Translate

zondag 9 augustus 2020

438 Days versus 150 dagen

The Greenhouse van Jason deCaires Taylor.
Illustratie: Matt Chinworth

Afgelopen week las ik op Flipboard een artikel in Fast Company over het Museum van Onderwaterkunst in Queensland, Australië: MOUA. De Britse zeebeeldhouwer Jason deCaires Taylor (1974) bouwde een prachtige onderwater-showroom in de wateren rondom John Brewer Island, een atol ten noordoosten van de stad Townsville dat deel uitmaakt van het Great Barrier Reef. Daar kun je onder andere door een 137.000 kilo zware sculptuur zwemmen die The Green House wordt genoemd. In deze onderwaterkas van Taylor zie je tuinmannen koralen kweken. Je kunt er doorheen duiken of snorkelen. Alle kunst is gemaakt van pH-neutraal zeecement dat koraalgroei bevordert. Hij wil met zijn kunstwerken laten zien hoe het onderwaterleven kapotgaat in een opwarmende oceaan. Gaaf, niet waar?! Ik zette het op mijn reiswensenlijstje. 

In januari 2006 kwamen mijn liefje en ik min of meer toevallig terecht in Townsville, aan de oostkust van Austalië. Down Under was de tweede stop op onze eerste wereldreis (na Bali). In deze aardige stad met nautische kunst in het stadshart, werden we toevallig in de hoofdstraat geïnterviewd door journalisten van een lokale krant. Het artikel verscheen de volgende dag, het knipsel zit in een van onze talrijke logboeken die we sinds die reis bijhouden.

Ik kan mij niet herinneren wanneer ik voor het laatst 150 dagen aaneengesloten op één plek verbleef. Dat is het aantal dat we sinds het covid-huisarrest inmiddels op of rond het Spaanse honk vertoeven. We maakten in de afgelopen maanden geen enkel uitje verder dan op 20 kilometer rijafstand van het huis. Ik prijs mij gelukkig dat ik verre reizen in mijn herinnering heb om aan terug te denken en bij weg te dromen. Niet dat ik deze dagen onder de Spaanse zon tot nu toe niet goed doorkwam; integendeel.

Mijn dagen op het honk zijn grotendeels gevuld met lezen (en zwemmen in zee; het zeewater is nu al warmer dan de boventemperatuur). Het ene boek is memorabeler dan het andere maar er gaat geen week voorbij zonder dat ik enthousiast met mijn liefje deel wat ik nu weer op papier of digitaal beleef; fictie en non-fictie. Momenteel leek ik ‘438 Days’ van de Amerikaanse Hollywood-tekstschrijver Jonathan Franklin dat in 2015 verscheen. Het werd destijds in de reispers “the best survival book in a decade” genoemd.

De hoofdpersoon van dit waargebeurde verhaal heet José Salvador Alvarenga, een visser uit El Salvador. Deze vrijgevochten vechtersbaas ontloopt problemen in zijn land door te vluchten naar Mexico (zijn dochtertje van 1 jaar, Fatima, achterlatend). Hij is mexicaanser dan een Mexicaan. Door zijn sociale vaardigheden en ruimhartige karakter wordt hij snel door de lokale populatie geaccepteerd en opgenomen. Voor zijn baas Willy gaat hij wekelijks met een maat in een eenvoudig bootje ver de Stille Oceaan op om te vissen. Het geld dat hij hiermee verdient, wordt uitgegeven aan bier, tequila en jointjes die hij deelt met zijn nieuwe vrienden. En aan vrouwen; maar die houdt hij voor zichzelf.

De dan 35-jarige ervaren zeeman Alvarenga stapt op een mooie novemberdag in 2012 aan de Costa Azul, zuidkust van Mexico, in zijn grote kano om te gaan vissen; door omstandigheden niet met zijn gebruikelijke ervaren metgezel maar met de 22-jarige onervaren Ezequiel Córdoba. Ze weten dat er binnenkort storm zal opsteken maar één keer uit vissen gaan brengt geld in het laatje voor een hele week leuk leven. Ze hebben een goede vangst (er zit 500 kilo verse vis in de koelbox) en zijn op weg naar het vasteland als ze worden overvallen door de storm, met golven van vijf à zes meter hoog. Ongeveer 20 mijl voor de kust valt de motor uit. De schipper krijgt het ding niet meer aan de praat. Ze zijn vanaf dat moment aan de weergoden overgeleverd.

Nu wil het geval dat daar bij tijd en wijle de Norteño raast (Spaans voor ‘Noorderling’) in die tijd van het jaar. Het is een wind met stormkracht die vanuit de Golf van Mexico naar de Stille Oceaan blaast, met noodweer en zeer ruwe zee tot gevolg. Dat weet ik uit eigen ervaring. In 2004 stapten mijn liefje en ik op een cruiseschip om in Latijns-Amerikaanse wateren te gaan varen. Voor ons is op of rond het water zijn, waar dan ook, (bijna) van levensbelang. Volgens menig neurowetenschapper zorgt de aanwezigheid van zeewater voor de aanmaak van de gelukshormonen dopamine, serotonine en oxytocine. Kom er eens om! Het ruisen van de branding en het klotsen van het zeewater heeft op mij altijd een ontspannende werking.

Wij gingen in december van dat jaar in Barbados aan boord van het relatief kleine cruiseschip Adonia (777 passagiers). In ruim twee weken tijd deden we Caribische eilanden aan en voeren daarna door het Panama-kanaal naar eindbestemming Acapulco (Mexico), aan de Stille Oceaan. 

Dat werd een doorgaans leuke en boeiende zeereis. De noorderling zorgde er echter voor dat ik een avond en nacht zeeziek in mijn hut achterbleef, terwijl mijn liefje zich met vallen en opstaan, als een schijnbaar dronken vrouw, naar het restaurant begaf. Haar zeebenen zijn beter dan de mijne. Ze kwam soms met een hapje terug naar de hut maar aan eten moest ik niet denken. Het schip zwiepte wild van stuurboord naar bakboord en rolde van boeg naar spiegel over extreem hoge golven. Geen passagier mocht zich op het balkon begeven. Zelf had ik niet eens de kracht om naar het raam te lopen. De volgende dag was de oceaan weer als een spiegel en liepen we samen vrolijk aan dek.

Voor Alvarenga en zijn bange maatje liep de storm minder gunstig af. Die blies hen aanvankelijk honderden en uiteindelijk zelfs 6.700 zeemijlen uit de kust van Mexico. De Salvadoriaan wordt gered als hij in zijn eentje 438 dagen later in  de richting van Papoe Nieuw-Guinea drijft maar zover ben ik nog niet in het boek.

Het is een boeiend verhaal. De overlevende blijkt over veel fysieke en mentale veerkracht te beschikken. Hij is weliswaar kapitein van een piepkleine  visserboot (zonder stuurhut, opbouw, motor, of vistuig) maar hij ontpopt zich tot een grootse roerganger. Van de tocht èn van het verhaal. Hij voedt zichzelf en zijn maat aanvankelijk met gevangen visjes die zich onder de boot ophouden. Hij moet echter voorzichtig zijn want het wemelt er van de haaien. Ook zeeschildpadden en vliegende vissen die aan boord terechtkomen, worden rauw verorberd. Deze diersoorten zag ik zelf regelmatig vanaf mijn hoge, veilige balkon aan boord van het cruiseschip. Ook spotte ik vanaf die plaats destijds vaak haaien, dolfijnen en water spuitende walvissen.  

De handige Alvarenga maakt -zonder gereedschap- vishaken en een harpoen van stalen onderdelen van de kapotte motor en zo slaat hij grotere vissen aan de haak. De mensgrote nu lege koelbox (mèt deksel) die ze wisten te behouden, wordt gebruikt om getweeën in te zitten tijdens de heetste uren van de dag. Naarmate ze verder op open water  komen, komt de boot geregeld in plastic soep terecht. Heeft die rotzooi tenminste nog een functie! Alle bruikbare stukken plastic, flessen en vistuig worden binnengehengeld en creatief hergebruikt. Flessen worden gevuld met het regenwater dat voortkomt uit de hevige buien die ze dobberend in de Doldrums op hun kop krijgen. Hij vindt er een schoen in zijn maat en afgedankte kleding. In volle vuilniszakken wordt soms een wortel, een stuk kool of een restje frisdrank aangetroffen; het zijn de hoogtepunten tijdens hun dagen op zee.

Zijn maatje, bijgenaamd ‘Piñata’, overlijdt na enkele maanden op zee aan uitputting, zowel geestelijk als mentaal. Dat luidt een eenzame, zware tijd voor de achterblijver in die dan nog een lange tijd en vele stormen heeft te gaan. Hij wordt nu zelf ook soms overvallen door depressieve buien en zelfmoordgedachten maar weet zich er telkens wonderbaarlijk overheen te zetten. Zijn jagersreflexen heeft hij inmiddels dusdanig vervolmaakt dat het hem nooit aan voedsel ontbreekt. Hij raakt volleerd in het vangen van zeevogels in de boot; op enig moment heeft hij een voorraad van tientallen vogels. Die houdt hij levend aan boord door een van hun vleugels te breken. Hij organiseert vogelvoetbalwedstrijdjes met een blaasvis als bal.

Met een grote vogel met stevige poten die hij zijn ‘sea duck’ noemt, bouwt hij een band op. Hij noemt het dier Pancho en samen zingen ze de eenzaamheid en wanhoop weg. Op dat moment is Alvarenga 5.000 zeemijlen van zijn opstappunt verwijderd; een afstand van Rio de Janeiro naar Parijs. Als hij in de ‘ocean eddies’ terechtkomt, waar geen wind is en geen stroming (en zijn boot nog geen 1 mijl per uur aflegt), kan het eetfestijn niet op. Dat zijn namelijk fameuse verzamelplaatsen in zee van allerhande vissoorten; de hele wereldpopulatie aan vissers kent die plekken. Daar is hij dagelijks slechts vijf uur bezig met fourageren, in plaats van de hele dag. Soms wordt hij vergezeld door grote zeezoogdieren. Zo blijft een walvishaai (het grootste dier ter wereld dat in onze zeeën en oceanen rondzwemt) een weekje naast hem drijven. Alvarenga overweegt tijdens deze dagen om zich als een moderne Jonas in de bek van het dier te werpen…

Hij deed het niet. De 45-jarige José Salvador Alvarenga, bijgenaamd ‘Chancha’, is vandaag de dag alive & kicking, terug op vaderlandse bodem in El Salvador. Ongewild is hij recordhouder van de langste overleving op zee. Hij is de indrukwekkende hoofdpersoon in een prachtig verhaal dat ook werd verfilmd (ik zag alleen de trailer). Het boek vind ik in ieder geval een aanrader. Voor reislustigen en overtuigde thuisblijvers.

Vanavond is de keuzefilm te zien van Zomergast, viroloog en epidemioloog Jaap Goudsmit, getiteld ‘All is Lost’. Hetzelfde thema, een andere oceaan en een andere hoofdrolspeler (Robert Redford). Het is tevens de aftrap van Shark Week op Discovery Channel. Daar neemt bokser Mike Tyson het vanavond onderwater op tegen een grote witte haai.


Geen opmerkingen:

Een reactie posten