Extreme weersomstandigheden scheppen een band, zowel tussen mensen onderling als tussen mens en dier. De telefoongesprekken gingen in Noord-Bali in de afgelopen dagen grotendeels over persoonlijke ervaringen met het slechte weer. Bij sommige buren wier huis dichter aan de Balizee staat, kwamen de golven over de zeewal. Anderen kregen te maken met modder dat zich uit een belendende rivier over de tuinmuur richting huis bewoog. In ons geval viel de schade tot nu toe mee: 1 omgewaaide frangipani-boom, vele losse palmbladeren en 1 finaal afgerukte terrasmat. Die vond ik enkele meters verder voor de deur van het gastenhuis. De tuin bleef verschoond van zeewater vanwege een natuurlijk opgeworpen wal op het strand voor ons huis. Het strand lijkt op een slagveld.
Onze toegangsweg aan de achterzijde werd echter vrijwel onbegaanbaar. Het water stond er na de afgelopen buien al op kniehoogte, nu kwam het zelfs op heuphoogte. Brommers van personeel lieten het halverwege afweten. Zo ook het vervoermiddel van Elsa, onze zwangere keukenprinses. Ze keerde op een regenachtige avond als een verzopen katje glibberend terug tijdens een eerste poging om naar huis te komen. De bougies waren nat geworden van het hoge water. Ook Made, onze gespierde nachtwaker, durfde de weg niet te begaan met zijn brommer. Hij werd gedwongen via het strand naar zijn werk te lopen en kwam drijfnat aan. Handdoek, regenjas, aspirines en bemoedigende woorden wachtten hen. Bij aanvang van het regenseizoen worden we geconfronteerd met verkoudheid en griep van personeelsleden en hun gezinsleden. Als tijdens een Europese winter. Onze huisapotheek doet hier goede dienst; die kan tegen een dukun (traditionele genezer) op.
Terwijl ik dit verslag typte, flitste en donderde het dat het een aard had. Het natuurgeweld speelde zich boven mijn hoof en voor mijn neus af, op de Balizee. Ik vind het fascinerend maar ben blij met het dak -mèt bliksemafleider!- boven mijn hoofd. Kasian Balinezen die in hutten van matten wonen. Ik gun iedereen een rumah baik. Tweemaal eerder maakte ik een helse onweersavond mee in mijn leven: in november 2005 tijdens ons eerste verblijf in (Zuid-)Bali. Ik lag toen werkelijk te schudden in mijn hotelbed. De tweede ervaring was in december 2005 in Darwin (Northern Territory, Australië). Ook daar vond het noodweer in de avonduren plaats. Ik filmde en fotografeerde -veilig achter een hotelraam op grote hoogte- duizenden bliksemschichten en klappen in circa drie uur. Ik bewaarde het krantenartikel dat de volgende dag in de Darwin Post stond.
Ook een andere migrant maakte een tussenstop in onze tuin: de Taiga-strandloper (calidris subminuta). Deze waadvogel zat op een stormachtige avond op het achterterras uit te puffen. Toen ik terugkwam met de camera vloog het dier een boom in. In genoemde vogelgids las ik dat de vogel in deze tijd vanuit Siberië via de Sunda-eilanden naar Australië migreert. Het houdt van modderige kustgebieden. Nou, dan zit’ie hier momenteel helemaal goed!