Wat een aanfluiting was de Haagse politiek, en met name het gedrag van leden van kabinet-Schoof, in de afgelopen week. Deze regering struikelt van crisis naar crisis. Er schijnt ook groot gebrek aan fatsoen te heersen in die gelederen. Dat is slecht voor Nederland!
Zondag jongstleden was het NPO-programma ‘Van Kooten en De Bie: Vijftig jaar Simplisties Verbond’ te zien op de Nederlandse tv. Ik had die avond veel ‘Oh ja!’-momenten. Het was een compilatie van enkele van de onovertroffen typetjes van Kees van Kooten en Wim de Bie. Daarmee bracht de VPRO een ode aan deze twee genieën. Op 28 oktober 1974 richtten zij het Simplisties Verbond op in een suf zaaltje in het Amsterdamse hotel Krasnapolsky. De mattenklopper werd hun symbool vanwege het oer-Hollandse, degelijke, propere, reinigende karakter, én vanwege de grafisch simpele, maar ongemeen krachtige vorm. Later deze maand begint de tiendelige serie ‘Toen werd nu’ over dit tweetal; vijf uitzendingen dit jaar, vijf in het voorjaar van 2025.
Koot & Bie maakten spraakmakende programma’s waarin ze onvergetelijke types neerzetten. Wie herinnert ze, of kent ze, niet?! De vieze man (Van Kooten), meneer Foppe (De Bie, tragi-komische man), de geilneef (Van Kooten, het is weer zomer!), Walter de Rochebrune (De Bie als kluizenaar), Jet en Koosje Veenendaal (samen, zussen uit het Gooi), O. den Beste (De Bie als ex-leraar Duits), De Positivoos (samen, gristelijk popduo), zwerver Dirk (De Bie, biertje!), Carla en Frank van Putten (samen, moeder en zoon), wethouder Hekking (Van Kooten), professor Akkermans (Van Kooten, altijd genoemd!), Arie en Gé Temmes (samen, brompotbroers), Koos Koets (Van Kooten, oudere jongere), Bert en Dien Meibos (samen, oprichters van de Gerrit Braks-fanclub). En honderden meer.
Zij waren de tv-helden van mijn adolescentie. Mooie Meneren! Ze leerden mij kritisch kijken naar mijzelf, mijn land en de medelanders. Ze leerden mij de betekenis van grimlachen. Ik vond ze geweldig vanaf de eerste keer dat ik ze zag en hoorde. Hun woordenspel sloeg aan bij mij. Ik denk ook dat ze mijn gevoel voor ironie hebben aangewakkerd: A zeggen maar B bedoelen. Zowel mijn liefje als ik bleef voor hun programma thuis, zo bleek nadat we elkaar leerden kennen eind jaren '80. Vanaf dat moment keken we samen verder, dat maakte de ervaring nóg leuker. Ik durf te zeggen dat we er vaak voor thuisbleven.
Koot en Bie presenteerden in 1980 De Tegenpartij van Tedje van Es en F. Jacobse, twee ‘vrije jongens’ uit Den Haag. Als antwoord op het ‘hete hangtaboe’ van de multiculturele samenleving bepleitten zij een ‘multo-radiale samenleving’. Geïnspireerd door een neef uit Zuid-Afrika, waar ‘alle buitenlanders hun eigen thuisland hebben’, ontwikkelde ordeleider Van Es een plan om bevolkingsgroepen te spreiden over het land.
Grieken naar de Waddeneilanden: de provincie Grieksel. Tunesiërs en Marokkanen naar Friesland en Groningen: Tunesingen. Turken naar Drenthe (vanwege de schapen): Turkenburg. Veluwe voor de Molukkers: Molluwe. Surinamers naar het warme zuiden: Surin. Arabieren naar Brarabant. Italianen naar Overijssel, naar Littel Italie. Alle witte Nederlanders naar de Randstad: Blankstad, dat voor de rest van het land alleen met een pasje toegankelijk was. Het voordeel was dat je op vakantie kon gaan in eigen land. Alles onder het motto: maak van alle buitenlanders binnenlanders en van alle bange burgers vrije jongens.
Briljante tv. Jacobse en Van Es trokken discriminatie en racisme in het absurde. Daarmee legden ze in feite de apartheid bloot die ten grondslag lag aan het multiculturalisme. Het klassieke racisme meent dat andere etnische groepen achterlijk zijn. De eigen cultuur is beter, beschaafder dan die van de ander.
Koot & Bie waren in alles hun tijd ver vooruit. Ze voelden haarfijn aan wat er speelde in de maatschappij en maakten er satire van. Onderbuikgevoel, gender, privacy, oorlog, populisme, taalverloedering, racisme. ‘Samen voor ons eigen’. De thema’s van toen zijn de thema’s van nu. In alle verkiezingsfilmpjes van de PVV, die zichzelf graag afficheert als de hedendaagse tegenpartij, wordt gesteld dat zij opkomen voor Nederland. ‘Nederland voor de Nederlanders’.
In een essay van 2009 in het cultureel-literair tijdschrift De Gids las ik in dit verband dat de vraag naar de ware Nederlander leidt naar ‘de paradox van de fundering van de natie’. Wat was er eerder: Nederland of de Nederlanders? Waren er Nederlanders voordat Nederland bestond of ging de stichting van Nederland vooraf aan het bestaan van Nederlanders? Was er sprake van een spontane consensus onder de bevolking of kwam er een autoritaire wetgever aan te pas? De Vader des Vaderlands (Willem van Oranje) kan per definitie geen kind van het vaderland zijn. Nederland werd dus kennelijk gesticht door een niet-Nederlander. Iedere migrant herinnert ons aan dit ‘allochtone’ karakter van Nederland. DNA-onderzoek uit botten toonde jaren geleden aan dat Nederland in de pre-historie al één grote smeltkroes van volkeren was. Maar tolerantie lijkt niet meer in onze genen te zitten... Tja.
In dat essay las ik verder dat de mythe van het Sociaal Contract (!), die veronderstelt dat het volk aanwezig was bij de eigen geboorte, verhult dat ‘het volk’ gaandeweg ontstond nadat een enkeling of een groep gelijkgestemden had bepaald aan welke kwalificaties een volwaardig Nederlands staatsburger moest voldoen. Ze konden de norm zo formuleren dat deze gaandeweg ruimte bood aan steeds meer groepen. Maar de buitengeslotenen behielden altijd een achterstand.
Ik moest terugdenken aan een uitspraak van de allochtoon Máxima Zorreguieta tijdens haar inburgering in 2007. Zij zei dat dé Nederlander niet bestaat. (Ze zei dit overigens niet letterlijk. Wel dat ze ‘dé Nederlandse identiteit niet had gevonden’.) De gewraakte uitspraak lag zeer gevoelig in een periode waarin nationaliteit en nationale identiteit onder een vergrootglas lagen. De Nederlandse politiek werd op dat moment gekenmerkt door hevige debatten over migratie en integratie, aangezwengeld door Geert Wilders en zijn PVV. Onze latere koningin zag het echter goed. In de behandeling van migranten blijkt de beschaafde Nederlander achterlijker dan achterlijk, terwijl de achterlijke migrant van de weeromstuit Nederlandser dan Nederlands lijkt.
Herinner je je ‘groentenist’ Blok en klant Mehmed Pamuk? (Twee andere typetjes van Koot & Bie.) Blok sprak zijn klant toe in een dom brabbeltaaltje. ‘Izzegoed, apies (aardappels), de appel zit vol beesies (vitaminen)’. Pamuk, daarentegen, sprak hypercorrect Nederlands: ‘hij vervoegde zich bij de zuivelhandel voor lammetjespap’. Hilarisch en wrang tegelijkertijd. Satire op zijn best!
Nationalisten willen de ander zonder hun anders-zijn. Dit wijst erop dat er tussen alle schijnbaar gelijkwaardige groepen één groep is wiens normen en waarden heimelijk de dienst uitmaken. Alle Nederlanders zijn gelijk, maar sommige Nederlanders zijn gelijker dan anderen. Dat is het Gat van Nederland, de kloof van de domheid die Nederland splijt, de bron van alle spanningen. Toen en nu.
De tragiek is ook dat de Nederlanders die zich onder het motto ‘Nederland voor de Nederlanders’ verzetten tegen migranten, vechten tegen hun eigen spiegelbeeld: beide groepen wonen in dezelfde achterstandsbuurten, hebben eenzelfde lage opleiding en inkomen, omhelzen dezelfde normen en waarden.
Ook het essay in De Gids is vandaag de dag nog relevant. De geschiedenis blijft zich herhalen en dat is pijnlijk.