Illustratie: Tom Curry |
De behoefte om uit te zoeken hoe het zit met klimaatverandering en
opwarming van de aarde is gestoeld op puur eigenbelang. Ik ben zeker geen wetenschapsjournalist,
ik ben een betrokken blogger en wereldburger met behoefte aan feiten. Maar
zoals ik ook eet met mijn ogen, zo denk ik tevens met mijn hart. Wat ik bedoel te
zeggen, is dat mijn overtuigingen mede worden bepaald door mijn politieke
kleur, karakter, maatschappelijke positie en levensfilosofie. Als mijn liefje
en ik samenzijn met vrienden komen die onderwerpen regelmatig ter sprake. We
zitten zeker niet allemaal op één lijn. Het leidt dan ook vaak tot verhitte
discussies rondom de dis. Ook mijn vriendenkring kent klimaatsceptici. Het komt
in de beste kringen voor. Ik geloof niet dat er ontkenners tussen zitten, personen
als Trump die climate change en global warming ‘a hoax’ noemen. Ik denk niet
dat deze man ooit één paper of boek over het onderwerp las, in tegenstelling
tot mijn vrienden.
Zelf ben ik van mening dat menselijk handelen sinds de industriële
revolutie -het tijdperk waarin we op grote schaal fossiele brandstoffen gingen
verstoken- de planeet duur kwam te staan. Je hoeft geen wetenschapper of onderzoeker
te zijn om in te zien dat grootschalige industrie de aarde er in de afgelopen
260 jaar niet mooier op maakte. Als mens voel ik een morele plicht om een
steentje bij te dragen aan een leefbare planeet voor komende generaties. “Après nous, le déluge” vind ik
bijzonder egoïstisch. Dat vervuilende industrie flink mee moet betalen aan de opschoning
en vergroening van de aarde, is voor mij gesneden koek. Ik plaats mij hiermee
waarschijnlijk in de categorie ‘klimaatdrammers’ maar dat moet dan maar (al
dram ik niet). Ik doe daar niet hysterisch over. Het debat is op zich al verhit
genoeg.
De vraag naar hoe het precies zit met klimaatverandering en opwarming van
de aarde houdt mij al lange tijd bezig. Dat er iets mis is met de planeet, dat de zeespiegel stijgt, dat menselijk
handelen bijdraagt aan klimaatverandering, dat de CO2-uitstoot toeneemt en een belangrijke rol speelt in de opwarming van de aarde, lijkt mij evident. CO2 (koolstofdioxide)
is een anorganische verbinding van koolstof en zuurstof; een zogenaamd
broeikasgas. Dit gas komt van nature voor in de atmosfeer maar nam in de
afgelopen 150 jaar sterk toe. Waardoor? Volgens een recente US Geological
Survey kan de gemiddelde jaarlijkse vulkanische uitstoot -onder en boven water-
dit verschijnsel niet verklaren; die ligt rond 200 miljoen ton gas. De
gemiddelde uitstoot van, aan menselijk handelen gerelateerde, koolstofdioxide
ligt op 24 miljard ton per jaar.
Het gaat echter niet uitsluitend om koolstofdioxide. Methaan (het sterke
neefje van CO2), lachgas, ozon en waterdamp (water in gasfase) zijn
eveneens broeikasgassen die warmte vasthouden. Wolken die laag hangen, werken
verkoelend. Hoge wolken vangen net als broeikassen infrarode straling op en hebben
hiermee eveneens een opwarmend effect. Hitte wordt van nature opgenomen en
verminderd door broeikasgassen als het tussen de aarde en de atmosfeer beweegt.
Totdat de concentratie van die gassen dusdanig toenam dat dit natuurlijke
systeem verstoord raakte.
Het debat over klimaatverandering en opwarming raakte in de afgelopen
jaren sterk gepolitiseerd. Daarin vind je verdedigers van de consensus aan de ene kant en
klimaatsceptici aan de andere. Vaak loopt de scheiding langs politieke lijnen. Beide einden
van het spectrum vinden elkaar niet of nauwelijks in dit debat, iedereen zet de
hakken in het zand. Voor mij is het vooral een maatschappelijk debat. De aarde
is immers van ons allemaal.
Mijn klimaatsceptische vrienden zijn evenmin gek. Een veelgehoord bezwaar
uit hun hoek is dat de huidige klimaatprognoses uitgaan van het somberste
scenario: 6° Celsius opwarming in het jaar 2100, stijging van de zeespiegel met
2.5 meter. Maar loopt het wel zo’n
vaart? Zelf vind ik worst case-scenario’s niet zo gek want risico-analyses moeten
nu eenmaal uitgaan van het ergst denkbare.
Wie heeft er nu gelijk? Dat wilde ik graag uitzoeken.
Het was (lees)vriend Ben die mij enige tijd geleden het boek van Marcel
Crok overhandigde, getiteld ‘De staat van het klimaat’. Crok (1971) studeerde
Scheikunde en was redacteur van het populair-wetenschappelijke maandblad
Wetenschap & Techniek. In die hoedanigheid won hij in 2004 de prestigieuze
Glazen Griffioen-prijs met een artikel over de hockeystick-grafiek (later meer
daarover). Daarop besloot hij een boek te schrijven over het klimaat, onder
andere gefinancierd met het ontvangen prijzengeld. Crok schrijft over zichzelf
dat hij qua politiek het best bij GroenLinks past. Hij doet alles op de fiets
in woonplaats Amsterdam, gebruikt openbaar vervoer daarbuiten, heeft geen auto,
eet weinig vlees en als hij dat al doet, gaat hij bij voorkeur naar de
biologische slager, is tegen ongebreidelde consumptie. De ondertitel van zijn
boek luidt ‘Een koele blik op een verhit debat’. Dat alles intrigeerde mij.
Voor zijn boek las hij honderden wetenschappelijke artikelen, delen van IPCC-rapporten
en duizenden blogberichten. Bovendien interviewde hij wetenschappers aan beide
zijden van het klimaatspectrum. Dat leverde een bijzonder inspirerend boek op,
bomvol feiten. Goed en zeer degelijk werk. Aanrader! Het gaat voor dit blog te
ver om alle wetenswaardigheden op te noemen. Het zijn er gewoonweg te veel en
het is tamelijk complex. Je moet het boek zelf maar lezen. Voor mij was het in
ieder geval een eye opener. Andere bronnen die ik hier gebruik, worden
expliciet vermeld.
In wetenschappelijke papers over klimaatverandering en opwarming van de
aarde valt een rijkdom aan uiteenlopende theorieën te bespeuren. Bestaat er ook
consensus? De Australiër John Cook (geen klimaatwetenschapper) kwam met een
paper waarin hij claimde dat er in de klimaatwetenschappelijke literatuur
sprake is van een consensus van 97% waar het ‘anthropogenic climate change’
(ACC) en ‘anthropogenic global warming’ (AGW) betreft. Hij zegt daarmee dat de
overgrote meerderheid het erover eens is dat temperaturen in de afgelopen
decennia toenamen en dat deze trend wordt veroorzaakt door de uitstoot van
broeikasgassen, veroorzaakt door menselijk handelen. Slechts een miniscuul
percentage van de gepubliceerde onderzoeken zou die claim afwijzen. Die 97%-claim
werd door sceptische collega’s zorgvuldig weerlegd.
Klimaatconsensus is het door velen geaccepteerde idee dat broeikasgassen
een grote invloed op het klimaat uitoefenen. Je zou denken dat men het over deze
zuinige definitie eens zou kunnen zijn. Niets is minder waar. Het aantal
wetenschappers dat deze consensus niet onderschrijft, bleek veel groter dan
gedacht. Is het klimaat wel zo gevoelig als wordt geschetst? De mens heeft inderdaad
invloed op het klimaat maar hoe groot is die werkelijk? En is CO2 wel
de hoofdschuldige?
Een grote groep klimaatsceptici meent dat het natuurlijke invloeden zijn
die klimaatverandering domineren. Dit zal volgens hen in de komende decennia
niet veranderen. Er is een, weliswaar kleine, groep wetenschappers die denkt
dat opwarming van de aarde door de zon komt. En er zijn nóg minder wetenschappers
die zich afvragen of bestaande modellen wel goed genoeg zijn voor de onderzoeksdoelen.
Tja. Zoveel wetenschappers, zoveel meningen.
De algemene verwachting is wel dat verdubbeling van de CO2-concentratie
rond 2020 een theoretische opwarming van de aardetemperatuur zal geven van één
volle graad. Daarover is weinig
discussie tussen aanhangers van de broeikastheorie en klimaatsceptici. (Dat zou
je consensus kunnen noemen maar daarmee verklaar je het fenomeen niet...) Er zullen
ongetwijfeld mensen zijn die denken: al die ophef over slechts één graad?! Op
dit moment zien we het smelten van cruciale gletsjers aan de randen van Groenland
en snelle krimp van de noordelijke poolkap. Zuidelijker gelegen gebieden worden
vaker getroffen door fellere hittegolven, overstromingen, orkanen en
bosbranden. Ook in het diepe zuiden, Antarctica, smelten ijskappen in een niet
eerder vertoond tempo.
Dat de zeespiegel stijgt, lijkt een gegeven maar de vraag is of dat nu
versnelt. En of dat door opwarming komt. Volgens het IPCC, Intergovernmental
Panel on Climate Change (het klimaatpanel van de Verenigde Naties; daarover
later meer) is de aarde een badkuip die egaal volloopt. Volgens
aardwetenschappers is dat onjuist. Dat proces is vele malen complexer.
De opwarming van de aarde is een uiterst controversieel en ‘hot topic’ onder
klimaatwetenschappers. Er wordt gediscussieerd over wel of geen opwarming, over
het aantal graden, over hoe uniek die opwarming is, over de oorzaken (zijn het
wel broeikasgassen?), over de ernst van de gevolgen en over acties die nodig
zijn als de aarde deze eeuw inderdaad fors gaat opwarmen. Ook in de wetenschap
is men tot op het bot verdeeld. Knappe onderzoekers die ruziën over tienden van
graden meer of minder... Worden klimaatonderzoekers het überhaupt ooit over
iets eens? Voor buitenstaanders als ik is het bijna onmogelijk te weten wie
gelijk heeft.
Wat ik mij sowieso voornam, is uitzoeken welke wetenschappers zich roeren
in het internationale klimaatdebat en wie kan rekenen op de meeste bijval van
collega’s. Welke wetenschappers doen ertoe, waarom werden zij spraakmakend en gezaghebbend?
Op de website thebestschools.org,
een onafhankelijke Amerikaanse organisatie die studenten helpt bij het kiezen
van een universiteit en studierichting, deed journalist James Barham een poging
de belangrijke klimaatwetenschappers in kaart te brengen. Er zijn duizenden
mannelijke en vrouwelijke experts van meer en minder aanzien, uit uiteenlopende
disciplines van de wetenschap die zich over het onderwerp buigen. Eén ding
hebben ze gemeen: ze zijn allemaal gepromoveerd in een relevante
wetenschappelijke discipline. Barham hanteert twee criteria: wetenschappelijk
prestige en prominentie in het debat. Hoe meer wetenschappers in kwestie door
collega’s worden aangehaald, hoe overtuigender hun stempel op de discussie is. Uiteindelijk
kwam een lijst van 15 personen tot stand, tien consensus-wetenschappers en vijf klimaatsceptici.
Ik licht enkele van hen toe, beginnend met de eerste categorie.
De Amerikaan Wallace Broecker (1958) wordt wel de “Grootvader van de
Klimaatwetenschap” genoemd. Hij studeerde Geologie, promoveerde daarin en is thans
Geologie-professor aan het departement ‘Earth and Environmental Sciences’ van de
universiteit van Columbia. Broecker was de eerste die onderzoek deed naar de
geschiedenis van de oceanen sinds het Pleistoceen, aan de hand van radiometriek
op koolstof. Bovendien is hij de ontdekker van de ‘Great Ocean Conveyor Belt’,
een diepe stroming in de oceanen die door temperatuur en zoutgehalte wordt
voortgedreven. Deze transportband vervoert energie en warmte over de planeet en
helpt zo de temperatuur van de aarde te reguleren. Hij schreef meer dan 20
boeken en 900 peer-reviewed artikelen over het klimaat.
De Amerikaan James Hansen (1941) studeerde Astronomie en promoveerde als
fysicus. Hij was jarenlang directeur van de NASA maar is daar inmiddels
gepensioneerd. Hij is momenteel adjunct-professor van het programma ‘Climate
Science, Awareness and Solutions’ van de universiteit van Columbia. Hansen werd
onder andere bekend als de eerste wetenschapper die Amerikaanse politici bewust
maakte van de rol van de mens in de opwarming van de aarde. Als eerste ‘klimaatalarmist’
en aanhanger van de broeikastheorie getuigde hij daarover in de Senaat (1988).
De Amerikaan Michael Mann (1965) promoveerde als geofysicus aan de
universiteit van Yale. Hij is momenteel werkzaam als professor ‘Atmospheric
Science’ aan de staatsuniversiteit van Pennsylvania. Hij stelde de
hockeystick-grafiek op (1998), die hét symbool werd van de wetenschappelijke
controverse over klimaat. Volgens deze curve zou het klimaat in de laatste 1000
jaar vrijwel constant zijn gebleven (de steel van de hockeystick) en pas rond
1850 snel zijn gestegen (het blad). Conclusie: een vrij stabiel klimaat werd in
de 20ste eeuw wreed verstoord. Vooral de lange steel van de hockeystick baarde
opzien onder onderzoekers. Dat het klimaat van nature zo stabiel is, was het nieuwe
inzicht dat het ‘hockeyteam’ presenteerde. Want als natuurlijke factoren
nauwelijks tot schommelingen in het klimaat leiden, kan de recente opwarming
bijna alleen worden verklaard door broeikasgassen. Dit is cruciaal voor de
broeikastheorie: CO2 is de dominante factor, de dramatische
opwarming sinds 1900 komt door de uitstoot van broeikasgassen. Deze grafiek was
in 2001 het centrale thema van het derde IPCC-rapport.
De Canadees Stephen McIntyre (1947), wiskundige werkzaam in de mijnbouw,
toonde als eerste aan dat die curve fout was: de statistieken waren
gemanipuleerd. Mann moest dan ook in 2004 van het wetenschappelijke blad Nature een correctie schrijven bij zijn
oorspronkelijke hockeystick-artikel. Klimaatskeptici spraken voortaan over ‘Mann
made global warming’, consensus-wetenschappers en het IPCC bleven Mann en zijn hockeystick-grafiek
verdedigen. Dit wordt gezien als het keerpunt in het klimaatdebat.
De Brit Phil Jones (1952) promoveerde in Hydrologie. De meeste jaren van
zijn werkzame leven bracht hij door in de ‘Climate Research Unit’ van de universiteit
van East Anglia. Jones bracht de temperatuur van de aarde van de afgelopen 1000
jaar in kaart. Hij werd waarschijnlijk het bekendst vanwege zijn rol in Climategate, een kwestie in 2009 waarbij
een server werd gehackt waarop duizenden mails van hem en collega’s stonden. De
zin “hide the decline” in een bepaalde mail kwam in het oog van de storm terecht.
Hij gebruikte Michael Manns truc van de hockeystick-grafiek (het niet laten
zien van ongunstige data) om de daling van de temperatuur die inzette na 1960 te
verbergen. Bovendien waren er mails waarin stond dat klimaatsceptici geen
toegang moesten krijgen tot de meetgegevens. Deze correspondentie werd door een
klokkenluider naar buiten gebracht om licht te werpen op hun bedenkelijke
wetenschappelijke houding. Daarna ontstond een rel in wetenschappelijke kring
en in de Britse politiek. Na onderzoek in het Verenigd Koninkrijk werden Jones en
zijn collega’s min of meer vrijgepleit. Hij keerde terug naar het CRU maar niet
meer als directeur.
Klimaatsceptische wetenschappers figureren ook in de Top15 van belangrijke
klimaatwetenschappers die journalist James Barham, werkzaam bij thebestschools.org, in kaart bracht. Ook
zij verdienden hun sporen in de wetenschap. Hierbij een nadere toelichting.
De Zweed Lennart Bengtsson (1935) is misschien wel de bekendste
klimaatscepticus. Hij promoveerde in de meteorologie en was directeur van het ‘European
Centre for Medium-Range Weather Forecasts’ in het Verenigd Koninkrijk en van
het ‘Max Planck Institute for Meteorology’ in Duitsland. In 2014 ontstond een
dispuut omtrent een van zijn wetenschappelijke papers. Daarin stelde hij dat er
meer onzekerheden bestaan rondom de berekeningen van de CO2-uitstoot
dan de rapporten van het IPCC doen vermoeden. De publicatie werd door Environmental Research Letters geweigerd
vanwege vermeende fouten en dat zijn bijdrage de wetenschappelijke discussie
niet verderbracht. Bengtsson deed zijn beklag hierover. Hij maakte bezwaar
tegen de groeiende invloed van politiek op de wetenschap. Kort daarvoor werd hij
bestuurslid van een klimaatsceptische denktank en dat werd hem door
consensuscollega’s evenmin in dank afgenomen. Er kwam veel groepsdruk op hem om
zijn kritiek te staken en uit de betreffende organisatie te stappen. Hij deed het
allebei. Verbitterd.
De Amerikaan John Christy (1951) promoveerde in ‘Atmospheric Science’ en is professor aan de universiteit van Alabama. Hij is gespecialiseerd in remote sensing van het klimaat en klimaatverandering met behulp van satellieten. Hij werd, met collega Roy Spencer, bekend van de eerste succesvolle ontwikkeling van een satelliettemperatuurrecord. Christy beschuldigde IPCC, het klimaatpanel, van politisering van het debat. Hij betichtte collega-wetenschappers aan de andere kant van het spectrum van groepsdenken en kuddegedrag. Hij is van mening dat de gebruikte klimaatmodellen en datasets voor oppervlaktetemperatuur de veranderingen in de atmosfeer overdrijven en dat de feitelijke veranderingen niet zo alarmerend zijn als wordt geschetst. In verdere analyses stelt hij dat de, door IPCC voorgestelde acties die het broeikaseffect zouden moeten stoppen, een niet te merken effect zullen hebben op het klimaat. Het zou er alleen toe leiden dat energie veel duurder wordt en dat zal een negatief effect hebben op de economie. Christy schuwt de publiciteit niet, hij blijft zich roeren.
De Amerikaanse Judith Curry (1953) promoveerde in ‘Geofysics Sciences’ aan
de universiteit van Chicago. De klimatologe was hoofd van de ‘School of Earth
and Atmospheric Sciences’ aan de Georgia Institute of Technology. Haar
onderzoeksgebieden omvatten orkanen, remote sensing, atmosferische modellering,
polaire klimaten, lucht-zee interacties en het gebruik van onbemande
luchtvaartuigen voor atmosferisch onderzoek. Ze was de eerste
klimaatwetenschapper die opwarming van de aarde in verband bracht met oorkanen.
Ze begon als volgeling van het klimaatpanel maar extreme claims maakte haar tot
antagonist. Ze gelooft nog steeds dat menselijk handelen bijdraagt aan
klimaatverandering en leidt tot opwarming. Zij twijfelt echter aan de mate
waarin men nu aanneemt dat het gebeurt. Onder president Obama ging het wat haar
betreft de verkeerde kant op. Curry was er niet van overtuigd dat president
Trump’s acties de klimaatwetenschap zou schaden. In 2017 moest ze onder zware druk
van tegenstanders vervroegd de Academia verlaten. “I no longer know what to say to students and postdocs regarding how to
navigate the craziness in the field of climate science.” Sindsdien heeft
ze een eigen bedrijf met onderzoekstools en houdt ze een blog bij over
wetenschap en klimaat, Climate Etc.
De Amerikaan Richard Lindzen (1940) kreeg eveneens veel kritiek over zich heen vanwege zijn klimaatscepsis. Hij promoveerde in Toegepaste Wiskunde, aan de universiteit van Harvard. Hij is thans emeritus-hoogleraar aan het departement van ‘Earth, Atmospheric and Planetary Sciences’ van het MIT. Hij werkte weliswaar mee aan specifieke hoofdstukken in IPCC-rapporten maar begon zich in de loop van de jaren 90 zorgen te maken over de betrouwbaarheid van computermodellen op basis waarvan het klimaatpanel officieel rapporteerde en waarop andere extreme klimaatprojecties werden gebaseerd. Lindzen is van mening dat het klimaat veel minder gevoelig is voor broeikasgassen dan huidige modellen aangeven en aankunnen.
De Amerikaan Richard Lindzen (1940) kreeg eveneens veel kritiek over zich heen vanwege zijn klimaatscepsis. Hij promoveerde in Toegepaste Wiskunde, aan de universiteit van Harvard. Hij is thans emeritus-hoogleraar aan het departement van ‘Earth, Atmospheric and Planetary Sciences’ van het MIT. Hij werkte weliswaar mee aan specifieke hoofdstukken in IPCC-rapporten maar begon zich in de loop van de jaren 90 zorgen te maken over de betrouwbaarheid van computermodellen op basis waarvan het klimaatpanel officieel rapporteerde en waarop andere extreme klimaatprojecties werden gebaseerd. Lindzen is van mening dat het klimaat veel minder gevoelig is voor broeikasgassen dan huidige modellen aangeven en aankunnen.
Zo. Even pauze. Wordt morgen vervolgd.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten