We vonden het tijd voor een nazomers uitje. Ruim drie maanden geleden stond er een interessant, rijk geïllustreerd verhaal in Spaanse krant La Verdad over rotskunst in de autonome regio Murcia. Dat las ik geïnteresseerd en stopte het daarna in de leeslijst van mijn browser, ter herlezing op een later moment. Rotskunst boeit mij. Ik ben geïnteresseerd in geschiedenis, andere culturen, kunst in vele verschijningsvormen. In 2006 zag ik de tot nu toe indrukwekkendste rotskunst in Kakadu National Park, Northern Territory (Australië). Het waren creatieve expressies van de eerste bewoners Down Under, de Aborigines. Die tekeningen dateren van ongeveer 30.000 jaar geleden. Je kon destijds als toerist vrij langs de rotsen wandelen, zonder gids of afrastering. (De foto in de kop van dit blog is een van die afbeeldingen.)
De beroemdste site voor rotskunst in Spanje, Altamira, bevindt zich in de noordelijke provincie Cantabrië. De tekeningen in die grot (vooral bizons in rood en zwart) werden in 1985 door UNESCO tot Werelderfgoed verklaard. Maar buurregio Murcia heeft momenteel 150 gedocumenteerde rotskunstsites waarvan vele zich nog in de studiefase bevinden. In de afgelopen vijf jaar nam dat aantal met 25% toe. Door drones worden nu vaker grotten met rotstekeningen ontdekt dan door speleologen! Deze rotstekeningen stammen uit het Paleolithicum, de oude Steentijd. Deze geologische periode begon 2,5 miljoen jaar geleden en eindigde ongeveer 9.000 jaar voor onze jaartelling. Ze zijn te vinden in Cieza, Mula, Ricote, Abarán, Calasparra, Cartagena, Lorca, Caravaca de la Cruz, Totana, Yecla en Cehegín. 110 rotskuststations in Spanje zijn inmiddels opgenomen op de UNESCO-lijst van werelderfgoed of die van Spaans cultureel erfgoed.
Dit jaar wordt gevierd dat UNESCO 25 jaar geleden de Meditterane Boog van het Iberisch Schiereiland op de lijst van werelderfgoed zette. Die denkbeeldige boog op de kaart bestaat uit een groot aantal voormalige schuilplaatsen van de vroege kolonisten in dit gebied. Het zijn artistieke expressies uit het Paleolithicum. Die bevinden zich vooral in grotten die destijds dienden als toevluchtsoord. Je vindt ze in de autonome regio’s Andalusië, Aragon, Castilla-La Mancha, Catalonië, de Valenciaanse gemeenschap en Murcia.
Dit jubileum was de belangrijkste reden voor het uitgebreide artikel in de krant. Ik maakte een voorselectie van de sites die daarin werden beschreven en koos voor ‘Abrigos de los Grajas de Cieza’ en ‘Abrigos del Pozo de Calasparra’ als eerste te bezoeken sites. In de eerste grot zou sprake zijn van unieke afbeeldingen van dansende vrouwen (meestal zijn het jagende mannen en dieren), de tweede had een goed begaanbare houten wandelplank die de bezoeker langs de rotskunst voert. Dat is de enige grot in Spanje die toegankelijk is voor rolstoelgebruikers.
Bewust sloeg ik de zomermaanden over voor een bezoek. Dan zou het te druk kunnen zijn maar zeker te warm. September was de uitverkoren maand. Via mail nam ik contact op met de betreffende gemeentes. Uit Cieza ontving ik de snelste en aardigste reactie, met de directe verwijzing naar een website waar ik online tickets kon reserveren. De grot in de buurt van Cieza is alleen in het weekend te bezoeken, met een gespecialiseerde gids en alleen op een vast tijdstip (10:00 uur in de ochtend). De keuze viel zo op Cueva de la Serreta. Mijn liefje stelde voor daarna te gaan lunchen in Cehegín. Dat stadje in dezelfde regio bezochten we drie jaar geleden tijdens een geanimeerde tapasroute. Het was er toen gezellig druk. Vooral restaurante El Sol sprong er destijds culinair uit. Daar reserveerden we dus ook.
We hadden er zin in, ondanks het feit dat de wekker erg vroeg afliep voor ons doen (6:45 uur). Sinds we zijn gepensioneerd, houden we niet van de wekker en van vroeg opstaan. Bovendien willen we alles op ons gemak doen, zonder gejakker of stress. Mijn liefje zocht uit dat het ongeveer anderhalf uur rijden was naar de grot. We reden weg van huis bij 19 graden Celsius, het dragen van een truitje was niet overdreven. De zonsopgang was die ochtend spectaculair, dat zag ik in mijn achteruitkijkspiegel. Deze keer reden we niet verkeerd (!), de bestemming bleek in een bekende omgeving te liggen. Daar had ik tijdens eerdere omzwervingen een keertje het bord van ‘arte rupestre’ (het Spaanse woord voor rotskunst) gefotografeerd. Even verderop aan het onverharde pad stond een stalen constructie in de vorm van een antropomorf -iets dat lijkt op een mens- dat symbool staat voor de kunst in de grot van Serreta. Die was nieuw voor ons.
In het hart van de karstkloof van Los Alamedes, een kalksteenformatie tussen Calasparra en Cieza, ligt de grot van La Serreta, op de linkeroever van de rivier Segura. Om de rotskunst te kunnen zien, dien je 120 meter af te dalen maar dat wist ik voor reservering nog niet. Deze grot werd in 1973 ontdekt door mensen van de afdeling Speleologie van de regio Murcia. Je hebt er niet alleen rotskunst, daar vond men ook de resten van een Romeinse woning die in de kloof werd gebouwd; het enige huis dat ooit zo werd gebouwd op Spaans grondgebied. De tekeningen in de grot stammen uit de periode van ongeveer 8.000-7.000 jaar geleden (Neolithicum).
We kwamen ruim op tijd bij het ontmoetingscentrum aan, als eersten. Langzaamaan druppelden meer bezoekers binnen. We moesten ons melden bij een stenen huis met een kaart van het gebied en de bezienswaardigheden aan de wand maar de gids was er nog niet. Het bleek een alleraardigste Spanjaard te zijn die onze namen met een grote glimlach van de reserveringslijst schrapte. De toegang is €5 per persoon, met korting voor senioren en kinderen. Het was die dag een groep van 12 personen, plus de gids.
Op de afgesproken tijd liepen we een paar honderd meters in de richting van de kloof waar je de Segura goed kon horen bulderen. Ik bleef bewust weg bij de rand. Daar stak de gids zijn verhaal af. Dat we voor een UNESCO-site stonden, je straks vanuit de kloof een beter beeld hebt op de rivier en meer interessants. Maar waar was die ingang dan? Die zag ik nergens... Ta-da! Hij trok een stalen klep open en daaronder zat een gat in de grond. Ter plaatse maakte hij een constructie voor afdaling in de grot. Het zag er niet heel solide uit maar duizenden bezoekers gingen ons voor dus vooruit! We kregen het advies rugzakken en cameratassen op onze buik te dragen want de doorgang was nogal smal aan het begin. Dat bleek de understatement van de dag.
De gids liep voorop de trap af, wij volgden op enige afstand. Ik zei in mijn goedheid nog tegen mijn liefje dat ik wel vóór haar zou afdalen, als de meest stabiele van ons twee. (Ô ironie.) Mocht zij dan slippen op de trap, dan zou ik haar opvangen. De eerste steile en hoge traptreden waren van beton, daarna wachtte ons een stalen wenteltrap van minder dan 1mx1m doorsnee. Ik zag mijn voorgangers zich door de engte wurmen.
Doordat ik voor mijn liefje liep en op afstand van de voorganger, kon ik onbelemmerd de diepte inkijken en daar ging het mis. Ik voelde mijn knieën knikken, mijn benen verslapten. Dat is mijn nemesis: angst voor dieptes (ook wel hoogtevrees genoemd). Ik kan geen diepte inkijken zonder onwel te worden. Daarom loop ik de Camino del Rey niet, kan ik niet dieper duiken dan 4 à 5 meter onder waterniveau, niet aan een raampje zitten in een vliegtuig, vind ik een berg afrijden zonder vangrail best eng (al doe ik het regelmatig). Ik kan ook nergens op een rand staan. Nou ja, de stoeprand gaat nog...
Ik draaide mij om, keek omhoog naar mijn liefje en zei gedecideerd: “dit ga ik niet doen”. Die zag aan mijn blik dat praten geen zin had, ze kon mij niet vermurwen tot een andere beslissing. Obstakels zijn er om te overwinnen maar deze niet. Zij kon de afdaling in haar eentje vervolgen, wat mij betreft. Maar dat weigerde ze, ze was solidair met mij. Een van de medebezoekers, een Brit die achter ons aan kwam en de grot eerder bezocht, zei nog dat dit het ergste deel van de trap was, de rest was gemakkelijker begaanbaar. Maar ja, toen had ik al in die diepte gestaard. Ik liep de trap weer op en stapte op vaste bodem. Vervolgens liepen we terug naar het beginpunt, waar de auto stond geparkeerd. In stilte. Ik was diep teleurgesteld in muzelluf. Dat gevoel hield wel even aan.
De lunch maakte veel goed. Niet alleen liefde gaat door de maag, lekker eten in goed gezelschap is tevens troostrijk. Een subtiele tapa van kabeljauw (lingote de bacalao) -een bekroond voorafje dat mijn liefje destijds het water in de mond liet lopen en nu weer-, heerlijke artisjokkenharten in Pedro Ximenez-saus, een mooi glas jonge, lokale rode wijn (uit Bégastri). Ik kikkerde ervan op.
Die avond op de bank keken we naar een van onze favoriete Nederlandse tv-programma’s: ‘Vroege vogels’, met presentator Menno Bentveld. Mijn liefje zei tijdens die onderhoudende uitzending dat er nog zoveel moois bovengronds is te zien. Een lief bedoelde opmerking die het mislukte bezoek aan de grot helemaal goedmaakte.
Maar de volgende keer gaan we naar
Calasparra (waar de rijst al werd geoogst, zagen we onderweg). Daar waar de grot
met rotstekeningen uit de Bronstijd zich bevindt. Waar een houten toegangspad tot
de kloof leidt en een brede loopbrug je langs de kunst voert. Ik geef de
rotskunst in Murcia (nog) niet op.