemon’ en dat is veelzeggend. Er ontstond veel ophef over in de media, vooral onder mannelijke fans van de Tour. Had zij dat wel moeten zeggen? Ze leeft immers goed van zijn miljoenencontract. Moet de echtgenote van een renner niet überhaupt haar mond houden? Daar komt alleen maar ellende van. Had ze de kansen van haar man ermee verminderd? Had ze zijn werkgever in een lastig parket gebracht? Tja. 

Naast mysogynie, haalde ik er iets anders uit. Als zo’n tour onmenselijk zwaar is, is het niet verwonderlijk dat deze sport een schaduwrand heeft door doping en middelenmisbruik. De ICU, de Internationale Wielerbond stippelt elk jaar een zwaarder, uitdagender traject uit. Wanneer stopt dat? Deze storm in een glas water zal wel weer gaan liggen. Maar feit is, dat er tijdens wielerwedstrijden door de eeuwen heen heel veel jonge profwielrenners overleden.

De hitte in Midden- en Zuid-Europa houdt voorlopig aan. Met die extreme hitte hangen soms bizarre weerfenomenen samen, zoals overstromingen, stormen, hagelstenen als golfballen en hevige bosbranden. Dat zagen we hier en daar al. Op een kaart van Spanje trof ik enkele minder hete plekken aan. Zoals vaker, ontspringen wij aan dit deel van de Costa Blanca regelmatig de dans op ons stipje aarde aan de Middellandse Zee; de zee die nu, naar verluidt, al meer dan twee graden warmer is dan gemiddeld.  

Juni 2025 was de warmste maand ooit gemeten in Spanje (en in West-Europa). In bepaalde delen van Spanje werden temperaturen van meer dan 43 graden Celsius bereikt en dat is vroeg voor de tijd van het jaar. In enkele noordelijke provincies in het land stierf een recordaantal 65-plussers, meer dan 1.100. In kustplaatsen in andere landen aan de Middellandse Zee werd een zeetemperatuur gemeten die al vijf graden hoger ligt dan gemiddeld. Deskundigen menen dat er momenteel sprake is van een hittegolf op zee. Zee-hittegolven veranderen de circulatie van het water wat effect heeft op het vermogen van zeeën en oceanen om warmte en CO2 op te nemen. Geen goed nieuws. Bovendien kan een zeer warme Middellandse Zee leiden tot zeer zware stormen. Die noemen we hier DANA’s, zeer intense stortregens. 

Van de meer dan 3.500 Spaanse stranden worden die in Murcia het zwaarst getroffen door temperatuurstijging, met name die aan de Mar Menor. Het strand Las Palmeras in buurgemeente Los Alcazares is tot nu toe recordhouder van de hoogste temperatuur in de afgelopen 40 jaar, van de hele Middellandse Zeekust.

De nachttemperatuur komt deze maand -juli- gemiddeld niet meer onder 27 graden Celsius. Ook dat is vroeg. Onder die omstandigheden kan je lichaam niet herstellen van een dag warmte dus bij ons staat de airco 's nachts inmiddels aan. De airco komt de nachtrust zeer ten goede. Aangezien we geen koude lucht rechtstreeks op ons lichaam willen, zetten we het apparaat in de logeerkamer boven aan en laten de koele lucht via de overloop naar onze slaapkamer blazen. (Wij zetten het apparaat op 24 graden.) 

Overdag stellen we het zonder airco al zetten we de ventilator in de woonkamer 's middags wel aan. Zoiets hebben we ook in mijn kantoortje en in de eetkamer. Deuren en ramen houden we de hele dag open maar we spelen wel met de rolluiken, afhankelijk van waar de zon op de gevel staat. Oefening baart kunst. Ik vind het getemperde licht in een zomers huis heel stemmig. Met de nieuwe ventilator aan het plafond van de overkapping is het prima lunchen en dineren op het terras voor het huis. 

Illustratie: Sophia Twigt
Er stond onlangs een informatief artikel in de Volkskrant over het feit dat warmte om veel meer gaat dan een aantal graden meer. In Nederland ervaren mensen nu de warmte die een aantal jaren geleden uitsluitend voorkwam in Zuid-Europa. Kenners stellen dat het door klimaatverandering komt en daar heb ik niets tegenin te brengen. 

Westerse mensen voelen zich het best in de zogeheten thermoneutrale zone: een temperatuurgebied waarin het lichaam zonder moeite zijn kerntemperatuur van 37 graden op peil houdt. Die ideale temperatuur ligt tussen 28 en 32 graden Celsius, als je helemaal in rust bent, naakt, in de schaduw, zonder wind en bij gemiddelde luchtvochtigheid, aldus een geïnterviewde thermofysioloog en TNO-onderzoeker. Zodra je je inspant, produceer je extra warmte.  

Luchtvochtigheid speelt een sleutelrol. Zweten is een van de belangrijkste manieren waarop we afkoelen, volgens een hoogleraar thermofysiologie van de Vrije Universiteit. Maar als de lucht van zichzelf al vochtig is, verdampt het zweet slecht en blijf je nat. Je lichaam kan dan zijn warmte niet kwijt. Ik moest laatst echt weer een keer het huis van boven naar beneden stofzuigen. Die straftaak schoof ik al een tijdje voor mij uit vanwege de warmte. Ergens halverwege de trap kon ik vanwege het zweet in mijn wimpers niet meer scherp kijken. Daarom voelt 30 graden in een droge woestijn minder zwaar dan 30 graden in een huis in de subtropen. 

De geïnterviewde deskundigen pleiten daarom voor een bredere maatstaf voor het definiëren van warmte. Zij werken samen met het KNMI om het begrip ‘hittekracht’ –gebaseerd op de Wet-Bulb Globe Temperature (WBGT), een meting van luchttemperatuur, luchtvochtigheid, zonkracht en wind combineert– vanaf 2026 op te nemen in officiële weersvoorspellingen. Om deze WBGT te berekenen, combineren wetenschappers de metingen met de volgende vergelijking: 10% van de luchttemperatuur + 70% van de natuurlijke natteboltemperatuur + 20% van de zwarteboltemperatuur. In Spanje kennen we dit gegeven als ‘gevoelstemperatuur’ die door de weerdienst AEMET al wordt gehanteerd bij hun voorspellingen. 

Zodra de kerntemperatuur stijgt, gaat het lichaam aan de slag. Eerst wordt er meer bloed naar de huid gestuurd. Helpt dat niet, dan ga je zweten. Dit systeem werkt doorgaans efficiënt. Alle mensen stammen af van de tropische mens en genetisch zijn we nog steeds goed aangepast aan warmte. We kunnen beter omgaan met hitte dan met kou.’ (Homo Sapiens is immers ontstaan in Afrika.) 

Ook dat kan ik beamen na ruim 20 jaar leven in een subtropische omgeving. Mijn liefje en ik kunnen inmiddels tamelijk goed omgaan met hoge temperaturen, zelfs in combinatie met hoge luchtvochtigheid. We passen ons tempo en de dagelijkse activiteiten erop aan. Dat is ook iets dat je snel leert. De noodzakelijke taken verrichten we in de vroege ochtend, we fietsen daarna via een schaduwrijke omweg naar zee om lang te zwemmen ter afkoeling. Zo lang dat de kieuwen beginnen te groeien! Daarna wassen we het zout van ons lijf onder de koele douche, trekken lichte, katoenen kleding aan en doen het vervolgens rustig aan. Vakantieschema, geen lastig schema. 

Ook kleding speelt een grote rol. Een enkele kledinglaag kan al aanvoelen als tien graden extra. Pas aan het einde van de middag/begin van de avond komt er weer meer actie. We zijn aan deze zomerse routine gewend, net als de meeste Spanjaarden. 

Tijdens warme dagen moet je hart harder werken om voldoende bloed naar de huid te pompen. Die verhoogde belasting voel je niet altijd direct maar vraagt wel hersteltijd. Je hebt ook meer vocht nodig om je bloedvolume op peil te houden en om te kunnen zweten. Maar een mens kan zijn hittebestendigheid verbeteren. Een uurtje wandelen of fietsen op een warme dag helpt bijvoorbeeld al. Na vijf dagen zie je aanpassingen in de doorbloeding en het zweten. Na twee weken is het lichaam al grotendeels geacclimatiseerd. 

Hoe het ook zij, we hebben momenteel geen enkel excuus nodig voor ijsjes en eenvoudige maaltijden. En we genieten af en toe van een verfrissende duik en een cocktail om de zomer van 2025 te vieren.


 

vrijdag 11 juli 2025

Lastig

Het Europees Kampioenschap Vrouwenvoetbal in Zwitserland is begonnen. De Oranje leeuwinnen zitten in de poel des doods, met regerend Europees kampioen Engeland en favoriet Frankrijk. Maar Spanje is de torenhoge favoriet van dit toernooi. Ik keek, zoals altijd in oranje poloshirt, met mijn liefje op de bank naar hun eerste wedstrijd tegen het elftal van Wales. De eerste vijf minuten waren veelbelovend, daarna lukte het niet meer zo op de Zwitserse grasmat. Korte passes lukten vaak niet, lange passes waren onzuiver, er was teveel balverlies. Het elftal had mazzel dat ze tegen een voetbaldwerg moesten spelen. Voor Wales was het de eerste keer dat het team zich kwalificeerde voor een groot internationaal toernooi. Die zouden blij zijn geweest met 0-0. Nederland is weliswaar geen favoriet maar had wel de eer hoog te houden. in 2017 werd het land Europees kampioen onder leiding van coach Sarina Wiegman, de huidige coach van de regerend kampioen.

Het goede nieuws is dat de wedstrijd tegen Wales werd afgesloten met 3-0 voor de leeuwinnen. Het had met een beetje meer geluk kunnen eindigen in 6-0. Twee prachtige knallen kwamen op de paal terecht, eentje op de lat. Een fantastisch schot van Lineth Beerensteyn werd afgefloten vanwege buitenspel. 

Het mooiste van de wedstrijd was dat spits Vivianne Miedema haar 100ste doelpunt zette voor Oranje; geen enkele doelpunt uit strafschoppen. Dat is een prestatie van topniveau. In de commentaren werd zij dan ook vergeleken met Marco van Basten. ‘Viev is back’! Ze voelt zich goed, is blij weer op niveau te kunnen ballen, na alle blessuren in de afgelopen tweeenhalf jaar (knieband, kruisband, hamstring).

Over de wedstrijd tegen de regerend kampioen Engeland kan ik kort zijn: we kregen voetballes van de Engelse vrouwen. Het spel van Oranje was niet om aan te zien. De enige passes die lukten, waren de (vele) terugspeelballen op de keepster. We kregen vier dik verdiende doelpunten om de oren en scoorden zelf niet. Ik denk dat hiermee het sneue lot van het nationale elftal is bezegeld: de tassen kunnen in de gang worden gezet. Al komt er nog een loodzware wedstrijd tegen Frankrijk aan. Zucht... 

Maar het kan altijd erger. Veel erger. Onlangs las ik het meeslepende boek ‘My Beautiful Sisters’ van Khalida Popal (38) dat eind vorig jaar verscheen. Dit is het verhaal van een jonge Afghaanse vrouw die, in de tijd tussen het moment dat de Taliban voor het eerst aan de macht komt (1996) en vijf jaar later uit de regering wordt verdreven (2001) en het moment dat de troepenmacht van de VS zich uit het land terugtrekt (ruim een jaar na de deal tussen regering-Trump I en de Taliban), erin slaagde een nationaal voetbalelftal van vrouwen op te richten. Vanaf augustus 2021 moet ze alle teamleden Afghanistan uit zien krijgen voordat de terugkerende onverdraagzamen wraak op hen zullen nemen. 

Voordat het verhaal begint, verklaart de schrijfster dat alle namen van betrokkenen onherkenbaar zijn gemaakt. Oorspronkelijke namen gebruiken zou levensgevaarlijk zijn voor de vrouwen die het betreft. Daar is ook te lezen dat dit boek uitdrukkingen van seksisme en vrouwenhaat, seksueel wangedrag tegen vrouwen en suïcidale gedachten beschrijft. Dat zet de toon... ´
Een van de quotes aan het begin van het boek is van Ahmadullah Wasiq, plaatsvervangend hoofd van de Culturele Commissie van de Taliban. Deze man verklaart het volgende: Women’s sport is neither appropriate nor necessary. Vrouwensport is noch gepast, noch noodzakelijk. (Zijn hoofd moet maar worden vervangen!)

De proloog legt direct een knoop in mijn maag als Popal beschrijft hoe ze in een droom, altijd dezelfde droom, ziet dat een man met een baard met een groot mes een voetbal kapotsteekt. Eenmaal, tweemaal, driemaal. Intimiderend en beangstigend. De omstanders, allemaal mannen met baarden, lachen erom, hun gezichten vervuld van haat. De dader noemt voetballende meisjes ‘hoeren’.

Die droom heeft ze ook tijdens de FIFA Women’s World Cup-finale in Sydney (2023). Het toeval wil dat de meerderheid van de vrouwen van het Afghaanse nationale voetbalelftal vluchtte naar Australië om daar asiel aan te vragen nadat de Taliban weer aan de macht kwam. (Zelf vroeg Popal asiel aan in Denemarken.) Het mannenteam voetbalt ondertussen ongehinderd verder. 

Khalida komt uit een liberale, niet-religieuze familie. Haar grootvader was professor aan de universiteit die veel van de wereld had gezien. Haar oma was een van de eerste vrouwen die school afmaakte in Kaboel. Haar vader stamt uit een verwesters geslacht van overheidsmilitairen (Pashtun). Haar moeder stamt uit een traditioneler gezin (Arabisch etnische minderheid) waar vrouwen niet spraken. Het huwelijk van haar ouders was gearrangeerd en gedwongen. Khalida is als oudste de luidste, met een uitgesproken mening. Haar ouders stimuleren haar haar stem te laten horen. Al op jonge leeftijd is ze een rebel. 

Als de Taliban voor het eerst de macht grijpt, vlucht de familie (elf leden) naar een vluchtelingenkamp in buurland Pakistan. Alles dat ze bezitten, dragen zo op hun lijf. Khalida is dan negen jaar oud. Ze verblijft in het kamp tot haar 13de jaar. Dan hebben ze genoeg geld bij elkaar gespaard (opa heeft een supermarkt in het kamp, de vrouwen van de familie werken er als onderwijzeressen) om naar de stad Peshawar te verhuizen waar zij en andere meisjes veel meer vrijheid genieten dan in het thuisland. In onze nieuwe buurt kon ik meedoen aan straatvoetbalwedstrijden, grote wedstrijden met ongelijke teams. Ik vond het geweldig. We renden in groepjes achter de bal aan, lachend tot we geen adem meer kregen. Daar ontvlamt de liefde voor de bal. 

Op haar 15de keert de familie naar Afghanistan terug. De Taliban is dan verdreven maar de strenge leefregels gelden nog steeds. Er ontstaat een merkbare generatiekloof tussen de (groot)ouders die graag terugkeren en jongeren, van beide geslachten, die hun nieuwverworven vrijheden niet willen opgeven. Ik voelde me enorm in conflict, gevangen tussen mijn eigen heftige emoties en de opluchting die ik zag bij mijn ouders en grootouders. Mijn broers en ik waren woedend over de oneerlijkheid ervan. We zagen hun vreugde, maar wij deelden die niet. 

Eenmaal terug, moet ze conservatieve (zeg maar gerust middeleeuwse) opvattingen bestrijden die vrijwel hetzelfde zijn als tijdens het Taliban-regime. Krijgsheren die het voetbalteam aanmoedigen maar alleen voor hun eigen duistere doeleinden, en andere mannen die met weinig of geen aanleiding overgaan tot geweld tegen vrouwen. Een jonge vrouw zijn in Afghanistan betekent opgroeien met geweld. Leren niet terug te vechten. Terugvechten betekent het risico lopen te worden gedood. Als je wordt geslagen, komt dat doordat jij schuldig bent. Jij moet iets verkeerd hebben gedaan. 

Popal vecht terug want –en daarin is ze glashelder– ze is een lastige, meedogenloze en compromisloze jonge vrouw met wie de omgang vaak moeilijk is. Zoals ze zelf zegt: Ik wilde zoveel mogelijk deuren opentrappen voordat ik er zelf zou worden uitgetrapt. Ze blijft voetballen en leert de getalenteerde Samira kennen, een jongere klasgenote -vluchtelinge uit Iran- die net zo enthousiast is over balletje trappen. ‘And then we were two. A tiny team.’ Voetbal is voor deze vrouwen veel meer dan balbeheersing. Het is vechten voor vrouwenrechten.  

Nadat het team de finale van een internationaal toernooi in Islamabad haalt (en verloor), wordt Popal door het hoofd van de Afghaanse Voetbalfederatie Keramuudin Karim aangesteld als hoofd van het Afghaanse Vrouwenvoetbal en secretaris (beheerder van de financiën)  van deze voetbalbond. Niet om haar te laten stralen maar juist om haar te zien mislukken. De Federatie die zich aanvankelijk niet bekommerde om het team noch om vrouwenvoetbal maar toen wel een gebaar moest maken. 

Zelfs de toenmalige president van het land (Hamid Karzai) is openlijk waarderend over het elftal. Het toeval wil dat het team ‘de Afghaanse leeuwinnen’ wordt genoemd. Na alle publieke optredens (tijdens de finale komen ze zelfs op nationale tv) dunde het team rap uit. Een deel van de vrouwen mochten niet blijven voetballen van hun familie (de meeste deden dat tot dan toe stiekem), een van hen pleegt zelfmoord. 

Popal zet als hoofd van het Afghaanse Vrouwenvoetbal een landelijk netwerk van voetbalteams op in steden en dorpen, regelt binnenlandse uitkeringen en buitenlandse sponsoring voor de vrouwen, geeft allerlei cursussen door het land met haar organisatie ‘Girl Power’, stelt meer vrouwen in betaalde functies aan in de Federatie. Alles om het leven van individuele meisjes en vrouwen beter te maken. Ze werkt dag en nacht voor de goede zaak, weet van geen ophouden (opgeven). 

Totdat de man van het NOC ten tonele verschijnt, Mohammad Zahir Aghbar. Hij blijkt verreweg de grootste rotzak te zijn in het leven van Popal. (Doods)bedreigingen, onterechte beschuldigingen, verdachtmakingen, achtervolgingen, fysieke aanslagen; aan haar en haar familieleden. De deksel van de doos van Pandora gaat eraf. Als de dreigementen te erg worden, vlucht ze als twintiger naar Delhi (India); net op tijd voordat haar een algemeen reisverbod wordt opgelegd. Ook daar is ze niet veilig. Daarna vlucht ze naar Denemarken met hulp van een Deense sponsor van sportkleding (Hummel). 

Daar vraagt ze asiel aan en na een jaar wachten in de opvang (waar ze zelf ook weer gaat voetballen en partijtjes organiseert) krijgt ze een verblijfsvergunning in 2013. Vanaf daar wordt ze een centrale figuur in de verwoede pogingen om vrouwelijke voetballers te evacueren voordat de terugkerende Taliban hen te pakken kan krijgen (2021). FIFA steekt geen hand uit om ze te helpen maar sommige individuen, zoals Andrea Radrizzani (voorzitter van Leeds United) steunen haar. Kim Kardashian sponsort een chartervliegtuig vanuit Pakistan wanneer de dreiging ontstaat dat de regering de gevluchte Afghaanse vrouwen van het team zal terugsturen naar hun land. Ook haar bedreigde ouders vluchten uiteindelijk naar Denemarken. Haar jongste broer Idris, die enthousiast is dat hij gaat studeren, wordt in Afghanistan op straat vermoord. 

Ze verwoordt geregeld in haar boek wat voetbal voor haar persoonlijk en voor vrouwen in Afghanistan in het algemeen, betekent en heeft betekend: Deel uitmaken van een team betekent eraan worden herinnerd dat je ertoe doet. Dat je op anderen kunt rekenen. Het gevoel hebben dat je bestaat. Als je team scoort en we rennen naar elkaar toe om elkaar te feliciteren, juichend van vreugde. 

‘My Beautiful Sisters. A Story of Courage, Hope and the Afghan Women's Football Team’ is een spannend verhaal met veel ontmoedigende aspecten maar wat overheerst is een gevoel van bewondering voor het verzet van deze dappere jonge vrouwen en Khalida in het bijzonder. Het doet je beseffen hoe noodzakelijk het is om dwars te zijn als vrouw, om jezelf tot plaag te verheffen, om dingen in beweging te zetten om ze te kunnen veranderen. 

We zullen nooit ophouden lastpost te zijn. We zullen nooit ophouden met zeuren en porren. We zullen nooit ophouden rechten te eisen die van ons zijn. 

 

zondag 6 juli 2025

Bestselleritis

Illustratie: Timber Sommerdijk
Afgelopen weekend begon de zomervakantie in het zuiden van Nederland. In Spanje was het de start van de eerste massale uittocht, van binnenland naar de kust of de (hoge) bergen. 

Als de tijd van de zomervakantie aanbreekt, zie je in alle kranten en tijdschriften boekentips verschijnen. De Volkskrant bedacht voor dit jaar een lijstje van klassiekers per Europees land. Alleen van Andorra wist men niets te verzinnen! The Guardian liet bekende Britse auteurs hun boekentips toelichten. Dat deed de boekenredactie van El País, Babelia, ook. Het artikel over de 70 getipte boeken begon als volgt.

‘Naar schatting liggen er ongeveer 3,75 triljard zandkorrels op alle stranden op aarde. Een deel daarvan zal zijn weg vinden tussen de pagina's van de boeken die we deze zomer lezen. Een boomblad of een museumkaartje kan bewaard worden als bladwijzer. De zomer is om uit te rusten, te reizen maar zeker ook om te lezen.’ Stemmige inleiding, wat mij betreft.  

We stoppen tijdelijk met de arbeid, grossieren ineens in veel vrije tijd en daar hoort zeker een onderhoudend boek bij. Lezen is goed voor ons zolang het betreffende boek onze aandacht vraagt en onze verwondering stimuleert. Je moet wel iets kiezen dat plezier verschaft. Niet omdat het moet of omdat anderen dat van je verwachten. Voor mij is het echter elke dag boekenfeest. Als ik, om wat voor reden dan ook, eens niet kan lezen, voelt dat raar en schraal. Een dag niet gelezen, is een dag niet geleefd. Rustig op de bank zitten met een goed boek onder de neus is bovendien een heel verstandig tijdverdrijf op warme zomerdagen zoals wij die nu aan de Costa Blanca beleven. Ik las overigens dat er in buurprovincie Murcia in de aanloop naar de zomervakantie dagelijks 33 honden en katten worden gedumpt. Tja.   

Dit is ook de tijd van een aantal prominente literaire prijzen. Onlangs won de Nederlands-Joodse Yael van der Wouden (38) de Women’s Prize for Fiction 2025. Dit is een jaarlijkse Britse literaire prijs die wordt toegekend aan de schrijfster van de beste roman in de Engelse taal, verschenen in het Verenigd Koninkrijk. Daarmee hoopt de initiator van deze prijs de vrouwelijke stem in de literatuur te bevorderen. De winnares ontvangt £30,000 prijzengeld en een bronzen beeldje dat de "Bessie" wordt genoemd. Het is vernoemd naar de persoon die deze prijs beschikbaar stelde en die anoniem wenst te blijven. De Engelse titel van het winnende boek is ‘The Safekeep’, in het Nederlands vertaald als ‘De bewaring’. Het boek speelt zich af na de Tweede Wereldoorlog, in een huis in Overijssel waar twee vrouwen (Isabel en Eva) elkaar ontmoeten. In die woning blijken oorlogstrauma’s te zijn ontstaan en onder het tapijt te zijn geveegd. Een interessante debuutroman die ook op de shortlist van de Man Booker Prize International stond (maar die niet won). 

Eind vorige maand trok een andere prijs mijn aandacht, de Orwell Prijs voor politieke non-fictie. De Oekraïense schrijfster Victoria Amelina won deze prijs postuum. Zij werd in 2023 op 37-jarige leeftijd gedood door een Russische kruisraket die neerkwam op een restaurant in Kramatorsk. Ze dineerde daar met een vriendin en was bezig met onderzoek naar het boek dat deze prijs won, getiteld ‘Looking at Women, Looking at War’. Ze was moeder van een kind. De Britse auteur George Orwell, onder andere bekend van het boek ‘1984’ (dat ik op de middelbare school op mijn eindexamenleeslijst zette) zei ooit What I have most wanted to do… is to make political writing into an art. Ik denk dat hij blij zou zijn met het hedendaagse resultaat. 

Amelina’s boek is een soort oorlogsdagboek waarin zij beschrijft hoe vrouwen in Oekraïne naar de oorlog in hun land kijken. Aan het begin van de oorlog stortte ze zich op humanitair werk, toen vluchtelingen uit het oosten en zuiden in haar geboortestad Lviv arriveerden. Al snel besefte ze dat ze met schrijven iets groters kon bereiken. Amelina schreef tot dan toe fictie; haar meest gevierde roman, Dom's Dream Kingdom, verscheen vorig jaar in Engelse vertaling. Maar een grootschalige invasie was geen tijd voor een roman. Dit boek getuigt van de begane wreedheden en van de kracht van de menselijke geest. De jury noemde het een prachtig geschreven boek, technisch onaf maar met een tragische volledigheid. Haar echtgenoot nam de prijs in ontvangst. 

Een generatie geleden werden de shortlists van literaire prijzen nog gedomineerd door mannen. Dat is aan het veranderen. De schrijvers die wij nu als toonaangevende romanschrijvers beschouwen, zijn vaak vrouw. Ik denk niet dat deze boeken bestsellers zullen worden maar ik, veelvraat op boekenvlak, ben blij ze te hebben gelezen. 

Er stond onlangs een interessant artikel in de Volkskrant over de bestseller als cultuurverschijnsel. Wanneer is een boek een bestseller? Het eenvoudigste (en letterlijkste) antwoord is: een boek dat in de lijst van bestverkochte boeken staat. Maar wie stelt die lijst(en) op? Iedere boekhandel hanteert er eentje en andere instellingen ook, zoals het CPNB (Collectieve Propaganda voor het Nederlandse Boek). Hoe objectief is dat? Boekhandels jagen al decennialang op het zomerboek van het jaar. De aanloop naar de zomervakantie is een van de piekmomenten in de verkoop van boeken. Zelfs sporadische lezers kopen dan een boek voor op het strand, voor in de tuin, het vliegtuig en de hangmat. 

Er verscheen een nieuw boek, getiteld ‘De bestsellermachine’ van de Groningse emeritus hoogleraar Letterkunde Erica van Boven. Ik las het zelf (nog?) niet maar in het krantenartikel wordt regelmatig uit dit boek geciteerd. De auteur omschrijft een bestseller als een boek dat hoge verkoopcijfers behaalt binnen een kort tijdsbestek. Zij noemt bestsellers tevens succesboeken met een korte levensduur. Dit in tegenstelling tot klassiekers, succesboeken met een (heel) lange levensduur. Dit zijn erkende literaire meesterwerken die hun tijd moeiteloos overleven. Ik kan veel boektitels van mannelijke auteurs uit de mouw schudden maar ik beperk mij hier tot vrouwelijke auteurs. 

Te denken valt aan klassiekers als ‘Oeroeg’ (en ander werk) van Hella Haasse, ‘Het achterhuis’ van Anne Frank, ‘Het bittere kruid’ van Marga Minco, ‘De klop op de deur’ van Ina Boudier-Bakker (stond bij mijn ouders in de boekenkast), ‘De wetten’ (en opvolgers) van Conny Palmen, ‘Het puttertje’ van Donna Tart, ‘De kleur paars’ van Alice Walker, ‘Wolf Hall’ van Hilary Mantel, ‘Het verhaal van de dienstmaagd’ van Margaret Atwood, ‘Ik weet waarom gekooide vogels zingen’ van Maya Angelou, ‘Pride and Prejudice’ van Jan Austen, ‘Je eigen kamer’ van Virginia Woolf en vele anderen. Stuk voor stuk meesterwerken maar ook bestsellers. 

Bestsellers zijn vaak massaproducten. De bestseller is echter niet per se het beste boek. Er zijn waardevollere boeken die minder aandacht trekken. Van Boven stelt dat de bestseller in literaire kringen met een mengsel van dédain, achterdocht en jaloezie wordt bekeken. Dat neemt niet weg dat bestsellers de kurken zijn waarop de boekenmarkt drijft. 

Bij het bepalen van een bestseller speelt kuddegedrag een cruciale rol. Iedereen leest boek X omdat iedereen het leest. Dat is Bestsellerwet Nummer 1, volgens Van Boven. Bestsellers zijn wel opvallend vaak boeken die niet alleen lekker lezen maar waarvan je ook nog iets opsteekt. Als je iets wilt lezen over een bepaalde periode, een verschijnsel, een groep of individu, sociale verhoudingen in een bepaalde tijd en dergelijke kun je beter een onderhoudende bestseller openslaan dan een gortdroge encyclopedie of historische non-fictie. Dat is voor mij ook een belangrijk criterium om een boek ter pakken. 

Maar meer dan literaire personages maken personages uit bestsellers je deelgenoot van de eigentijdse cultuur. Daarmee bieden ze een goede inkijk in de tijd waaruit ze voortkomen. Bekende fictieve karakters uit de best verkochte boeken van weleer die mij bijbleven, zijn Sara Burgerhart (‘Historie van mejuffrouw Sara Burgerhart’ van Betje Wolff en Aagje Deken), Jas (‘De avond is ongemak’ van Marieke Lucas Rijneveld), Salomé Abergel (‘Oroppa’ van Safae el Khannoussi), Rika van der Lans (‘Sonny Boy’ van Annejet van der Zijl), Alide (‘Eenzaam avontuur’ van Anna Blaman). Niet allemaal bestsellers maar zeker allemaal wel klassiekers. 

In Nederland verschenen vorig jaar 134.000 boektitels. De Top1% van die boeken (1.340 titels) was goed voor 40% van de verkopen. Het aantal verkochte exemplaren van de bestseller daalt al enkele jaren. In het begin van de 20ste eeuw verkocht een tot bestseller bestempeld boek nog honderduizenden exemplaren. Inmiddels typeert men een bestseller als een boek dat eerder tienduizenden exemplaren verkoopt. Vorig jaar werden maar van één titel meer dan 150.000 exemplaren verkocht. Die eer viel te beurt aan ‘De Camino’ van Anya Niewierra. Zij zegde haar baan als directeur van een Zuid-Limburgse VVV op en leeft nu van haar schrijverschap. Hoe mooi is dat?! Debuutroman ‘Oroppo’ van Safae el Khannoussi behoorde tevens tot die Top1%. Er vlogen inmiddels al meer dan elf drukken over de toonbank, ofwel meer dan 100.000 exemplaren. 

Maar er is nóg een kleine kentering gaande. In 2024 haalden boekhandelaren 13% van de omzet uit de Top100. Van de drie bestverkochte titels van dat jaar werden samen 380.000 exemplaren verkocht. Dat is bijna 40% minder dan de verkopen van de Top3 in 2023. Het belang van toptitels voor de omzet daalt dus. 

Ilustratie: Timber Sommerdijk
Wat dé zomerseller van 2025 wordt, is nog niet te zeggen. Dat ene boek waarover iedereen praat en dat iedereen wil lezen, is nog niet gesignaleerd volgens het artikel in de Volkskrant. 

Ook volgens de boekennieuwsbrieven die ik wekelijks ontvang. Zelf heb ik ook geen suggestie maar boekentips vind je genoeg in deze blog. Als er maar wordt gelezen... Veel plezier!


woensdag 2 juli 2025

Poep onder de loep

Het aantal personen dat in Nederland meedoet aan het bevolkingsonderzoek Darmkanker neemt af. Tien jaar geleden, bij de start van het onderzoek, deed 70% mee, nu is dat gedaald tot 57%. Een slechte zaak. De redenen voor deze lage opkomst schijnen te zijn dat mensen geen klachten hebben en daarom niet meedoen. Bovendien vindt een deel van hen het vies om ontlasting te onderzoeken. Ook daar snap ik niets van. Die ontlasting is het resultaat van alles dat je de twee dagen ervoor uit vrije wil tot je nam. Tja. 

In Nederland wordt iedereen tussen 55 en 75 jaar opgeroepen voor het darmonderzoek. Het belang van dit soort onderzoek hoeft aan míj niet te worden uitgelegd. Als 100% van de uitgenodigde mensen uit de doelgroep zou meedoen, scheelt dat 50% van het aantal doden. Per dag sterven er twaalf mensen in Nederland aan dikke darmkanker. Het is in de darm juist zo dat er (bijna) nooit klachten zijn. Dit is een van de meestvoorkomende vormen van kanker. Meten is weten en vroegtijdig ingrijpen redt levens. 

In Spanje wordt dit bevolkingsonderzoek ook gedaan, onder personen tussen 50 en 69 jaar; eveneens om de twee jaar. (Ik vind het apart dat er een andere leeftijdscategorie wordt gehanteerd.) Hier vinden ze het net zo belangrijk. Ik vond een relevant artikel in de Spaanse krant El País. Daarin las ik dat in 2024 41.167 nieuwe gevallen van darmkanker werden vastgesteld. Hoewel negen van de tien mensen deze ziekte kunnen overleven als die vroeg wordt ontdekt, heeft het na longkanker het hoogste sterftecijfer. 

Miljoenen burgers in de doelgroep vermijden de screeningtest, aldus de Spaanse Vereniging tegen Kanker (AECC). Om effectief te zijn, moet het programma de volledige doelgroep omvatten en minstens 65% van hen bereiken. Maar ook hier haalt men dat percentage niet. Ze krijgen een reddingslijn toegeworpen maar besluiten zich er niet aan vast te klampen. Onbegrijpelijk, aldus iemand met darmkanker die in dat artikel werd geïnterviewd. Ook hier werd benadrukt dat screening een vroege diagnose mogelijk maakt. 

De eerste keer dat ik een envelop met ontlastingstest en begeleidend schrijven ontving (ruim twee jaar geleden), was ik verbaasd. Mijn oudere liefje had die uitnodiging namelijk nooit ontvangen. Waarom ik wel? Die eerste test pakte goed uit, het resultaat was negatief. De tweede oproep kwam recent en ik deed weer wat ik de eerste keer deed: in mijn ontlasting prikken en het resultaat van de zelfafnametest afgeven bij het lokale medisch centrum. Daarna vergat ik het onderzoek. 

Totdat we op een avond terugkwamen van een gezellig etentje bij buurvrouw Liselotte. Er stond een Correos-man met aangetekende brief voor de poort. Ik tekende voor ontvangst en opende de brief. Uitslag: positief. Men had bloed in mijn ontlasting aangetroffen. Mij werd aangeraden vervolgstappen te nemen. Tot dan toe had ik nooit last van mijn ingewanden en ook keek ik regelmatig achter mij tijdens een toiletbezoek. Nooit iets zorgwekkends gezien. 

Het opmerkelijke is dat ik die ochtend had geblogd over kanker. Het was de dag van Alpe d’Huzes en daarin verhaalde ik over mijn familiegeschiedenis met kanker; onder meer dat ik de enige was van mijn gezin bij wie deze ziekte tot dan toe nooit werd geconstateerd. Dat en meer schoot door mijn hoofd na lezing van de brief. 

De volgende dag zat ik bij een huisarts in het ziekenhuis. Ik liet er geen gras over groeien. Zij verwees mij door naar een specialist van het ‘Aparato digestivo’. In Nederland kom je dan in het bestand van een Maag-Lever-Darmarts terecht. Die afspraak volgde een week later. Toen zat ik tegenover doctora Martha del Valle, een vriendelijk ogende vrouw van middelbare leeftijd met Venezolaanse roots.

Ik legde uit dat ik niet bij haar terechtkwam vanwege fysieke klachten maar na een positieve uitslag in het bevolkingsonderzoek van de autonome regio Valencia. Ze drukte een paar keer op mijn onderbuik. Het deed nergens en op geen enkel moment pijn. Ze stelde een coloscopie voor (‘colonoscopia’ in het Spaans). Ook moest ik een laxeermiddel aanschaffen dat ik moest innemen en ik moest op dieet, drie dagen voor de ingreep. Wat moet dat moet. 

Wel moest ik lachen om de naam van het paardenmiddel: PLEINVUE. Mijn Frans is goed genoeg om dat direct te kunnen vertalen. Ruim zicht! (Dat snapt iedereen, daarover hoef ik niet uit te wijden.) De ingreep zou onder narcose plaatsvinden en dokter Martha zou die uitvoeren. De datum werd geprikt voor een week later. 

De nieuwe week begon met de opdracht alle groenten en fruit uit mijn meditterane dieet te weren. Alle voeding moest vezelarm zijn. Dat is een aderlating voor mij. Pas als je tot verandering wordt gedwongen, realiseer je je hoe gezond wij doorgaans eten. Ineens stonden witbrood en andere slappe happen (als witte toast en witte rijst) op het menu. Jakkes, maar allemaal voor het goede doel. 

Mijn eigen Florence Nightingale bereidde een lichte bouillon van kippenbouten. Die bouillon zou ik kunnen nuttigen op de dag vóór de ingreep, wanneer ik alleen vloeibaar mocht eten. Het was veel werk: zeven, nog eens zeven en nog eens zeven. Totdat het de gewenste helderheid had. Ondertussen lag het verpakte middel in een grote doos op mijn bureau mij dagelijks aan te staren. 

Het dieet van de eerste twee dagen kostte mij geen enkele moeite al was er weinig aan. Mijn laatste vaste maaltijd nam ik op dinsdagavond (witte rijst met gekookte kip). 
Op woensdag mocht ik gedurende de hele dag alleen water (zonder prik), thee, zwarte koffie, sap zonder pulp en heldere bouillon. 's Avonds was het tijd voor Pleinvue. Het ging om twee kuren van minimaal 45 minuten met drie uur tussentijd. Je zou er misselijk van kunnen worden. De twee batches van dit oplosbare goedje lagen als een steen op mijn (lege) maag. De laatste twee slokken van die avond waren een verzoeking. Ik was op het randje van misselijk. 

Het goede nieuws is dat het werkte... als een tierelier! Dokter Martha zou volledig zicht hebben. 

De afspraak in het ziekenhuis was relatief vroeg in de volgende ochtend. Ik kreeg een persoonlijke code die op het scherm zou verschijnen als oproep. Mijn liefje zou later met diezelfde code kunnen volgen waar ik in het proces zat. Maar het duurde en duurde. Totdat het wel mijn beurt was. Ik schoot in operatiehemd en sloffen, deed mijn haarnetje op en een mondkapje voor. Toen ik de wachtruimte inliep, stond dokter Martha daar via Google Translate met een Rus te praten die kennelijk hetzelfde ging beleven als ik. Zij vroeg hem of hij zijn middeltje had ingenomen. 

Het wachten duurde voort, ik werd er vooral hongerig van maar koelde ook nogal af. Het was daar zo koud als in het voorportaal van Dante's hel. Wel met een dekentje over mij heen. Intussen maakte mijn liefje zich, aan de andere kant van de deur, nogal nerveus. Telkens wanneer mijn nummer op het scherm verscheen, sprong zij op en meldde  zich bij de deur om mij op te wachten. Maar achter die deur was het nog lang mijn beurt niet. Het was druk die dag.  

Na nóg een uur wachten, was het wel zo ver. In de operatiekamer groette ik de arts en haar assistentes. Leuke, frisse meiden. Ze keuvelden over vrije dagen en het drukke werkschema. En over hun lunch. Terwijl mijn maag bleef rommelen. De arts legde uit dat het wachten nu was op de anesthesist. Dat bleek een redelijk jonge, communicatieve Spanjaard te zijn. Hij boog zich over mij heen en spoot zijn narcosegoedje in mijn bloedbaan. Weg was ik.   

(Hem en zijn middeltje had ik wel mee naar huis willen nemen!) Ik sliep diep en droomloos terwijl dokter Martha haar ding deed. Na de ingreep werd ik naar de verkoeverruimte gereden. Daar ontving ik een sapje waar ik lang over deed. Mijn maag was het nu al ontwend. Lekker rechtop gezeten, zwaaide ik naar een andere arts die ik persoonlijk ken. Ik voelde mij prima. 

Op dat moment had ik nog niet met de arts gesproken over haar bevindingen. Lang verhaal kort: ze had een poliep (bultje in de wand van de dikke darm) verwijderd maar verder niets verkeerd geconstateerd. Joehoe! Er zijn goedaardige en kwaadaardige poliepen. Een darmpoliep, vooral een adenomateuze, kan in de loop van de tijd uitgroeien tot darmkanker; zelfs zonder dat je klachten hebt. Mijn opluchting was dan ook groot. Ik kleedde mij rap om en stapte monter op mijn liefje af, klaar om naar huis te gaan. 

In drie weken tijd van diagnose naar ingreep: kom er eens om. Het belang van meedoen aan bevolkingsonderzoek lijkt mij duidelijk. Het voorkomt een boel narigheid. Dus gewoon doen!