Translate

woensdag 16 oktober 2024

Ze maakten er een potje van

De hele maand oktober worden hier de patroonsfeesten gevierd. Dit zijn belangrijke katholieke feesten in een land dat echter langzaam maar zeker ontkerkelijkt. Wij wonen in een plaats die Pilar de la Horadada heet. De patroonheilige om wie het hier draait is Onze Lieve Vrouwe van Pilar, een van de oudste Maria-heiligen. Volgens de overlevering zag Jacobus de Meerdere, toen de moeder van Jezus nog in Jeruzalem woonde, haar in levenden lijve aankomen op de oever van de rivier de Ebro, vergezeld van een groep engelen die een zuil (pilar) meedroeg.

Jacobus (een apostel van Jezus) was een van de eerste heiligen die naar de westelijke grenzen van Europa reisde om het Evangelie te verkondigen. Zijn beenderen zouden begraven liggen in Santiago de la Compostella. Het Iberisch schiereiland, de finis terrae, maakte destijds deel uit van het Romeinse Rijk. De meegebrachte zuil schijnt tegenwoordig te worden bewaard in de Basiliek van Pilar in Zaragoza, in de autonome regio Aragón waar wij onlangs rondreisden. Religieuze Spanjaarden gaan er jaarlijks op bedevaart. 

Spaanse jongeren beleven deze patroonsfeesten op geheel eigen wijze. Met minder devotie, dat is zeker. Zij zien het vooral als een manier om samen te feesten. Er vloeit dan veel alcohol door de jonge keeltjes. Dat zagen we van heel dichtbij toen we naar Los Alcázares gingen om deelgenoot te zijn van de ‘Dia de la Hispanidad’. In de volksmond wordt 12 oktober Columbusdag genoemd. In dit land lijkt men (nog?) niet gebukt te gaan onder de eigen geschiedenis als voormalige kolonisator. In Nederland verwijderde men het standbeeld van Jan Pieterszoon Coen uit het straatbeeld en werd de Gouden Koets naar een donkere schuur verbannen. Je zou het een hedendaagse Beeldenstorm kunnen noemen. 

De door mij gewaardeerde historicus en schrijver Martin Bossenbroek (71) schreef een nieuw boek over dit thema, getiteld ‘Kolonialisme! De vloek van de geschiedenis’. Zelf noemt hij het een pamflet en dat geeft de politieke lading aan. Hij stelt dat er een punt moet worden gezet achter het koloniale verleden; geen komma zoals premier Rutte eerder meende. Het einde raakt zoek als je al het leed uit het verleden wilt rechtzetten. Bossenbroek voelt niets voor het narratief van de borstkloppers (zoals Wilders, die zich menigmaal liet afbeelden als Michiel de Ruyter), noch van de boetedoeners. De ene groep is de verkondiger van ‘daar werd iets groots verricht’, de andere van ‘daar werd iets gruweljks verricht’. Het witte verhaal versus het gekleurde verhaal. Hij vindt het pijnlijk te constateren dat we door deze polisarisatie zelf bijdragen aan de afbraak van de democratie. En dat terwijl de klok voorttikt... Zijn opvattingen resoneerden bij mij. 

Hier wordt Columbus vereerd als de man die van Spanje een wereldmacht maakte nadat hij de Nieuwe Wereld ontdekte. (Per ongeluk, dat wel...) Mijn liefje las vorige week voor uit de Spaanse krant El País. 

Daarin was te lezen dat onderzoekers na 22 jaar speuren zeker menen te weten dat Cristóbal Colón (Christoffel Columbus) geen Italiaan uit Genua was. Het DNA in zijn beenderen uit cryptes in Italië en Spanje werd onderzocht. Er is ook een mausoleum in de Dominicaanse Republiek maar de autoriteiten weigerden medewerking aan dit project. Ze namen ook DNA-monsters uit de beenderen van Columbus' zoon Hernando, zijn broer Diego -die zijn broer niet (b)lijkt te zijn maar een verre neef- en zijn Spaanse moeder. Voor het DNA-onderzoek werd hulp ingeroepen van Amerikaanse en Australische experts. 

Spaanse wetenschappers van de Universiteit van Granada, onder aanvoering van geneticus Dr Lorente, denken nu zeker te weten dat deze ontdekkingsreiziger geen Italiaan maar waarschijnlijk een Spanjaard was. Ook denken ze dat de ontdekkingsreiziger, wiens expeditie over de Atlantische Oceaan in 1492 de loop van de wereldgeschiedenis veranderde, waarschijnlijk in West-Europa werd geboren; mogelijk in de stad Valencia. 

Cristóbal Colón zou een Sefardische Jood zijn. Ze vermoeden dat hij zijn Joodse identiteit verborgen hield of zich bekeerde tot het katholicisme om aan religieuze vervolging te ontkomen. Afgelopen zaterdag werd op de Spaanse tv (RTVE) een documentaire vertoond, getiteld ‘Columbus DNA: His True Origin’ die dit verhaal vertelt. Ik bekeek de docu onlangs op YouTube. Un gran puzle... Mooi gemaakt, spannend in beeld gebracht en fascinerend! Toen ik ’s middags thuiskwam om de laatste episode te bekijken, was de documentaire van het web verdwenen. Ik keek waarschijnlijk naar een illegale kopie. 

De kring van genetica-specialisten reageerde terughoudend op dit nieuws. Ze stelden vraagtekens bij de gehanteerde methoden en hekelden het gebrek aan wetenschappelijk bewijs. Er kwam immers geen publicatie in een wetenschappelijk tijdschrijft. Geschiedenisspecialisten vroegen zich vooral af waarom de grootste Columbus-kenners niet waren betrokken bij dit onderzoek. Anderen, zoals ik, zagen de ironie van het lot. Het Spaanse koningspaar (Ferdinand y Isabella) dat opdrachtgever en sponsor van Colombus was, maakte zich destijds schuldig aan vervolging, verdrijving en pogroms van Joden in het land. Hadden zij hun macht en rijkdom te danken aan de verrichtingen van de joodse Cristóbal... Tja.  

Ik weet niet hoeveel Spaanse jongeren interesse hebben in dit verhaal maar dat doet nu niet terzake. Deze nationale feestdag was voor menige jongeling een dag om te genieten van keiharde muziek, een flinke borrel en een lekker potje rijst met vrienden op het strand. En geef ze eens ongelijk! Er was die dag in Alcázares een groot aantal peñas aanwezig. Wij kennen deze aan Valenciaanse zijde ook. Dit zijn verenigingen van jong en oud, van groepen die op zo’n dag samenkomen om traditioneel te koken en met elkaar te eten. 

Zoals wij in Valencia onlangs ‘Dia de Valencia’ vierden met paëlla voor iedereen, door lokale peñas bereid, zo deden ze dat in Murcia met het feest van de Calderos. De Murciaanse caldero is een gietijzeren pot waarin diverse soorten vis uit de Mar Menor, talloze tenen knoflook, tomaten, rijst uit Calasparra, ñoras, saffraan en peper worden bereid tot een smaakvolle stoofpot. De maaltijd wordt geserveerd met aïoli. Er hingen die dag tientallen potten aan een driepoot boven open vuur op het strand. (De enige dag van het jaar dat dit is toegestaan.) De caldero is een van de oudste kookpotten die de mensheid kent. Heksen uit vervlogen tijden kookten erin. (Niet zelf, natuurlijk!) Als het gerecht aan tafel wordt geserveerd, wordt er een handgevlochten mand van aspertogras om de bloedhete pot gedaan.

Ook de peña van het lokale restaurant Ramon bereidde een caldero voor. Ik raakte in gesprek met twee van hun leden. Eentje stond knoflook en ñoras fijn te stampen in een vijzel. Zij meldden bij die gelegenheid op zoek te zijn naar een kokkin maar daarop reageerde ik niet. Ze nodigden mij uit te komen proeven als hun caldero klaar was. Ik bedankte hartelijk maar ook dat liet ik passeren. We reserveerden namelijk voor de lunch in ons favoriete lokale restaurant La Tropical. Bovendien ben ik niet erg happig op vissen uit de uiterst vervuilde Mar Menor. Lokale bestuurders en boeren langs de Mar Menor maakten er decennialang een potje van. Al tien jaar blog ik over het sneue lot van deze bijzondere lagune, de grootste binnenzee van Europa. 

Een van de opvallendste vrouwelijke chefs van dit moment in deze regio is de 37-jarige María Gómez. Zij heeft een restaurant dat in 2021 een Michelinster ontving, genaamd ‘Magoga’ in de stad Cartagena. ‘Where the Sea and the Countryside Embrace’, aldus de website. 

Gómez werd geboren in Fuente Alamo, een dorp in Campo de Cartagena (een van de grootste vervuilers van de Mar Menor). Haar culinaire opleiding kreeg ze in een catering centrum en een beroemde horecaschool in Baskenland. Ze deed ondere andere werkervaring op in het wereldberoemde Spaanse sterrenrestaurant El Bulli. Zij timmert aan de weg, gaf een kookworkshop tijdens de gastroweek in Los Alcázares waarin ze een typisch Murciaanse caldero bereidde. De kaarten waren razendsnel uitverkocht, we visten achter het net. Wij gaan dit restaurant zeker een keer bezoeken. 

Mijn lekkerste caldero at ik tot dusver bij El Mosquí, een visrestaurant in Cabo de Palos; de plek waar ik in de zomermaanden graag snorkel. Ik vertrouw erop dat ze daar gezonde vis gebruiken. Dit gerecht is al meer dan 50 jaar hun signature dish. Beetgare rijst, een mooi stukje vis (separaat geserveerd), huisgemaakte aïoli en heel veel smaken in de pot. Aanrader!  


vrijdag 11 oktober 2024

Pink

Jaarlijks sta ik stil bij oktober als wereldwijde borstkankermaand. Daar begon ik mee in 2009, het jaar waarin mijn liefje de diagnose borstkanker kreeg. De behandeling was intens maar verliep goed. Op de gespecialiseerde afdeling van het lokale ziekenhuis was zij in uitstekende handen. Het medische team daar was zeer capabel en toegewijd. Thuis ontpopte ik mij tot een heuse Zuster Clivia die haar met raad en daad bijstond. Ook dat overleefde zij. Sindsdien wordt ze jaarlijks gecontroleerd op de afdeling Oncología.

Zelf kom ik uit een zogenaamde ‘besmette familie’. In het gezin waarin ik werd geboren, bleek een gemodificeerde gen rond te waren die een verhoogd risico op borst- en/of eierstokkanker geeft. Mijn vader bleek deze foute gen onbedoeld te hebben doorgegeven aan zijn nageslacht. Maar toen dat werd aangetoond, was hij al overleden.

Ik raakte er in de loop van de jaren steeds meer van overtuigd dat ook mijn vader, net als zijn neef met wie deze familiekwestie begon, borstkanker had. Ik denk dat een tumor in een borst uitzaaide naar andere delen van zijn lichaam en dat hij daaraan overleed. Jarenlang klaagde hij over hevige pijn in een borst. Dat maakte ik bewust mee als puber. Iedereen, ook de cardioloog, dacht dat het een gevolg was van de openhartoperatie die hij in de beginjaren '70 van de vorige eeuw onderging. Men zocht en zocht naar een oorzaak van de pijn maar vond die nooit. Hij voelde zich nogal onbegrepen en was soms opstandig. In die tijd had men nog geen idee dat ook een man borstkanker kon krijgen. Mijn pa overleed begin jaren '80 aan iets dat niemand wist of kon verklaren. Ook medici niet. Op een dag was hij er niet meer. Borstkanker is dus niet uitsluitend een vrouwenziekte, al is het zeldzaam. Bij circa 10% van mannen die borstkanker ontwikkelen, komt de ziekte voort uit erfelijke aanleg. 

In het jaar van de ontdekking, liet eenieder in het gezin haar DNA onderzoeken. Zelf bleek ik geen draagster te zijn. Mijn zussen hadden minder geluk; zij waren alledrie draagster van dit rotgen. Alledrie kregen ze borst- en/of eierstokkanker in de daarop volgende jaren. Twee van hen overleden aan de gevolgen ervan. Gezien deze familiegeschiedenis raadde de Spaanse gynaecoloog mij jaarlijkse onderzoeken aan. Dat dat doe ik sindsdien braaf. 

Dus je begrijpt dat een maand als deze mij aan het hart gaat.

Groot was mijn verontwaardiging toen ik las en hoorde hoe in Nederland wordt omgegaan met vrouwen met veel klierweefsel in hun borsten. De 80.000 vrouwen in Nederland die dat betreft, hebben tweemaal meer kans om borstkanker te ontwikkelen dan vrouwen die dat niet hebben. Een vrouwenborst bestaat uit vet- en klierweefsel. Borstkanker is slecht zichtbaar op röntgenfoto’s van vrouwen met dicht borstweefsel. Vetweefsel is zwart op een röntgenfoto, klierweefsel is wit maar dat is een tumor ook. Hoewel deze groep dus een veel grotere kans heeft om kanker te ontwikkelen, worden er geen aanvullende MRI-­scans verricht. Deze vrouwen worden niet eens op de hoogte gesteld van het feit dat ze dicht borstweefsel hebben. Een gotspe! 

Het is aan één Nederlandse vrouw te danken dat deze bal ging rollen: Ineke van den Heuvel. Zij deed mee aan het Bevolkingsonderzoek en kreeg groen licht. Er bleek toch een tumor te groeien in een borst. De diagnose borstkanker werd later alsnog gesteld nadat ze naar de arts ging vanwege een knobbeltje. Helaas was er op dat moment al sprake van uitzaaiingen. Toen ze aan de radioloog vroeg hoe men die tumor had kunnen missen, was het antwoord dat het kwam door haar zeer dichte borstweefsel. Waarom kreeg ze dat na het onderzoek niet te horen? Die informatie mag de arts niet delen met de patiënte. 

Het opmerkelijke is dat ik al jaren een gedetailleerde uitslag van deze borstonderzoeken ontvang van de Spaanse radioloog die de beelden (van mammo en echo) beoordeelt. Daarin staat ook info over borstdichtheid. De radiologe die dat onderzoek de laatste keer beoordeelde, beval als eerste een MRI met contrastvloeistof aan om zeker te weten dat er niets kwalijks zit. Een doortastende vrouw die zich bekommert om de gezondheid van een andere vrouw. Tijdens het volgende consult met de gynaecoloog zal ik dit onderwerp ter sprake brengen. 

Vrouwen in Nederland stappen nu onwetend de mammobiel binnen. Circa acht van de 100 vrouwen die meedoen aan het bevolkingsonderzoek borstkanker hebben zeer dicht borstweefsel. Het hebben van zeer dicht borstweefsel is deels erfelijk bepaald. Op mammogrammen worden veel tumoren opgespoord maar voor vrouwen met zeer dicht borstweefsel werkt die techniek minder goed. Tot voor kort werd bij deze groep vrouwen 60% van de tumoren ontdekt. Dat kan veel beter en bovendien is de oplossing voorhanden. 

Vijf jaar geleden ontdekten twee Nederlandse onderzoekers na acht jaar studie onder 40.000 vrouwen (DENSE-studie) dat borstkanker jaarlijks bij honderden vrouwen met dicht borstweefsel eerder kan worden ontdekt door een aanvullende MRI-scan. De contrastvloeistof die vóór de scan aan de patiënte wordt toegediend, maakt een tumor goed zichtbaar op de beelden. (Op de foto hiernaast licht de tumor roze op.) 

Vroege ontdekking van een kwaadaardige tumor verhoogt de overlevingskans van een patiënt(e) aanzienlijk. Mijn liefje is daarvan een goed voorbeeld. Als de agressief groeiende tumor in haar borst twee weken later was ontdekt, was het niet goed afgelopen met haar. 

Na acht jaar betrouwbaar onderzoek en overtuigende resultaten besloot de Nederlandse Gezondheidsraad het advies van deze twee specialisten naast zich neer te leggen. De artsen gingen met hun resultaten ook naar het ministerie van Volksgezondheid en het RIVM. Hun pleidooi voor een aanvullende scan met contrastvloeistof haalde niets uit.  

Drie kanttekeningen hierbij: 1) het blijkt een regeringsbesluit uit 2011 te zijn om vrouwen bij het Bevolkingsonderzoek niet in te lichten over hun borstdichtheid. Edith Schippers (VVD) was destijds de verantwoordelijke minister van Volksgezondheid. Een vrouw, en nog een liberale ook! 

2) De Gezondheidsraad is tot dusver van mening dat vrouwen maar onnodige stress ervaren als later zou blijken dat er niets mis is met hun borsten. Dat zou psychisch en fysiek té belastend zijn. Mannen die voor vrouwen denken: wat een paternalisme anno 2024! En dan te bedenken dat de missie van deze Raad is ‘gezondheid helpen bevorderen voor iedereen’.

Bij mij werd in 2019 een biopt (hapje weefsel) uit een borst genomen nadat de toenmalige radioloog op de echografie (niet op de mammografie) een verdachte plek meende te zien. Het bleek goedaardig te zijn dus het was loos alarm. Daar moet je mee leren omgaan. Het leven zit vol met dit soort verrassingen. Mijn opluchting was vele malen groter dan de stress. De behoefte om precies te weten hoe iets medisch zit, is bij mij altijd groter geweest dan de vrees voor ziekzijn. Kanker kan eenieder overkomen. Een op de zeven vrouwen krijgt borstkanker in Nederland. Een op de twee Nederlandse burgers krijgt bij leven een of andere vorm van kanker. 

3) Als je als vrouw van niets weet, kun je ook niet in actie komen. Je kunt beginnen met het opvragen van je eigen mammogrammen na een bevolkingsonderzoek. Met codes wordt in het rapport aangegeven welk type borstweefsel je hebt. A t/m D, waarbij D staat voor zeer dicht borstweefsel. 

De zieke Ineke kon zich evenmin bij de ontstane situatie neerleggen. Voor haarzelf kwam actie te laat maar haar dochter heeft eveneens zeer dicht borstweefsel. Ze schreef Tweede Kamerleden aan, vroeg om opheldering bij het Miisterie van Volksgezondheid (van PVV-minister Fleur Agema) en bij de Gezondheidsraad. Vorige maand schreef ze een kritische brief aan staatssecretaris Karremans (VVD) van Jeugd, Preventie en Sport. Die liet, na alle recente ophef, het volgende weten via zijn woordvoerder.

Hij betreurt het dat de uitslag van een mammografie voor sommige vrouwen onzekerder is maar hij acht het ‘niet verantwoord’ om vrouwen in te lichten over hun borstdichtheid. Hij wil ze ‘niet belasten met informatie waaraan zij geen vervolg kunnen geven’. Ik vind dit ongehoord. Laat vrouwen zelf beslissen waarvan ze stress krijgen! Weten of je een verhoogd gezondheidsrisico loopt als vrouw, is een recht. En vrouwenrechten zijn geen mannenzaak; dat is aan vrouwen zelf. 

Zolang er geen beleid is in Nederland over borstdichtheid wordt een aanvullende MRI niet vergoed door de zorgverzekeraar. Vrouwen krijgen -meestal- geen doorverwijzing alleen maar omdat ze zich zorgen maken. 

Ineke overweegt nu een procedure te starten bij het College voor de Rechten van de Mens; hét officiële mensenrechteninstituut van de Nederlandse staat. Wij steunen haar.


zondag 6 oktober 2024

Aethon

Dit is een blog met uitsluitend goed nieuws. Mijn favoriete radioprogramma ‘Vroege Vogels’ won onlangs de Irispenning. Deze prestigieuze prijs wordt uitgereikt aan organisaties, projecten of personen in Nederland die gedurende langere tijd –minimaal vijf jaar– op innovatieve en eigenzinnige wijze een breed publiek weten te bereiken en te informeren over onderwerpen op het terrein van wetenschap en techniek. Joehoe! Vroege Vogels, dat al 35 jaar bestaat, wordt wekelijks beluisterd door 500.000 luisteraars. Ik ben een trotse volgelinge. Terwijl ik zit te bloggen, hier en nu, staat het programma aan. Er is ook altijd prachtige klassieke muziek te horen tussen de boeiende reportages door. 

Mijn liefje en ik reden laatst naar natuurpark El Hondo toen we een kilometer voor de ingang van het park een stuk of zes Europese bijeneters op een electriciteitskabel zagen zitten. Ik reed langzamer om deze kleurrijke vogels goed te kunnen bekijken. Ze vlogen op en keerden terug. Ik was enthousiast. Wellicht zouden we ze ook kunnen zien in het park. Het was jaren geleden dat ik deze migranten in vogelland voor het laatst had gezien. Toen woonden we nog op de golfbaan van Lomas de Campoamor. We reden door naar de ingang van het park en zagen overal watervogels op- en overvliegen. Dat beloofde wat! 

We waren nog niet uitgestapt of het snerpende geluid van een maaimachine vulde de lucht. Het leek aanvankelijk één snoeier te zijn maar het bleken er drie. We ontwaardden ze in hoge rietkragen. Was dat nu nodig op de dag dat wij daar waren om rustig naar foeragerende vogels van heinde en verre te kunnen kijken?! Tja. Het mocht de pret maar een beetje drukken. Tussen de flamingo’s, grote en kleine reigers, juveniele en volwassen steltkluten, waterhoenen, eenden en een enkele plevier vertoefde er die dag een grote groep zwarte ibissen (eveneens trekvogels). En veel grote en kleine libellen; sommigen copulerend. Dat gaat er niet zachtzinnig aan toe. Het mannetje grijpt het vrouwtje achter haar kop beet met zijn achterlijfaanhangsels en sleept haar mee over het water. Foto's hiervan zijn te vinden in mijn España 2024-webalbum. 

Vandaag is het wereldwijd ‘Dag van de vogels’. Ik wilde ons inschrijven voor een begeleide excursie in een van de twee natuurparken in de omgeving maar ze waren allebei reeds volgeboekt. Niks om over te treuren, ik vind het vooral goed nieuws. Goed dat er zoveel anderen aandacht besteden aan deze dag en aan het lot van vogels. Wij gaan later vandaag een ronde doen in de eigen woonomgeving. Afgelopen week spotte ik al enkele migrerende vogelsoorten op het eigen strand en in de belendende duinen. Zo zag ik een grote groep drieteenstrandlopers en een klein aantal sternen die probeerden een visje mee te pikken. Altijd een feestje om ze hier te zien, wetend dat ze op een lange doorreis zijn. 

De regelmatige lezer herinnert zich waarschijnlijk dat we onlangs een rondreis door Aragón maakten en dat we de Laguna de Gallocanta bezochten om migrerende kraanvogels uit het hoge Noorden te zien. Op het hoogtepunt van de migratie kunnen het tienduizenden vogels zijn. Op dat moment stond er welgeteld nul kraanvogel in die lagune. We waren te vroeg. Vanmorgen las ik dat de eerste grullas’ daar zijn gearriveerd. Het zijn er 30 en ze komen uit Noord-Frankrijk. (Dat weet men door de ringen.) Ik zag nogal slechte foto's maar ze waren het echt.

Laatst las ik het wonderlijke boek ‘Wolkenstad’ van Anthony Doerr waarin onder andere wordt verwezen naar de Griekse herder Aethon. Hij verlangde ernaar in een vogel te veranderen om zo naar een utopisch eiland in de wolken te kunnen vliegen. De auteur noemt dat oord met een knipoog ‘Cloud Cukoo Land’ (dat is de oorspronkelijke Amerikaanse titel van dit boek). Doerr maakte van een 24 eeuwen oud verhaal van Antonius Diogenes een moderne variant met vijf verhaallijnen. Kunnen vliegen naar een magisch oord zou ik ook wel willen... Al droom ik er nooit over. Wie wil nu niet naar de perfecte plek in de clouds? Een professioneel wolkenstaarder toch zeker wel! 

Dit jaar wordt ook het 70-jarig bestaan van SEO Birdlife gevierd, de Spaanse Vereniging voor Ornithologie. Dit is een NGO met meer dan 25.000 leden en 180.000 anderssoortige enthousiastelingen; daar ben ik er eentje van. De organisatie begon in dit land maar inmiddels bestaat er ook een SEO International, met 13 miljoen supporters wereldwijd. In de afgelopen decennia verzamelde men 16 miljoen vogelgegevens via burgerwetenschappelijke programma’s. Ter ere van dit jubileum koos de organisatie de vogel van het jaar. Dat werd de roerdomp, een waadvogel die in het Rode Vogelboek van Spanje staat. Deze reigersoort heeft de status ‘ernstig bedreigd’ want de meeste wetlands in Spanje zijn in erg slechte staat. 

Een recent project van SEO Birdlife is onderdeel van de database MIGRA, die meer dan tien jaar geleden werd opgezet. Deze gegevensbank over migrerende vogels groeide enorm in de afgelopen jaren. Met het nieuwe project kun je nu van enkele soorten een interactieve kaart zien met hun bewegingen. Ik bekeek onder andere de kaart van zwarte gieren die momenteel van Spanje naar Senegal (West-Afrika) vliegen. 

National Geographic verkoos deze maand de makers van de beste vogelfoto’s van 2024. Er waren dit jaar 23.000 inzendingen van over de gehele wereld. De algemene winnaar -Photographer of the Year- is de Canadese fotografe Patricia Homonylo. Haar gouden foto in de categorie ‘Conservatie’ is getiteld ‘When worlds collide’. Je moet even goed kijken om te zien wat ze hiermee vertelt. Ze stak veel tijd en energie in de compositie van de winnende foto. Ze verzamelde 4.000 grote en kleine vogellijkjes die in de stad Toronto tegen een raam waren gevlogen en die crash niet overleefden. Elk jaar overkomt dit 1.3 miljard vogels in Noord-Amerika. De dode vogels worden nooit als oud vuil achtergelaten. Honderden vrijwilligers rapen ze op en geven ze een plek in de jaarlijkse ‘Bird Layout’. Het geeft aan wat de invloed is van de mens op het vogelleven. 

De prijs voor de grappigste vogelfoto ging naar de Amerikaanse fotografe Nadia Haq. Ze noemde haar foto ‘Een moderne danseres’. Ze nam de foto van deze Adélie-pinguïn op Antarctica. Ze zat met haar man en kind in een zodiac op weg naar een ijskap toen de vogels zich daar uit de voeten probeerden te maken. Deze uitglijer van jewelste zorgde ervoor dat ze in de prijzen viel.

De mooiste foto vond ik zelf de inzending van de Amerikaanse computeringenieur Jack Zhi die natuurfotografie als hobby heeft. Zhi won dit jaar in de categorie ‘Vogelgedrag’. De titel van zijn foto is ‘Jong & speels’. Hij legde een jonge valk vast die in de lucht stil lijkt te staan om een vliegende Monarch-vlinder eens goed te bekijken. Prachtig! Vorig jaar behoorde Zhi ook al tot de prijswinnaars met een spectaculaire foto van een valk die vliegend zijn nest verdedigt tegen een bruine pelikaan. Nog even en hij kan van zijn hobby zijn nieuwe beroep maken, vermoed ik. 

De foto in de kop van dit blog, getiteld ‘Gefluister van de dagenraad’ is van Hermis Haridad. Hij is geboren in India maar woont momenteel in Dubai (Verenigde Arabische Emiraten). Hij is dit jaar de winnaar in de categorie ‘Vogels in vlucht’ maar ook hij viel eerder in de prijzen bij een National Geographic-verkiezing. De foto is van een Euraziatische hop (ook een migrant) die we hier hopelijk binnenkort weer zullen horen. Mijn excuses voor de tekst die door het vogelkoppie loopt.


dinsdag 1 oktober 2024

Trriiiiingg!

Vorige week werd in Nederland de ‘Week tegen eenzaamheid’ afgetrapt; die duurt tot en met morgen. In het gehele land werden activiteiten ontplooid om eenzaamheid te verlichten. Een van de leukere initiatieven die ik tegenkwam op het web was een workshop ‘kletsboeketten binden’. Zo werd een vrolijk boeket gemaakt door eenieder die om een (klets)praatje verlegen zat. Je kon het doen in 114 winkels van de gele supermarktketen met olifantennaam. Nou weet ik niet of kletspraatjes helpen bij het bestrijden van eenzaamheid. Mij zou het niet aanspreken, het zou dat gevoel juist versterken. 

Er werden onderzoeksgegevens gepubliceerd door het Centraal Bureau voor de Statistiek over eenzaamheid in Nederland in 2023. Daaruit blijkt dat 11% van de Nederlanders van 15 jaar of ouder zich sterk eenzaam voelde vorig jaar. Dat percentage was even hoog als het jaar daarvoor. Het aandeel 15-plussers dat zich enigszins eenzaam (29%) of niet eenzaam voelde (61%), is eveneens vergelijkbaar met 2022. In 2019 gaf nog 66% van de ondervraagden aan zich niet eenzaam te voelen; dat percentage slinkt dus. Eenzaamheid blijkt het vaakst voor te komen onder mensen die buiten Nederland geboren zijn.

Eenzaamheid laat zich definiëren als het ervaren van leegte om iemand heen, het missen van mensen en het gevoel vaak in de steek te worden gelaten. Dat laatste noemen deskundigen ‘emotionele eenzaamheid’. Niet al te best gekozen, wat mij betreft, want eenzaamheid gaat altijd over emoties. Daarnaast werd aan de 7.000 deelnemers van deze jaarlijkse enquête gevraagd of zij mensen om zich heen hebben met wie zij zich verbonden voelen, mensen die ze vertrouwen en waarop ze kunnen terugvallen in geval van problemen; dat noemt men ‘sociale eenzaamheid’. 

En hoe zit het met de eenzaamheid van Nederlanders buiten de landsgrenzen? vroeg ik mij af. Daarop gaven deze CBS-statistieken geen antwoord. Eerder werd wel onderzoek gedaan naar eenzaamheid onder andere Europese bevolkingen. Daaruit bleek dat Noord-Europeanen minder eenzaam zijn dan Zuid-Europeanen; dat gold zowel voor jongeren als voor ouderen. Dat zou met de sociaal-economische situatie te maken hebben. De groep Nederlandse 15-jarigen bleek  zich minder eenzaam te voelen dan hun Europese leeftijdsgenoten. 

Het gevoel van eenzaamheid is mij niet vreemd. Dat steekt af en toe de kop op. Mijn liefje voelt gêne bij dit onderwerp, ik niet. Praten over eenzaamheid op individueel niveau is nog een taboe. Dat moet verdwijnen, vind ik. Regelmatig blog ik autobiografisch maar houd daarbij wel de uitspraken over eigen geestelijke gezondheid in de gaten. Een blog is immers geen klaagmuur. Hoe het ook zij, het is nog geen tijd voor de Sarco. 

Eenzaam maar niet alleen. Dat was in 1959 de titel van een boek van de Nederlandse koningin Wilhelmina. Het werd destijds ‘een heilsboodschap met autobiografische elementen’ genoemd. Zelf heb ik een liefje dat bijna altijd aan mijn zijde is. En een mooie vriendenkring. Toen ik haar iets over dat gevoel zei, vroeg ze mij of ik dan naar Nederland zou willen terugkeren? Daar wonen immers de meeste van onze vrienden. ¡Para nada! Nee, ik wil niet terug, ik pas niet meer in dat kleine, koude kikkerland. Het is daar te vol, te druk, te grijs, te nat en te koud. Vanmorgen stond er een monsterfile van 1.000km, de langste van het jaar. Bijna 20 jaar leven in een ruim land met een subtropisch klimaat heeft zo zijn voordelen. 

Het is apart dat ik de meeste van mijn huidige vrienden buiten Nederland leerde kennen. Er is nog een handjevol vrienden dat ik ken uit de tijd voordat wij emigreerden. Ik mis geen hechte band (emotionele eenzaamheid) want die bestaat al tussen mij en mijn vrienden. Wat ik wel mis, is een hogere frequentie in die contacten. We hebben hier veel kennissen maar die vervullen mijn sociale behoeften niet. Met hen ontbreekt de emotionele verbondenheid, deze relaties zijn te weinig betekenisvol. Evenmin heb ik behoefte aan een groter sociaal netwerk. Hoeveel vrienden heb je überhaupt nodig om gelukkig oud te worden? 

Op de lagere school had ik veel vriendjes en vriendinnetjes. Er was wel een harde kern van klasgenoten met wie ik het meest omging. Dat waren vooral meisjes. Een klein aantal van hen ging naar dezelfde middelbare school als ik maar kwam in een andere klas terecht. Zo verloren we elkaar uit het oog. Een van hen nam na ruim 50 jaar weer contact met mij op (via mijn zus die in dezelfde plaats woont). Ze vertelde over een klein clubje vriendinnen van toen dat elkaar door de jaren heen bleef zien. 

Alhoewel ik instemde met het contact voel ik geen grote trekkracht. We hebben nu af en toe whatsapp-contact. Er volgde sindsdien geen ontmoeting. Er gingen zoveel jaren voorbij zonder elkaar te hebben gezien of gesproken. Ik denk dat je je niet moet willen vastklampen aan mensen omdat je een (relatief korte) geschiedenis met hen deelt. Recent haalden we oude koeien uit de sloot omdat een van hen binnenkort 65 jaar wordt en er een surprise party voor haar wordt georganiseerd. Ik deed een kleine duit in het zakje. Het feestje in Nederland laat ik echter aan mij voorbijgaan.

Op de middelbare school had ik één hartsvriendin met wie ik dag en nacht optrok. Jaar in, jaar uit. We waren als Siamese tweelingen. En we waren heksen. De schoolleiding overwoog ons ooit apart te zetten maar gelukkig deed men dat niet. We behaalden onze diploma’s met vlag en wimpel. Ik ging daarna studeren, zij ging eerst werken en pas daarna studeren (ze werd advocate). We zagen elkaar nog wel maar dat verwaterde toen er aan beide zijden partners aan het firmament verschenen.   

Tijdens de studietijd waren er studiegenoten met wie ik bevriend raakte. We kwamen bij elkaar over de vloer maar dat beklijfde niet. (De meeste van hen woonden nog bij hun ouders.) Mijn vriendschap met Nelly, geen studiegenote  maar wel medebewoonster van mijn studentenhuis, was hecht. We werden dikke vriendinnen. Die vriendschap zou stand hebben gehouden. Wij hadden de pech dat zij veel te vroeg overleed aan de gevolgen van uitgezaaide longkanker. Nelly werd 48 jaar. De vriendschap met haar man bleef intact. 

Mijn liefje was nogal op zichzelf, al heeft ze nog vriendschappen die uit haar studietijd en haar eerste werkomgeving stammen. Samen maakten we meer nieuwe vrienden dan we meebrachten uit vorige levens. Zij heeft minder behoefte aan gezelschap dan ik maar de vrienden die we hebben, koestert zijn net zo. Met het voortschrijden der jaren werd zij kritischer ten aanzien van de betekenis van vriendschap. Die moet echt zijn, eerlijk vooral. Uit het hart. Ze wil zich in deze laatste levensfase (volgens het eerder genoemde CBS wordt zij 84) alleen nog omringen met personen die een positieve bijdrage aan haar (ons) leven leveren.   

‘You gain some, you lose some’… Dat geldt ook voor vriendschappen. Niet iedereen in je leven is voorbestemd om deel uit te maken van jouw toekomst. Sommigen zijn passanten van wie je (belangrijke) levenslessen leert. Anderen blijven. Hopelijk tot het einde. 

In 2013 schreef ik dat vriendschap voor mij hét medicijn is om gezond en gelukkig oud te worden. Daaraan is in die tien jaar niets veranderd. (Aan de gezondheid wel...) 

Er was destijds een survey uitgevoerd onder Nederlanders in opdracht van de vakgroep Gerontologie, met een hoogleraar die de onderzoeksgegevens in zijn oratie verwerkte. In elke levensfase komt vriendschap voor (dat weet ik uit eigen ervaring). In elke fase is reciprociteit, wederzijdsheid, het fundamenteelste kenmerk. In wezen is vriendschap gebaseerd op een uitwisseling van aandacht, op interesse in elkaar, gezelschap en ondersteuning. Aan ouderen in Nederland werd destijds gevraagd wat voor hen het belangrijkste was van vriendschap. Zij noemden: wederzijds begrip, vertrouwen en loyaliteit, solidair zijn en lief en leed delen. Dat zijn ook kernwaarden voor mij.

In een recent artikel in de Volkskrant was te lezen dat het belang van goede vrienden toeneemt: in de afgelopen 60 jaar verachtvoudigde het aantal eenpersoonshuishoudens in Nederland. Naar verwachting woont 50% van de Nederlanders alleen in 2050. ‘Zonder vaste partner of kerngezin om op terug te vallen, zullen we steeds vaker bij onze vrienden moeten aankloppen.’ 

Dat vond ik een nogal beperkt inzicht en bovendien lelijk verwoord. Moeten we aankloppen? Wie bepaalt dat? Hoe dan? Is een vaste partner of een kerngezin zaliger makend? Zijn vrienden er alleen om bij aan te kloppen als er niemand anders is om op terug te vallen? Terugvallen? Naar welke toestand dan? Ik vond dit vooral sneu klinken. En dan te bedenken dat het artikel werd geschreven door een filosofe en communicatiestrateeg (de 32-jarige Lena Bril). Kom op, Lena probeer het nog eens! Wellicht moet er iets meer levenservaring worden opgedaan. Familie krijg je, vrienden kies je. Vrienden zijn er om mee te lachen en te huilen. Vriendschap is een wederzijdse uitwisseling van ervaringen, meningen, gedachten en gevoelens. Vriendschap is een verrijking van het leven. En dergelijke. Tja.  

2024 is overigens het eerste jaar waarin niet een maar twee vrienden ons ontvielen. Misschien dat de onderwerpen eenzaamheid en vriendschap hierdoor meer in mijn gedachten speelden. 

‘Trriiiiiingg!’, daar klonk de deurbel. Vrienden Paco y Rolando stonden voor de deur. Ze blijven lekker lang deze keer.


donderdag 26 september 2024

Een journaal in gemakkelijke taal

Je kunt niet eens een weekje weggaan! In de tijd dat mijn liefje en ik in Aragón rondreisden, werd in de branding van het lokale strand een grote aangespoelde vis opgemerkt. Het dier was dood, helaas. Buurman Jan bracht ons op de hoogte. Hij gaat binnenkort cruisen in Griekse en Turkse wateren en zal dan hopelijk meer levende zeedieren spotten!

In dit geval bleek het te gaan om een tonijn, wellicht zelfs een zeldzamere Atlantische blauwvintonijn. (Er zat een blauwige zweem rond een vin.) Die tonijnen zwemmen niet alleen in de Atlantische Oceaan maar ook in de Middellandse Zee (en de Zwarte Zee) rond. Normaliter zwemmen ze net onder het wateroppervlak maar ze gaan ook naar grote diepte, tot wel 1.000 meter.

Deze tonijnsoort is een roofvis die razendsnel kan zwemmen, tot wel 100km per uur. Deze vis kan 40 jaar oud worden en staat aan de top van de voedselpiramide, samen met de orka en de grote witte haai. Van de leeftijd van de drenkeling is niets bekend. Ik denk dat de tonijn is afgevoerd naar het oceanografisch onderzoekscentrum in Valencia. Dat gebeurt met de meeste dode vondsten in deze autonome regio.

Toen ik op zoek ging naar meer info over deze vissoort, las ik op een website dat het een van de zeldzame soorten is die in staat is tot endothermie. Dat is de eigenschap waarmee een vis zijn of haar lichaamstemperatuur aanpast aan de omgeving. Deze tonijnsoort kan dus zowel evolueren in koud water (waar het zich voedt) als in warm water (waar het zich voortplant); ofwel van 3° tot 30°C.

Die eigenschap kunnen wij, eenvoudige tweevoeters zonder vinnen, goed gebruiken nu de temperatuur van het zeewater gaat dalen. Zwemmen in zee is nog heerlijk maar ondergaan neemt telkens iets meer tijd. Vorig jaar zwommen we tot 5 november in de Middellandse Zee. Ik weet niet of we dat record dit jaar breken. Deze week was het op twee dagen nog 30 graden, hoog voor de tijd van het jaar. 

De afgelopen zomer was de zesde warmste sinds 1961, met twee hittegolven. Van de tien warmste zomers ooit geregistreerd, vonden er maar liefst negen plaats in de 21ste eeuw. Tussen 1 juni en 31 augustus 2024 was de gemiddelde temperatuur op het Spaanse vasteland 23,1 graden Celsius. Dat is 1 graad warmer dan het gemiddelde van 1991 tot 2020. Spanje voelt de gevolgen van klimaatverandering ontegenzeggelijk. De Spaanse weerdienst AEMET verwacht ook een warmere herfst dan normaal. Dat zal met name gelden voor het zuiden van het land en de oostkust (ons woongebied). 

Mijn liefje reageerde verontwaardigd toen we naar zee liepen voor een duik en ze constateerde dat de loopplanken naar het strand reeds waren verwijderd. Uit de voetendouche kwam geen water meer. Dat is inderdaad vroeg voor de tijd van het jaar. Maar onze gemeente heeft een budgetprobleem dus alles wat geld kost, wordt zo snel mogelijk gestopt. De Spanjaarden zijn toch naar huis. Nu eten loopplanken geen brood maar ik vermoed dat ze zijn gehuurd. 

De enigszins zure opmerking die erop volgde, was dat de personen die het grootste percentage belasting aan de gemeente betalen, de buitenlandse huizenbezitters in onze woonplaats, het meest worden gepest door deze vroege actie. Daar heeft ze een punt. Het is de maand waarin die (doorgaans oudere) toeristen zich een plek op het strand verschaffen. De hitte is geweken, de drukte voorbij. Overigens doet de voetendouche het weer. Ik denk dat er is geklaagd...

Toen we eerder dit jaar in Nederland waren, maakte ik op een Haags IP-adres een abonnement aan voor de app Pathé Thuis. Dat had ik geprobeerd op mijn Spaanse thuisadres maar toen kreeg ik de boodschap dat het niet was toegestaan dat te doen in het buitenland. Na terugkeer op het Spaanse honk bleek het abonnement te werken. Ik streamde van mijn iPad naar de tv en keek film vanaf de bank. Het is een rare kronkel maar ik ben er blij mee. Je kunt mensen wel in eenvoudige taal iets ingewikkelds uitleggen maar wat krom is, valt niet recht te praten. Ik kan niet wachten totdat de Nederlandse film ‘De wilde Noordzee’ op dit medium te zien is. Daarvoor zal ik een paar maandjes geduld moeten hebben.   

De allereerste film in mijn thuisbioscoop was de documentaire ‘Patrick and the Whale’, over duiker/cameraman Patrick Dykstra en zijn potvis Dolores. (Dat is iets dat wij kennelijk graag doen: mensennamen geven aan dieren.) Ik kende hem al van de BBC-serie Blue Planet 2. Hij schijnt ook zijn eigen serie te hebben gehad op Discovery Channel, getiteld ‘Chasing Ocean Giants’. Daarvoor reisde hij 20 jaar lang de halve wereld rond. 

Dykstra raakt in de wateren rondom het eiland Dominica (Caribische Zee) in de ban van een potvismatriarch en haar familie en probeert haar gedrag te doorgronden. Hij klopt daarna aan bij het Amerikaanse MIT (Massachusetts Institute of Technology) om te begrijpen hoe deze zeezoogdieren communiceren, onderling en met andere wezens in het water. In deze documentaire snijdt hij een morele kwestie aan: moeten we ons als mens wel opdringen aan (deze) dieren? Is het niet beter ze met rust te laten in hun habitat? Hij krijgt namelijk spijt van het plaatsen van een zender op de rug van Dolores. Hij is nieuwsgierig naar hun gedrag en wil zien wat ze op grotere diepte allemaal uithaalt. Nadat hij dit heeft gedaan, blijft ze op afstand van hem; in tegenstelling tot daarvoor...

De gemiddelde volwassen potvis weegt 15.000 kilo en heeft een lengte van 15 meter. De hersenen van deze walvis zijn groter dan van enig ander dier op aarde en de soort staat erom bekend zeer sociaal te zijn; onderling en naar andere zeedieren (zelfs mensen). Vrouwen leven in grote groepen met hun kalveren onder leiding van de matriarch, de mannen leven solitair. Deze documentaire biedt werkelijk prachtige onderwateropnamen en geeft de verhoudingen tussen mens en dit dier goed weer.  

Mijn allereerste potvissen zag ik zelf -vanaf een boot- in Nieuw-Zeeland in 2006. We waren destijds in Kaikoura, het epicentrum van potvissen spotten in dat deel van de wereld. Deze plaats ligt aan de oostkust van het zuiderland. Je hebt er een vaste populatie die het hele jaar wordt gezien. 

Het is een zogenaamde 'hotspot' omdat het continentaal plat daar steil afloopt tot in extreme diepte. Bovendien komen daar een warme en een koude golfstroom samen die ervoor zorgen dat voedingsstoffen van de bodem omhoog komen. We huurden er een appartement voor enkele dagen en gingen meermalen het water op om deze giganten van de oceaan te zien. Op een van de foto’s scheerde ook nog een reuzenalbatros over het water. Bonus!


Onlangs keek ik naar episode 2 van de documentaire ‘Natuur op 2’ op NLZiet. De rode draad van deze serie is de Middellandse Zee. Ook daarin wordt de matriarch van een familie potvissen gevolgd. Ik blijf het bizar vinden dat wij al bijna 20 jaar aan de Costa Blanca wonen en hier nog nooit (!) een potvis of enig andere walvissoort of ander groot zee(zoog)dier met eigen ogen hebben aanschouwd. Rondom Gibraltar zagen we weleens dolfijnen en bruinvissen maar verder niets. Niets! Terwijl er naar verluidt zoveel rondzwemt in deze wateren. Zelfs de ontdekking van een aangespoelde dode tonijn was kennelijk niet voor ons weggelegd. Tja. 

In deze EO-documentaire is er wederom een man die achter de potvissen aangaat. Ik raakte gefascineerd, nu niet door de walvissen maar door de Franse freediver Guillaume Néry (42). Ooit was hij de jongste freediver die een diepterecord op zijn naam schreef; hij was toen 19 jaar. In de docu duikt hij -zonder flippers- tot een diepte van 100m met moeder potvis mee. Daarna moet hij haar in haar eentje verder laten afdalen. Ik was onder de indruk, keek met open mond naar zijn krachtige zwemslag. Wow! Néry kan zijn adem bijna 8 minuten inhouden in stilstand. Als hij actief wordt, ligt dat rond 3 à 4 minuten. Een potvis kan tenminste 90 minuten de adem inhouden. Baas-boven-baas. 


zaterdag 21 september 2024

Beregoed!

We reisden ruim een week door de autonome regio Aragón in het noorden van Spanje. Dit is het vervolg op mijn eerdere blog. Deze regio heeft ruim 1.3 miljoen inwoners, de helft daarvan woont in Zaragoza. Aragón kent drie provincies: Huesca, Teruel en Zaragoza. Dit uitje was niet per se bedoeld als stedentrip dus de regionale hoofdstad Zaragoza lieten we links liggen; de provinciehoofdsteden Teruel en Huesca bezochten we wel. Zaragoza gaan we een volgende keer bezoeken. We weten nu al dat we terugkeren naar dit gebied. 

In Aragón vind je het ruigste gedeelte van de Pyreneeën en dat was onze hoofdbestemming. Onze uitvalsbasis was het stadje Boltaña, het geografische centrum van de Spaanse Pyreneeën. Daar staat een prachtig voormalig 17de eeuws klooster van de Karmelieten waarin we voor een paar nachten onze intrek namen. 

Iedereen die er trek in had, werd in de hotelreceptie ontvangen met een glaasje bubbels. Dit hotel ligt aan de voet van nationaal park Ordesa y Monte Perdido dus het is een goede uitvalsbasis. Maar ook de spafaciliteiten zijn erg in trek. Omdat wij nogal laat binnendruppelden en we de volgende dag graag een excursie naar het nationaal park wilden maken, vroegen we de receptioniste of ze ons ergens kon inboeken. De excursies overdag bleken allemaal volgeboekt maar aan het begin van de avond konden we een privé-excursie maken met de eigenaar van het bedrijf, señor Julián. Hij beschikte over een sterke, comfortabele 4x4 auto. Na kort overleg besloten we hierop in te gaan. Hoe mooi zou het zijn om de ondergaande zon over de hoge pieken te aanschouwen?! 

De volgende ochtend bezochten we eerst het historisch centrum van het nabijgelegen Aínsa, een middeleeuws stadje waar de herovering van Aragón op de Mohammedanen zou zijn begonnen in de 8ste eeuw. Dat centrum bleek op hoogte te liggen (bijna 600m). Het was die dag prachtig weer, we droegen shorts en een truitje. We parkeerden de auto in de benedenstad en liepen via honderden ongelijke traptreden naar de bovenstad. Eenmaal boven bleek er een parkeerterrein te zijn aan de rand van het stadscentrum. Tja. Aínsa staat op de lijst van mooiste dorpen van Spanje. Ik kan mij er wel in vinden. Het oude kasteel, de verdedigingswal, de barokke kerk van Santa Maria, de smalle steile straatjes, de hoog daar bovenuit torende bergpieken. Aanrader! 

We waren daar ook voor een bezoek aan het ecomuseum (Pyrenees Bird Center) waar lammergieren worden verzorgd. In het Spaans worden deze aasetende roofvogels ‘quebrantahuesos’ genoemd (bottenbrekers). De enthousiaste Spaanse dierenarts Juan Luís bracht ons naar de filmzaal waar we eerst 15 minuten achtergrondinfo kregen, inclusief prachtige opnamen van de flora en fauna van deze regio.

Vervolgens legde hij ons met veel humor hun programma uit dat ervoor moet zorgen dat deze vogels niet uitsterven. De lammergier heeft maar éen vijand: de mens. (Habitatverlies, windturbines, illegale jacht, landbouwgif.) De organisatie heeft er een ziekenhuis voor gewonde en zieke vogels die men verzorgt, monitort en -indien mogelijk- terugzet in de natuur. Deze vogels worden dan geringd en gezenderd zodat ze kunnen worden gevolgd. Er vliegen op dit moment 120 paren rond in de Spaanse Pyreneeën. Ze kunnen met hun tweeën, drieën, vieren of zelfs vijfen leven en zich voortplanten. Altijd één vrouwtje en de rest machos. Toen hij ons dat uitlegde, verzuchtte ik ‘la pobra’, die arme vrouw... Deze vogelsoort paart gemiddeld vanaf het zevende levensjaar, een geslaagde paring leidt tot een of twee eieren per jaar. We zagen ze regelmatig boven onze hoofden vliegen, op onze rondreis door de Pyreneeën. Volwassen vogels hebben een vleugelwijdte van bijna 3m; vrouwtjes zijn groter dan mannetjes. Lammergieren zijn nogal kleurrijk dus ze zijn goed te spotten. Een machtig gezicht. 

Onze berggids Julián haalde ons stipt op de afgesproken tijd op bij de receptie van het hotel. Na registratie (verzekering) reden we gezwind naar het park Ordesa y Monte Pedido. Hij is geboren en getogen in de Pyreneeën. Zijn liefde en passie voor de bergen begon al op jonge leeftijd. Alle familieuitjes gingen hier naartoe. Hij woont nu met zijn gezin in Boltaña.

Ik mocht naast de chauffeur plaatsnemen teneinde wagenziekte te voorkomen. Dat de wegen zouden slingeren, was mij vooraf duidelijk. Dat ze erg smal zouden worden ook. Dat ze ons naar bijna 2.200m hoogte zouden voeren, verwachtte ik niet. Daar zat ik: in mijn shorts en comfortabele instap-Skechers. De gids noemde mij ‘valiente’ (dapper) vanwege mijn blote benen maar eigenlijk denk ik dat hij mij een dom stads gansje vond. Even meende ik deze passage zwart te moeten lakken. Maar ja, ik ben voor volledige transparantie. Ik overleefde de tour. In de schaduw van de pieken was het wel verdraaid koud. 's Nachts wordt het daar nu 1 graad Celsius. Maar ik hield er geen pleuritis aan over. 

Op weg naar de gletsjer en watervallen van Monte Perdido troffen we een jonge gems op het pad aan. Waarschijnlijk was deze berggeit zijn moeder kwijtgeraakt. Het dier bleef in zijn eentje lang voor onze auto staan, nieuwsgierig glurend naar ons, passanten. Op enig moment sprong hij over de rand van de weg de diepte in. Dat kunnen gemsen en steenbokken, wij deden het hem niet na! Soms zat ik al met toegeknepen billen als er een extreem smal pad met water of kuilen voor ons opdook. En van de gedachte aan tegenliggers kreeg ik helemaal rillingen (die kwamen niet). Julián en zijn coche waren 200% capabel en betrouwbaar. 

We reden naar de ‘Refugio de la Estiva’, een goed uitgeruste schuilplek op 2.100m hoogte, gelegen tegenover de Monte Perdido, de beroemde verdwenen berg. Deze twee na hoogste piek in de Spaanse Pyreneeën staat op de UNESCO Werelderfgoedlijst. In die hut kunnen wandelaars eventueel overnachten. Met een keukentje, een eettafel, vijf slaapplaatsen op een soort vide, een open haard en houdbare producten die mensen er achterlaten. Het was er prachtig, de zon bescheen het glooiende landschap en de pieken. We zagen er marmotten, grazende koeien en schapen, geiten en mooie planten en bloemen. Julián toonde ons met enige trots iets heel bijzonders: een enkele edelweiss onder overhangende takken van een pinus negra, de zwarte pijnboom die daar groeit vanaf 1.800m hoogte. Deze zeldzame plant wordt ‘flor de nieve’ (sneeuwbloem) genoemd in het Spaans. 

Door de Spaanse Pyreneeën loopt het 850km lange wandelpad GR11 dat zich uitstrekt van de Atlantische kust (Cantabrië) tot aan de Middellandse Zee (Costa Brava). Dat pad voert wandelaars over ruige paden, door veelal ongerepte natuur. Wij liepen op 2.150m hoogte enkele kilometers over dat pad. Het was op die wandeling dat we de beer zagen. Het verhaal van de bruine beer waarvan lokale kranten al wekenlang bol staan. De beer die tot nu toe alleen schapen doodde. Hij stond op zijn achterpoten en torende hoog boven ons uit. Maar geen seconde voelde ik angst... Daarna zagen we ook de denker die door een aap aan zijn arm werd getrokken. Het waren geen hallucinaties door hoogteziekte maar het was evenmin echt. 

Eenmaal terug in het hotel verwisselde ik mijn korte voor mijn lange broek; daardoor warmde ik snel op. We aten nog een klein gerecht met een mooi glas wijn in het hotel, tevreden terugkijkend op een interessante dag. 

Voor de volgende dag, over een route die onze thuisreis in tweeën zou knippen, stond een bezoek aan ‘Laguna de Gallocanta’ op het programma. Die lagune, op een vlakte van 1.000m hoogte, is rond deze tijd de favoriete tussenstop voor migrerende kraanvogels. Gallocanta is het grootste zoute meer van Spanje. Elke herfst en winter vind je daar tienduizenden cranes uit Scandinavië, IJsland, Duitsland en de zuidoever van de Oostzee. Birding Aragón heeft een informatieve en beeldrijke website. Daar las ik dat je er het hele jaar door veel (andere) soorten vogels kunt zien. De telelens en ik waren er klaar voor! 

We reden circa 300km en kwamen aan in... een bijna lege lagune. Er waren zojuist flamingo’s geland maar die kennen we wel. Het bezoekerscentrum was open maar het museum was gesloten. De dame aan de receptie keek ons meewarig aan toen ik informeerde naar de komst van de kraanvogels. Dat begint pas in oktober maar het hoogtepunt ligt in januari/februari. Uit compassie deed ze het museum voor ons open. De lichten floepten aan, er kwam een gepast achtergrondmuziekje en we liepen dankbaar naar binnen. Het centrum moet een steengoede taxidermist hebben want alle -voornamelijk- (roof)vogels waren fantastisch opgezet! 

We lunchten in een lokaal kraanvogelpension met restaurant. Dat noem ik expres zo omdat alle muren waren behangen met schilderijen, foto’s en andere afbeeldingen van deze vogelsoort. Voor de deur en op tafels binnen stonden vogelsculpturen. Er stond nog net geen kraanvogelgerecht op de kaart! We plannen een keer in de winter een overnachting daar met andere enthousiaste vogelspotters; vooropgezet dat we er kunnen komen zonder sneeuwbanden. 

's Middags reden we door naar het door bergen omringde Teruel. Een stadje dat we kennen van eerdere bezoeken. We verbleven deze keer niet in de parador (zoals op de heenweg), we kozen een ander hotel aan de rand van de stad. Die plaats is onder andere bekend van de vele gebouwen in Mudéjar-stijl en van ‘Los Amantes’ (Diego & Isabel), de Spaanse Romeo & Julia die daar hand in hand in marmer liggen verenigd in de kathedraal. Inmiddels kwamen er berichten naar buiten dat de fameuze hamfeesten van Teruel in het water vielen door het recente noodweer. 

De volgende dag reden we via een binnendoorroute naar huis. De auto voerde ons onder andere door de interessante vallei van Ayora. Onderweg stopten we bij bodega Pago de Tharsis en langs een veld in Requena waar Roemeense arbeidsmigranten blauwe druiven plukten. Het was tijd voor de oogst. Mijn liefje wist mij te vertellen dat Requena de Europese Wijnstad van 2025 wil worden. De beslissing wordt volgende maand genomen. Ze maken kans. Hun kandidatuur richt zich niet alleen op traditie, met archeologisch bewijs dat de lokale wijnproductie er teruggaat tot de 7de eeuw voor Christus. ​​De wijnpersen van La Solana de las Pilillas, beschouwd als de eerste wijnmakerij in Europa, staan op de voorlopige UNESCO-lijst van Werelderfgoed. Maar in Requena ligt ook de grootste wijngaard van de provincie Valencia. Bij toeval kwamen we daar in een door Michelin aanbevolen klein restaurant terecht waar de kok zijn uiterste best deed ons culinair te verwennen. Dat deed de jonge Roemeense gastvrouw ook. Little gem! 

Een deel van de route die we naar huis volgden, langs de Ebro-vallei, is inmiddels onbegaanbaar door extreme regenval. Op sommige plaatsen viel 60mm water in een half uur. Dat is een gigantische hoeveelheid water in zo'n korte tijd. Enkele dorpen kregen te maken met een kolkende watermassa. Wij hadden mazzel! 

De avond van onze thuiskomst werd voor ons gekookt door onze Britse buren Pat & Sue. De cava vloeide rijkelijk. We deden de viering van de verjaardag van mijn liefje nog eens over met hen. Een gepast einde van een mooie en heerlijke reis door Aragón. Vergeet het webalbum niet te bekijken!


dinsdag 17 september 2024

In Aragón

Je snapt het, neem ik aan... Er verscheen afgelopen week geen blog van onze reis terwijl ik mij nog zo had voorgenomen om te delen wat we allemaal zagen, deden en meemaakten in de (Pre-)Pyreneeën. Het was voldoende voor tenminste drie blogs maar de internetconnectie was op een aantal locaties in de autonome regio Aragón niet om over naar huis te schrijven. Ik mopperde regelmatig bij een receptionist(e). De boosdoener was het ‘internet rural’. Al het internetverkeer moest door de lucht -niet door glasvezelkabels- en als de cierzo (wind) dan ook nog hard blies, konden we het helemaal schudden. Daar kon Marigüena, de godin die volgens de Aragonese mythologie in deze bergen woont, niets aan verbeteren! 

Het was niet overal kommer en kwel op internetgebied. Op de laatste locaties van ons verblijf was de verbinding zelfs zeer goed maar toen was ik te druk met onderweg zijn. We legden tijdens deze reis ruim 2.100km af. Dat is ongeveer zoveel als van ons Spaanse honk naar Den Haag. Maar we bleven binnen de landsgrenzen. Spanje is zo'n groot land en de afstanden tussen bezienswaardigheden zijn dat dus ook. Laat ik beginnen met te verklaren dat we wel de bruine beer zagen maar niet de kraanvogels. Daar kom ik op terug in een volgende blog. 

Onze eerste stop op de route naar het Hoge Noorden maakten we voor een kopje koffie in bar El Cazador (de jager). Dat vond ik niet toevallig aangezien deze reis  grotendeels was opgedragen aan mijn liefje die ging verjaren. (Dat is iets anders dan verharen!)

We reden langs de kerncentrale van Cofrentes. Twee grote pijpen stootten stoom uit in een verder door groene pijnbomen bedekte vallei. Nog nooit reed ik zo dicht langs een kerncentrale. Deze is eigendom van Iberdrola, de grootste Spaanse energieleverancier, waar wij ook klant zijn. Dit is de grootste energiecentrale van Spanje, met een capaciteit van 1.092 Megawatt. Voor de goede verstaander: 1Mwe is 1 miljoen watt-uren aan electriciteit. In een van de voorgaande jaren werd hier 45% van alle benodigde energie in onze autonome regio Valencia opgewekt. Het is goed om te weten dat een kernenergiecentrale geen CO2 uitstoot. Zijn we toch groener dan gedacht (al is kernenergie niet hernieuwbaar). 

Wat een land en wat een regio! We reden over uitgestrekte vlakten, door zeer afwisselende landschappen, qua kleuren, grondsoorten en soorten landbouw. Er wordt daar wijn verbouwd, er staan talloze olijfgaarden en fruitboomgaarden, voorheen was het een mijnbouwgebied. En er is veel, heel veel historie. Overal vind je goed behouden middeleeuwse vestingen, forten, kastelen en dorpen. Er is ook recentere geschiedenis te vinden, zoals die van de Spaanse Burgeroorlog. 

Onze eerste overnachting was in de parador van Teruel. Op weg er naartoe rook het naar varkensmest. Ik waande mij qua stank in het oosten van Nederland... Hier komen enkele van de mooiste Iberico-hammen vandaan. We reden over uitgestrekte gebieden met megavarkensstallen. Paradors zijn Spaanse staatshotels die doorgaans op erg mooie plekken staan en in fraaie historische gebouwen zijn gevestigd maar waar de klantenservice weleens te wensen overlaat. Deze was daarop geen uitzondering. 

De volgende dag hadden we een afspraak met een gids in het plaatsje Belchite. Daar vond in augustus/september 1937 een bloedige veldslag plaats tijdens de Spaanse Burgeroorlog. De Spaanse nationalisten van generaal Fransisco Franco bevochten de Republikeinen in dat dorp. Een strijd tussen twee legers en twee ideologieën. Er kwamen bijna 3.000 mensen om, 6.000 raakten gewond. Het stadje werd totaal verwoest. Men besloot het niet te herstellen maar het te laten zoals het was aan het einde van de slag (die het leger van Franco won). Als monument van de bloedige strijd. Dat was aanvankelijk het idee van Franco maar Belchite werd juist een bewijs van de menselijke dwaasheid van oorlog en de wreedheid van fascisme. De gids liet ons een klaagzang horen van een Spaanstalige Republikeinse zanger die de kathedraal tot het laatste moment verdedigde. Erg indrukwekkend. 

Daarna streken we neer in een fraai hotel tegenover Los Mallos de Riglos, een heel bijzondere rotspartij die 's avonds bij de ondergaande zon prachtig rood kleurt. Mensen wandelen, klimmen en parasailen er. Sommige van die steile rotswanden zijn wel 300 meter hoog. Wij keken er dagelijks naar op om vale gieren en andere roofvogels te spotten. Ook bezochten we het plaatsje zelf dat aan de voet van deze fameuze rotsen ligt. 

Vanuit hetzelfde hotel maakten we meerdere uitstapjes, onder andere naar het kasteel van Loarra (een kloosterburcht). Dit 1.000 jaar oude kasteel, gebouwd in opdracht van de vroegere koning van Pamplona, werd drie jaar geleden gekozen tot het mooiste van Spanje door de lezers van Lonely Planet España. De burcht ligt prachtig tegen een rotswand geplakt. Het verhaal gaat dat vijanden het kasteel bij minder goed weer niet konden onderscheiden van de rotswand. Dat is een van de redenen waarom het zo goed bewaard is gebleven. Het kasteel was achtergrond voor een van de film van Ridley Scott (Kingdom of Heaven). 

We bezochten musea, kerken en kathedralen, de historische plaatsen Jaca & Huesca en meer. Een van de leukste uitstapjes die we vanuit Riglos ondernamen, was een dagtrip naar Frankrijk. Toen we 's ochtends wegreden, wisten we niet welke avonturen we zouden beleven. Het begon goed: vijf grote roofvogels begeleidden de jarige op ooghoogte op de eerste kilometers noordwaarts. Beter zou zij ze deze reis niet gaan zien. 

Op de verjaardag van mijn liefje wilde ze koffie drinken in Frankrijk en zouden we gaan lunchen in een bijzonder restaurant in Canfranc, aan Spaanse zijde. Deel 1 lukte niet want de tunnel naar Frankrijk was afgesloten vanwege het noodweer in de voorgaande week. De weg ernaartoe was kapot gegaan door extreme regenbuien. Herstel gaat maanden duren. 80% van de toeristen, van de omzet moet men nu missen. De dichte tunnelbuis mocht onze pret niet drukken; de regenbui van die dag evenmin. Het was de enige keer tijdens deze week dat we onze regenjassen tevoorschijn haalden. 

We reserveerden de lunch in Canfranc, een kleine plaats met 500 inwoners hoog in de Pyreneeën. Het internationale treinstation is een prachtig pand met 365 ramen: eentje voor elke dag van het jaar. Het duurde vijf jaar om het te bouwen; de opening was in 1928. Generaal Franco liet de tunnels naar Frankrijk blokkeren om smokkel van mensen en goederen te voorkomen. 

Aan het begin van de Tweede Wereldoorlog was Canfranc ook de plaats waar vervolgde joden uit Frankrijk hun vrijheid zochten aan neutrale Spaanse zijde. Hun verblijfspapieren ontvingen ze (wel of niet) in dit station. In 1940 ontmoetten Franco & Hitler elkaar op deze plek. De Duitsers zagen wel brood in die plaats dus ze bezetten Canfranc. Ze gebruikten de grensovergang om geplunderd goud uit de bezette landen in Europa de grens over te smokkelen. Het goud had Lissabon als bestemming. Van daaruit werd het naar Zuid-Amerika vervoerd. De fluit voor het vertrek van de laatste trein uit station Canfranc klonk in 1970. Daarna raakte het in verval.

Datzelfde station werd recent omgetoverd tot een 5-sterrenhotel met een restaurant dat inmiddels twee Michelinsterren heeft. We dronken er bubbels en toosten op haar welzijn. We aten er heerlijk. 

Op de terugweg moesten we tanken. Mijn liefje stapte uit om dat te doen maar haar portier zwaaide door een enorme kracht uit haar hand. Zelf werd zij daarna tegen het portier gegooid. Gelukkig bleef ze overeind. De vallei waarin het tankstation ligt, was veranderd in een soort extreme windtunnel! Zij moest van de tankmanager naar binnen, hij zou buiten de rest van het werk doen. Het portier bleek door de kracht uit het lood te zijn geraakt maar sluiten deed het nog wel.  

Het bijgewerkte fotoalbum vind je in de rechterkolom. Er komt nog een beschrijving van anderssoortige uitstapjes achteraan in een volgende blog. Onder andere over een tour met gids Julian naar de gletsjer en de zonsondergang op Monte Perdido, de vondst van edelweiss op bijna 2.200m hoogte (in shorts), een ontmoeting met een lammergier en een beer. 

Wordt dus vervolgd.