Translate

maandag 19 augustus 2024

Puurheid en gemis

Onze oudste op Bali, Yuda, vierde onlangs zijn 17de verjaardag. Daarmee word je voor de Indonesische wet volwassen. Maar wij, zijn witte oma’s, zullen hem voorlopig nog blijven zien als onze grote kleine. Moeder Elsa organiseerde achter zijn rug om met vrienden van school een surprise party op een leuke locatie. We spraken de jarige die dag via een videogesprek en hij glom van blijdschap. Hij was ‘very happy’. 

Van ons kreeg hij een integraalhelm kado; dat was zijn verjaardagswens. Op deze leeftijd mag hij motor gaan rijden maar de gedachte eraan geeft mij kippenvel. Een paar van zijn klassenvrienden rijdt al op grote motoren. Voorlopig gaat hij achterop zitten, hoop ik. (Niet dat dat minder gevaarlijk is.) Hij meldde tijdens dat gesprek tussen neus en lippen door dat hij zijn rijbewijs wil gaan halen. Hij heeft ons vertrouwen nooit beschaamd, rookt en drinkt niet dus dat is heel schappelijk voor een puber van zijn leeftijd. Zo’n knul verdient vertrouwen! Hij had zijn haar laten knippen maar dat was niet voor de helm. Dat moest van school. 

Tijdens dat videogesprek stond ik kort stil bij het feit dat we hem al 16 jaren kennen en dat we daar heel blij mee zijn. Dat we hem als ukkepukkie ontmoetten en elkaar na zo lange tijd nog steeds graag zien. Hij werd er verlegen van... We zeiden hem ook dat we van hem houden en dat bracht een blos op zijn mooie bruine wangen. Yuda is zo’n lieve knul. Op een dag als deze zou ik wel in een tijdmachine willen stappen om ter plaatse te kunnen meevieren. 

In de afgelopen weken op vaderlandse bodem was mijn liefje dagelijks bezig de mannen in Bali deelgenoot te maken van onze ervaringen. Ze maakte filmpjes, schoot foto’s en stuurde ze door. Regelmatig moest ik achterom kijken om te zien waar ze nu weer uithing. Vaak op een schaduwplek om het materiaal aan de Lovely Group (door hen bedachte naam voor onze groepsapp) door te sturen.

Zij zijn dol op deze gedeelde ervaringen. Zo probeert zij hun Noord-Balinese wereldje groter te maken. Soms worden ze uitgedaagd. Zo stuurde ze hen bijvoorbeeld een foto toe van het standbeeld van Nelson Mandela dat bij het Omniversum in Den Haag staat. Het beeld is getiteld ‘Long Walk to Freedom’ en werd in 2012 onthuld door bisschop Desmond Tutu. Zij moesten raden wie deze man is. Daarvoor was wel een nadere hint nodig.

The brave man is not he who does not feel afraid but he who conquers that fear.” Een van Mandela’s bekendere uitspraken. Die uitspraak moet ik maar eens op muzelluf toepassen als het om perikelen rondom opgroeiende jongens in Bali gaat. 

Op de dag van Yuda’s verjaardag keken we op tv naar de nationale herdenking van de slachtoffers van de oorlog tegen Japan en de Japanse bezetting in voormalig Nederlands-Indië. In een artikel in de Volkskrant las ik dat er over de invulling van deze herdenking door verschillende generaties verschillend wordt gedacht. De laatste jaren is de inhoud al behoorlijk aangepast. Er worden steeds meer groepen slachtoffers herdacht en ook de ambassadeur van Indonesië kreeg een prominentere rol. Daarnaast is de rol van het Van Heutsz-regiment veel kleiner geworden. Dat maakt duidelijk dat de verschuiving in het Nederlandse historische debat van slachtofferschap ook naar daderschap is verschoven. Voor jongere generaties gaat de verandering niet snel genoeg, voor oudere generaties juist te snel. De neteligste kwestie lijkt nu te zijn of deze herdenking moet worden uitgebreid naar de slachtoffers van de Indonesische Onafhankelijkheidsoorlog. Veel familieleden hadden te lijden onder de bersiap. 

Ik vond het een memorabele herdenking, gelukkig met een avondzonnetje. Vrienden Simone en Han-Dick hadden dit jaar gereserveerde plaatsen op het terrein. Simone heeft Indonesische roots, haar (voor)ouders werden in voormalig Nederlands-Indië geboren dus voor haar ligt veel familiegeschiedenis besloten in deze herdenking. Via Whatsapp ontvingen we foto’s van haar, haar broer en verder gezelschap. 

Ter gelegenheid van deze herdenking werd door vele aanwezigen de melatispeld gedragen. Dat is een pin met een witte Indische jasmijn als afbeelding. Deze bloem staat symbool voor puurheid en onschuld maar ook voor verdriet en gemis. Toen wij op Bali woonden, hadden we een groot aantal van deze frangipani-bomen (ook wel tempelbomen genoemd) in onze tuin staan; in uiteenlopende kleuren. Wij vonden het dé boom van daar om te planten. 

Schrijfster Yvonne Keuls (92), die in Nederlands-Indië werd geboren, en haar kleindochter Babiche (30) waren twee van de sprekers tijdens deze herdenking. Babiche vertelde over haar opa Rob die als 13-jarige met zijn tweelingbroer door de Japanners van hun moeder werd gescheiden. Babiches overgrootvader Aat was toen al krijgsgevangene gemaakt en door de Japanners weggevoerd naar jappen- en bersiapkampen. Pas in 1947 kwamen de jongens naar Nederland. 

De ouders van Rob kwamen pas in 1956 naar Nederland. Zij hadden hun kinderen 13 jaar niet gezien. Moeder Jo werd een zwijgster. Zij vertelde haar kinderen niets over wat zij in de vrouwenkampen had meegemaakt. Het typisch Indische zwijgen, waarover boeken zijn geschreven en documentaires zijn gemaakt. 

Een van de indrukwekkendste documentaires hierover zag ik afgelopen week bij 2Doc, getiteld ‘Als ik mijn ogen sluit’. Daarin vertellen vrouwen over de vele ontberingen, over hoe ze als kind of jonge vrouw de jappenkampen overleefden. Illustraties van Miep Bakker vullen hun verhalen aan. Die honderden tekeningen zijn later gebundeld in een boek getiteld ‘Kampherinneringen’. De herinneringen van deze vrouwen zijn altijd een ondergeschoven kindje geweest. Als zij na repatriëring begonnen te praten over hun ervaringen was de reactie meestal “Ja, maar...” Hun mannen hadden het altijd zwaarder gehad. Dus zwegen ze. 

Vader Aat van Yvonne Keuls zweeg niet. Hij móest over zijn ervaringen praten. Hij was ‘een van de duizend van Amahei’. Dat ging om duizend mannen die door de Japanners tot krijgsgevangenen waren gemaakt, afgeranseld en in het ruim van schip Kunitama Maru werden gegooid. Ze werden zonder eten en drinken in acht dagen naar Amahei verscheept, een stadje op Ceram (provincie Molukken). Daar moesten ze eerst een kamp voor zichzelf bouwen en vervolgens vliegvelden voor de Japanners aanleggen. Het materiaal daarvoor werd in zee gedumpt en moest door de krijgsgevangenen worden opgevist, zwemmend voor zich uit geduwd en in Amahei aan land worden gebracht. Maanden achtereen, in de bloedhitte met nauwelijks iets te eten en drinken. De krijgsgevangenen raakten uitgeput en kregen dysenterie. Velen stierven.

De verhalen over de grote ontberingen en de Japanse gruweldaden zijn akelig om aan te horen. Ze snijden door je ziel. Ooit las ik ergens dat Japanners de Duitsers van Azië worden genoemd; om hun wreedheid, hun sadisme en mensonterend gedrag jegens kampgevangenen ten tijde van de Tweede Wereldoorlog. Deze ervaringen werken door tot in volgende generaties. Babiche Keuls is van de derde generatie. Zij is iemand die juist wil weten wat haar voorouders overkwam. Zij wil dat doorvertellen opdat de verhalen niet worden vergeten en de misdaden niet worden herhaald. 

Afgelopen zaterdag was het officieel de nationale Onafhankelijkheidsdag van de Republiek Indonesië; de 79ste viering. In Jakarta en in de nieuw geplande hoofdstad Nusantara op Borneo. Op 17 augustus 1945 riep toenmalig leider Soekarno de onafhankelijkheid uit, tegen de wil van kolonisator Nederland. Nederland accepteerde deze situatie niet en organiseerde ‘politionele acties’. Er was ronduit sprake van oorlog waarin beide partijen extreem geweld gebruikten. Het duurde formeel tot 1949 voordat de onafhankelijkheid van de republiek door Nederland werd erkend. De soevereiniteitsoverdracht vond op 27 december 1949 plaats. 

Veel festiviteiten in Indonesië vonden een dag eerder plaats. Yuda’s jongere broer Damai (13) vertelde ons dat zijn school de viering echter vandaag -maandag 19 augustus- organiseert. Er wordt door schoolgaande kinderen op de maat gemarcheerd, het zogenaamde ‘Gerak Jalan’, de lange mars. Een-twee-in-de-maat anders wordt Damai heel kwaad! 

Het gaat om een regionale wandelwedstrijd in het regentschap Buleleng. Door leerlingen van de onderbouw van zijn middelbare school wordt 8km afgelegd door de binnenstad van Singaraja en eromheen. Studenten van de Senior Highschool leggen 17km af. (Yuda hoorde ik er niet over.) Er moet zo lang mogelijk synchroon worden gemarcheerd, met hoog opzwaaiende armen en benen. Ik geef het je te doen!  

Damai begeleidt vandaag als student counsel zijn marcherende medeleerlingen en ziet erop toe dat het correct gebeurt. Dat past bij hem! (Hij moet zelf evengoed wel meelopen in de maat... 😉) Vroeger noemden wij hem al ‘bupati kecil’ de kleine burgemeester. Hij wilde altijd de eerste, de beste en de knapste zijn. Als we kleding voor hem kochten, waren het geen t-shirts zoals voor Yuda maar overhemden met kraag en knoopsluiting. Netjes, gekleed als een volwassene. Kennelijk zien anderen dat ook in hem!

Een mooi stel. 


P.S. Nagekomen bericht van de jonge Balinese rapporteur: Damai meldde officieel aan ons terug dat de leden van zijn wandelclub ‘are all safe and healthy’. Ze eindigden als 15de in de competitie. Maar dat kon hem niet bommen!

 

Geen opmerkingen:

Een reactie posten