Afgelopen weekend werden mijn liefje en ik lid van de plaatselijke
filmclub. In onze eigen gemeente. Joehoe! Deze club wordt gerund door Engelse
en Spaanse vrijwilligers en zet de deuren tweemaal per week wijd open. We
wisten van het bestaan maar het kwam er tot dusver niet van. Het lidmaatschap
bedraagt €5 per persoon en daarna word je geacht voor elke film te doneren;
naar eigen inzicht. Het grote pand wordt gehuurd van de gemeente maar de club
ontvangt subsidie. Er is één zeer grote bioscoopzaal waarin plaats is voor heel
veel kijkers maar zo’n vaart liep het niet. Wij zegen neer en zagen er onze
eerste film, getiteld ‘Dough’, een Brits-Hongaarse filmproductie uit 2016. Over
een joodse traditionele bakker die worstelt om te blijven bestaan en hulp
krijgt van een moslimjongen (vluchteling uit Darfur met verblijfsvergunning)
die zijn eigen sores heeft. De film kent een happy end. Het is feel good met
een boodschap.
Terwijl wij -met een glaasje wijn in de hand- keken naar een onderhoudende
film, hoorden we drie- à viermaal stortbuien op het dak kletteren. Toen we
later op een terras zaten, volgden nog enkele buien. De regendruppels waren zo
groot als golfballen. Het weer van dit moment is anders dan in voorgaande
jaren. Dergelijke regen leek mij zeer ongebruikelijk aan de vooravond van de
zomer. In een lokale krant las ik echter over de ‘40ste mei’. De dag van 9 juni
staat in Spanje bekend als de dag waarop de weergoden nog flink huis kunnen
houden. Er is zelfs een gezegde voor dat slechte lenteweer: “hasta el 40 de mayo no te quites el sayo”,
tot de 40ste dag in mei doe je je jas niet uit. Grappig. Van vorig
jaar kon ik het mij niet herinneren, dit jaar deste beter. Een groot deel van
de zondagochtend werd besteed aan het schoonspuiten en dweilen van ons terras. De
mop leverde al na één keer vegen een bruine drap in de emmer op. Het werd een
straftaak van jewelste die mijn liefje per se wilde uitvoeren -met een beetje
hulp van mijn kant. (Zo eigenwijs als zij is, kom je ze niet vaak tegen…)
Zondag jongstleden vond de vliegshow plaats in buurgemeente
La Ribera. Daar zetelt de 'Académia General del Aire', het opleidingsinstituut
van de Spaanse luchtmacht, waaraan de Spaanse
koning zijn opleiding volgde (net als zijn vader). We aanschouwden het in 2010,
gezeten op een nabijgelegen strand. Deze keer sloegen we het bewust over, al ontging
het ons niet. Vanaf ons huidige terras hoorden en zagen we de mirages namelijk hun
capriolen doen. Er viel van alles uit de lucht.
Het betrof dit jaar Engelse, Duitse en Italiaanse squadrons plus
de Adelaars van de Spaans vloot. Vooral het afscheid was indrukwekkend: de
vertrekkers vlogen laag over zee terug naar hun bestemmingen. Onze Britse buuf
Barbara ging dit jaar metvriendinnen, tafels, stoelen en volle picknick-manden
naar het strand om ze van dichtbij te zien. Aan het einde van de middag keerde
ze huiswaarts. Daarna hoorden we haar linea recta naar boven lopen
(slaapkamer). Het werd kennelijk een heel gezellige dag.
In de week voorafgaand aan de show stapte ik op de fiets
voor mijn dagelijkse ritje. Op die dag werd geoefend door een Italiaanse
acrobatenpatrouille die tricolori-rookpluimen uitstootte. Wat ik vaker zag is
dat een van hen doorgaans soleert. Hij vloog zo laag over dat ik zijn gezicht
kon zien. Mijn liefje vertelde mij later dat die actie de koffiekopjes in onze
kast deed rammelen. Honden sloegen aan en alarminstallaties gingen af. Eigenlijk
vreemd dat dit soort vliegtuigen toestemming heeft om over een woonwijk te
vliegen. Eenzelfde situatie zag ik later boven een van de omliggende salina’s waarna
honderden flamingo’s opvlogen om een veiliger heenkomen te zoeken. Kasian. Bij
het opvliegen was de onderkant van hun vleugels wel goed zichtbaar. Het was
alsof er een zuurstokroze wolk opsteeg.
Door al dat gefiets leerde ik nieuwe aspecten van mijn
woonwijk kennen. Je kunt niet alleen kilometers langs zee rijden, als je de
andere kant op gaat kom je door een gebied waar van alles wordt verbouwd. Lang
geleden stond mijn wieg in het Westland, destijds de groenten- en fruitschuur
van Nederland. Ik voelde mij er eerlijk gezegd nooit thuis al woonden we prima en
had ik vriendjes en vriendinnetjes bij de vleet. Dat lag helemaal aan mij! En
aan het tuindersjargon, dat ik uitzonderlijk lelijk vond. Slechts eenmaal had
ik een vakantiebaan in de kassen: om kistjes te papieren. Voordat -door
anderen- geplukte tomaten, druiven of aardbeien in een houten kistje konden
worden gelegd, moest het eerst van een papieren bodem met fraaie rand worden
voorzien. Het bleef bij die ene keer (al verdiende het goed vanwege mijn
snelheid). Wel denk ik dat ik door die achtergrond een grote liefde ontwikkelde
voor het eten van verse groenten en fruit.
In de open velden om ons heen vindt veel akkerbouw plaats.
Daar worden onder andere meloenen, courgettes (inclusief eetbare bloem), maïs,
artisjokken (de blauwe bloem is de uitgroeier), boerenkool, venkel en zelfs
graan geteelt. Prachtig om te zien. Sommige producten zag ik terug in de lokale
Carrefour-supermarkt. Hoe leuk is dat?! Dan zijn de heftige buien van weleer
tenminste ergens goed voor. Wat zich precies afspeelt in de belendende kassen
ga ik een volgende keer onderzoeken.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten