Zonder computer en internet vind ik het dagelijks minder leuk. Een goed functionerende link met de buitenwereld is en blijft gewenst. Om de leemte te vullen, bezochten we de nieuwe computerwinkel 'Indotech' in Singaraja. We betraden een frisogend, schoon pand met jeugdige medewerkers en een overzichtelijke uitstalling van verschillende soorten koopwaar in diverse prijsklassen. Doorgaans worden dergelijke winkels gerund door Balinezen van Chinese origine. Zo ook deze zaak. Soms tot ergernis van niet-Chinese bewoners van het eiland. Eerder had ik negatieve opmerkingen over Chinezen gehoord. Toen ik vroeg waar dat gevoel vandaan komt, openbaarde zich een vorm van jaloezie: 'die Chinezen beheren alle winkels en kopen alle panden op. Bangsat!' 'Die Chinezen' blijken bij nader inzien al honderden jaren in Bali te wonen... Dat zij kiene zakenlui zijn, weet inmiddels iedereen op deze wereld. Lang niet al hun handelswaar is van goede kwaliteit (eufemisme) maar deze mensen zijn ondernemend en hardwerkend en verdienen daarmee veel geld en -doorgaans- aanzien. Mij werd in dat kader omstandig verteld dat er onderscheid is tussen echte Balinese en Chinezen. Op mijn opmerking dat zij -echte Balinezen- toch ook in zaken kunnen gaan, werd het stil. Je kunt het een vorm van etnische rivaliteit noemen.
Onlangs las ik (non-)fictieboeken van de Australische schrijver Kerry Collison, getiteld 'Jakarta' en 'The Fifth Season'. De schrijver woonde ruim 30 jaar in de Indonesische archipel. Zijn deels waargebeurde verhalen deden mij soms huiveren. Het was schokkend om te lezen dat regeringsleiders en hoge militairen honderden miljoenen dollars naar hun persoonlijke Zwitserse en Singaporese bankrekeningen wegsluisden terwijl het volk crepeert. In beide boeken komt de ongekend wrede vervolging van Chinezen in Indonesië aan de orde tijdens Soeharto’s New Order-bewind. Dat noemen we tegenwoordig etnische zuivering... Er was kennelijk toen al sprake van een diepgewortelde haat tegen economisch succesvolle medelanders.
Deze week is ook voor Balinezen een drukke week. Het is namelijk Galungan, de belangrijke Hindoeviering van de overheersing van dharma (het goede) op adharma (het kwaad). Die dag is tegelijkertijd een feest van familiaal samenzijn. Dit is de eerste keer dat Ketut daarbij niet aanwezig zal zijn, tot verdriet van Elsa. Ketut maakt momenteel de grote oversteek op de Stille Oceaan, van Samoa naar Hawaii. Op 13 december zal hij heelhuids in Honolulu aankomen, als zijn Hindoegoden hem goedgezind zijn...
Onze personeelsleden kregen deze week ieder tenminste 1 extra vrije dag. Vandaag, dé dag, komen ze ook allemaal offeren bij onze huistempel. Melk en ijsjes staan klaar voor de kids. In voorbereiding op dergelijke dagen is er altijd sprake van een zekere onrust op en rondom ons domein. Wij kijken belangstellend uit naar wat gaat komen terwijl zij in de ban van hun verplichtingen raken. Dat ging deze week onder andere gepaard met verzoeken tot een financieel voorschot. Die verzoeken doen ons knipperen met de ogen. Niet omdat het om grote bedragen gaat maar vanwege het feit dat het nog maar een week geleden was dat ze hun volledige maandsalaris ontvingen. Waar ging al hun geld naartoe?! Dat is een retorische vraag: veel geld gaat naar de (religieuze) gemeenschap waartoe zij behoren. Er worden verhoudingsgewijs kapitalen gespendeerd aan offerandes. Niet meedoen is geen optie. Wij begrijpen dat maar zien het met lede ogen aan. Het dorpshoofd en de religieuze voormannen zijn de enigen in de gemeenschap die een auto rijden en zich andere vormen van luxe kunnen veroorloven. Daarvan kunnen onze personeelsleden alleen maar dromen. Wij kiezen ervoor onze eigen mensen deze maand persoonlijk te trakteren. Met een alternatief kerstpakket.