Translate

maandag 10 maart 2014

Winnie in Red

We zijn de Outback weer uit; het was mij de ervaring wel. Een rondreis door het zuiden van West-Australië is niet compleet zonder een reis door de tamelijk verlaten Golden Outback. We legden in de afgelopen dagen bijna 1.500 kilometer af. Op sommige delen duurde het wel een uur voordat we een andere auto zagen. Lange slierten rode weg rolden zich voor Winnie en mij uit.

Zij voelde zich thuis tussen de road trains en trucks. Road trains zijn hier maximaal 53 meter lang en mogen maximal 100 kilometer per uur rijden. Dacht ik toen nog. Het was regelmatig oppassen geblazen want de turbulentie van zo’n voortjakkerende roadtrain kan een doos als Winnie een flinke zwieper bezorgen. Ze hield echter voet bij stuk. 
Wij passeerden vele lege en volle road trains, zagen heel lange treinen over het spoor gaan (eentje had 102 bakken achter de locomotief), reden op een bepaald moment over een uitzonderlijk recht stuk weg die tevens noodlandingsbaan voor de Royal Flying Doctors Service bleek te zijn. Wij waren klaar om op te stijgen!

Zondagavond reden we naar camping Alice Atkinson in het dorpje Sandstone. Er lagen genoeg kilometers achter ons. We bleken niet de enige kampeerders. Het kampeerterrein was één rode vlakte, met een enkele witte boom. Daaronder gingen we staan. Het was er warm dus de airco ging aan. Het goede nieuws was dat op loopafstand een hotel/pub/restaurant was met sunday roast op het menu. Een gerecht waarop mijn liefje dol is sinds onze jaren in Engeland. De receptioniste beval het haar van harte aan.
We douchten, kleedden ons om en liepen naar het National Hotel (sinds 1907). Drie rednecks met lange baarden, geruite hemden en cowboyhoeden zaten aan de bar, een lange slanke jongeling stond erachter. Hij en zijn vriendin bleken twee weken daarvoor uit Duitsland met een werk-reisvisum in dit gat te zijn terechtgekomen. Kasian, er is nauwelijks iets te beleven?! Dacht ik toen nog. 
Een notoire dronkelap werd tijdens onze aanwezigheid uit de pub gezet, de eigenaar diepte een mooie fles Cabernet Merlot uit zijn wijnkelder op, Aboriginele inwoners kwamen cola en chips kopen, de Sunday roast werd al weken niet meer geserveerd, drie andere voorkeuren van het menu waren niet meer voorradig. Het Duitse stel moest nog vijf weken doorzetten voordat ze vrij waren om naar Adelaide door te reizen.

We liepen naar de camping terug om vroeg te gaan slapen. Dacht ik toen nog. De kampeerauto stond echter niet recht, zelfs niet na wat heen en weer gerij. Ik liet het erbij; ik was te moe voor veel gemanoevreer. 
Als ik op mijn favoriete zij lag, had ik het gevoel dat al het bloed naar een kant van mijn hersenpan liep. Met bonkend hoofd werd ik op enig moment wakker. Hoog tijd om mij om te draaien. Ook dat lag niet goed. Dan maar op mijn rug; daar ik dat nauwelijks doe, werd dat evenmin een sukses. Bovendien was het nog steeds heet dus de airco moest aan. Een boel geluid. Vanwege de kou doken we beiden onder ons dekbed. Tenslotte bleek de buurman de gehele nacht naar tv/film en muziek te kijken en te luisteren. Kortom: we stonden de volgende ochtend heel vroeg maar brak op, klaar om dit godvergeten oord te verlaten.

Aan ons ontbijt zittend, aanschouwden we een kampeerder die met een vliegennet om zijn hoofd naar de badkamer liep. Mijn liefje: “dat is toch nog niet nodig op dit tijdstip van de dag?” Ik: “misschien vindt zijn vrouw dat het hem aantrekkelijker maakt?” Toen mijn liefje even later terugkwam van afwassen, droeg zij ongemerkt circa vijftig vliegen mee op haar rug. Ik verbood haar toegang tot de motorhome. Ze moest ze eerst maar eens afschudden. De slapeloze buurman kwam kort daarop uit zijn caravan gekropen. In zijn rechterhand droeg hij een plastic fles met appelsap. Dacht ik toen nog. Ook hij was op weg naar de campingbadkamer. Hij keerde met lege fles terug. Mijn liefje (in gedachten): “zijn piemel past dus in een melkfles.” Feitelijk als ze kan zijn. Ik deed er het zwijgen toe. Voortaan zal ik nooit meer gedachtenloos een kopje melk inschenken... Tja, campinglife.

De lange weg naar de kust werd onderbroken door roofvogelspectakel. We zagen veel, heel veel grote arenden die zich te goed deden aan vers gedode kangoeroes. Menigmaal zetten we de bus aan de kant, draaiden de motor en de lampen uit en wachtten. Roofvogels zijn zeer mensenschuw. 
Ik maakte foto’s door de (vieze) voorruit; te zien in mijn almaar uitdijende webalbum. Ook zagen we grote salamanders bij road kills zitten. Soms net zo groot als de buit. Een machtig gezicht. 

We kampeerden vrij op de rode aarde. Winnie in Red. Die kleur staat haar goed. There is beauty on her side!

Zij, mijn liefje en ik staan inmiddels op een groene, frisse camping in de plaats Geraldton, met zicht op de Indische Oceaan. Terug in de bewoonde wereld. Zonder vliegen en met wifi op de camping. Joehoe! We hebben nog twee weken te gaan die we op ons gemak aan deze kust zullen gaan doorbrengen. Zwemmend, snorkelend, wellicht weer eens bootje varend?


Geen opmerkingen:

Een reactie posten