Tijdens een recente Nieuwsuur-uitzending
hoorde ik dat Nederland ‘het tafelzilver maar moet verkopen’ als het kabinet niet
weet hoe het de extra bezuiniging van nog eens zes miljard euro bijeen moet brengen.
Het werd gezegd door Bernard Wientjes, voorzitter van de Nederlandse werkgeversorganisatie
VNO-NCW. Met dat tafelzilver doelde hij op de verkoop van genationaliseerde
banken. “Verkoop
ABN Amro, SNS Reaal, verzekeraar ASR en de hypotheekportefeuille van ING.
Daarmee haal je vele miljarden op. Het is tafelzilver dat de staat nooit heeft
willen hebben.”
Tafelzilver, wij
hebben het ook. Beter gezegd: wij hadden het. Toen we nog in Nederland woonden,
verzamelden wij tweedehands tafelzilver; we kozen voor het model Haags lofje. We
hadden zilveren vlees- en viscouverts, belegvorken, opscheplepels en juskommen.
Sommige onderdelen hadden gegraveerde data; antiek bestek met een geschiedenis.
In de loop van de tijd kochten we modern zilver bij, vooral messen. In het
verleden dineerden wij met goede vrienden af en toe in vol ornaat: met zilveren
couverts en een antiek 80-delig Rosenthalservies. Het servies met fijne roze,
blauwe en grijze bloemetjes, stamde uit de jaren ’30 van de vorige eeuw. We
kochten het van een oude mevrouw in Brussel en deden het uiteindelijk kado aan
een Engelse vriend toen we de UK verlieten. We zouden immers van een zeer ruim Engels
landhuis naar een relatief klein Spaans appartement verhuizen... Het
tafelzilver verhuisde met ons naar Engeland, Spanje, Bali en weer terug naar Spanje.
Onlangs verkocht mijn
liefje ons tafelzilver. In winkelcentrum La Zenia vestigde zich een opkoper van
goud en zilver. Mijn liefje opperde op enig moment dat ze eens met die
eigenaar/manager wilde praten over de aankoop van zilveren couverts. Ik vond
het prima. Eenmaal per jaar poetsen wij het zilver. De grote mand met vorken,
lepels, messen e.d. staat vooral stof te vergaren onderin een keukenkastje.
De man, een Bulgaar, was
zeer geïnteresseerd. Ze moest de partij maar eens komen tonen. Zo gezegd, zo
gedaan. Na een aantal uren keerde ze met een dik pak biljetten, een fles
champagne (kado gedaan door de winkelier) en een brede glimlach naar huis
terug. De eigenaar beloofde haar dat de couverts en andere zilveren onderdelen
niet zouden worden omgesmolten.
Ze is en blijft een handelaar,
wat mij betreft. Als bewijs: op haar zesde leeftijd had ze al een goedlopende fietsenstalling met personeel bij sportclub GVAV in Groningen!
Alles dat zij en ik niet meer gebruiken, wordt van de hand gedaan (weggegeven of verkocht). We proberen zo 'licht' mogelijk te leven.
Recent waren enkele Louis Vuitton-tassen aan de beurt. De eerste tas werd gekocht tijdens een vakantie in Italië, andere locaties in Europa volgden. Sommige reis- en schoudertassen gebruiken we veelvuldig; die worden gekoesterd en mogen blijven. In Spanje worden valse Louis Vuitton-tassen aangeboden door Afrikanen maar mensen die er verstand van hebben, zien van een kilometer afstand wat echt en wat vals is. Liever geen tas dan een valse tas, is mijn adagium!
Twee hand- casu quo
schoudertassen die we nauwelijks gebruiken, werden naar dezelfde winkel
gebracht; inclusief bijbehorende portemonnees. Ook nu was de winkelier
enthousiast. Alhoewel de winkel vooral handelt in goud en zilver, wilden ze het
avontuur graag aangaan. Mijn liefje werd ter plekke aan de mede-eigenaar
voorgesteld als ‘een goede klant’. Zij had de oorspronkelijke verpakking nog en
eveneens alle rekeningen. De portemonnees staan inmiddels als heuse sterren in
de etalage. In the spotlights, door -echte- parels omringd. Ik moest erom grinniken.
Er blijkt veel animo te zijn maar er is tot op heden nog niets verkocht. Zij wacht in
spanning af.
Enkele dagen geleden vroeg ik mij
met een vriendin in alle ernst af wat zal volgen. Ook zelluf begin ik
behoorlijk ‘vintage’ te worden: craquelée rond de ogen en mond, hier en daar wat
uitgezakt; weliswaar gebruikt maar toch nog waardevol... Er zou zó maar een dag
kunnen komen dat ik naar die winkel wordt gebracht.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten