Terwijl Nelly en ik in november 2008 in Spanje afscheid namen van elkaar, zei mijn intuïtie dat dit weleens de laatste keer kon zijn dat wij elkaar in levende lijve vasthielden. Dat gevoel bleef toen onuitgesproken. Wij hadden elkaar deze keer opgelegd dat er niet mocht worden gehuild. Ik beschreef dit intuïtieve gevoel aan Diederik, Nelly's echtgenoot, na terugkeer in Nederland. Hij vertelde mij dat Nelly dat net zo had gevoeld.
Er zullen ongetwijfeld mensen zijn die zich afvragen waarom ik dan toch naar Bali afreisde. Ik begrijp die vraag wel. Het eenvoudige antwoord is dat wij in de afgelopen drie jaren, de jaren waarin Nelly ongeneeslijk ziek was, aan een reislustig leven waren begonnen. Wij waren gestopt met werken om onze droom na te leven: verre reizen maken, verre oorden aanschouwen. Ik wilde 'het andere' met eigen ogen zien. Het was en is een diep gekoesterde wens. Wij waren in de afgelopen jaren niet continu op reis maar wel regelmatig en langdurig.
De recentste reis ging naar de Indonesische archipel omdat het huis, dat in Bali voor ons wordt gebouwd, oorspronkelijk in diezelfde novembermaand zou worden opgeleverd. Door omstandigheden was de bouw echter vertraagd maar wij besloten toch te gaan; de tickets waren immers geboekt, er was lokaal nog veel uit te zoeken en bovendien ontvluchtten wij de Europese wintermaanden maar al te graag.
Volgens het reisschema zouden wij tot begin april 2009 in Bali blijven. Zo zouden wij in ieder geval een deel van de (vertraagde) bouw van ons huis op de voet kunnen volgen. De oplevering vindt volgens het herziene schema nu in juli 2009 plaats. Ik hield Nelly regelmatig op de hoogte met foto's en verhalen van de Balinese belevenissen.
Toen wij de beslissing namen naar Nederland terug te keren, was Nelly nog in leven maar ik landde toch te laat in Nederland om haar nog in haar lieve blauwe ogen te kijken. Dat zal ik zelf moeten verwerken.
Er is geen sprake van spijt. Dingen zijn gelopen zoals ze zijn gelopen. Het verdriet is om het gemis, om haar afwezigheid die zo moeilijk is voor te stellen. Iemand zei mij op het afscheid dat ik nog tranen had 'in te halen'... Tranen die degenen die in Nelly's laatste weken dichtbij waren, al in ruime mate hadden geplengd.
Alhoewel er niets kan worden ingehaald, zou die persoon zomaar gelijk kunnen krijgen; momenteel krijg ik van alles een dikke keel en natte ogen: de inauguratie van Barack Obama, de grand old lady Aretha Franklin die daar zong (al vond ik het niet zo best meer), een computervirus die mij hindert, natuur, foto's, muziekjes, een omhelzing van mijn liefje...
In Bali hadden wij een kundige kokkin genaamd Putu. Van 21 of 22 jaar oud. Dat is niet voor iedere Balinees even duidelijk. Putu's eigenlijke naam is Elsa. Zij is van huis uit moslima. Het is een bijzondere jongedame: leergierig, ambitieus, initiatiefrijk, eerlijk. Zij werd verliefd op Ketut die het hindoeïsme aanhangt, zoals de meerderheid van de Balinezen. Elsa en Ketut kregen na veel overleg met het hoofd van het geloof en het hoofd van het dorp toestemming met elkaar te trouwen. Zij bekeerde zich tot zijn geloof en nam volgens de Balinese cultuur een nieuwe voornaam aan.
Ook echtgenoot Ketut leerden wij kennen als een aardige, capabele jongeman. Wij hebben het plan opgevat hem aan te stellen als onze tuinman en chauffeur als ons huis later in het jaar wordt opgeleverd. Dat is inmiddels met hem en Elsa besproken. Ieder van ons is er blij mee. Ketut is thans werkeloos, zoals veel van zijn Balinese vrienden.
Wij vertelden Elsa-alias-Putu enkele dagen voor ons vertrek dat wij overhaast naar Nederland teruggingen voor Nelly. Ik had haar eerder een foto van Nelly laten zien en toegelicht dat deze leuke vrouw mijn beste vriendin was. “Like a sister..?”, vroeg Elsa. “Yes, like a sister”. Dat begreep zij direct. Voor Balinezen zijn familiebanden allerbelangrijkst. Zo jong als zij was, zij was zeer begaan met de situatie: ook zij vond het naar dat wij om deze reden vervroegd weggingen maar zij vond het ook voor zichzelf erg dat wij vertrokken. We hadden het immers goed met elkaar: zij zorgde perfect voor ons en wij ondersteunden haar en haar gezinnetje; op onze manier.
In de Balinese cultuur zijn mannen 'king'. Vrouwen komen op de tweede plaats al houden zij doorgaans het gezin, de eigen en aangetrouwde familie draaiende. Ze plegen vaak roofbouw op zichzelf, vooral als ze ook nog een baby of peuter moeten voeden.
Op de opmerking van mijn kant dat Balinese vrouwen dan toch zeker 'queen' zijn, werd flink gegiecheld. Ik zag Elsa denken: “die Hollandse begrijpt er ook niets van”.
Ons was er veel aan gelegen die daadkrachtige, ondernemende Elsa zo goed mogelijk te helpen. Een van de dingen die ik voor vertrek regelde, was het aanmaken van een email account voor haar (en haar echtgenoot) zodat wij in ieder geval contact konden blijven houden. We spraken af dat wij elkaar eenmaal per maand zullen berichten. Een Internet-sessie kost lokaal ongeveer € 0,12 dus dat is zelfs voor Balinezen te overzien maar we wilden hen niet op onkosten jagen.
Deze week kwam het eerste bericht van Elsa binnen. Hoe het met ons is en dat ze ons mist. “And how about Brigitte? Is she okay now? Not thinking about her friend?”
Het goede nieuws is dat Ketut voorlopig een baan heeft als tuinman-in-opleiding! Zo kan ook hij een steentje bijdragen aan het onderhoud van zijn gezin en zijn familie. We kregen via diezelfde mail 100 kusjes van zoon Yudha; een prachtig ventje. We gaan hen binnenkort vanuit Spanje een stapel vrolijke familiekiekjes toezenden - uit betere tijden.