Afgelopen weekend ontving Yuda in Bali zijn overgangsrapport naar de derde
klas. Vol verwachting klopten onze hartjes. Moeder Elsa was teleurgesteld over
zijn prestaties van de laatste zes maanden: voor sommige vakken ging hij iets achteruit. Dat kan gebeuren. Als verwachtingen (te)
hoog zijn gespannen, kunnen resultaten tegenvallen. Elsa is ambitieus en
intelligent, Yuda is jong en nogal speels. Bovendien realiseert zij zich dat wij
sponsors zijn van zijn educatie maar wij leggen niemand druk op, niet op moeder noch op het mannetje zelf.
Yuda is snel afgeleid en bovendien ging zijn geliefde papa Ketut zes maanden geleden
aan de slag op een Amerikaans cruiseschip.
Toen mijn liefje en ik Yuda’s cijferlijst in detail doornamen, vonden wij
het erg meevallen. Op zijn eindlijst had hij vier 7s en vier 8en. Voor
het vak natuurkennis scoorde onze jongeling
zelfs 92 (van 100) punten! Wat ons betreft, bracht hij een mooi rapport naar
huis. We appten Elsa terug dat wij trots waren op haar oudste zoon. Ik pakte
mijn eigen rapporten van de lagere school erbij; dankzij mijn moeder bleven die
bewaard. Een foto van mijn overgangsrapport van de tweede klas stuurde ik terug
met de tekst “Better than me. No worries!” Het hoogste cijfer op het rapport
van dat jaar (81/2) kreeg ik voor rekenen
en Nederlandse taal, het laagste cijfer (6) was voor handwerken. Tijdens mijn
lagere schooltijd behaalde ik alleen 9s voor tekenen en lichamelijke oefening.
In klas 2b werd ik leerling van juffrouw Van Haastert. We troffen het
niet: het was een oude, strenge juf die stoute kinderen er regelmatig van langs
gaf. Ze leed aan een ernstige vorm van reumatoïde artritis. Als je pech had,
nam ze je hoofd tussen haar gekromde vingers en rammelde ze je met haar
knokkels heen en weer. Geen prettige ervaring. Gelukkig overkwam het mij
zelden. Ik was geen braaf kind maar wel vlijtig. Op het overgangsrapport van de
eerste naar de tweede klas scoorde ik een 6 voor gedrag. In de daaropvolgende
jaren behaalde ik voor dat ‘vak’ nooit een hoger cijfer dan een 7. Ik was een
prater, een bijdehandje en een gangmaakster.
En ik was eigenwijs. In mijn tijd op de lagere school kregen de jongens
handenarbeid en de meisjes handwerken. Ik had een broertje dood aan dat vak. De
juf wier naam ik verdrong (maar wier gelaat ik mij nog helder voor de geest kan
halen), vond namelijk dat ik als linkshandige rechtshandig moest leren haken,
naaien, borduren en wat dies meer zij. Ik vond dat stom en gooide de kont tegen
de krib. Mijn moeder was in het oosten des lands hoofd van een groot naaiatelier
voordat ze mijn moeder werd. Zij kon maken wat haar ogen zagen, patronen tekenen
en lezen kon ze in haar slaap.
Ik probeerde het aanvankelijk met mijn rechterhand maar het resultaat was
niet om over naar huis te schrijven. Ik liet steken vallen, mijn broddellapjes
vertoonden altijd fouten. Mijn moeder was het met mij eens: ik mocht handwerken
met mijn dominante hand. Wanneer ik huiswerk meekreeg, haakte, borduurde en
naaide zij gelijkmatige lapjes voor mij. De week erop overhandigde ik het werk aan
de juf, zonder een greintje schaamte. Ik bleef mijn linksheid verdedigen totdat
het escaleerde. Als die juf werk in de klas uitdeelde, liet ze het mijne op de
grond vallen net voordat ik het kon aanpakken, en ander gesar. Op enig moment weigerde
ik naar handwerkles te gaan.
De juf kwam op een avond naar mijn ouderlijk huis om de situatie te
bespreken terwijl ik boven verwachtingsvol op mijn kamertje zat. Mijn ouders, beschaafde
lui, luisterden aandachtig naar haar relaas. Mijn moeder kon bij tijd en wijle
verlegen zijn maar ze was ook een trotse vrouw met een goed stel hersenen. Ze
kwam voor mij op en verdedigde het standpunt dat je best linkshandig kunt
handwerken. Daarmee was voor haar de kous af. De daarop volgende week
overlegden mijn ouders met het hoofd van de school over mijn overplaatsing naar
handenarbeid, met de jongens van mijn klas. Het had wat voeten in de aarde maar
het gebeurde. Ik gutste, figuurzaagde en kleide er daarna op los. Met links. De
handwerkjuf kruiste mijn pad nooit meer.
De school bestaat nog steeds.
Illustratie: Michael Leunig |
Haar stelling is dat je met positieve verwachtingen sterke lichamelijke reacties op gang kunt brengen waardoor mensen minder medicijnen nodig hebben. Doordat je verwacht dat je lichaam een bepaalde stof aanmaakt, gaat het lichaam daadwerkelijk aan de slag om die stof te produceren.
Het lichaam leert dat aan met behulp van een medicijn en een opvallende
prikkel. Het team gaf proefpersonen een bepaald drankje in combinatie met een
pil die een allergische reactie verminderde. Korte tijd later kwamen die
personen terug voor een vervolgbehandeling. Deze keer kregen ze wel het drankje
maar niet de pil. Toch vertoonden ze daarna allemaal dezelfde verlaagde
allergische reactie als daarvoor. Bij mensen met de huidziekte psoriasis werd het
effect reeds wetenschappelijk aangetoond. Patiënten konden uiteindelijk met de
helft van de hoeveelheid hormoonzalf toe. De psyche als medicijn, ofwel het
placebo-effect in een nieuw jasje. Evers vindt de resultaten zelf “fan-tas-tisch”. Dat schept
verwachtingen!
Yuda begint vandaag aan de eerste dag van zijn schoolvakantie.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten