Ik tikte het boek in januari 2012 in een tweedehandswinkel op de kop; mijn ogen werden naar de omslag gezogen. Ik las het in het vliegtuig op weg naar
Bali, nam het daarna mee naar Nederland en Frankrijk en bracht het uiteindelijk terug naar Spanje.
Nu is het uit en dat betreur ik. Dat is een dubbel gevoel. Aan de ene kant
is het fijn van een goed boek te genieten tot de laatste bladzijde, aan de
andere kant is het jammer dat iets interessants ten einde komt.
Dit is een meesleepend boek: het gaat 420 bladzijden lang over het betreurenswaardige lot van walvissen door de eeuwen heen en in alle windstreken. De regelmatige lezer weet dat zeezoogdieren mij na aan het hart liggen. Ik denk dat de walvis als dier het meeste leed onderging -en ondergaat- door menselijk handelen. Vooral de potvis (Physeter macrocephalus; sperm whale in het Engels) kreeg het door de eeuwen heen extreem zwaar te verduren. Ooit zag ik levende potvissen voor mijn neus in Nieuw-Zeeland en een aangespoelde op het strand van Scheveningen (zie blog 'Viswijffies', juli 2008).
In het boek las ik nare dingen: hoe walvissen dagelijks met honderden en
soms duizenden tegelijk op brute wijze werden gedood. In alle wereldzeeën, door
Amerikanen, Aziaten en Europeanen. Ook Nederland liet zich in de 18de eeuw niet
onbetuigd. Hollanders bleken bedreven en gedreven walvisvaarders. Men doodde
niet alleen individuen maar ook moeders met kalveren en kalveren afzonderlijk.
Het is dan ook niet verwonderlijk dat het aantal rondzwemmende walvissen razendsnel
terugliep. Eeuwenlang was de walvisvangst
een industrietak waarin veel geld omging. Vele lichaamsdelen van een walvis vertegenwoordigden
waarde maar het ging vooral om olie.
Hoare bezocht epicentra van de walvisvaart over de gehele wereld, legde
bezoeken af aan natuurhistorische musea en sprak met (nazaten van) voormalige walvisvaarders.
Het is opmerkelijk dat zij een walvis als 'vis' zagen. Een walvis is toch echt een zoogdier, zoals jij
en ik. Met hersenen zoals jij en ik. Het type hersencellen van een bultrug komt
overeen met dat van mensen. Een walvis is een intelligent dier, het kent
emoties, ook zoals jij en ik. Daarvan geeft Hoare vele voorbeelden, zonder
sentimenteel te worden. Mensen die walvissen doodden, hadden minder last van
hun geweten als ze hun slachtoffer tot koudbloedige vis bestempelden, zonder
gevoel en zonder hersenen. Een zeezoogdier doden is immers als het doden van een medezoogdier. Dat maakt
een walvisvaarder tot massamoordenaar en wie wil dat nu zijn?!
Het is niet alleen kommer en kwel dat hij beschrijft. Zijn liefde voor deze
giganten van de oceanen spat bijna van elke bladzijde. Daarmee werd het voor
mij een enerverende leeservaring. Ik deel zijn passie namelijk. Het boek staat bovendien
bol van de interessante feiten. Historische maar ook hedendaagse feiten.
Een van de dingen die nieuw voor mij was, is het bestaan van ambergrijs. Het is afkomstig uit het
lichaam van een potvis. Uit het rectum van het dier, om precies te zijn. Zowel
mannelijke als vrouwelijke walvissen kunnen de stof voortbrengen maar slechts 5
à 10 procent van de potvispopulatie doet het. Ambergrijs is een wasachtige substantie
die wordt geproduceerd door
het spijsverteringsstelsel van de potvis. Wetenschappers veronderstellen dat grijze amber wordt
gebruikt om de doorgang van scherpe dingen die ze eten (zoals inktvissnavels), te
vergemakkelijken. De
stof is lichter dan water en drijft dus in zeeën, spoelt aan kusten aan of zit
vast in vissersnetten. Ik bedacht mij dat ik het wellicht al eens had kunnen
zien liggen maar als je niet weet waarnaar je kijkt, herken je het niet.
Ten tijde van de walvisjacht werd de substantie handmatig uit de endeldarm
van individuele zeezoogdieren verwijderd. De stof wordt gebruikt in vele parfums,
believe it or not! Daar de potvis bijna is uitgestorven, werd ambergrijs zeer
zeldzaam. Ik vond op het web een verslag van een Australisch echtpaar dat op
een strand van West-Australië een brok vond met een waarde van $ 300.000.
Wat ik evenmin wist, is dat walvissen huidkanker kunnen krijgen. Het verbaast mij niet. Wetenschappers
van de Queen Mary University of London verzamelden gedurende drie jaar
huidmonsters van circa 150 individuele walvissen. Hun onderzoek betrof potvissen,
blauwe vinvissen (Balaenoptera musculus) en -gewone- vinvissen (B. physalus) in
de Golf van Californië. In het laboratorium onderzochten ze huidbiopten die werden verzameld door dartpijltjes in de huid van walvissen te
schieten. Die huidmonsters stelden onomstotelijk vast dat er bij alle walvissoorten sprake
is van blootstelling aan te veel zonlicht. 95% van de huidmonsters vertoonde zonneschade, in 56% van die gevallen was zelfs sprake van schade in de diepere
huidlagen. "The whales are being hammered by UV rays every day, every time
they surface. The big question is whether their cellular repair mechanisms are
being exceeded." Als hun afweer faalt, kan dit leiden tot chronische gezondheidsproblemen,
inclusief kanker.
In october 2011, aan de vooravond van onze reis naar Australië, blogde ik
over een albino-bultrugkalf dat met zijn moeder bij Bondi Beach was
gespot. Mensen noemden het walvisje liefkozend Migaloo, 'witte' in de taal van de Aboriginals.
Welnu, dat dier zou naar verluidt aan huidkanker zijn overleden... Walvissen
blijven het voor hun -grote- kiezen (casu quo baleinen) krijgen. Helaas.