Afgelopen dagen hoorde ik 's nachts een aantal malen een groep flamingo’s overvliegen. Je herkent ze aan hun luide gegak, zoals ook ganzen dat doen. We wonen in de omgeving van salinas, de zoutmeren. Ten noorden van onze woonplaats heb je de salinas van Torrevieja en ten zuiden die van San Pedro. (In Torrevieja wordt dat zout vooral gewonnen voor het sneeuwvrij houden van de winterse wegen in Noord-Europa.) Die plekken zijn ook geliefd bij deze vogelsoort, ze komen er vaak en in groten getale om te foerageren. Een groep flamingo’s wordt in het Engels ‘a flamboyance’ genoemd. Ik hoef niet uit te leggen waarom. De prachtige roze kleur dankt de flamingo aan het voedsel dat hij eet. Algen en andere beestjes die het dier verorbert, bevatten carotenoïden (natuurlijke kleurstoffen). Een beetje drag queen is stikjaloers op die verentooi!
Wel vroeg ik mij af hoe deze vogels hun lange nekken recht houden als ze vliegen. Vliegend is er geen steun voor dat lange lichaamsdeel. Ik las ergens dat flamingo´s 19 nekwervels hebben. Wij mensen hebben er slechts zeven, een giraffe heeft er net zoveel als wij maar die zijn weer veel langer dan die van de mens. De nek van een flamingo is zo lang en flexibel om onder alle omstandigheden te kunnen eten. De manier waarop ze eten is ook bijzonder. Een flamingo kan alleen maar eten als de kop ondersteboven hangt. De bovenste snavelhelft raakt als eerste het water. Met hun tong zuigen ze het voedsel naar binnen.
We gingen recent weer op excursie naar natuurpark El Hondo om vogels te kijken. Die dag zouden we de gematigste temperatuur van deze week hebben: 24 graden Celsius. (Inmiddels ervaren we hier de eerste hittegolf.) De dag ervoor liepen we langs de salinas van San Pedro toen ik iets opmerkelijks spotte in de belendende sloot. Dat is overigens ook het leefgebied van onze lokale ijsvogel.
Na thuiskomst sloeg ik het Engelstalige vogelboek van Europa erop na. Die dikke pil van de Engelse vogelbescherming ontvingen we vorig jaar als kado van onze vrienden Pat & Sue. (Sue is een veel betere vogelaar dan ik.) Het bleek te gaan om een zogenaamde ‘glossy ibis’. In Nederland wordt deze vogel de zwarte ibis genoemd maar dat doet dus geen recht aan de kleurenpracht van de veren. Dan vind ik de Engelstalige aanduiding veel beter: glanzend. In het boek las ik dat deze vogel extreem zeldzaam is in Zuid-Europa. Dat je de soort eerder vindt op de Balkan en in het Midden-Oosten. Bofkont! Dat smaakte naar meer.
Het was voor het eerst dat het bezoekerscentrum van natuurpark El Hondo open was. We ontdekten dat park net voor de pandemie uitbrak en daarna was het centrum telkens gesloten als wij er kwamen. Er is een vaste expositie van de naar Spanje geëmigreerde Belg Peter Mertens en een roulerende, deze keer van een Spaanse fotografe. Beide expo’s tonen de vele vogelsoorten die in het park zijn te zien. De foto van de flirtende flamingo’s hierboven is gemaakt door señora Lopez.
Een groot aantal van de afgebeelde soorten zag ik daar nog nooit met eigen ogen. Vooral de aanwezige roofvogels waarop Mertens patent lijkt te hebben (buizerd, zeearend, en dergelijke), schitteren door afwezigheid als wij er zijn. Maar ja, wij gaan tijdens openingsuren, professionele fotografen mogen waarschijnlijk ook buiten bezoekersuren langskomen. Bovendien beschikken zij over betere camera’s en meer geduld.
Desondanks werd dit weer een leuk uitstapje. (Mijn kinderhand is snel gevuld.) Toen we aankwamen op het -al redelijk volle- parkeerterrein, was het een geroep, gekrijs en gezang van jewelste. Een betere ontvangst kan een enthousiaste vogelaar zich niet wensen! Voor een eenvoudige dag als maandag was het relatief druk in het park. De meeste bezoekers waren uitgerust met goede verrekijkers en zeer grote, professioneel ogende camera’s. Met lenzen van soms wel een meter of meer. Onze wandeling door het gebied begon goed met een vogel die hard en zeer gevarieerd zong, zich verplaatsend in een dikke rietkraag. Het lukte me om de vogel voor de lens te krijgen. Je kunt een zangvogel wel horen maar leuker is er ook een plaatje van te maken! Lichtgele borst en buik, mooi gekleurde snavel.
Eenmaal thuis, speurend in hetzelfde vogelboek, bleek het te gaan om de Orpheusspotvogel. Zo’ n naam verzin je toch niet?! In het Engels noemt men deze vogel ‘melodious warbler’, ook weer goed gekozen. Al jarenlang ben ik van mening -sinds wij daar woonden- dat de Britten een veel rijkere taal hebben dan wij Nederlanders. Zij kunnen iets met weinig woorden treffender zeggen dan wij. Deze zangvogel is inderdaad heel melodieus, heeft zijn eigen geluid en doet het gezang van collega’s ook nauwkeurig na. Zo komt de spotvogel aan zijn repertoire.
Aan het einde van de loopplank over de waterpartij was nu te lezen dat de Europese aal daar tijdens de coronapandemie werd uitgezet. Deze aal (of paling) groeit op in zoet of brak water en trekt als volwassen dier naar zee. El Hondo is een Natura 2000-gebied waarin een bedreigde vissoort als deze paling zich zonder al te veel problemen kan nestelen. Elk EU-land moet een eigen herstelplan hebben voor deze soort. We zagen deze diepgangers echter niet met eigen ogen. Wel grote vissen met flinke rugvinnen (karpers, voornen?) die zich leken te settelen naast de watervogels in het gebied. Vreedzame coëxistentie. Kunnen we nog veel van leren als menssoort...
Zolas altijd bij dit soort waterpartijen zweefden er grote en kleine libellen rond. Sommigen waren erg fraai. In onze voormalige tuin in Bali waren er talloze soorten te aanschouwen en die legde ik graag op de gevoelige plaat vast. De meeste van deze insecten blijven voortdurend in beweging waardoor ze lastig zijn te fotograferen. Heel soms landde er eentje op een grasspriet of uitstekende tak. Zo legde ik de vuurlibelle vast die bloedrood kleurt en een grote gele met blauwe ogen, waarschijnlijk familie van de glazenmaker. Meer foto’s van dit dagje uit vind je in mijn webalbum.
Na
El Hondo gingen we op zoek naar een restaurant in San Miguel dat onze vrienden
Paco y Rolando recent aandeden na hun partijtje golf. Het etablissement heet ‘Casa
Meson del Prado’, ofwel het huis op de prairie. Niet te
verwarren met het klein huis op de prairie. Dit restaurant heeft namelijk binnen
en buiten plaats voor ongeveer 200 gasten. Wij woonden 20 jaar lang om de hoek
maar zegen er nooit neer. Typisch Spaans (donker) ingericht met ouderwetse tegeltjes op de
vloer, zware houten stoelen en een goedkoop driegangenmenu: €11, inclusief een halve fles wijn en koffie. De bediening is er uiterst vriendelijk en muy rápido. Het is vooral een
pleisterplaats voor bouwvakkers en mensen die geen hoge culinaire eisen stellen. Niks flamboyants en daar is niks mis mee.