In augustus vorig jaar gingen we voor de eerste keer naar Isla de Tabarca. Deze week keerden we ernaar
terug, nu in gezelschap van vrienden Frans & Roland. Die eerste keer was
met Bernadette; toen gingen we op de bonnefooi, snorkelsets onder de arm. Deze
keer reisden we met wandelschoenen en zwemkleding, na ons huiswerk te hebben
gedaan.
Isla de Tabarca is een klein eiland voor de kust van Santa Pola. Het is
het kleinst bewoonde eiland van Spanje, met ongeveer 100 vaste bewoners. Dat
aantal zwelt in de zomermaanden aan. Tot het einde van de 18de eeuw was het een
toevluchtsoord voor piraten. Regelmatig overvielen zij kustplaatsen tussen
Alicante en Torrevieja. Om die zeerovers te weren, besloot de toenmalige
Spaanse koning Carlos III het eiland te bevolken met 300 krijgsgevangenen uit
Genua, die tot dan toe gevangen werden gehouden op het Tunesische eiland
Tabarka. Dat is versie 1. Het andere verhaal is dat zeilers uit de Tunesische
stad Tabarca in 1760 schipbreuk leden, werden gered en gehuisvest op het kleine
eiland. In 1768 werd het eiland omgedoopt tot ‘Nueva Tabarca’. Dezelfde koning bouwde
de wal uit en vestigde een fort, als verdediging tegen islamitische Berbers uit
Noord-Afrika. De toenmalig bevolking breidde het dorp verder uit, onder andere
met meer verdedigingsmuren, waarvan delen en enkele toegangspoorten nog zijn te
bewonderen.
Na enig gehakketak met concurrerende aanbieders van ferry-kaartjes
stapten we in Santa Pola in een speedboot die ons gezwind doch rustig naar het
eiland vervoerde; er was wind noch golf. Op de terugweg zouden we de langzame
ferry nemen. Het was drukker dan verwacht, vooral met Spanjaarden. We besloten
eerst de dorpskern te bezoeken voor een kopje koffie. Het is een typisch
Meditteraans dorpje met witte huizen en blauwe deuren. Overal waar je loopt, wordt
momenteel verbouwd en gerenoveerd. De plaza mayor is relatief groot, de
kerktoren neemt een prominente plaats in het beeld in. We hadden mazzel want de
sleutelhouder van de ‘Iglesia de San Pedro y San Pablo’ (1775) stond voor de zij-ingang
van de gerenoveerde kerk. In 1964 werd het gebedshuis uitgeroepen tot Spaans
cultureel erfgoed, net als het eiland.
Hierna liepen we op ons gemak over de verdedigingswal naar de westpunt
van het eiland. Wat ik de vorige keer niet vond aan de oostkant, trof ik hier wel
aan: glashelder snorkelwater. Toen worstelden Bernadette en ik ons door
metershoog zeegras en was er onder water niets te zien. Nu liepen we via de ‘Puerta
de la Trancada’, een van de originele toegangspoorten, naar het westelijkste puntje
van Tabarca. Zelf had ik veel oog voor de kleuren van het water en de onderwaterwereld, Frans
keek zijn ogen uit naar de indrukwekkende sixpacks die daar met snorkel en
flippers te water gingen. De vele baaien doen caribisch aan, de meeuwen zijn zo
groot als albatrossen.
Drie van ons namen een verfrissende duik in de Middellandse Zee. Roland, bijgenaamd 'Het Watje' vond het zeegras in de branding een show stopper. De vorige
onderdompeling van mijn liefje en mij was in de Indische Oceaan in februari 2016, tijdens onze
rondreis in Sri Lanka. Dit was een heel andere ervaring! Aanvankelijk voelde dit
water koud aan maar eenmaal doorwaad was het goed dobberen. Ook in deze baai werd volop gesnorkeld. Ik nam mij voor de volgende keer op de westpunt te water te gaan.
Na al die activiteiten was het tijd
voor lunch. Ook op dit vlak deden we ons huiswerk: de Tripadvisor-gemeenschap
vindt ‘Restaurante Gloria’ het beste van het eiland maar sommige reviewers
waren verdeeld in hun mening. Het toeval wil dat we met Bernadette hetzelfde
restaurant kozen. Onze foodies-intuïtie werkt kennelijk goed! Vis uit de wateren
rondom Santa Pola wordt hogelijk geprezen in dit deel van Spanje. De producten
zijn niet goedkoop maar zijn het proeven meer dan waard. Een kilo koraalrode
garnalen uit Santa Pola kost €200.
We bestelden überverse ansjovis (‘boquerones’) van de grill, gestoomde
mosselen, gegrillde groenten, gegrillde octopustentakels met zuignappen; alles
bereid in mooie kwaliteit olijfolie. Eén bestelling viel bij ons niet in goede
aarde: gevulde inktvis, door de kelner aangeprezen als lekkernij. Alle vier
vonden we het visvlees kauwgom, de mantel van de inktvis was gevuld met wat het
dier at maar ook dat kon ons niet bekoren. Jonge Spaanse rosé completeerde
de bijna perfecte maaltijd. Het kaneeltoetje was yummie. Het was gezellig met de boys – como siempre. We
tuften met de slow boat naar het vasteland terug. Happy, rozig en voldaan.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten