Toen wij onlangs de verjaardag van mijn liefje vierden met personeel en aanhang, kwam ons ter ore dat de vrouw van tuinman Ketut aan borstkanker lijdt. “Sama-sama anda.” “Net als jij.” Mijn liefje en ik hadden even oogcontact na die uitspraak. Net als zij maar dan anders. Inderdaad, ook mijn liefje kreeg die diagnose twee jaar geleden gesteld. De tumor werd vroegtijdig ontdekt, vakkundig verwijderd en de patiënte werd preventief nabehandeld. Vanmorgen dacht ik weer intensief aan die zware periode van chemotherapie. Ik kreeg er natte ogen van. Chemo is een mensonterende behandeling… Mijn liefje heeft echter een grote kans op volledig herstel.
Ik probeerde uit te vinden hoe het was gesteld met de vrouw van Ketut en welke behandeling zij ondergaat of onderging. Ik kwam niet veel verder dan te vernemen dat zij medicijnen krijgt of kreeg. Gebaseerd op eigen ervaring, heb ik geen hoge pet op van die locale medicijnuitgifte. Het vooruitzicht voor een borstkankerpatiënte op Bali is uiterst zorgelijk, want:
- de meerderheid van de vrouwen gaat te laat naar het ziekenhuis. Bij 70% à 80% van hen wordt stadium III of stadium IV vastgesteld (uitzaaiingen naar andere delen in het lichaam);
- veel vrouwen denken dat borstkanker niet is te genezen en vertrouwen op traditionele genezers en medicijnen;
- er bestaan (nog) geen grootschalige, preventieve borstonderzoeksprogramma's;
- er is een groot tekort aan diagnose- en behandelingsapparatuur. Machines die voorhanden zijn, zijn vaak sterk verouderd of kapot;
- er zijn onvoldoende chirurgen met een oncologische opleiding, te weinig gespecialiseerde artsen en verpleegsters;
- chemotherapie is mogelijk maar is voor de meeste zieke Balinezen tè kostbaar.
Onlangs maakte ik een excursie naar de Kecap-fabriek ‘Meliwis’ in Temukus, een van de buurdorpen. Ketjap is een belangrijk ingrediënt in de Aziatische keuken en de isoflavonen in soja hebben gunstige eigenschappen voor de gezondheid van de mens: ze zouden bescherming bieden tegen kanker. Opmerkelijk is in dit verband het lage aantal Oost-Aziatische vrouwen (vooral Japanse) dat aan borstkanker (over)lijdt. Dat wordt deels toegeschreven aan hun grote sojaconsumptie. Westerse vrouwen consumeren gemiddeld minder dan 3 milligram isoflavonen per dag. Voor Japanse en Chinese vrouwen geldt een dagelijkse inname van 25–50 mg.
Als puber en jong volwassene at ik vegetarisch. In die periode verorberde ik ettelijke kilo’s sojabonen en andere sojaproducten. Uit recent Amerikaans onderzoek blijkt dat vrouwen die als kind regelmatig soja aten, 60% minder kans hebben op borstkanker. Ook gebruik van soja in de puberteit en op volwassen leeftijd zou de ontwikkeling van borstkanker tegengaan. Tot op de dag van vandaag ben ik liefhebber van tempeh. Bovendien wilde ik wel eens een gefermenteerde sojaboon met eigen ogen zien.
Al jaren rijd ik langs de fabriek. Deze keer informeerden wij of we er een rondleiding konden krijgen. De volgende dag waren we welkom. We werden bijzonder hartelijk ontvangen en deskundig rondgeleid door de Chinese directeur. De arbeidsinspectie moet maar niet langsgaan in die relatief kleine, rokerige ruimte... al leken de medewerkers het naar hun zin te hebben. Er werd hard gewerkt maar ook veel gepraat en gelachen. De fabriek is klein van opzet, heeft circa 40 mensen in dienst die allen rouleren. Het productieproces voor zoete ketjap (kecap manis) is tamelijk overzichtelijk, volgens de directeur:
de sojabonen worden eerst grondig gewassen, dan worden ze één week in een gescheiden ruimte opgeslagen om te fermenteren. De gefermenteerde bonen worden daarna grondig gespoeld. Vervolgens worden ze in een zeezoutbad geweekt. Dan worden de bonen gekookt. Het kooksel wordt gescheiden: het vocht wordt gebruikt als basis voor de sojasaus, de bonenpulp doet dienst als diervoeding. Voor deze Meliwis-ketjap wordt overigens geen tarwe gebruikt. Het bonenvocht wordt met goudbruine palmsuiker steeds verder ingekookt. De daaruit ontstane sojasaus wordt vele malen gezeefd. Het resultaat is een zoete, dikke, donkerbruine sojasaus.
Elke processtap mocht ik fotograferen en de mannen en vrouwen gingen er goed voor staan of zitten. Vooral de bottelarij en het handmatig afvullen van de flessen vond ik interessant. De Balinese vrouw die aan het kraantje werkte, Sulijani, stond mij te woord maar hield haar ogen strak op de dikke sojasaus die uit het vat stroomde. Ik kreeg de indruk dat zij de kraan niet helemaal kon dichtdraaien al kon ze de toevoer wel temperen. Ik moest direct denken aan Charlie Chaplin in de film ‘Modern Times’…
Een gladde, dikke saus vulde de lege flessen die aan haar voeten stonden. Ik had zin om een vinger onder de stroom te houden. Haar buurman deed de dop op de fles en zíjn buurvrouw plakte het etiket erop. Meliwis wordt beschouwd als een goede kwaliteit sojasaus. Een lokaal product om trots op te zijn. Dagelijks verlaten 1.000 flessen sojasaus die fabriek. Bij het afscheid vroeg ik de directeur wat we hem verschuldigd waren voor zijn tijd. De vraag werd weggewuifd. Een unicum. De man krijgt van mij een (roze) lintje!
Geen opmerkingen:
Een reactie posten