Je snapt het, neem ik aan... Er verscheen afgelopen week geen blog van onze reis terwijl ik mij nog zo had voorgenomen om te delen wat we allemaal zagen, deden en meemaakten in de (Pre-)Pyreneeën. Het was voldoende voor tenminste drie blogs maar de internetconnectie was op een aantal locaties in de autonome regio Aragón niet om over naar huis te schrijven. Ik mopperde regelmatig bij een receptionist(e). De boosdoener was het ‘internet rural’. Al het internetverkeer moest door de lucht -niet door glasvezelkabels- en als de cierzo (wind) dan ook nog hard blies, konden we het helemaal schudden. Daar kon Marigüena, de godin die volgens de Aragonese mythologie in deze bergen woont, niets aan verbeteren!
Het was niet overal kommer en kwel op internetgebied. Op de laatste locaties van ons verblijf was de verbinding zelfs zeer goed maar toen was ik te druk met onderweg zijn. We legden tijdens deze reis ruim 2.100km af. Dat is ongeveer zoveel als van ons Spaanse honk naar Den Haag. Maar we bleven binnen de landsgrenzen. Spanje is zo'n groot land en de afstanden tussen bezienswaardigheden zijn dat dus ook. Laat ik beginnen met te verklaren dat we wel de bruine beer zagen maar niet de kraanvogels. Daar kom ik op terug in een volgende blog.
Onze eerste stop op de route naar het Hoge Noorden maakten we voor een kopje koffie in bar El Cazador (de jager). Dat vond ik niet toevallig aangezien deze reis grotendeels was opgedragen aan mijn liefje die ging verjaren. (Dat is iets anders dan verharen!)
We reden langs de kerncentrale van Cofrentes. Twee grote pijpen stootten stoom uit in een verder door groene pijnbomen bedekte vallei. Nog nooit reed ik zo dicht langs een kerncentrale. Deze is eigendom van Iberdrola, de grootste Spaanse energieleverancier, waar wij ook klant zijn. Dit is de grootste energiecentrale van Spanje, met een capaciteit van 1.092 Megawatt. Voor de goede verstaander: 1Mwe is 1 miljoen watt-uren aan electriciteit. In een van de voorgaande jaren werd hier 45% van alle benodigde energie in onze autonome regio Valencia opgewekt. Het is goed om te weten dat een kernenergiecentrale geen CO2 uitstoot. Zijn we toch groener dan gedacht (al is kernenergie niet hernieuwbaar).
Wat een land en wat een regio! We reden over uitgestrekte vlakten, door zeer afwisselende landschappen, qua kleuren, grondsoorten en soorten landbouw. Er wordt daar wijn verbouwd, er staan talloze olijfgaarden en fruitboomgaarden, voorheen was het een mijnbouwgebied. En er is veel, heel veel historie. Overal vind je goed behouden middeleeuwse vestingen, forten, kastelen en dorpen. Er is ook recentere geschiedenis te vinden, zoals die van de Spaanse Burgeroorlog.
Onze eerste overnachting was in de parador van Teruel. Op weg er naartoe rook het naar varkensmest. Ik waande mij qua stank in het oosten van Nederland... Hier komen enkele van de mooiste Iberico-hammen vandaan. We reden over uitgestrekte gebieden met megavarkensstallen. Paradors zijn Spaanse staatshotels die doorgaans op erg mooie plekken staan en in fraaie historische gebouwen zijn gevestigd maar waar de klantenservice weleens te wensen overlaat. Deze was daarop geen uitzondering.
De volgende dag hadden we een afspraak met een gids in het plaatsje Belchite. Daar vond in augustus/september 1937 een bloedige veldslag plaats tijdens de Spaanse Burgeroorlog. De Spaanse nationalisten van generaal Fransisco Franco bevochten de Republikeinen in dat dorp. Een strijd tussen twee legers en twee ideologieën. Er kwamen bijna 3.000 mensen om, 6.000 raakten gewond. Het stadje werd totaal verwoest. Men besloot het niet te herstellen maar het te laten zoals het was aan het einde van de slag (die het leger van Franco won). Als monument van de bloedige strijd. Dat was aanvankelijk het idee van Franco maar Belchite werd juist een bewijs van de menselijke dwaasheid van oorlog en de wreedheid van fascisme. De gids liet ons een klaagzang horen van een Spaanstalige Republikeinse zanger die de kathedraal tot het laatste moment verdedigde. Erg indrukwekkend. Daarna streken we neer in een fraai hotel tegenover Los Mallos de Riglos, een heel bijzondere rotspartij die 's avonds bij de ondergaande zon prachtig rood kleurt. Mensen wandelen, klimmen en parasailen er. Sommige van die steile rotswanden zijn wel 300 meter hoog. Wij keken er dagelijks naar op om vale gieren en andere roofvogels te spotten. Ook bezochten we het plaatsje zelf dat aan de voet van deze fameuze rotsen ligt.
Vanuit hetzelfde hotel maakten we meerdere uitstapjes, onder andere naar het kasteel van Loarra (een kloosterburcht). Dit 1.000 jaar oude kasteel, gebouwd in opdracht van de vroegere koning van Pamplona, werd drie jaar geleden gekozen tot het mooiste van Spanje door de lezers van Lonely Planet España. De burcht ligt prachtig tegen een rotswand geplakt. Het verhaal gaat dat vijanden het kasteel bij minder goed weer niet konden onderscheiden van de rotswand. Dat is een van de redenen waarom het zo goed bewaard is gebleven. Het kasteel was achtergrond voor een van de film van Ridley Scott (Kingdom of Heaven).
We bezochten musea, kerken en kathedralen, de historische plaatsen Jaca & Huesca en meer. Een van de leukste uitstapjes die we vanuit Riglos ondernamen, was een dagtrip naar Frankrijk. Toen we 's ochtends wegreden, wisten we niet welke avonturen we zouden beleven. Het begon goed: vijf grote roofvogels begeleidden de jarige op ooghoogte op de eerste kilometers noordwaarts. Beter zou zij ze deze reis niet gaan zien.
We reserveerden de lunch in Canfranc, een kleine plaats met 500 inwoners hoog in de Pyreneeën. Het internationale treinstation is een prachtig pand met 365 ramen: eentje voor elke dag van het jaar. Het duurde vijf jaar om het te bouwen; de opening was in 1928. Generaal Franco liet de tunnels naar Frankrijk blokkeren om smokkel van mensen en goederen te voorkomen.
Aan het begin van de Tweede Wereldoorlog was Canfranc ook de plaats waar vervolgde joden uit Frankrijk hun vrijheid zochten aan neutrale Spaanse zijde. Hun verblijfspapieren ontvingen ze (wel of niet) in dit station. In 1940 ontmoetten Franco & Hitler elkaar op deze plek. De Duitsers zagen wel brood in die plaats dus ze bezetten Canfranc. Ze gebruikten de grensovergang om geplunderd goud uit de bezette landen in Europa de grens over te smokkelen. Het goud had Lissabon als bestemming. Van daaruit werd het naar Zuid-Amerika vervoerd. De fluit voor het vertrek van de laatste trein uit station Canfranc klonk in 1970. Daarna raakte het in verval.
Datzelfde station werd recent omgetoverd tot een 5-sterrenhotel met een restaurant dat inmiddels twee Michelinsterren heeft. We dronken er bubbels en toosten op haar welzijn. We aten er heerlijk.
Het bijgewerkte fotoalbum vind je in de rechterkolom. Er komt nog een beschrijving van anderssoortige uitstapjes achteraan in een volgende blog. Onder andere over een tour met gids Julian naar de gletsjer en de zonsondergang op Monte Perdido, de vondst van edelweiss op bijna 2.200m hoogte (in shorts), een ontmoeting met een lammergier en een beer.
Wordt dus vervolgd.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten