Translate

zaterdag 21 september 2024

Beregoed!

We reisden ruim een week door de autonome regio Aragón in het noorden van Spanje. Dit is het vervolg op mijn eerdere blog. Deze regio heeft ruim 1.3 miljoen inwoners, de helft daarvan woont in Zaragoza. Aragón kent drie provincies: Huesca, Teruel en Zaragoza. Dit uitje was niet per se bedoeld als stedentrip dus de regionale hoofdstad Zaragoza lieten we links liggen; de provinciehoofdsteden Teruel en Huesca bezochten we wel. Zaragoza gaan we een volgende keer bezoeken. We weten nu al dat we terugkeren naar dit gebied. 

In Aragón vind je het ruigste gedeelte van de Pyreneeën en dat was onze hoofdbestemming. Onze uitvalsbasis was het stadje Boltaña, het geografische centrum van de Spaanse Pyreneeën. Daar staat een prachtig voormalig 17de eeuws klooster van de Karmelieten waarin we voor een paar nachten onze intrek namen. 

Iedereen die er trek in had, werd in de hotelreceptie ontvangen met een glaasje bubbels. Dit hotel ligt aan de voet van nationaal park Ordesa y Monte Perdido dus het is een goede uitvalsbasis. Maar ook de spafaciliteiten zijn erg in trek. Omdat wij nogal laat binnendruppelden en we de volgende dag graag een excursie naar het nationaal park wilden maken, vroegen we de receptioniste of ze ons ergens kon inboeken. De excursies overdag bleken allemaal volgeboekt maar aan het begin van de avond konden we een privé-excursie maken met de eigenaar van het bedrijf, señor Julián. Hij beschikte over een sterke, comfortabele 4x4 auto. Na kort overleg besloten we hierop in te gaan. Hoe mooi zou het zijn om de ondergaande zon over de hoge pieken te aanschouwen?! 

De volgende ochtend bezochten we eerst het historisch centrum van het nabijgelegen Aínsa, een middeleeuws stadje waar de herovering van Aragón op de Mohammedanen zou zijn begonnen in de 8ste eeuw. Dat centrum bleek op hoogte te liggen (bijna 600m). Het was die dag prachtig weer, we droegen shorts en een truitje. We parkeerden de auto in de benedenstad en liepen via honderden ongelijke traptreden naar de bovenstad. Eenmaal boven bleek er een parkeerterrein te zijn aan de rand van het stadscentrum. Tja. Aínsa staat op de lijst van mooiste dorpen van Spanje. Ik kan mij er wel in vinden. Het oude kasteel, de verdedigingswal, de barokke kerk van Santa Maria, de smalle steile straatjes, de hoog daar bovenuit torende bergpieken. Aanrader! 

We waren daar ook voor een bezoek aan het ecomuseum (Pyrenees Bird Center) waar lammergieren worden verzorgd. In het Spaans worden deze aasetende roofvogels ‘quebrantahuesos’ genoemd (bottenbrekers). De enthousiaste Spaanse dierenarts Juan Luís bracht ons naar de filmzaal waar we eerst 15 minuten achtergrondinfo kregen, inclusief prachtige opnamen van de flora en fauna van deze regio.

Vervolgens legde hij ons met veel humor hun programma uit dat ervoor moet zorgen dat deze vogels niet uitsterven. De lammergier heeft maar éen vijand: de mens. (Habitatverlies, windturbines, illegale jacht, landbouwgif.) De organisatie heeft er een ziekenhuis voor gewonde en zieke vogels die men verzorgt, monitort en -indien mogelijk- terugzet in de natuur. Deze vogels worden dan geringd en gezenderd zodat ze kunnen worden gevolgd. Er vliegen op dit moment 120 paren rond in de Spaanse Pyreneeën. Ze kunnen met hun tweeën, drieën, vieren of zelfs vijfen leven en zich voortplanten. Altijd één vrouwtje en de rest machos. Toen hij ons dat uitlegde, verzuchtte ik ‘la pobra’, die arme vrouw... Deze vogelsoort paart gemiddeld vanaf het zevende levensjaar, een geslaagde paring leidt tot een of twee eieren per jaar. We zagen ze regelmatig boven onze hoofden vliegen, op onze rondreis door de Pyreneeën. Volwassen vogels hebben een vleugelwijdte van bijna 3m; vrouwtjes zijn groter dan mannetjes. Lammergieren zijn nogal kleurrijk dus ze zijn goed te spotten. Een machtig gezicht. 

Onze berggids Julián haalde ons stipt op de afgesproken tijd op bij de receptie van het hotel. Na registratie (verzekering) reden we gezwind naar het park Ordesa y Monte Pedido. Hij is geboren en getogen in de Pyreneeën. Zijn liefde en passie voor de bergen begon al op jonge leeftijd. Alle familieuitjes gingen hier naartoe. Hij woont nu met zijn gezin in Boltaña.

Ik mocht naast de chauffeur plaatsnemen teneinde wagenziekte te voorkomen. Dat de wegen zouden slingeren, was mij vooraf duidelijk. Dat ze erg smal zouden worden ook. Dat ze ons naar bijna 2.200m hoogte zouden voeren, verwachtte ik niet. Daar zat ik: in mijn shorts en comfortabele instap-Skechers. De gids noemde mij ‘valiente’ (dapper) vanwege mijn blote benen maar eigenlijk denk ik dat hij mij een dom stads gansje vond. Even meende ik deze passage zwart te moeten lakken. Maar ja, ik ben voor volledige transparantie. Ik overleefde de tour. In de schaduw van de pieken was het wel verdraaid koud. 's Nachts wordt het daar nu 1 graad Celsius. Maar ik hield er geen pleuritis aan over. 

Op weg naar de gletsjer en watervallen van Monte Perdido troffen we een jonge gems op het pad aan. Waarschijnlijk was deze berggeit zijn moeder kwijtgeraakt. Het dier bleef in zijn eentje lang voor onze auto staan, nieuwsgierig glurend naar ons, passanten. Op enig moment sprong hij over de rand van de weg de diepte in. Dat kunnen gemsen en steenbokken, wij deden het hem niet na! Soms zat ik al met toegeknepen billen als er een extreem smal pad met water of kuilen voor ons opdook. En van de gedachte aan tegenliggers kreeg ik helemaal rillingen (die kwamen niet). Julián en zijn coche waren 200% capabel en betrouwbaar. 

We reden naar de ‘Refugio de la Estiva’, een goed uitgeruste schuilplek op 2.100m hoogte, gelegen tegenover de Monte Perdido, de beroemde verdwenen berg. Deze twee na hoogste piek in de Spaanse Pyreneeën staat op de UNESCO Werelderfgoedlijst. In die hut kunnen wandelaars eventueel overnachten. Met een keukentje, een eettafel, vijf slaapplaatsen op een soort vide, een open haard en houdbare producten die mensen er achterlaten. Het was er prachtig, de zon bescheen het glooiende landschap en de pieken. We zagen er marmotten, grazende koeien en schapen, geiten en mooie planten en bloemen. Julián toonde ons met enige trots iets heel bijzonders: een enkele edelweiss onder overhangende takken van een pinus negra, de zwarte pijnboom die daar groeit vanaf 1.800m hoogte. Deze zeldzame plant wordt ‘flor de nieve’ (sneeuwbloem) genoemd in het Spaans. 

Door de Spaanse Pyreneeën loopt het 850km lange wandelpad GR11 dat zich uitstrekt van de Atlantische kust (Cantabrië) tot aan de Middellandse Zee (Costa Brava). Dat pad voert wandelaars over ruige paden, door veelal ongerepte natuur. Wij liepen op 2.150m hoogte enkele kilometers over dat pad. Het was op die wandeling dat we de beer zagen. Het verhaal van de bruine beer waarvan lokale kranten al wekenlang bol staan. De beer die tot nu toe alleen schapen doodde. Hij stond op zijn achterpoten en torende hoog boven ons uit. Maar geen seconde voelde ik angst... Daarna zagen we ook de denker die door een aap aan zijn arm werd getrokken. Het waren geen hallucinaties door hoogteziekte maar het was evenmin echt. 

Eenmaal terug in het hotel verwisselde ik mijn korte voor mijn lange broek; daardoor warmde ik snel op. We aten nog een klein gerecht met een mooi glas wijn in het hotel, tevreden terugkijkend op een interessante dag. 

Voor de volgende dag, over een route die onze thuisreis in tweeën zou knippen, stond een bezoek aan ‘Laguna de Gallocanta’ op het programma. Die lagune, op een vlakte van 1.000m hoogte, is rond deze tijd de favoriete tussenstop voor migrerende kraanvogels. Gallocanta is het grootste zoute meer van Spanje. Elke herfst en winter vind je daar tienduizenden cranes uit Scandinavië, IJsland, Duitsland en de zuidoever van de Oostzee. Birding Aragón heeft een informatieve en beeldrijke website. Daar las ik dat je er het hele jaar door veel (andere) soorten vogels kunt zien. De telelens en ik waren er klaar voor! 

We reden circa 300km en kwamen aan in... een bijna lege lagune. Er waren zojuist flamingo’s geland maar die kennen we wel. Het bezoekerscentrum was open maar het museum was gesloten. De dame aan de receptie keek ons meewarig aan toen ik informeerde naar de komst van de kraanvogels. Dat begint pas in oktober maar het hoogtepunt ligt in januari/februari. Uit compassie deed ze het museum voor ons open. De lichten floepten aan, er kwam een gepast achtergrondmuziekje en we liepen dankbaar naar binnen. Het centrum moet een steengoede taxidermist hebben want alle -voornamelijk- (roof)vogels waren fantastisch opgezet! 

We lunchten in een lokaal kraanvogelpension met restaurant. Dat noem ik expres zo omdat alle muren waren behangen met schilderijen, foto’s en andere afbeeldingen van deze vogelsoort. Voor de deur en op tafels binnen stonden vogelsculpturen. Er stond nog net geen kraanvogelgerecht op de kaart! We plannen een keer in de winter een overnachting daar met andere enthousiaste vogelspotters; vooropgezet dat we er kunnen komen zonder sneeuwbanden. 

's Middags reden we door naar het door bergen omringde Teruel. Een stadje dat we kennen van eerdere bezoeken. We verbleven deze keer niet in de parador (zoals op de heenweg), we kozen een ander hotel aan de rand van de stad. Die plaats is onder andere bekend van de vele gebouwen in Mudéjar-stijl en van ‘Los Amantes’ (Diego & Isabel), de Spaanse Romeo & Julia die daar hand in hand in marmer liggen verenigd in de kathedraal. Inmiddels kwamen er berichten naar buiten dat de fameuze hamfeesten van Teruel in het water vielen door het recente noodweer. 

De volgende dag reden we via een binnendoorroute naar huis. De auto voerde ons onder andere door de interessante vallei van Ayora. Onderweg stopten we bij bodega Pago de Tharsis en langs een veld in Requena waar Roemeense arbeidsmigranten blauwe druiven plukten. Het was tijd voor de oogst. Mijn liefje wist mij te vertellen dat Requena de Europese Wijnstad van 2025 wil worden. De beslissing wordt volgende maand genomen. Ze maken kans. Hun kandidatuur richt zich niet alleen op traditie, met archeologisch bewijs dat de lokale wijnproductie er teruggaat tot de 7de eeuw voor Christus. ​​De wijnpersen van La Solana de las Pilillas, beschouwd als de eerste wijnmakerij in Europa, staan op de voorlopige UNESCO-lijst van Werelderfgoed. Maar in Requena ligt ook de grootste wijngaard van de provincie Valencia. Bij toeval kwamen we daar in een door Michelin aanbevolen klein restaurant terecht waar de kok zijn uiterste best deed ons culinair te verwennen. Dat deed de jonge Roemeense gastvrouw ook. Little gem! 

Een deel van de route die we naar huis volgden, langs de Ebro-vallei, is inmiddels onbegaanbaar door extreme regenval. Op sommige plaatsen viel 60mm water in een half uur. Dat is een gigantische hoeveelheid water in zo'n korte tijd. Enkele dorpen kregen te maken met een kolkende watermassa. Wij hadden mazzel! 

De avond van onze thuiskomst werd voor ons gekookt door onze Britse buren Pat & Sue. De cava vloeide rijkelijk. We deden de viering van de verjaardag van mijn liefje nog eens over met hen. Een gepast einde van een mooie en heerlijke reis door Aragón. Vergeet het webalbum niet te bekijken!


Geen opmerkingen:

Een reactie posten