Translate

maandag 29 november 2021

Haar toekomstige afwezigheid

Zaterdag jongstleden overleed mijn favoriete Spaanse schrijfster Almudena Grandes op 61-jarige leeftijd in haar huis in Madrid, aan de gevolgen van kanker. Een van de indrukwekkendste vrouwelijke auteurs van deze generatie. Ik kreeg een brok in mijn keel toen ik dat hoorde... Haar grootste bekendheid kreeg Grandes door het boek ‘Het ijzig hart’ (2007) dat ik ooit aantrof in een bibliotheek in Noord-Bali. Met ezelsoren en nogal beduimeld. Het was bijna stukgelezen door anderen voordat ik het onder ogen kreeg. Dit boek las ik in één adem uit en daarna kon ik er niet over ophouden. Het was een eye opener voor mij en vanaf dat moment was ik groot fan. Dat was de eerste keer dat ik over een van haar boeken blogde. Er zouden er meer volgen. Wie van Spanje houdt of iets van het land wil begrijpen, moet Grandes lezen!   

Die roman is een aangrijpende en schitterend geschreven familiegeschiedenis die zich afspeelt in de Franco-jaren. Dat wordt haar grote thema. Het is onderdeel van wat een epos in zes delen zou worden: ‘Episodes van een oneindige oorlog’. Dat refereert aan de Spaanse Burgeroorlog (en de jaren erna), een inktzwarte bladzijde in de geschiedenis van Spanje in de 20ste eeuw. Grandes, historica en Republikein in hart & nieren, had met deze Episodes een groot en belangrijk doel voor ogen. Ze wilde een ​​historische fresco maken, in de stijl van de Spaanse romancier Benito Pérez Galdós (een grote favoriet van haar) die dat deed voor de 19de eeuw. Ze wilde een land beschrijven zowel op micro- als op macroniveau, verscheurd door oorlog. En de verhalen vertellen die tot dusver verborgen bleven. Grandes' epos  speelt zich af tijdens de dictatuur van generaal Franco die van 1939 tot 1978 met harde hand regeerde. 

In het El País-artikel van afgelopen zondag, dat als een laatste eerbetoon aan de schrijfster geldt, stelt de journaliste dat “Grandes de nieuwsgierigheid had van de historica en de kracht van de romanschrijfster. Beide kwaliteiten stelden haar in staat om kunstwerken te maken, waarbij wetenschappelijke nauwkeurigheid en documentatie ten dienste stonden van een plot dat was ontworpen om te bewegen en te roeren. Met dat doel ontstond literatuur: om levens van anderen te kunnen leiden en andermans verdriet te bewenen.” Mooier kan ík het niet zeggen.

Alle romans die volgden, las ik op dezelfde manier uit: ik verslond ze, praatte en blogde erover met wie het wilde horen, raadde ze aan boekenvrienden aan, gaf soms een papieren exemplaar aan een medeboekenwurm kado. Enkele van die werken probeerde ik in de afgelopen jaren in het Spaans te herlezen maar die pogingen gaf ik op. Prachtig taalgebruik maar lezen was eerder hard werken dan genieten... Boek nummer 5 in de serie, getiteld ‘De moeder van Frankenstein’, werd begin 2020 gepubliceerd. (Toen wist ze nog niet dat ze ziek was.) Na de diagnose van vorig jaar sloot ze zich op om het laatste deel, in het Spaans getiteld ‘Mariano en el Bidasoa’, tot een goed einde te brengen. Dat was ze aan zichzelf, haar status en haar fans verplicht. (Bidasoa is de naam van een rivier in Baskenland.) Deze roman zal in januari 2022 postuum verschijnen. Ik kijk ernaar uit.

Haar politieke inzet verbond haar met de generatie Republikeinse landgenoten die de burgeroorlog had verloren en in ballingschap ging. "Republikeins, links, antiklerikaal", zo werd ze in januari 2008 voor het eerst in een column in El País neergezet. En ze was overtuigd feministe. De vrouwelijke personages in haar boeken waren eigenzinnig, vastberaden en moedig. Net als hun geestelijk moeder. Dat maakte Grandes ongemakkelijk voor een deel van de Spaanse gevestigde orde.  

Als historica zag ze scherp wat zich afspeelde in haar vaderland. Dat is wellicht nóg een reden waarom ik haar werk, dat daarvan immers een weerslag is, zo waardeer. Ze is politiek zeer geëngageerd maar wordt nooit drammerig in haar boeken. In Spanje is tot op de dag van vandaag een deel van de bevolking zelfverklaard “vijand van het geheugen”. Die groep is van mening dat men in dit land niet meer achterom moet kijken, naar het verleden. “Wat ze niet begrijpen is dat herinnering niets met het verleden te maken heeft. Wat met het verleden te maken heeft, is geschiedenis”. Geheugen heeft te maken met het heden.” Aldus de verstandige Grandes. In een ander interview zegt ze “Spain became a country of silences, where the safest thing was to be silent. It made the Spanish their own worst enemy. It drowned out any spontaneity”. In de Spaanse krant El Mundo werd ze afgelopen weekend omschreven als het literair geweten van een verontwaardigd Spanje. De Spaanse president Pedro Sánchez schreef afgelopen weekend op Twitter dat Spanje hiermee een van de beste vrouwelijke auteurs verloor. Ze was betrokken en moedig, beschreef de recente Spaanse geschiedenis vanuit een progressief perspectief.

Op 10 oktober jongstleden schreef ze zelf voor de eerste (en laatste) keer publiekelijk over haar ziekte in de weekendeditie van El País. Daarin las ik dat ze dit nare bericht een jaar geleden ontving. Bij een routinematige medische controle werd bij haar een kwaadaardige tumor ontdekt. De prognose was echter goed. Ze besloot die informatie op dat moment voor zichzelf te houden.

Kanker, een ziekte als alle andere, zeker een leerschool, maar nooit een vloek, noch een schande, noch een straf, was sindsdien bij mij. Ik voelde me over het algemeen heel goed.” 

In september 2021 traden darmcomplicaties op en tijdens de Madrileense Boekenweek, waarbij ze aanwezig had moeten zijn, lag ze in het ziekenhuis. Daar begon ze zich het een en ander te realiseren en begon ze spijt te krijgen van de manier waarop ze het voorgaande jaar aanpakte.

Ik wist al dat ik een gelukkige vrouw ben want er zijn veel mensen die van me houden. Nu betreur ik het dat sommige van hen zo bezorgd om mij zijn geweest, vanwege een afwezigheid die ik eerder had moeten toelichten. Ik ben hun  bezorgdheid pas scherp gaan zien vanuit mijn ziekenhuisbed en ik wil me verontschuldigen, hen vertellen hoe ik me voel. Ik verontschuldig me voor dat stilzwijgen en bij voorbaat voor mijn toekomstige afwezigheid.” 

Mijn lezers, die mij goed kennen, weten dat ze heel belangrijk voor me zijn. Telkens wanneer ze mij naar hen vragen, antwoord ik hetzelfde: zij zijn mijn vrijheid omdat ik dankzij hun steun de boeken kan schrijven die ik wil schrijven, en niet die waarvan anderen verwachten dat ik ze schrijf. Ze weten ook dat schrijven mijn leven is, en het is nog nooit zo intens geweest als nu. Gedurende dit hele [ziekte]proces werkte ik aan een roman die mij heel hield. Het stippelde een doel voor de toekomst uit dat me net zo hielp als mijn medische behandeling. Nu moest ik haar (het nieuwe boek) alles teruggeven dat ze me had  gegeven, mezelf met haar opsluiten, haar verwennen, haar afronden. Daarom beantwoordde ik geen berichten of oproepen meer en verschafte ik geen nieuws. Ik denk dat velen dat begrepen. Ik vermoed dat sommigen dat niet deden maar ik vertrouw erop dat ze mijn beslissing respecteren.”  

Ze wilde geen afscheid nemen zonder mensen te bedanken voor het lezen van deze  column die zo belangrijk voor haar was. 
Een van haar laatste boekrecensies voor de krant (een roman over vogels van de Finse schrijfster Marja-Liisa Vartio) sloot ze af met de woorden “Als je enige beroering voelde tijdens het lezen van mijn recensie, neem haar boek dan zelf ter hand. Je zult er geen spijt van krijgen.” Kom er eens om?! Zij schreef zoiets wel. Een bijzonder mens is niet  meer.  

Almudena Grandes (1960-2021) laat een echtgenoot, drie kinderen en miljoenen boekenfans wereldwijd in verdriet achter. Ik zal haar columns, boekrecensies, interviews en romans gaan missen.

Descanse en paz (RIP). 

zondag 28 november 2021

Hello... Is it me you're looking for?

Twee van onze Engelse vrienden uit de woonwijk zwemmen nog dagelijks in zee. Het zijn lieve robben, hun laagje vet beschermt hen tegen de optrekkende kou. Begin november behaalde de Middellandse Zee op sommige plekken langs de kustlijn van de provincie Alicante nog 29 graden Celsius. Desondanks is zwemmen in zee voor mij geen optie meer. Vorig jaar deed ik het rond deze tijd nog wel, in een neopreen pak dat ik dit najaar niet aantrok. Aanvankelijk was dit geen bewuste keuze. Na onze rondreis door Andalusië werd dat een vast besluit. Het was goed zo. Dit najaar lijk ik kouwelijker dan in voorgaande jaren. 

Wel komen we nog dagelijks aan zee, wandelend of op de fiets. Het viel mij op dat alle bergen Posidonia oceanica, het inheemse zeegras van de Middellandse Zee, van de lokale stranden zijn verwijderd. Onze zee heeft 50.000km2 van dit waardevolle zeegras. Het is een miskend natuurverschijnsel. Er zijn mensen die het onheus alg noemen en dat is een gotspe. Als dit gras niet zou bestaan, zouden onze zandstranden er heel anders uitzien want die worden gevormd door de skeletten van miniscule dieren die in en van deze voedzame grassoort leven. Het groeit alleen hier, vanaf 1 meter tot op wel 40 meter diepte. Op mijn favoriete snorkelplek Cabo de Palos wuift het mij telkens toe. Posidonia-weiden zijn goed voor 50 à 70% van de zuurstof die we inademen, maximaal 20 liter per dag per m2. In het Middellandse Zeegebied fungeert het dus als een grote long. Het is het effectiefste systeem voor CO2-opslag in de natuur dus het is een voortreffelijke bondgenoot in de strijd tegen klimaatverandering.

Posidonia is gevoelig voor vervuiling. Het vertelt hoe gezond de Middellandse Zee is. Maar zelfs als het dood in de branding aanspoelt, heeft het nog een belangrijke functie in het ecosysteem. Op de stranden vormen deze stapels een buffer tegen de beukende golven, tegen het wegspoelen van de kust (erosie). Het is dus iets om te koesteren al kan het in dode vorm behoorlijk stinken. Ik las ooit een ingezonden brief van een buitenlandse bewoner van de Spaanse kust die de lokale overheid vroeg deze algenper direct te verwijderen. Je denkt toch na over waar je gaat wonen of logeren? Tja, domheid kent geen grenzen.

Dit endemische zeegras heeft ook andere vijanden: ankers van toeristische boten, vervuilend afvalwater van zuiveringsinstallaties en andere vormen van industrie, visserij en tankers op volle zee en -last but no least- klimaatverandering. Een stapeling van menselijke activiteiten. Het water van de Middellandse Zee warmt uitzonderlijk snel op en boven 28.5ºC begint Posidonia af te sterven. Wetenschappers ontdekten dat het in deze grote waterplas sinds 2015 op 15 à 20 meter diepte niet meer beneden 29ºC komt. In het westelijke deel van de Middellandse Zee (ons deel) zijn de Posidonia-zeegrasvelden sinds 1960 met 13 à 38% gereduceerd; op sommige plekken zelfs 40%.

De juiste manier om het zeegras te behandelen, is het dode materiaal voor de zomer van de stranden te verwijderen, tijdelijk op te slaan en in het najaar terug te plaatsen op de stranden. Dat doet men op Ibiza en Formentera en die goede voorbeelden zouden overal moeten worden nagevolgd. Ik heb geen idee wat de gemeente hier doet. Zoals gezegd, viel het mij recent op dat het nergens meer ligt. Afgelopen week zag ik een grijpmachine op het strand bezig met de verplaatsing van zand dus ik vroeg de bestuurder of hij wist wat we lokaal doen met Posidonia. Hij was niet van de gemeentelijke onderhoudsdienst en hij wist het niet. Ik houd mijn ogen open.

Onlangs werd ik aangenomen als onbezoldigd Arctisch walrusdetective. Ja, je leest het goed! In de Volkskrant trof ik een interessant artikel aan over het Noordpoolgebied dat driemaal sneller opwarmt dan de rest van de aardbol. Walrussen rusten en bevallen daar bij voorkeur op ijsschotsen maar die verdwijnen in rap tempo. Deze dieren zien hun vertrouwde rustplaatsen dus smelten en moeten grotere afstanden afleggen op zoek naar nieuwe. Dat kost energie terwijl voedsel minder gemakkelijk is te vinden. Bij gebrek aan ijs komen ze aan de wal samen en daar schuilen andere gevaren, zoals oproer, vechtpartijen en verdrukking. (Daarin zijn het net mensen..!) Door smeltend  zeeijs wordt hun leefgebied bovendien toegankelijker voor scheepvaart en industrie, hetgeen voor de walrus nieuwe problemen met zich meebrengt.

Wereldnatuurfonds en BAS, British Antarctic Survey, zetten daarom een project op waarbij aan burgers wordt gevraagd Atlantische en laptev-walrussen te tellen op de Noordpool. Vanuit de luie stoel, de verwarming aan en warme pantoffels aan de voeten. Zo hoeven de dieren niet te worden verstoord en kan een groot gebied in één keer in kaart worden gebracht. Het mes snijdt dus aan twee kanten. 600.000 satellietfoto´s van land en water rondom Canada, Groenland, Noorwegen en Rusland moeten worden doorgeploegd, op zoek naar deze robbensoorten. Volgens huidige schattingen leven in het Atlantische deel van de Arctische Oceaan circa 25.000 walrussen maar heel precies is dat cijfer niet. Dit project gaat vijf jaar duren. Fase 1 bestaat uit identificatie van de satellietbeelden, fase 2 betreft het tellen van de gespotte dieren.

Ik las dat iedereen in principe in aanmerking komt voor deelname aan dit project maar enige deskundigheid zou worden getest, aan de hand van een reeks proefopnames van satellietbeelden. Wie van puzzelen en spoorzoeken houdt, zou  hiermee een zinnige bijdrage aan de wetenschap kunnen leveren. Dat leek mij nou typisch iets voor mij!

Ik gaf mij op, logde in op de website, las de instructies en deed de test. Er kwamen 20 beelden voorbij op het scherm. Je hebt een beperkt aantal tools tot je beschikking: om in- en uit te zoomen en contrast, scherpte en helderheid aan te passen. Dat was geen gemakkelijke test. Sommige satellietopnames zijn dermate slecht of zwart dat een kijker er geen chocola van kan maken. Dan kun je dat met een knop aangeven. Als professionele wolkenstaarder kom ik in dit project aan mijn trekken: ze worden regelmatig door de satelliet vastgelegd. Zo´n beeld noem ik zelf niet per se een poor imagemaar ze verhullen de eventuele walrussen wel. Walrussen vertoeven bij voorkeur op en rond ijs maar je treft ze ook langs kusten en in de vloedlijn aan. Soms lijken ze verraderlijk veel op stenen. En vanaf grote hoogte soms op miniscule vlokjes in een donkere waterplas. Die beelden zijn misschien wel het lastigst. Verder heb je twee andere knoppen: walrus aanwezig / geen walrus aanwezig. Mijn testscore was goed genoeg om per omgaande aan het project te gaan deelnemen. Joehoe!

De eerste 150 beelden vlooide ik reeds door als beëdigd walrusdetective. Soms kruip ik bijna in het scherm om beter te kunnen zien. Het werk neem ik serieus maar ik hoef er niet op af te studeren. We zijn in dit project met velen dus het komt niet op één waarnemer of waarneming neer. Terwijl je naar de satellietopnames staart, komen er interessante weetjes voorbij. Zo las ik dat de wetenschappelijke naam voor de walrus ‘odobenus rosmarus is; letterlijk vertaald is dat tooth walking sea horse. Een zeepaard dat op zijn tanden loopt. Letterlijk op zijn tandvlees, helaas in dit geval. De walrus staat op de Rode Lijst van de IUCN. Die tanden kunnen wel een meter lang worden en 5 kilo wegen (bij stieren). Dieren van deze soort kunnen 40 jaar oud worden.

Sindsdien neem ik elke dag tenminste één batch voor mijn rekening, voor de goede zaak. De eerste wallies werden reeds gespot en mijn Zilveren Badge nam ik inmiddels in ontvangst. Fase 2 van dit project zal bestaan uit het tellen van de daadwerkelijk gespotte walrussen maar zo ver is het nog lang niet. Ik wist trouwens niet dat ijsschotsen begluren vanuit de lucht ook kon boeien. Mijn liefje merkte op dat ik nooit afscheid nam van het kind in mij... Dat kan zo zijn maar dat geldt dan ook voor de 9.355 anderen die aan dit project deelnemen!


woensdag 24 november 2021

De blauwe paraplu

Toen ik vele jaren geleden voor de eerste keer door Andalusië reed, de Spaanse autonome regio van de 70 miljoen olijfbomen, vroeg ik mij af hoe men die vruchten van de bomen haalde. Hoeveel tijd had men nodig voor de oogst? Sinds vorige week weet ik precies hoe dat gebeurt al zal men niet op elke olijfboomgaard dezelfde wijze en machine ter hand nemen. Wij reden onlangs terug van een bezoek aan een regionaal natuurpark om er vogels te kijken toen mijn liefje mij attendeerde op bedrijvigheid aan een kant van de weg. Mijn reactiesnelheid was indrukwekkend, al zeg ik het zelluf: ik reed stante pede het openstaande hek binnen. We bleken een finca te betreden waar men bezig was olijven te oogsten. 

Daar stond een landbouwmachine die ik graag van dichtbij wilde bekijken. Het was een tractor met blauw zeil aan de voorkant, omringd door mannen met lange stokken. Ik groette hen vriendelijk en zei dat ik toerist in eigen land was. Mocht ik toekijken? Jazeker! Een van de mannen lachte mij gul toe. De bestuurder van de tractor knikte evenzeer. Daarop reed hij naar een olijfboom. De voorkant van de tractor had een grote stalen vork. De bestuurder reed de vork tegen de boomstam aan, klapte het blauwe zeil aan beide kanten uit zodat het als een omgekeerde paraplu om de boom sloot. 

Die beweging deed mij denken aan een vliegend draakje (draco volans), een hagedissensoort met huidflappen langs de flanken. Als dat reptiel gaat vliegen, klappen het de flappen uit. Dat zag ik voor mijn ogen gebeuren in de tuin van een resort in Noord-Bali in 2017. De mannetjes van deze vliegende hagedis hebben een geel, in plaats van een blauw valscherm. 

Onder die ondersteboven blauwe paraplu begon de stalen vork van de tractor hevig te schudden waardoor de olijven uit de boom vlogen. Ze gingen alle kanten op maar de meerderheid belandde netjes in de plu. ¡Hoe ingenieus! De mannen  sloegen met stokken op de takken, om de rest van de vruchten uit de boom te meppen. Die parapluconstructie wordt gebruikt om de olijven zo schoon en ongeschonden mogelijk naar de oliemolen te brengen. De grootste twijgen werden handmatig uit het blauwe zeil verwijderd. De tractor kiepte de inhoud boven een gereedstaande open vrachtwagen en reed daarna terug naar de volgende boom. Ik vroeg de mannen hoeveel tijd ze nodig hebben om alle olijven van de boomgaard te plukken: ongeveer een maand. Ze waren al drie weken bezig.

Daarna liep ik naar het verderop gelegen fabriekje waar andere geluiden waren te horen. Daar trof ik Pedro, de alleraardigste manager van deze olijfboomgaard, Los Ministros geheten. Ik stelde mijzelf voor en zei dat ik interesse had in het proces van de olijfoogst. Ik liet hen weten dat ik enthousiast was over de toepassing in de gaard. Ik kan mezelf niet bedwingen in dit soort situaties. Of het nu een bottelarij, een gerobotiseerd distributiecentrum of een olijfoliefabriek is: ik vind dit soort gemechaniseerde processen uiterst interessant! Er schuilt een gemankeerd werktuigbouwkundige in mij...

Hij vroeg mij waar ik vandaan kwam. Toen ik Nederland zei, was ik mij bewust van het feit dat Hollandse toeristen met coronabesmetting onlangs in Extremadura uit hun quarantainehotel ontsnapten en nu op de lijst van internationaal gezochte personen staan. Een gotspe. Overigens hoor je er niets meer over in het Nederlandse nieuws. Ik ben persoonlijk niet verantwoordelijk  voor crimineel gedrag van landgenoten maar even schaamde ik mij Nederlandse in Spanje te zijn... Het kon Pedro kennelijk niet (corona)bommen. Hij troonde mij, enthousiast pratend, mee naar de achterzijde van het pand. Normaliter oogst men in november-december dus dit was aan de vroege kant. Dat is niet verwonderlijk met het groeizame weer dat we hier afgelopen jaar kregen. Men oogst eenmaal per jaar. Deze boomgaard blijkt eigendom van zijn schoonouders (suegros, weer een nieuw Spaans woord geleerd). Pedro en zijn vrouw zwaaien daar sinds acht jaar de scepter. 

Naast de olijfboomgaard in Torremendo (de onderhavige) heeft de familie er ook een in Yecla (provincie Murcia). 15 jaar geleden plantten zij er de eerste olijfbomen. Vorig jaar had men een oogst van circa 90.000 liter Virgen Extra-olijfolie. Dit bedrijf produceert ecologische olijfolie van de variëteit Picual, de meestgebruikte en bekendste olijfolie van Spanje. Deze olie karakteriseert zich door een ietwat bittere smaak, en in het geval van jonge olijven ook iets pittig. Het eindproduct draagt dezelfde naam als de boomgaard: Los Ministros. Hun olijfolie wordt voornamelijk geëxporteerd naar Italië maar een kleine hoeveelheid is te koop in een lokaal café met dezelfde naam, in het betreffende stadje.

De vrachtwagen bracht de olijven met twijgen en bladeren naar een rooster aan de achterzijde van de oliemolen. Daar werden ze via een lopende band naar een machine gebracht die de twijgjes automatisch verwijdert (stappen 1,2 en 3). Dat afval wordt hergebruikt, niet weggegooid. Vervolgens werden de olijven getransporteerd naar een roestvrijstalen opvangbak waar ze grondig werden gewassen (stappen 4 en 5).

Daarna begon het voorzichtige vermalen van de olijven met een molen. Daaruit komt olijfmoes of -pasta tevoorschijn (stap 6). De pitten worden op dat punt gescheiden van de moes. Pedro vertelde mij dat een ander bedrijf dat tussenproduct (7) ophaalt. Je kunt het onder andere gebruiken als brandstof, las ik eerder in een artikel over de productie van vloeibaar goud. Met de pers worden olie en vruchtwater uit de moes geëxtraheerd. Daarbij wordt de temperatuur goed in de gaten gehouden; die mag niet te hoog oplopen want dat beschadigt de olie. In deze fase van het productieproces komt ook de eerste (koude) persing van Extra Virgine-olijfolie tot stand. De pulp die achterblijft, vindt een bestemming als diervoeding.

Vanwege het lawaai in de fabriek lichtte Pedro -die oorbescherming droeg- buiten de verdere stappen in het proces toe. We gingen beiden wel naar binnen, ik met mijn vingers in de oren. Je wilt zo´n mooie dag niet eindigen met gehoorschade. Overigens besefte ik op dat moment pas dat ik geen mondkapje droeg. Dat is niets voor mij. Ik dacht aan een eerdere uitspraak van een gewaardeerd virologe die onlangs op de Spaanse tv zei dat iedereen uiteindelijk corona zal krijgen. Een bizar idee, na alle moeite om dat te voorkomen. Tja. 

Het traditionele perssysteem van Los Ministros werkt tevens met centrifuge (modernere methode). Hiermee wordt de olie verder gescheiden van afval en vruchtwater (stap 9). Daardoor kan een betere conservering van het eindproduct worden gegarandeerd. Daarna moet de olie een week of twee bezinken. Dat gebeurt in roestvrijstalen vaten, zoals men dat ook met wijn doet. Die vaten zaten voor ruim 70% vol. Pedro vertelde dat ze bijna aan het einde van hun oogsttijd zijn. Hij verontschuldigde zich ervoor dat op locatie geen olijfolie te koop is.

En toen reed de baas (schoonpapa) het terrein op in een dikke Mercedes en was de excursie voorbij. Ik knikte de man vriendelijk toe, dankte Pedro nogmaals hartelijk voor zijn tijd en uitleg en liep naar mijn auto terug. Opgetogen door de ervaring en de nieuwe kennis. Die deelde ik op de weg naar huis met mijn liefje. We gieten voortaan nóg bewuster olijfolie, het vloeibare goud, in pan of schaal.


P.S. De foto bij deze kop is van de Spaanse fotograaf Jose Luis Ruiz Jiménez. Van een nieuwsgierige schuuruil. Wel zo toepasselijk. 

zondag 21 november 2021

We are ready!

Het is tijd voor weer een blog over Bali, er valt genoeg te melden. Regelmatig moest ik denken aan het eiland van de Goden tijdens Cop26 in Glasgow. Die klimaatconferentie noem ik inmiddels Coppijn26 want die vergadering was niet erg succesvol, wat mij betreft. Er werd weliswaar vastgehouden aan een beperking tot 1.5°C opwarming en er werd vooruitgang geboekt op een aantal andere klimaatdoelen maar er was sprake van teveel vrijblijvendheid. Er kwamen te weinig harde afspraken tot stand en de slotverklaring reflecteerde dat. Het fonds om ontwikkelingslanden te helpen bij de beperking en beheersing van klimaatschade werd geen feit. Dat zijn voor eilanden als Tuvalu en Bali pijnlijke missers.

De opwarming van het plaatselijke microklimaat leidde in Bali al tot symptomen als droogte, overstromingen en verlies van mariene habitat door koraalverbleking. Een temperatuurstijging van 2°C heeft nóg grotere gevolgen voor Bali´s koraalriffen en een groot deel van het mariene milieu. De watervoorziening van het eiland moet drastisch worden verbeterd. De grondwaterspiegel daalt al jarenlang en er is sprake van zoutwaterintrusie waardoor de bestaande waterkwaliteit in rap tempo verslechtert. Bovendien heeft men er nauwelijks tot geen bekkens voor de opvang van (zoet) regenwater. En dat terwijl daar in het regenseizoen, de maanden oktober tot maart, zoveel neerslag valt. De huidige voorspellingen voorzien daar al een watercrisis in 2025.

In de loop van de jaren zijn er al heel wat ‘Adaption Plans’ voor Bali geschreven maar woorden moeten nu eindelijk eens worden omgezet in daden. Bij een stijging boven 2°C zullen de gevolgen namelijk mogelijk catastrofaal zijn voor de natuurlijke hulpbronnen, de mensen en industrieën die ervan afhankelijk zijn. Rond 2050 zal langs de gehele kustlijn sprake zijn van steeds meer erosie door een stijgende zee. Laaggelegen delen van het eiland zullen worden vernietigd door overstromingen. Er bestaan daar namelijk nauwelijks of geen bufferzones. Bewoners van die gebieden zullen naar hogergelegen oorden moeten migreren waardoor ongekende vraag zal ontstaan naar binnenlandse huisvesting. Ook gewassen moeten worden aangepast aan veranderende weerpatronen om voedselveiligheid voor alle inwoners te garanderen. De gemiddelde temperatuur zal dan flink zijn gestegen en daarmee zal er steeds meer behoefte bestaan aan airco´s. Dit zijn grote uitdagingen voor energiebedrijf PLN en PDAM Watervoorziening.

De toeristenindustrie is al jarenlang de grootste bron van inkomsten voor deze Indonesische provincie. Bali´s toerisme ontwikkelde zich in de afgelopen 30 jaar razendsnel, echter zonder planning en duurzame ontwikkeling. Het eiland ontwikkelde zich van een marginale regio in eentje met hoge economische inkomsten. Dat bracht betaald werk voor velen en creeërde een middenklasse die iets heeft te besteden. Goed nieuws. Maar Bali kreeg in die decennia ook te maken met ernstige aantasting van natuur en milieu als gevolg van veranderend landgebruik en een andere levensstijl.

Het Balinese Bureau voor Toerisme en plaatselijke belanghebbenden, NGO´s, lokale gemeenschappen en milieugroepen zouden veel meer moeten aandringen op verantwoorde vormen van toerisme. Ik denk dat je dit fotogenieke eiland, de bewoners en bezoekers daarmee de grootste dienst bewijst. Mijn liefje en ik bezochten Bali elf jaar achtereen op eigen gelegenheid. We woonden er zelfs een tijd (inmiddels niet meer). Dit eiland zou ik het liefst promoten als een goede bestemming voor ecotoerisme. Met kleinere aantallen, dus geen massatoerisme meer. Daarvoor is meer en betere infrastructuur, implementatie van nieuw beleid en toezicht erop, toegesneden regelgeving en stricte handhaving, meer professionaliteit, training en onderwijs van groot belang. En corruptie moet uit het Balinese systeem!

Als betrokken blogger wil ik niet uitsluitend kommer en kwel verkondigen. Er komt ook goed nieuws uit die contreien. Men vierde er recent Galungan en Kuningan, twee van de belangrijkste Hindoeceremonies op de Balinese kalender. Die kalender wordt sterk beïnvloed door de stand van de maan. Afgelopen week was het volle maan, vandaar de viering. De voorouderlijke geesten keerden naar hun geboortegrond op aarde terug (Galungan) en dat moest in familieverband uitbundig worden gevierd. Er werd daarom druk gekookt in het huis van onze Balinese familie. We zagen volle offerbakjes langskomen en ontvingen foto´s van biddende kids in mooie ceremoniële kleding. Op de dag van Kuningan keerden de spirituele bezoekers naar hun hemelse verblijf terug. Dan wordt er ondere andere gele rijst -van ‘kuning’- gegeten, een feestmaal. (Het hoogtepunt voor veel, immer hongerige pubers; ook die van ons!)

Onze oudste, de 14-jarige Yuda, mag bovendien weer naar school. Dat is pas echt goed nieuws. Hij moest het hele vorige jaar zijn eerste jaar van de middelbare school thuisblijven en Zoom-sessies volgen op de telefoon. Net als miljoenen andere kinderen in dat deel van de wereld maar die hebben voor mij geen gezicht. Yuda ging als puber heel goed met de beperkingen om. Nog niet zijn gehele (tweede) klas gaat nu gelijktijdig naar school, de ene week zit groep A van de klas in de schoolbanken, de daaropvolgende week alle leerlingen van groep B. Niet alleen wij zijn blij met die grote stap vooruit, hijzelf ook. Eindelijk maakt hij vrienden op het schoolplein!

Sinds hij en zijn broer Damai (bijna 11) weer naar school gaan, stelden wij voor met wekelijkse sessies te stoppen. Tijdens hun lockdown videobelden we elke zondag voor een praatje en een quiz. Zo probeerden wij hun Engels op peil te houden en hen in die schrale tijden extra plezier te verschaffen. Hun Noord-Balinese wereldje is al niet erg groot... Welnu, het nieuwe schema van eenmaal per maand wil er bij de mannetjes nog niet in. We zouden vanaf de eerste zondag van december weer maandelijks met elkaar communiceren maar als het aan hen ligt, gaan we op wekelijkse voet verder. “We are ready” klinkt het nog steeds elke zondagochtend uit hun kinderkeeltjes. We moeten erom gniffelen en willen hen niet teleurstellen. Als zij er klaar voor zijn, zijn wij (hun witte surrogaatoma´s) dat ook. Ik vermoed dat we ze over een uurtje of twee weer zullen horen.


donderdag 18 november 2021

Silent Spring maar geen stille herfst

Mijn liefje en ik merkten een paar weken geleden voor het eerst op dat er nieuwe vogelgeluiden in de woonwijk zijn te horen. De merels keerden sowieso in groten getale terug. We zagen beide op een ander moment van de dag een roodborstje in de tuin en om ons huis vladderen. Ook is een nieuw soort gekwetter en gezang te onderscheiden. Daaraan kunnen wij nog geen vogel(s) koppelen. We plaatsten nieuwe bloeiende planten in bakken op het terras en elke namiddag komen daar Spaanse mussen lekkers wegpikken. Geen idee wat hen bekoort maar wij staan dat oogluikend toe. Alles voor onze gevederde vriendjes!

De mannen van de Vogelspotcast zijn ook weer terug van weggeweest. Elke donderdag kunnen we weer genieten van een nieuwe aflevering. Ze experimenteren momenteel met de Fat Lady, de beste vogelkijker van dit moment als ik de kenner mag geloven. (Swarovski 115mm objectieflens.) Na de zomerstop gingen vogelaar-expert Arjan Dwarshuis en beginnend vogelaar Gisbert van Baalen op zoek naar de zeearend (Lauwersmeer), de grauwe kiekendief (op de grens van Groningen en Drente), steltlopers (Breebaartpolder), witwangstern (Oostpolder) en de slagenarend (Norg). Een van de leuke dingen die ik Dwarshuis hoorde zeggen, is dat vogels in de herfst niet meer zingen maar roepen. Het begint wel sneu te worden dat Van Baalen in bijna elke uitzending voor schut wordt gezet of op zijn kop krijgt van de meester maar soms is zijn onnozelheid ook wel er-rug erg. Op de foto staan de makers met Arjan´s vriendin (biologe) Camilla Dreef. Ze eten een weidevogelvriendelijk broodje kaas op de Amsterdamse Elandsgracht, een initiatief van de Nederlandse Vogelbescherming.

Eerder deze week las ik in Britse krant The Guardian dat het aantal huismussen in Europa tussen 1980 en 2020 met 247.000.000 daalde. Een schokkend aantal. Er kwam een nieuw onderzoek tot stand in samenwerking met de Engelse Vogelbescherming (RSPB), BirdLife International en de Tsjechische Maatschappij voor Ornitologie. De helft van alle huismussen in Europa verdween en het aantal boommussen daalde met 30 miljoen. Zij zijn de grootste verliezers. Een op zes andere vogels verdween eveneens in deze periode; dat komt neer op een totaal verlies van 600 miljoen broedvogels. De Engelse leider van het onderzoek noemde de uitkomst van dit onderzoek een wake-up call en sprak over een ‘Silent Spring’. Dat is een verwijzing naar een boek van Rachel Carson uit 1962 (las ik) over de teloorgang van diersoorten door het gebruik van pesticide. Het boek leidde in de Verenigde Staten destijds tot een verbod op het gebruik van DDT. Carson (1940) was haar tijd als natuurconservator ver vooruit. Vooral vogels die het voor hun overleven moeten hebben van boerenakkers zijn de pineut, zo blijkt uit dit onderzoek.

Van de huismus is nog niet geheel achterhaald wat de oorzaak van de neergang is maar men vermoedt dat het een combinatie van voedseltekort, ziekte (vogelmalaria) en luchtverontreiniging is. De schaal van deze verliezen is vergelijkbaar met de dramatische cijfers van Noord-Amerika: een neergang van bijna 3 miljard vogels vanaf 1970. Er is ook een beetje goed nieuws in dit rapport te melden: van elf vogelsoorten verdubbelden de aantallen in diezelfde periode. Het gaat dan met name over roofvogels. Onder de winnaars zitten de slechtvalk, bruine kiekendief, buizerd, zee- en steenarend. Het gaat om relatief zeldzame vogelsoorten dus hun populaties zijn over de hele linie nog steeds klein. Wetenschappers zijn van mening dat deze soorten hebben geprofiteerd van verhoogde bescherming en vermindering van jacht en schadelijke pesticiden, evenals van projecten voor het herstel van specifieke soorten.

Mijn liefje en ik brachten deze week weer een bezoek aan natuurpark El Hondo (El Fondo) in de omgeving van Crevillent. We bezochten deze plek in het voorjaar en troffen daar toen, tot mijn grote plezier, onder andere kluten met kleintjes aan. Het was de eerste keer dat ik deze vogelsoort in de natuur zag. Die blog was getiteld ‘Vroege vogels vangen de dikste wormen’

De toegangsweg naar het park was deze keer al memorabel want er cirkelde een buizerd boven onze hoofden. Zoals eerder gezegd, kijk ik als vogelliefhebber bepaald niet neer op een eenvoudige mus. Naast het Bezoekerscentrum zag ik er eentje in een boom zitten. De kleur van de lucht is prachtig in deze tijd van het jaar. De rietpluimen op de achtergrond geven de foto extra sfeer, wat mij betreft. 

Vanaf de Mirador del Codo zag ik een grote groep rustende steltkluten op één poot in het water staan, hun lichamen weerspiegeld in het water. Optisch bedrog qua aantallen. Ze waren makkelijk te herkennen aan hun rozerode poten. Het waren er tientallen, volwassen dieren en veel jonge exemplaren. De volwassen vogels hebben een gitzwarte mantel en witte kop. De jonkies niet. Kijkend naar de heuvels in de verte kwam een groep kraanvogels (grullas) binnenvliegen. Het duurde even voordat ik ze herkende. Deze dieren ontvluchten de kou in Noord-Europa, in Zuid-Europa wordt hun komst gevierd.

Al wandelend, kregen we weldra gezelschap van een grote loslopende hond die een voorkeur bleek te hebben voor mijn liefje. Zij is niet per se een hondenvriendin maar deze viervoeter was een gemoedelijke lobbes die gezelschap zocht en werd gedoogd. Die twee daar zo met elkaar te zien, was een shot waard. Ik vond het een  aandoenlijk gezicht... Deze keer fotografeerde ik er ibissen, zilverreigers, flamingo´s, een tjiftjaf en slobeenden. Een enkele kluut vloog laag over het water bij de Volcam-uitkijkpost. 

Een van de hemelse vergezichten tijdens dit bezoek was de blik op grote zwermen vogels in V-formatie. Het is immers vogeltrektijd. Geverde vriendjes uit het noorden van Europa vliegen in deze tijd over deze Middellandse Zee-corridor naar Noord-Afrika. Ze bleven maar komen! Eenmaal buiten het natuurpark, langs een provinciale weg met aan weerszijde ondergelopen velden, bleek het te gaan om zwarte ibissen. De vogels waren te herkennen aan hun kromme snavel. Zo gewoon als ze lijken, zo bijzonder vond ik ze… Deze trekvogels zag ik namelijk nooit eerder met eigen ogen. Als je beter kijkt, zie je dat ze niet zwart zijn; er zit een diep donkergroene glans op hun verenkleed. Het zijn goede vliegers met een vleugenwijdte van bijna een meter. 

Ik houd van reizen (bij voorkeur ver), het is verslavend. Nu er maar geen einde lijkt te komen aan de coronapandemie, is overwinteren voor ons voorlopig geen optie. Dit soort uitstapjes houden mij op de been; letterlijk en figuurlijk. Een kinderhand is snel gevuld. Beter kijken naar vogels in de lucht dan dagen vol erbarmelijk gezucht! 

De besmettingen in Nederland rijzen (reizen?) de pan uit . Twee van onze beste vrienden raakten er besmet met corona ondanks dat ze waren gevaccineerd. Niet door uitbundig, onvoorzichtig gedrag. Ze werden behoorlijk ziek, helaas. In dit deel van Spanje zijn de besmettingen momenteel onder controle. De vaccinatiegraad ligt hier hoger en afstand houden en het advies van mondkapjes dragen wordt hier nog steeds opgevolgd. Er stond een recent onderzoek in de krant waarin de effectiviteit van dat ding wordt aangetoond. Die lapjes deugen: corona krijgt daardoor 53% minder kans. Goed gezien van Fernando Símon, de Spaanse Jaap van Dissel! Maar Kerst komt eraan en dan komen Spanjaarden weer in groten getale in familieverband samen dus de zesde piek is hier in aantocht... Als daarop maar geen lockdown volgt, dan hoor je mij niet klagen.  

Na de lunch in een gastrobar in Orihuela-stad gingen we op excursie naar een plaatselijke ecologische olijfboomgaard waar op dat moment werd geoogst. Ik zag een uiterst slimme oogstmachine in actie en bedrijfsleider Pedro leidde ons enthousiast rond. Maar daarover meer in een volgende blog.


zaterdag 13 november 2021

Op zoek naar herfstkleuren

Toen mijn liefje en ik na onze rondreis door Andalusië naar huis terugreden, kwamen we langs een traject met fantastische herfstkleuren. We reden over een snelweg dus er was geen gelegenheid om te stoppen maar dat kleurenpallet zit nog steeds op mijn netvlies. We reden hoger dan de boomtoppen dus ik kon er goed overheen kijken. Diverse tinten oranje en geel met een toefje rood, omgeven door veel groen. Prachtig! Ik vroeg de bijrijdster een foto vanuit de rijdende auto te nemen en dat deed ze braaf maar toen ik het resultaat thuis bekeek, was dat niet het bewaren waard. Sindsdien heb ik onbedwingbare zin om herfstkleuren in Spanje te fotograferen. De foto hiernaast is van De Nederlandse natuurfotograaf Louis Fraanje (1949), Veluwenaar in hart en nieren, die met zijn camera dagelijks door deze beboste streek trekt. De bofkont. Iets dergelijks zou ik zó graag hier willen zien! 

Dat is gemakkelijker gezegd dan gedaan want de Costa Blanca is vooral bekend van de witte kustlijn en de fraaie stranden. Niet van uitgestrekte bossen die in de herfst verkleuren. In dit deel van Spanje zie je voorts vooral velden met citrus- en olijfbomen (de knotwilgen van het zuiden). Bovendien staan in de meeste bossen steeneiken, ceders en pijnbomen in plaats van loofbomen, zoals bijvoorbeeld berken, beuken, elzen en esdoorns. Al die inheemse boomsoorten zijn prachtig en in sommige gevallen uiterst lucratief maar ze verkleuren niet of nauwelijks.

De vruchten aan onze eigen kleine olijfboom op het terras verkleuren momenteel wel; van groen naar aubergine. Je kunt ze echter niet rechtstreeks van de boom eten. In een interessant artikel in Las Provincias over de duurzame productie van vloeibaar goud (olfijolie), las ik dat Spanje zich in enkele decennia ontwikkelde tot de nummer 1 van de wereld qua olijfolie. Spanje is de absolute wereldleider qua export, met een jaargemiddelde van 1.017.000 ton olijfolie in de afgelopen vijf jaar. Daarmee laat het nummer 2, Italië, lichtjaren achter zich. Aan het woord kwamen leden van twee ecologische olijfolie producerende families uit Jaén. Uit die Andalusische streek komt momenteel 's werelds beste biologische olijfolie vandaan, Rincón de la Subbética Altitude. En onlangs werd ook een bepaalde geitenkaas (Olavidia) uit Jaén tot beste van de wereld verkozen.

Alhoewel daar al eeuwenlang olijfolie wordt vervaardigd, vinden er voortdurend vernieuwingen in het proces plaats. Zo mengt men stukjes olijfpit, schil, vegetatiewater en stro opdat het gaat fermenteren en een organische meststof wordt die langzaam vrijkomt. Dat is niet alleen ecologisch verantwoord, men bespaart ook nog eens veel geld. Daar houdt de vindingrijkheid niet op. Op sommige boomgaarden gebruikt men geen enkele vorm van elektriciteit of diesel omdat de olijfpitten tevens worden gebruikt als brandstof. Een van de geïnterviewden die organische olijfolie produceert, vond het belangrijk te zeggen dat zijn familie aan het land teruggeeft wat het land hen schenkt. 

De bladeren aan de bomen (quercussoort) in onze eigen woonwijk worden iets lichter groen, krijgen daarna bruine randjes en vallen tenslotte af. Daaraan valt dus geen eer te behalen. Het andere euvel -als ik het zo mag noemen- is dat we weliswaar in de meteorologische herfst belandden maar hier nog bijna dagelijks van een strakblauwe lucht en zonnewarmte genieten. De herfstverschijnselen deden hier nog niet echt hun intrede.

In de provincie Alicante zijn gebieden als de Veluwe en bossen nauwelijks aanwezig al zijn er in deze context wel fotogenieke plekken in de buurt van Alcoy, bijvoorbeeld in het natuurpark El Carrascal de la Fuente Roja. Dat ligt op circa twee uur rijden van ons huis. Daarom besloot ik voor herfstkleuren eerst maar eens te zoeken naar een dichterbij gelegen locatie in buurprovincie Murcia. In La Verdad kwam ik een aardig artikel tegen van een bewoner van het dorp El Berro, gelegen op 610 meter hoogte in het hart van natuurpark Sierra Espuña. Hij beschreef de kleuren die in deze tijd van het jaar zijn woonomgeving verfraaien. Je zou er onder andere de Montpellier-esdoorn en de zwarte populier vinden wier bladeren in deze tijd van het jaar verkleuren. Het was een recent artikel (oktober 2021) dat hij schreef naar aanleiding van het herdenkingsprogramma voor het 130-jarig jubileum van de herbebossing van deze Sierra, door bosbouwingenieur Ricardo Codorniú (1846, Cartagena).

Aan het einde van de 19de eeuw herbeboste deze pionier er in twaalf jaar tijd 5.000 hectare natuur. Hij was een naturalist avant-la-lettre en wordt ook wel de ‘Apostel van de Bomen’ genoemd. Aleppo-pijnbomen vormen sindsdien de basis van dit natuurpark op 260-700 meter hoogte, tussen 700 en 1.300 meter hoogte vind je Aleppodennen met andere soorten pijnbomen (onder andere de Europese zwarte eik) en verder naar de top weer andere inheemse boomsoorten. Over het algemeen soorten die het hele jaar groen blijven. Dat gaf te denken… Wij bezochten dit natuurpark in voorgaande jaren maar altijd in andere seizoenen. We waagden het erop een kleurenpracht rondom El Berro te gaan zien. Mijn liefje stippelde een nieuwe route uit en ik kroop enthousiast achter het stuur.

Zoals zo vaak liep het niet helemaal zoals gepland. Je kunt plannen tot je 100 kilo weegt maar vaak word je door de werkelijkheid ingehaald. We bestegen de Sierra maar werden op een bepaald punt tegengehouden door rood lint en pylonen op de weg. Tot daar en niet verder! Maar we zijn niet voor één gat te vangen: dan maar om de berg heen en via de andere kant proberen naar onze bestemming te komen. Het was niet al te druk op die smalle weg en de zon scheen. We daalden eerst af en stegen daarna weer. Wederom werden we staande gehouden, nu door een aardige jongeman in een lichtgevend pak. We mochten de weg niet vervolgen want men legde een nieuw wegdek naar El Berro. Hebben wij weer! De kwaliteit van de toegangsweg liet inderdaad te wensen over dus het verbaast ons niets maar teleurstellend was het wel. We dropen af. Tot dan toe had ik een piepklein beetje geel en bruin gefotografeerd dus daarmee kon ik niet thuiskomen... Die teleurstelling hadden we weg kunnen eten, ware het niet dat het maandag was en dan zijn alle restaurants in Murcia gesloten. 

Het is niet zo dat we die dag geen fraaie vergezichten en helemaal geen verkleuringen zagen. Dat kleine sukses was te danken aan de uitlopende fruitbomen (waarschijnlijk kers). Daar moest ik het mee doen; de volgende keer beter. Dan zal de bomenexcursie ons hoogstwaarschijnlijk naar Alcoy voeren.

 

dinsdag 9 november 2021

Uglekugle, of de avonturen van een uilenbalpluizer

Onze Deense buren Jan en Bente laten hun hond Chilli meermalen per dag uit, van 's ochtends heel vroeg tot 's avonds tamelijk laat. Ze lopen regelmatig in de parkjes waarin onze woonwijk grossiert. We zijn gezegend met veel groen in de directe omgeving. In het dichtstbijzijnde park, aan het einde van onze straat, zitten roofvogels, zangvogels, halsbandparkieten en eekhoorns in de bomen. We horen en zien ze daar dagelijks. Toen Jan & Chilli op een avond voor hun laatste ommetje gingen, vloog er een tamelijk grote vogel over. Jan voelde de luchtverplaatsing van de wiekslag over zijn hoofd strijken. Hij dacht zeker te weten dat het om een uil ging. Even was hij bezorgd dat zijn geliefde viervoeter gevaar liep maar ze is waarschijnlijk een maatje te groot voor dit jagende nachtdier. Dat vertelde hij ons de volgende dag. Mijn liefje en ik zaten daarna soms na het vallen van de avond op een bankje in dat park. Niet om elkaar romantische gedichten voor te lezen of voor serenades… Welnee. Om die fameuze uil met eigen ogen te zien! Tot nu toe zonder resultaat.

Onlangs vertelde Jan mij dat er uilenballen lagen onder een grote naaldboom in dat park. Dat is een voorkeursboom van een ransuil maar aangezien ik het dier zelf nog niet zag, was ik niet zeker. De vogel kon ook een bosuil zijn. (Deze  roofvogelsoorten zijn goed van elkaar te onderscheiden.) Ik liep met hem naar de plaats delict. Er lag inderdaad een aantal grijze, cilindrische brokjes met een tamelijk glad oppervlak tussen de naalden. Hier en daar lagen er botjes omheen. Die vondsten waren dermate interessant dat ik thuis een schepje, handschoen en af te sluiten bakje haalde om de uglekugle (Deens voor uilenbal) mee te nemen en op een later moment te onderzoeken. Jong geleerd, is oud gedaan.

Ik liet het doosje met vier grijze sigaren een dag of wat in de patiokast achter het huis staan. De braakballen mochten het huis niet in van mijn liefje. Op een zonnige middag besloot ik op het terras te beginnen met determineren. Deze braakballen (uilenballen) waren droog dus het was geen lastig karwei om ze, met een houten prikker en één latex handschoen (in huis dankzij corona), uit te pluizen. 

De ransuil staat in Nederland op de Rode Lijst, als 'kwetsbaar'. In Spanje wordt deze roofvogel 'búho chico' genoemd. Het is een middelgrote uil van 35-38cm met een vleugelwijdte van 85-100cm. Dat is ook zoals Jan het dier beschreef. Er zouden hier nog 4.000 à 7.000 broedparen voorkomen dus dat is een aanzienlijk betere positie voor deze prachtige roofvogel.

De uil eet hoofdzakelijk woelmuizen, met de veldmuis als meest geliefde prooi. Daarnaast staan echte muizen (aardmuis en bosmuis) op het menu alsmede kleine vogels als mussen, merels en vinkachtigen. Uilen hebben twee magen: de kliermaag en de spiermaag. Via de slokdarm komt voedsel eerst in de kliermaag terecht. Hier wordt maagzuur aan het voedsel toegevoegd en zo wordt het hapje verteerd. Die spijsvertering verloopt zo snel dat maagsappen niet in staat zijn botjes te verteren. Die onverteerbare delen komen in de spiermaag terecht die boven de kliermaag ligt. Daarin wordt alles samengeperst tot een bal, die dan via de slokdarm wordt uitgebraakt. Dat gebeurt een paar uur na de maaltijd. Een uilenbal zit dus vol met samengeperste botjes, kiezen en vacht.

Het eerste botje dat ik al pluizend ontdekte, was een complete bovenkaak met kiezen. Knobbelkiezen, welteverstaan. Dat was het bewijs dat de verorberde prooi een alleseter (omnivoor) was. Muizen en ratten zijn omnivoren, ze eten zowel planten als dieren. Hierna volgden meer boven- en onderkaken. Ik liet de gedacht op mij inwerken dat deze dieren in hun geheel tweemaal langs de slokdarm van deze roofvogel gingen; eerst in hun geheel erin en toen weer langs dezelfde weg in delen eruit. Als een soort natuurlijke versnipperaar. Deze prooien waren met huid en haar verorberd en op aarde weergekeerd, gewikkeld in een grijze lijkwade. Mijn gepluis kreeg zo bijna iets religieus... De vorm van de braakbal wordt overigens bepaald door de slokdarm. Daaraan is af te zien om welke soort roofvogel het gaat.

Het werd een alleszins spannende ontdekkingstocht. Deze uil bleek een veelvraat te zijn! Ik vond twee complete onder- en bovenkaken en een losse kaak, dijbeen- en scheenbeenbotjes, bovenarmbotjes, ragfijne ribbetjes, ellepijpjes en spaakbeenbotjes. Dat was nog niet alles. Er verschenen ook twee vogelschedels uit de grijze massa, direct te herkennen aan de orbits (lege oogkassen).

Het skelet van een vogel heeft minder botten dan dat van zoogdieren en reptielen. De meeste van die botten zijn lichtgewicht en hol vanwege het vliegen. Vogels hebben wel langere nekken dan de meeste andere dieren. Ik vermoed dat het om Spaanse mussen ging want ik trof ook roodbruine veertjes aan in de bal. Ik meen zelfs de atlaswervel (C1) van een mussennek en een sleutelbeen te hebben gevonden.

In de laatste uilenbal die ik uitpluisde, zat een klein maar bijna compleet vogellichaam, zonder kop maar wel met het tarsometatarsale botje (bij gebrek aan een alternatief) van een vogelpoot. De ruggengraat stak als een ragfijn stokje uit een langwerpig klompje grijs. Kasian. Al die afzonderlijke lichaamsdelen had ik niet kunnen benoemen zonder identificatiekaarten. Die vond ik na goed zoekwerk op het web. Die maakten de klus nóg interessanter. Er ging een wereld voor mij open…

De doos met botjes mag nu wel in huis blijven van mijn liefje. Zij en Jan vonden het resultaat minstens zo interessant als ik. Maar ik zie ze liever vliegen! Ook uitgekotst en ingepakt in een braakbal zijn en blijven vogels mijn gevederde vriendjes. Dat geldt tevens voor de dader, de uil in het park die ik graag persoonlijk wil ontmoeten.


P.S. De foto als kop van mijn blog is van de Amerikaanse bioloog, vogelaar en fotograaf Ryan Bourbour. Hij is verbonden aan de faculteit van Vogelwetenschappen van de Universiteit van Californië.


vrijdag 5 november 2021

Misleidende koppen

‘Huizen, gas, macarons. Niet te betalen.’ Zo begon de column van de Nederlandse auteur en columnist Peter Buwalda onlangs in de Volkskrant. Van al die producten ontstond een gigantische vraag maar er was sprake van een beperkt aanbod. Het eerstvolgende krantenartikel dat aan mijn oog voorbijtrok, was van columnist Bert Wagendorp en ging over… wederom, de gascrisis. Hij schreef dat die verscheen als donderslag bij heldere hemel. Ook las ik een satirische bijdrage van De Speld over de goedkoopste gasvervangers voor de winter die voor de deur staat: veel jalapeñopepers eten, een warme partner zoeken, een vuurtje stoken met benzine (nu goedkoper dan gas), wondermiddel ducttape dat je overal voor kunt gebruiken!, een schapendoes (hondensoort) aanschaffen en ertegenaan gaan liggen en nog zo wat suggesties. 

De gasprijzen stegen fors in Nederland (13%) en andere Westerse landen. Nederlandse huishoudens zouden maandelijks weleens 100 à 150 meer moeten gaan betalen voor dit vluchtige maar o zo belangrijke goedje. De Nederlandse regering draaide de gaskraan dicht omdat er door boringen in Groningen aardbevingen ontstonden in het gebied, die tot veel schade leidden aan woningen. De verantwoordelijke minister besloot destijds dat de kraan in 2022 dicht zou gaan. Gedupeerde burgers kwamen daartegen in verzet en men besloot de lokale gaswinning per direct af te bouwen. 

Vanwege het dichtdraaien van de gaskraan is men daar nu grotendeels aangewezen op gas uit Rusland, van die nare Poetin die geen gelegenheid voorbij laat gaan om zijn macht te bestempelen en zelfs te misbruiken. Afhankelijkheid is nooit een prettige omstandigheid maar deze helemaal niet, vind ik. De Franse president Macron (niet van de taartjes) legde de gasprijs in zijn land tijdelijk aan banden. De verkiezingen komen eraan… Boris Johnson ging onlangs op vakantie naar de Costa del Sol op het hoogtepunt van 's lands energiecrisis. Dat werd hem niet in dank afgenomen. Ben Jennings, de cartoonist van de Britse krant The Guardian, wist er wel raad mee.

Ik wilde een tijdje geleden al een keer bloggen over gas. Dat was ruim vóór de komst van de misleidende krantenkoppen. Toen ik met mijn liefje onze recente rondreis door Andalusië voorbereidde, las ik over de gaspijpleidingen die vanuit Algerije naar de Andalusische kustplaatsen Tarifa en Almeria lopen. Spanje heeft een van de beste infrastructuren ter wereld voor gastransport en is op dit punt een van de onafhankelijkste landen van Europa. Mijn twee vaderland ontvangt gas uit Noord-Afrika, zowel door kilometerslange buizen over land en op de zeebodem als via tankers die vloeibaar aardgas (LNG) transporteren. Deze transportmiddelen worden ook wel methaanschepen (‘metaneros’) genoemd. Je herkent ze aan de grote stalen bollen op het dek.

Zo’n methaanschip heeft een gascapaciteit van 165.000 kubieke meter (m3). Het gas wordt vloeibaar gemaakt in speciale fabrieken en vandaaruit naar de schepen gepompt. Spanje heeft een flink aantal van die methaanboten. In de kustplaatsen Barcelona, Cartagena, Huelva, Gijón, Sagunto en Bilbao staan zogenaamde ‘regasificadoras’, fabrieken die het vloeibare gas (op -160º Celsius) weer in zijn oorspronkelijke vorm terugbrengen en in het nationale gasnetwerk doen opgaan. Tot nu toe werden dit jaar 197 boten met gas uitgeladen. Het goede aan deze scenario´s is dat we in dit land niet afhankelijk zijn van het onbetrouwbare Rusland. (Slechts 10% van het gas komt uit Rusland.)

We zijn in Spanje wel afhankelijk van Algerije, een van de top10 landen met de grootste natuurlijke gasreserves ter wereld. Dat land heeft nu dus een hoog oplopend geschil met buurland Marokko. Die kinnesinne heeft te maken met de status van de westelijke Sahara. De souvereiniteit over het gebied wordt betwist: zowel Marokko als de Sahrawi Arabische Democratische Republiek (SADR) maken er aanspraak op. Algerije schaart zich al jarenlang achter Polisario, de onafhankelijheidsbeweging van Sahrawi. Vorig jaar liepen de spanningen tussen beide landen verder op, met deze stap als nieuw dieptepunt in de relatie.   

Het geschil leidde tot de sluiting van de Maghreb-gasleiding op 31 oktober j.l. Die gaspijpleiding van 1.400km lengte was tot dan toe 25 jaar lang in gebruik. Mijn liefje schrok zich een hoedje van dit nieuws. Geen gas meer?! We koken en douchen erop en hebben een gaskachel in de woonkamer. Het goede nieuws is dat die kachel nog niet aan is. Vorig jaar gebeurde dat op 1 november (voor de avonduren). We zitten hier overdag en 's avonds nog met de deuren en ramen open.

Ze stuurde mij twee artikelen door die ik van haar moest lezen. Mijn eerste reactie was: SpanjeVandaag en Trouw zetten beiden nogal misleidende koppen boven hun artikelen. ‘Spanje heeft genoeg gas in opslag voor 40 dagen’ en ‘Slecht nieuws voor Spanje en Portugal: Algerije draait gaspijpleiding via Marokko dicht’. De soep wordt niet zo heet gegeten als'ie wordt opgediend. Er is sprake van onnodig paniekzaaien en onjuiste berichtgeving. 

Dat neemt niet weg dat de energieprijzen ook in dit land snel stegen en blijven stijgen; door de gestegen gasprijs. Een megawattuur op de energiemarkt was in augustus van dit jaar 35% hoger ten opzichte van diezelfde maand in 2020. In september werd hier bijna dagelijks een nieuw prijsrecord gebroken. In Spanje zijn flexibele tarieven van toepassing (geen vaste). Veel Spaanse elektriciteitsbedrijven berekenen de werkelijk kosten direct door aan de klant, dus iedere schommeling is direct voelbaar in de huishoudknip. De Spanjaard Josep Borell, EU-buitenlandchef, noemde zijn vaderland hierom de kanarie in de Europese kolenmijn. De meeste Europese landen hanteren een vaste jaarprijs in  hun energiecontracten. Daar zien burgers pas bij het afsluiten van een nieuw jaarcontract wat de precieze prijsstijging was. 

Ik zei haar dat ik iets anders had gelezen over de gasaanvoer naar Spanje. Mijn info kwam rechtstreeks van Spaanse kranten (onder andere El País en La Verdad) en daarin werd deze kwestie feitelijker beschreven. Die ligt genuanceerder. Een van de twee gaspijpleidingen naar Spanje is inderdaad gesloten. Exporteur Algerije heeft echter toegezegd zich aan de contractuele verplichtingen jegens deze klant te houden. Het land zal, met een op te voeren capaciteit via de pijpleiding naar Almería, de 750km lange Medgaz-pijp, en via ingehuurde tankers met vloeibaar gas de hoeveelheid leveren die ons contractueel toekomt. Voor die opgevoerde capaciteit moet aan Algerijnse zijde nog wel werk worden verzet maar er lijkt geen reden tot paniek.

Niet alleen Spanje krijgt geen gas meer via de Maghreb-pijplijn, Marokko evenmin. Algerije had alle commerciële banden met Marokko al verbroken en nu wordt ook het gascontract met het buurland  dus niet verlengd. In de Spaanse kranten die ik las, wordt Marokko aangewezen als grootste verliezer. Niet alleen vervalt hiermee een doorgiftebijdrage van 50-200 miljoen per jaar (afhankelijk van de hoeveelheid getransporteerd gas), het beeïndigen van dit contract legt ook twee electriciteitscentrales in het land plat die goed zouden zijn voor 10% van de totale energielevering van Marokko. Ingewijden menen dat dat percentage hoger ligt, eerder 17%. Die centrales worden overigens door twee Spaanse energiebedrijven gemanaged. De autoriteiten in Rabat waren er als de kippen bij om het Algerijnse besluit af te doen als onbeduidend” maar dat zou een poging zijn om gezichtsverlies te voorkomen.

Dit zou wel een grotere kwestie kunnen worden als Spanje een deel van de stilgelegde pijpleiding omkeert (niet letterlijk) en Marokko via reverse flow gas uit Spanje gaat geven, zoals men lijkt te overwegen. Dat zou tegen het reeds zere been van Algerije zijn en daarmee zou het land zichzelf diep in de vingers kunnen snijden. En dus ook in die van ons. De tijd zal het leren. Het hamesteren van gas in flessen - de veruit favoriete manier van koken en verwarmen voor de meeste Spanjaarden, is reeds begonnen… Wij hopen er deze winter warmpjes bij te zitten. Met of zonder schapendoes.


dinsdag 2 november 2021

The heat is on

Dit is 'm: de snel smeltende gletsjer in het Britse Antarctische Territorium die voortaan Glasgow Glacier heet. Die benoeming door premier Boris Johnson was vooral voor de bühne, aan de vooravond van de Klimaattop die afgelopen weekend begon in de Schotse stad met diezelfde naam. Maar de neergang is echt en de boodschap duidelijk: het gaat niet goed met de aarde door veranderend klimaat en het is de hoogste tijd dat daaraan iets substantieels wordt gedaan. En onder Britse vlag gaat dat gebeuren! Boris zou Boris niet zijn als hij niet met zo´n statement was gekomen. Dit wordt weer een longread. 

Er moet inderdaad veel progressie worden gemaakt in denken en doen, willen we de bijgestelde doelen van het Parijs-akkoord (2005) halen. Rijke landen moeten hun eigen CO2-uitstoot en die van de buitenlandse projecten substantieel gaan verlagen om onder 2°C opwarming te blijven. Beter nog: onder 1.5°C! Het Verenigd Koninkrijk, het zelfverklaarde Saoedi-Arabië van de windenergie, is voorzitter van deze COP26 in Glasgow die op 12 november zal eindigen. (We zullen zien.) In deze rol streeft de Britse voorzitter naar het veiligstellen van een wereldwijd netto nulpunt vóór 2050 en het binnen handbereik houden van die 1.5°C.

Een ontnuchterend feit: een stijging van 1.5°C zou nog steeds leiden tot een stijgende zeespiegel, verbleekte koraalriffen en een toename van hittegolven, droogtes, overstromingen, hevigere stormen en andere vormen van extreem weer in de hele wereld. Deze extremen zouden echter veel minder zijn dan met een stijging van 2°C. 

Onlangs downloadde ik het laatste rapport van het Milieuprogramma van de Verenigde Naties (UN Environment Program). Dit Emission Gap Report 2021 is getiteld ‘A world of climate promises not yet delivered’. Ik wist niet precies wat ik mij ermee op de hals haalde want het rapport is dik, dwars en doorleefd. Dat kan niet anders: er is zóveel te doen om het doel van nul uitstoot wereldwijd te halen! De eerste zin in het voorwoord is “Climate change is no longer a future problem. It is a 'now' problem.”

Het Intergovernmentele Panel voor Klimaatverandering (IPCC) stelde maanden geleden dat er nog steeds een kans is voor de wereld om beneden de drempel van 1.5°C te blijven maar dat zou behoorlijk wat gezamenlijke inspanningen vergen. De deskundigen van dit forum stelden ook dat we 50% kans hebben in de komende decennia over de drempel van 1.5°C temperatuurstijging te gaan als we doorgaan op de huidige voet. 

In het UNEP-rapport wordt nu gesteld dat we 50% kans hebben een onomkeerbaar punt te bereiken in de komende twee jaren. Falen is dan ook geen optie als we een doemscenario voor onze kleinkinderen willen voorkomen. Ik blogde het al vaker: wat we nu doen en besluiten ten faveure van het klimaat, in de jaren tot 2030 is van cruciaal belang. 

Europa´s klimaatpaus Frans Timmermans zei afgelopen weekend in een interview in de Volkskrant dat toen het coronavirus een coronacrisis werd, wij ouderen, grote offers vroegen van onze kinderen en kleinkinderen. Bij de klimaatcrisis moet het net andersom: wij moeten offers brengen voor het nageslacht. Maar dat zijn we ontwend. Onze (groot)ouders deden dat wèl na de Tweede Wereldoorlog. “Die bouwden het land niet op met eigen profijt voor ogen maar dat van hun kinderen en kleinkinderen. Dat gevoel moet terugkomen.” Dat spreekt mij aan als gewezen sociaal-democraat.

Timmermans is overigens van mening dat het nog niet te laat is. Hij wil Europa met zijn ‘Green Deal’ de groene oase van de wereld maken. Die koers is uitgezet en die is juridisch afdwingbaar. Als continent kunnen we een voorbeeld van een CO2-neutrale economie worden, in staat landen buiten Europa in de vaart der volkeren mee te trekken.

Psychiater en hoogleraar Damiaan Denys zei in een ander interview in dezelfde krant dat we een gevoel van solidariteit, van collectiviteit zijn verloren. We moeten weer leren om rekening te houden met anderen. We maken deel uit van een groter geheel, ook van de natuur. “Niet iedere boom is bedoeld om in jouw kachel te stoppen. De Grieken zagen dat elke boom, elke steen, elk water zijn eigen doel had. Het zou ons ook helpen zo respectvol naar de wereld te kijken.”

Wereldleiders moeten daarom nu besluiten of de temperatuur binnen de gestelde termijn onder de kritische grens blijft of er bovenuit gaat stijgen. De huidige beloften van landen leveren wereldwijd slechts een reductie van 7.5% emissie voor 2030 op terwijl een verlaging van 30% nodig zou zijn om tegen die tijd onder de 2°C opwarming te blijven (en 55% voor 1.5°C). 

Het is hierbij belangrijk te beseffen dat er wel kan worden gestreefd naar 0 uitstoot in 2050 maar dat haalt niets uit als in de tussenliggende jaren de drempel van 1.5°C wordt overschreden. Dan krijgen we te maken met dat beruchte point of no return… In het FD trof ik gisteren een artikel aan dat stelt dat het lastig is niet te vervallen in klimaatdefaitisme dezer dagen. We koersen af op een 2.7°C warmere aarde als we de plannen van de, aan de klimaatconferentie deelnemende overheden mogen geloven. De net voor de conferentie ingediende klimaatbijstellingen van China, het land met de hoogste CO2-uitstoot, zijn ronduit teleurstellend. In dat land gaat men zelfs uit van een piek in 2030 en de 0 wordt pas bereikt in 2060. Oude beloften in nieuwe zakken. Mijn benen verzuurden ervan!

De G20 bestaat uit de 20 landen die samen goed zijn voor 80% van de wereldhandel en tegelijkertijd debet zijn aan 80% van de wereldwijd uitgestoten broeikasgassen. Deze groep ligt totaal niet op schema om de bijgestelde doelen voor 2030 te behalen. Sterker: slechts tien van hen liggen op schema van hun oude, achterhaalde doelen. De leiders van landen die deelnamen aan de G20-topconferentie in Rome staken hun nek ook deze keer niet ver genoeg uit. Ze beloofden met elkaar ‘betekenisvolle en effectieve actie’. Vager kan niet! In de slotverklaring kwamen ze niet verder dan dat men de broeikasuitstoot tot 0 wil terugbrengen ‘rond halverwege deze eeuw’ (geen expliciet jaartal) en men maakte geen afspraken over sluiting van vervuilende kolencentrales in eigen land. Een veeg teken.  

Desalniettemin was de überoptimist van Nederland, in de persoon van demissonair premier Mark Rutte, die als gast was uitgenodigd bij dit G20-overleg, van mening dat er reden voor optimisme is. Tja. Hij is ook de man die in de afgelopen jaren verklaarde dat het Nederlandse klimaatbeleid vooral “haalbaar en betaalbaar” moest zijn. Het is zijn ultieme dooddoener, wat mij betreft. Tijden als deze vragen om visie en innovatie. Geen beleid met de voet op de rem. Rutte is ook in Glasgow. Daar sprak hij plenair en tegen buitenlandse journalisten zei hij daarna dat het is “time to move from blah blah blah to action”. Tja. Nou ja, beter laat dan nooit...  

Optimisme is een illusie”, oordeelde VN-secretaris António Guterres toen hij de slotverklaring van de G20-top las. “We face a stark choice: either we stop or it [carbon] stops us”.

Gisteren deed ik als Nederlandse in het buitenland met overtuiging mee aan het EenVandaag Opiniepanel van Gijs Rademaker over klimaat. Deze genuanceerde vragenlijst nam ongeveer 30 minuten van mijn tijd in beslag. Die zijn de moeite waard. Ook in deze enquête kon ik mijn ei goed kwijt.

In het UNEP-rapport, dat onderscheid maakt tussen de prestaties van G20- en niet-G20 landen, trof ik naast een pijnlijke dosis realisme ook interessante feiten en constateringen aan. Nederlanders wetenschappers droegen veel bij aan dit rapport, zowel als leidende auteurs als mede-opstellers. Dat was goed om te constateren. Ook namen van Spaanse wetenschappers en instanties kwam ik overal in het document tegen.

In dat rapport trof ik onder andere een diagram aan waaruit blijkt dat Spanje in de periode 2019-2021 veruit de hoogste reductie van koolstofdioxide ter wereld bereikte; bijna 20% ten opzichte van het voorgaande jaar. Ondanks die forse daling wereldwijd in 2020 (voor wie de oorzaak niet begrijpt: de coronapandemie en de strenge lockdown!), nam de concentratie van CO2 in de atmosfeer toe, las ik; die was gelijk aan de concentratie van het jaar 2010. CO2 is een zogenaamde cumulatieve verontreiniger met een lange levensduur dus aanhoudende reductie is nodig om een positief effect op de langere termijn te bewerkstelligen. 

Het gaat op deze klimaatconferentie niet uitsluitend over CO2. Ook over financiering van de maatregelen, waarbij rijke landen een fonds voor ontwikkelingslanden opzetten en jaarlijks vullen, en over ontbossing. Op dat laatste punt is al resultaat geboekt: meer dan 100 wereldleiders zegden toe om daaraan vóór 2030 een einde te maken. Ja, ook Brazilië en Indonesië! Dat zou  een grote stap voorwaarts zijn. Momenteel is het nog maar een toezegging en er is niets bindends afgesproken. Bovendien mogen overheden dan nog ruim acht jaar op dezelfde voet voortgaan... dus eerst zien, dan geloven!

Je hebt dus optimisten en pessimisten in de wereld. Zelf noem ik mij (voor het eerst in een blog van 2010) een realist met levenservaring. Zo iemand zou je ook 'een optimist-met-oog-voor-het-egoïsme-van-de-mens' kunnen noemen. Ik ken muzelluf en de andere Pappenheimers. De spreektijd van klimaatsceptici lijkt mij inmiddels wel voorbij te zijn. Klimaatoptimisten zijn van mening dat als we, als individuen, allemaal ons steentje bijdragen, het vast goedkomt met de aarde. Ik denk inderdaad dat we kleine maar belangrijke stapjes in de goede richting kunnen. Maar nooit meer vliegen naar een ver oord? Ik zou dat een drama vinden. (Mijn liefje las voor dat er 400 privéjets met deelnemers naar deze klimaatconferentie vlogen.) Flexitariër zijn bevalt ons goed en minder vlees eten ook maar nooit meer steak tartare van mijn vriendin? ¡Ai, no! Klimaat is een diep gesprek met je eigen geweten... Andere broodnodige beperkingen of veranderingen mag je ons vragen, zelfs opleggen. Daarin ga ik gewillig mee.

Cartoon van Jos Collignon
Offers brengen voor het klimaat ligt echter niet uitsluitend op het bord van burgers, het is ook en vooral een bedrijvenkwestie. Al jarenlang laten we de vervuilers onder hen hun gang gaan. In menig Westers land bleven ze decennialang ongemoeid. Daarin lijkt inmiddels een kentering te komen. Voorlopig doet geen enkel land echter voldoende om de eigen klimaatdoelen te bereiken. En dat wij dan in het rijke, verwende westen arme(re) landen gaan voorschrijven niets te doen dat wij decennialang wel deden, lijkt mij volledig ongepast.

Mijn liefje houdt mij al jarenlang, ter bemoediging, de volgende wijsheid voor: 'verander wat je niet kunt accepteren en accepteer wat je niet kunt veranderen'. Die leefregel werkt goed voor de kleinere dingen des levens. Niet per se als antwoord op grote levensvragen, zoals klimaatverandering er een is. Ik kan het gedrag van Rutte, laat staan van Poetin, Xi Ping, Morrison of Bolsonaro, niet veranderen maar dat wil niet zeggen dat we de laksheid van slappe wereldleiders moeten dulden. Wegstemmen die types! En wat nog meer? Hopen op moed bij wereldleiders en andere onderhandelaars van Cop26. 

Mijn eigen devies is kalm blijven en hopen op een doorbraak. Met de D van Daniël, de O´s van Omar, de R van Ruben, de B van Bo, de A´s van Ali en de K van Kevin. Aldus het nieuwe spellingsalfabet van Nederland. Wat een afgang om dat woord te moeten spellen met uitsluitend mannennamen. Wat een wereld... (Zucht.)