Translate

maandag 31 december 2012

Rijst, rugzak, ringgit

Het is alweer de laatste dag van het jaar. Een jaar geleden vertoefden mijn liefje en ik in New South Wales (Australië). Dit jaar verblijven we in Maleisië. Ook hier en nu snelt de tijd. Orang oetans en langneusapen die wij in Borneo zagen -volgens mijn liefje spel ik het woord al weken fout maar deze combi van Europees en Aziatisch vind ik het mooist- lijken ver weg al is de herinnering in mijn geheugen gegrift.

Rijst, rugzak, ringgit: het bleek een mooie combinatie al kwamen we tot de conclusie dat we niet naar Maleisië zullen terugkeren. Er zijn hier mensen die jaar na jaar naar hetzelfde oord terugkeren. Dat is niets voor mij. Daarvoor is de wereld tè groot. Er zijn nog zoveel interessante landen die ik niet heb bezocht!

In Azië rondreizen terwijl Aziaten vakantie houden, is een ervaring op zich. Met positieve en negatieve kanten. Doorgaans verdwijnen bekende gezichten na twee à drie dagen; hun vakanties zijn dus kortstondig. Wij worden steeds beter in het onderscheiden van de diverse nationaliteiten. Thai, Maleiers, Koreanen, Chinezen, Japanners: we herkennen hun trekken. Kunnen we het niet zien, dan is het wel te horen. Als twee van de weinige Europeanen, vallen we op. We worden vaak toegeknikt en toegelachen. Af en toe wordt ons een goede dag of merry x-mas toegewenst. Heel soms volgt daarop een algemeen praatje.

Vakantie met Aziaten gaat tevens gepaard met flink veel herrie. Een hoteldeur zachtjes dichtdoen, is genetisch niet mogelijk in geval van Aziatische handen. 's Avonds laat de hotelkamer herinrichten, is een idee dat menig creatieve Aziaat heeft. Elkaar luidruchtig goede nacht wensen na middernacht, is kennelijk goed gebruik. Vooral Aziatische kinderen mogen tijdens een vakantie doen en laten wat ze willen. Om 12 uur 's nachts in groepjes schreeuwend door de hotelgangen rennen is dan ook niets verbazingwekkends...
In één hotel hadden we de pech dat onze kamer naast twee familiekamers lag die met tenminste tien luidruchtige grote en kleine Aziaten waren gevuld. Het kindermeisje in pyjama, waarschijnlijk een Filippijnse, deed de kamerdeur wijd open na mijn aankloppen en verschrikt weer dicht na mijn verzoek. In een ander hotel lagen we naast de kamer van een vader die ik al de gehele dag druk bellend had zien rondlopen. Toen zijn telefoonwekker vanaf 5 uur 's ochtends afging en daarna om de 10 minuten bleef rinkelen, vond ik het welletjes. Ik roffelde luid op zijn kamerdeur en vroeg hem zijn wekker af te zetten. Hij is dan wellicht niet op vakantie maar de rest van het hotel wel?! En mijn oordoppen doen goede dienst.

Dat alles is klein ongemak.
De rest van 2012 was over het algemeen ook goed wat mij betreft, al waren er trieste momenten: mijn oudste zus overleed na een jarenlange ongeneeslijke ziekte, een andere zus kreeg de diagnose borstkanker gesteld, werd geopereerd en is thans bezig aan een preventieve chemotherapie die haar geestelijk en fysiek zwaar valt. Mijn liefje en ik, ervaringsdeskundigen, lijden op afstand met haar mee.
Twee van mijn beste vrienden kregen de diagnose huidkanker gesteld maar sprongen door het oog van de naald. De schrik zat er evenwel goed in. Met het verstrijken der jaren is het onontkoombaar dat dierbare mensen (ernstig) ziek worden. Ik hoop evenwel dat het volgend jaar op dat punt minder enerverend wordt.

Het is met goed nieuws net als met hotelrecensies, kwam ik tot de conclusie.
We verblijven thans in een hotel op Langkawi dat wij enkele maanden geleden reeds boekten. Toen vonden we dat weliswaar vroeg maar de prijs-prestatieverhouding beviel ons. Net voordat we hier naartoe voeren, viel het oog van mijn liefje op een website met recensies van hotelgasten; een andere dan die wij raadpleegden bij de boeking. Ons hotel werd in niet mis te verstane woorden afgeserveerd: ontbijt niet goed, een handjevol ligbedden langs het -immense- zwembad, sommige kamers niet schoon, nauwelijks water uit de douchekraan. Het hotel ontving een dikke onvoldoende. We schrokken en krabden ons achter de oren. Hadden we niet opgelet? Moesten we iets anders boeken?
Er was echter niets van onze gading beschikbaar, het eiland bleek vol. Tja, dan het verblijf maar uitzitten?! Het viel alleszins mee: in onze grote kamer was alles schoon en functioneel (behalve internet). Het gebouw wordt momenteel opgeverfd maar daaraan storen wij ons niet al kun je je vraagtekens hebben bij de timing. Tijdens de Kerstdagen werd een enorme hoeveelheid kleurige en comfortabele ligbedden, parasols, stoelen, grote en kleine tafels afgeleverd. Dat minpunt werd daarmee weggepoetst. We maken inmiddels dagelijks een praatje met de hotelmanager. Met tips èn complimenten. Het is en blijft Azië.

Mijn conclusie: ontevreden mensen schrijven kennelijk sneller een negatieve recensie dan tevreden personen een positieve. 

Selamat Tahun Baru!

Ik wens jullie een gezellige jaarwissseling en een gelukkig nieuwjaar toe met veel goede gezondheid, liefde en vriendschap. Mijn liefje en ik hopen dat 2013 ons vooral veel goeds brengt uit Bali. 



vrijdag 28 december 2012

Perredaais

Pulau Langkawi bevalt goed. Dat gevoel heerst vaak als wij op een eiland vertoeven; zowel mijn liefje als ik voel mij eilandbewoner in hart en nieren. Dit eiland werd gespaard tijdens de beruchte tsunami van 2004. Éen persoon overleed, Langkawilocaties direct aan de Andamanzee liepen enige materiële schade op. Een lokale resorteigenaar die het persoonlijk meemaakte, vertelde dat het zeewater tot in zijn, net achter het strand gelegen, zwembad kwam. De bounty-eilanden die in Zuid-Thailand liggen, hier om de hoek, kregen het veel zwaarder te verduren met vernietigende golven van acht meter hoogte.

Het is de eerste keer sinds we naar Maleisië afreisden, dat we luieren en aan beachlife doen. Tot dan toe waren we toeristen, nu zijn we overwinteraars. Op een ligbed met een hapje, een drankje en de eReader is het goed toeven. Dat betekent dat we voor langere tijd op één plek verblijven en niet persé alle bezienswaardigheden hoeven te bezoeken, alhoewel het leuk blijft om af en toe wat te ondernemen.

Aanvankelijk hadden we het plan om ook naar de oostkust van (schiereiland) West-Maleisië te reizen. Voor die kust schijnen mooie snorkeleilanden te liggen. In de afgelopen dagen las ik in de plaatselijke krant dat de oostkust op sommige plaatsen 250mm regenwater kreeg te verwerken in korte tijd. De twee rivieren die er lopen, traden buiten hun oevers hetgeen leidde tot grote overstromingen. Die richting gaan we dus niet op.

In de afgelopen dagen snorkelden wij rond Pulau Payar. Dat eiland is onderdeel van het nationale waterpark. Maleisië doet het goed met natuurparken en ander werelderfgoed. Men haalt je op bij het hotel, brengt je naar de jetty, brengt je over in een degelijke ferry, begeleid je bij het overstappen in kleinere boten en ziet erop toe dat de boot je veilig op het eiland afzet. 

Wel moet je verplicht een waterafstotend polsbandje dragen met persoonlijke gegevens die corresponderen met een verzekeringspapier dat bij de toerorganisatie achterblijft. Voor als je letterlijk niet meer boven water komt... Je krijgt een zwemvest, eventueel een snorkelset en een lunchbox en uren later verloopt de terugreis in tegenovergestelde volgorde net zo georganiseerd.

In dat opzicht is Maleisië minder Aziatisch dan gedacht. In het Indonesië dat ik ken, is zo’n georganiseerde aanpak onbestaanbaar. Ik heb het in de afgelopen weken vaak gedacht: wat kan Bali/Indonesië nog veel leren van de Maleiers! Ze liggen in vele opzichten straatlengten voor op het buurland. Onderling is er altijd kinnesinne tussen deze buren. Na alle geschiedenislessen die ik kreeg in de prachtige, informatieve staatsmusea van Maleisië die ik recent bezocht, begrijp ik nu waar die competitie vandaankomt.

De regelmatige lezer weet dat mijn liefje en ik ervaren snorkelaars zijn. We zagen op diverse continenten fantastische onderwaterwerelden. Dat schept verwachtingen. Ook voor dit nationale park. Na 15 minuten in het water kwamen we echter beiden tot de conclusie dat er weinig was te zien... Letterlijk en figuurlijk. Zanderig, nauwelijks koraal, weinig -bijzondere- vissen. We besloten daarom naar het strand terug te zwemmen. Dicht bij de branding dacht ik op een bepaald moment een schim van een haai te zien. Het bleek zo te zijn: een black tip reef shark zwom er rond. Ik zag er nog een. En nog een. Middelgroot en klein. Het maakte de dag op het water helemaal goed.

In de afgelopen dagen maakten we tevens een reisje over de rivier Tanjung Rhu, een  vaarroute langs de mangroven. Daar was juist veel te zien: apen, salamanders, roofvogels. De rivier slingert zich langs limestonekliffen en door grotten. Soms breed dan weer smal. De vele roofvogels vond ik het hoogtepunt van dit tochtje: white bellied sea eagles en Brahmini kites. Ik zag deze gevederde vriendjes van dichtbij duiken en  vissen. Vanwege de hoge vliegsnelheid en de snelle manoeuvres waren ze moeilijk te fotograferen. Af en toe lukte het hun bewegingen vast te leggen. Een prachtig gezicht.
We gaan ons verblijf hier met enkele dagen verlengen en zullen daarna naar Kuala Lumpur afreizen.


maandag 24 december 2012

Selamat Krismas

De ferry van eiland Penang bracht ons in 3 uur naar vakantiebestemming Langkawi, 550 miljoen jaar oud (zoals ik net te horen kreeg). Het is hier prachtig: poedersneeuwwit zandstranden, kraakhelder zeewater, geen afval te bekennen, wel veel schelpen, overal palmbomen, restaurants, bars en wat vakantiegangers nog meer wensen. Het is hier zonnig met af en toe een wolk. De temperatuur is aangenaam, 's avonds koelt het zelfs een beetje af, we slapen ook hier zonder airco. Joehoe! Het hotel waarin we verblijven, heeft het langste zwembad van Maleisië.

Sea Shell, Sea Shell,
Sing me a song, o please!
A song of ships, and sailor men,
And parrots, and tropical trees,
Of islands lost in the Malaysian Main,
Which no man ever may find again,
Of fishes and corals under the waves,
And seahorses stabled in great green caves.
Sea Shell, Sea Shell,
Sing of the things you know so well.

Met de woorden van dichteres Amy Lowell wensen wij, mijn liefje en ik, alle vrienden, familie, bekenden en (andere) lezers van mijn blog een fijne Kerst toe!


vrijdag 21 december 2012

Doe maar geen toer, neem mijn broer

Ons hotel op Pulau Pinang (Eiland Penang) ligt aan het noorderstrand. Niet aan het strand waar de Hiltons, de Shangri-La's en andere 5-sterrenhotels staan maar wel direct aan zee. Wij doen het met minder sterren maar het hotel zit goed in de verf, de kamer is groot, schoon en heel ruim; mèt balkon en uitzicht op de Straat van Malakka. Dat is een van de drukstbevaren waterwegen van de wereld. We zien vele ferry’s, containerschepen en menig cruiseschip voorbijgaan.

's Avonds openen we de schuifpui zodat we kunnen inslapen met het ruisen van de branding. Slapen zonder airco heeft onze voorkeur. Bij het ochtendgloren horen we heel in de verte de imam oproepen tot het ochtendgebed. In de ochtend liggen de schelpen opgetast op het witte strand. Ik buk momenteel vooral voor kleurrijke pecten maar ik trof ook schelpen aan die ik wel kende maar niet eerder zelf raapte. Ik nam (slechts) één uitschuifbare breinaaldenkoker mee; mijn favoriete schelpentransportmiddel.

Vanaf het balkon kijken we tevens neer op een groot zwembad dat de Chinese Zwemclub (Kelab Renang Cina) bleek te zijn. Aan de receptie van het hotel vroegen we of we daar eventueel mochten zwemmen. Zij dachten van niet. Ons hotel heeft weliswaar een eigen zwembadje maar daarin dobberen, wat mij betreft, te veel mensen in boerkini en wat daarop lijkt. Dat vind ik niet erg hygiënisch.
Toen we de man aan de receptie van de privé-Chinese kelab vervolgens vroegen of we in hun 50meterzwembad mochten zwemmen, knikte hij bevestigend. Hij meldde wel dat we moesten worden uitgenodigd door een lid. Tja, hoe krijg je dat voor elkaar? We hoefden niet lang te wachten: meneer Hun Bin diende zich per omgaande aan als gastheer. Na registratie in het grote boek en na betaling van €3 mochten we te water.

Ons eigen hotel is, zoals gezegd, een prima adres maarehh... er is geen bar en er wordt geen alcohol geserveerd. Dat detail misten we, bij het boeken. We zijn echter niet voor een gat te vangen en gingen op zoek naar een supermarkt. We kwamen zowaar uit bij Tesco en The Fresh Food People waar Britse en Commonwealth-producten van de schappen spatten! Een mooie Australische rode wijn was daarna snel gevonden.
We informeerden bij de hotelreceptie of we onze eigen wijn mochten meebrengen naar het diner. Dat mocht. Uit respect voor de aanwezige moslims zonderden we ons af van de rest van de gasten; we besloten op het terras te eten. Dat is geen straf. In de meeste binnenruimten staat de airco heel hard aan. Het is er soms ijzig koud (kouder dan in Nederland). Dat is wellicht de reden waarom ik inmiddels keelpijn en een snotkop opliep.

De fles stond in een zak naast de poot van de tafel. De jongeman die ons serveerde, vond dat onnodig. Hij begreep heel goed waarom wij een glaasje wijn willen drinken. Dat doen mensen die op vakantie zijn. Ik liet het daar maar bij... Hij vroeg ons of we al trips hadden geboekt. Hij had namelijk een broer die ons wel zou kunnen rondrijden. We dankten hem hartelijk. Je zegt in Azië bij voorkeur geen 'nee'. Je glimlacht vriendelijk en doet vervolgens je eigen ding. Doorgaans regelen we onze uitstapjes zelf. Leg aan een lokalo maar eens uit dat je alle bezienswaardigheden van Pieneng (zoals Penang hier wordt uitgesproken) al hebt bestudeerd, dat de wandel- casu quo busroute al is uitgestippeld.

Ook in Penang, waar bijna 1.5 miljoen mensen wonen, is de bevolking samengesteld uit Chinezen, Maleisers en Indiërs. Het eerste dat mij hier echter opviel, is de diepdonkere huidskleur van vele van hen. Het lijken wel Bangladeshi?! Of wellicht zijn het Birmezen? Ik heb het (nog) niemand gevraagd. Penang staat op de lijst van UNESCO-Werelderfgoed. Dat is vooral te danken aan de combinatie van Westerse en Oosterse architectuur. We bekeken al veel bezienswaardigs. Er staat een zeer indrukwekkende Birmese tempel, de grootste Boeddhistische tempel in Maleisië (Kek Lok Si), paleiselijke Chinese clanhuizen en gebouwen uit Engelse tijd. Er bevindt zich een moskee uit Aceh en we liepen door Little India. Penang is een heuse smeltkroes. 


We wisselen een dag vol cultuur af met natuur. Zo bezochten we gisteren de Specerijentuin met honderden soorten flora & fauna en vele vlinders; een Chinese gids gaf ons uitleg over de inhoud van dit stukje tropisch regenwoud. Zie het bijbehorende uitdijende webalbum.

Aanstaand weekend zullen we met de ferry naar het eiland Langkawi varen, op 3 uur ten noorden van Penangeiland. De kaartjes zijn al gekocht; er gaat tweemaal per dag een boot die kant op en het zal druk zijn. Niet alleen Aziaten, die momenteel schoolvakanties vieren, maar ook met toeristen uit Europa en andere delen van de wereld. Op dat eiland zullen we Kerst en Oud & Nieuw gaan doorbrengen. 


maandag 17 december 2012

Geen haaievin of vogelnest

De eerste etalage die ik bekeek op de ochtend na aankomst in Kuching, was een Chinese. Van Theo. Theo Who? Van Teo Woo Chang. Hij heeft toestemming van het staatshoofd van Sarawak om haaievinnen en vogelnestjes te verkopen. Voor Chinezen is het een delicatesse, men trekt er soep van. Vanuit het oogpunt van solidariteit met de haai ben ik tegen het eten van vinnen.

Verder kun je mij veel aanbieden dat ik met plezier zal nuttigen. Voor vertrek naar Borneo verheugde ik mij al op het plaatselijke eten. Met veel Chinezen, Indiërs en Maleiers in dit land, moest de nationale keuken wel ongekend lekker zijn, dacht ik. Dat bleek zo te zijn. 
Ik geniet vooral van de diverse soorten laksa die hier worden geserveerd. Het zijn heerlijke maaltijdsoepen met noodles die zich goed laten smaken als lunch. Er zijn twee grove verdelingen in laksa: curry laksa (op basis van kokosmelk) en asam laksa (een zurige variant). Persoonlijk vind ik de curry laksa’s het lekkerst. Je hebt laksa met kip, met schaal- en schelpdieren, met vis, met uitsluitend groenten. Ook de soorten noodles verschillen per gerecht. De vulling is redelijk licht verteerbaar maar je kunt de soep zo vullend maken als je wilt.

Mijn eerste laksa met zeevruchten at ik in Sabah, in een stadje aan de zee. De jongeman die in het betreffende restaurant serveerde, sloeg zijn handen ineen en bracht die naar zijn mond toen ik mijn bestelling opgaf. Ik vroeg hem waarom hij zo reageerde. Het bleek zijn favoriete schotel te zijn. Hij vertelde ons dat zijn ouders afkomstig zijn uit Java maar dat hij volbloed Sabahan is. Die eerste rijkgevulde laksa zal ik niet snel vergeten... die was vurrukkulluk! Kosten van een gemiddelde laksa: € 2.50.

De laksa’s van Sarawak worden bereid met kokosmelk. Er zit altijd koriander, taugé en tofu in deze soepen. Elke laksa bevat tevens chilipasta in meer of mindere mate. De soepen van hier staan erom bekend dat ze pittiger zijn dan de laksa’s van elders. Ik houd wel van een beetje pit in mijn eten. Als ik weer in Spanje terug ben, ga ik deze heerlijke soep zeker een keer zelf bereiden!

Ook immigranten in Maleis Borneo brachten hun eetgewoonten mee. In de buurt van Chinatown bleek zich een winkeltje met Javaans eten te bevinden. Ik keek mijn ogen toen de dames in het piepkleine open keukentje bezig waren. Een van hen schilde eieren (met een lepel) in razend tempo, een andere kookte de noodles en taugé in een heel grote pan. De saté was al klaar toen ik aankwam; je mocht je eigen stokjes kiezen voor op het bord. Ook de pindasaus stond in een immense pot te pruttelen. Het enige dat nog moest gebeuren, was dat er een gekookt half ei ter garnering bovenop moest. Er hing een visdraad waarmee de vrouw haar eieren doorsneed. Vernuftig en leuk.

Op een avond aten we bij het Hong-Kong Noodle restaurant. Het was er druk. Dat is altijd een heel goed teken. We liepen binnen en kozen een tafeltje dicht bij het raam. Die avond was namelijk een Kerstprocessie door de straten aangekondigd en dat wilden we niet missen. Mijn liefje bestelde een knapperig eendgerecht, ik koos varkensvlees (bij de Chinees wèl te krijgen) en als bijgerecht bestelde ik geblancheerde midin. Ik had in de reisgids gelezen dat je deze groente moet uitproberen. De groente kwam als eerste. In Azië zul je niet gauw meemaken dat alle bestelde gerechten tegelijkertijd op tafel komen. 
Daarna kwam de eend aangevlogen. Mijn liefje vond slechts een vork in de bestekbus en vroeg om een mes. Als antwoord kreeg ze (na een brede lach): die hebben we niet”... Zelf eet ik hier bij voorkeur met stokjes; zo smaakt het veel beter, vind ik. De midin, bereid met ui en knoflook, was heerlijk. Zelfs mijn liefje prikte enthousiast in de berg rond. Midin is een junglevaren. Als je de foto goed bekijkt, zie je de karakteristieke uitrollers van de plant. De rekening van die avond: € 7.50 waarbij de Tigerbiertjes van mijn liefje en mijn versgeperst appelsap de helft van het bedrag uitmaakten.

In Maleisië houdt men erg van zoet. Een inwoner gebruikt gemiddeld 12 theelepels suiker per dag, las mijn liefje vandaag uit de krant voor. Hier gebruikt men veelal rietsuiker dat overigens net zo ongezond is als geraffineerde suiker. We beperken de suikerinname dan ook bewust tot een minimum. Voor een typisch stukje kek lapis (te vergelijken met Indonesische spekkoek) van Sarawak maken we echter af en toe een uitzondering. 
Hier heeft men het maken van deze laagjescake tot ware kunst verheven. Alle dunne plakjes worden met de hand gesneden en met allerlei smaken jam of creme op elkaar gestapeld. Zo ontstaan smakelijke kunstwerken met creatieve namen. We bezochten een fabriekje dat wordt gerund door lokale vrouwen die zo een onafhankelijk bestaan kunnen opbouwen. Snoepen voor het goede doel. Ik doe het hier graag!

Morgen zullen we Sarawak verlaten. We vliegen dan naar Penang, de Parel van het Oosten (in West-Maleisië).


zaterdag 15 december 2012

Cat city

We zijn inmiddels in Kuching, de hoofdstad van de regio Sarawak. Met Malaysia Airlines vlogen we circa 1200 kilometer zuidwaarts. We zijn overigens nog steeds in Borneo. In Bahasa Malaya (alsook in het Indonesisch) betekent kuching 'kat'. Op vele plekken in de stad staan dan ook kattenstandbeelden, uitgevoerd in uiteenlopende materialen. Er is zelfs een kattenmuseum dat we nog gaan bezoeken.

Om Sarawak binnen te komen, kregen we van de douane een stempel in ons paspoort. Mijn liefje vroeg de beambte waarom dat was; Sabah en Sarawak zijn toch beide regio’s van hetzelfde Maleisië? De vraag was semi-onschuldig. Enkele uren daarvoor had zij namelijk in een plaatselijke krant een artikel gelezen van de hand van een mopperende Sarawaki. Bewoners uit die regio krijgen namelijk ook een stempel waarmee zij slechts drie maanden aaneengesloten in Sabah mogen verblijven. Daarna moeten zij die staat verlaten, net als wij buitenlanders, terwijl zij toch Maleis staatsburger zijn?!

Het antwoord van de beambte (wij zijn een andere staat) was voor mij niet afdoende. Als buitenlanders vinden wij stempels van Sabah en Sarawak in ons paspoort niet zo gek maar voor inwoners van Maleisië zelf?! We spijkerden onze kennis van het land in de afgelopen weken een beetje bij. Sabah heette vroeger Noord-Borneo en stond onder direct Engels gezag, Sarawak heette vroeger ook al zo en was een zelfstandige staat, al werd de Britse avonturier James Brooke in 1839 de eerste blanke raja (koning) van de staat. Sarawak werd daarmee een protectoraat van Engeland maar werd evenwel na de Tweede Wereldoorlog alsnog formeel een Britse kolonie (tot 1963). Verklaart dat het verschillende statenverhaal en de stempels? Saya tidak tahu... ik weet het niet zeker.

Voelen Sarawaki zich wellicht minder welkom in Sabah, sommige groepen zijn ronduit ongewenst. Voor vertrek naar Sarawak was ik getuige van een politierazzia op de grote markt van Kota Kannibali (de hoofdstad van Sabah). Ik merkte twee getraliede bussen op, vol mensen. In eerste instantie leken het openbare bussen totdat ik zag dat de tralies rondom zaten en er twee personen naast de ingang van de kooi de wacht hielden. Het waren veel vrouwen en een enkele man. Waarschijnlijk waren het illegalen uit de Filippijnen en/of Indonesië. Een van de wachters merkte mij op maar liet mij ongemoeid zodat ik de foto kon nemen. De politieactie gaf een boel reuring, dat was te merken.

Kuching vind ik een modernere stad dan Kota Kannibali, met een boeiende combinatie van oude en nieuwe gebouwen. Ook hier is een History Walk uitgelegd (net als de Heritage Trail in Sandakan). Door het hart van de stad slingert zich de rivier de Sarawak hetgeen veel charme toevoegt. Met sampans vaar je van de ene kant van de stad naar de andere. Of beter gezegd: van het oude stadscentrum naar het nieuwe en vice versa. Voor een halve ringgit (13 cent) per ritje. Die traditionele bootjes met hun opmerkelijke bestuurders leveren mooie plaatjes op. 

Ter oriëntatie maakten wij op de dag van aankomst een sunsetcruise over de rivier. We hadden mazzel: het werd een zonnige avond. Het was vol aan boord. Zo vol, dat wij een zoekend echtpaar uitnodigden bij ons aan tafel te komen zitten. Ze namen het aanbod met ogenschijnlijk plezier aan. Marsha Choo en haar echtgenoot bleken afkomstig uit Kuala Lumpur. Hij was goed onderlegd op culinair gebied en gaf ons tips over te frequenteren lokale restaurants. Zij nodigde ons uit in Kuala Lumpur; wellicht dat we hen daar zullen opzoeken in de komende weken. Ik ga overigens nog een foodblog wijden aan mijn culinaire ervaringen alhier.

Kuching Waterfront is een boulevard van 1 kilometer waaraan vele eethuisjes zijn gelegen. Langs de kade staan veel oude gebouwen uit de Brooke-tijd. Al eeuwenlang woont hier een grote populatie Chinezen en er is dan ook een levendig en sfeervol Chinatown. We bezochten een klein-maar-fijn-museum over de immigratie van Chinezen in Maleisië, sinds de 13e eeuw.

We bezochten tevens het Sarawak-museum en het 'levende museum' van Kuching waar oorspronkelijke behuizing, voorwerpen, klederdrachten, gebruiken en andere wetenswaardigheden van de 7 etnische bevolkingsgroepen van Sarawak worden tentoongespreid. Elke bevolkingsgroep is er in levende lijve vertegenwoordigd. We zagen ook een dansoptreden. Mijn aandacht ging vooral uit naar de Iban, de koppensnellers van vroeger. Voor een voormalig headhunter is dat te begrijpen. De betreffende Iban-man (rechtsonder) heeft een indrukwekkend hoofddeksel op met de kop van een -ooit levende- hornbill erin; het symbool van Sarawak. Mijn kop zit er nog op.

Het culturele paspoort dat wij bij het binnengaan ontvingen, bevat stempels van ons bezoek aan de diverse authentieke woningen en hun bewoners. Ik stelde aan mijn liefje voor dat ik dat document de volgende keer aan de douane overhandig. Het leek haar geen goed idee...


woensdag 12 december 2012

Voor aap

Een diepgevoelde wens ging in vervulling. Als sinds mijn kindertijd ben ik dierenliefhebber. Oerang oetans zien met eigen ogen, stond hoog op mijn wensenlijstje. Voordat wij naar Borneo vertrokken, bekeek ik nog een BBC Life-natuurfilm die ik twee jaar geleden van een vriendin kreeg waarin deze mensaap figureert. Hun genen komen voor (bijna) 97% overeen met die van ons. Niet dat we ze daarom goed behandelen... de mens is de grootste bedreiging voor de orang oetan.

Deze week bezochten we het Urang Utan Conservation Center in Sepilok. Het gebied bestrijkt 10 hectare tropisch regenwoud, er staat geen hek omheen. Bedreigde mensapen worden er opgevangen; er is een groot aantal jonge apen dat er terechtkomt, gered uit nare omstandigheden. Er zijn echter ook wilde orang oetans die daar tijdelijk of zelfs definitief neerstrijken.

De mensapen van Sepilok kunnen gaan en staan waar ze willen. Dat deden ze ook op de dag dat wij aankwamen. Wij kochten een kaartje en bleken de eerste ochtendbezoekers. Het is hier allemaal goed geregeld en zeer vriendelijk: een heel redelijk geprijsd kaartje geeft je op een dag tweemaal toegang.

Niet veel later zeilde een jonge orang oetan uit de bomen naar beneden en kwam over de boardwalk aangewandeld. Hij liep recht op ons af en ging demonstratief liggen. Up close & personal, heet dat! Ondanks de grote opwinding die ik voelde, moest ik toch even slikken. Op enig moment liep het dier rakelings langs mijn liefje. Als zij haar arm had uitgestoken, had ze haar kunnen aanraken. Dat wordt ten stelligste afgeraden; het zijn immers wilde dieren. Uiteindelijk verdween ze weer in het groen.
Daarna was er veel te zien op het platform waar dieren worden (bij)gevoederd. Er zijn vier van dergelijke platformen in het regenwoud van Sepilok; platform 1 heeft kijkers, platform 4 ligt het diepst in het woud en is alleen bereikbaar voor personeel. Het doel is om dieren weer helemaal in het wild terug te brengen en hen zelfstandig te laten voortleven. Sommige orang oetans komen op enig moment niet meer naar 1, anderen blijven hun hele leven komen. Het is hun land, hun wereld. Wij zijn slechts bezoekers. Vanwege deze wijze van beheer gaat het relatief goed met de orang oetans van Sabah.

Tijdens het middagbezoek overkwam ons iets vergelijkbaars: we bleven lang hangen, de meeste rechtop lopende bezoekers waren reeds vertrokken. Twee jonge orang oetans kwamen wederom uit de bomen omlaag en zetelden zich op de boardwalk. Ze liepen over de leuning richting ingang. Toen wij besloten naar ons hotel terug te lopen, zaten ze naast de uitgang, als twee wachters... Ik wist niet goed hoe ik langs hen moest lopen dus we besloten terug te gaan en een ranger te vragen ons te begeleiden. Toen wij met hem bij de uitgang terugkeerden, waren de orang oetans verdwenen. Iemand in het resort meldde ons gisteren dat ze een aap op het parkeerterrein hadden zien lopen... Een ervaring die ik niet zal vergeten. Vele foto’s helpen mij herinneren.

Deze week brachten we ook een bezoek aan een ander gebied in Sepilok met proboscis-apen. Deze langneusapen worden 'orang belanda' genoemd, mensen van Holland. Alhoewel Maleisië een Engels koloniaal verleden heeft (en geen Nederlands), is de aanduiding ook hier bekend. Ik kan er wel om lachen al vallen sommige apenneuzen behoorlijk groot uit. Het gebied waarin deze apen zich senang voelen, is met name mangroveterrein. Het alfamannetje in het gezelschap gedroeg zich als een heuse raja, vele dames moesten zich aan zijn voortdurende lust onderwerpen. Op een bepaald moment werd een vrouwtje genomen en na enkele minuten stak ze haar arm uit. Ik ging zo in het tafereel op dat het een kreet bij mij uitlokte: “Help”… Mijn liefje vertelde mij op de weg terug dat ik daarmee de lachers op de hand kreeg. Had ik niet gemerkt, te druk met kijken en foto’s maken. We zagen afgelopen week veel meer apen en andere diersoorten.

Silver Leaf Monkey
Gisteren deden we het Pieterpad in het tropische regenwoud van Sepilok (Pitta Path). We liepen urenlang rond zonder anderen te zien. We hoorden heel veel vogelgekwetter maar zagen slechts 1 knalrode specht in de Sepilok Giant, een boom van 75 meter hoogte en circa 1000 jaar oud. Op sommige delen van het pad was het klunen, vooral voor mijn liefje. Toen ze een keer bij een hoge afstap uit balans raakte en op een gevallen boomstronk leunde, bleken twee medereizigers op haar been te zijn gesprongen. De bloedzuigers werden subiet en deskundig verwijderd. We deden daar ook de Canopy Walk, een wandeling door de boomtoppen, op een degelijke stalen constructie, 25 meter boven de grond. Als mens met hoogtevrees was het aanvankelijk wennen; de pas was nogal stijf, volgens mijn liefje. Dat verdween na een minuut of 10. Toen kon ik vrijuit kijken en genieten.

Wel, onze tijd in Sepilok zit erop. Het werd een prima verblijf dat we in de komende dagen nog zullen missen: de frisse lucht, de lekkere temperatuur ‘s avonds en natuurlijk de vele dieren. Ik heb veel foto's in het webalbum geplaatst, met bijschrift. We vliegen voor een dagje terug naar Kota Kannibali, gaan daar weer even snorkelen en reizen dan door naar Kuching, de zuidelijke regio Sarawak van Maleis Borneo.


zondag 9 december 2012

Beregoed!

Enige tijd voordat wij aankwamen in het jungle resort in Sepilok (oost-Sabah) waar wij thans verblijven, stuurde ik een mail naar Dr Wong, dierenarts en oprichter van de Borneo Sun Bears Conservation Centre dat in dezelfde plaats is gevestigd als waar de orang oetans vertoeven.

Toen ik surfte naar de plaats Sepilok kwam ik bij toeval over het -bedreigde- bestaan van sun bears (Helarctos malayanus) te lezen. Dr Wong blogt namelijk ook over zijn bijzondere dieren en zijn fantastische werk. Het centrum dat hij jaren geleden oprichtte, is nog niet open voor publiek al is het beheerwerk in volle gang.
Zonder mijn liefje -groot berenliefhebber- erin te kennen, zocht ik mailcontact met hem. Als je het niet probeert, dan weet je het niet. Ik legde hem in een mail uit dat ik zijn blog had gelezen, onder de indruk was van zijn werk en dat wij naar Borneo zouden reizen om bijzondere dieren te zien. Een bezoek aan 'zijn' Sun Bears mocht op dat programma niet ontbreken...

Ik kreeg een vriendelijke mail terug met daarin zijn plaatselijke mobiele nummer. Dat belde ik gisteren. Ik legde uit wie ik was en wat wij graag zouden willen. Hij stelde voor dat we de dag erna, vandaag, bij hem op bezoek zouden komen. Hij zou ons opwachten op parkeerterrein X. Zijn opvangcentrum blijkt in hetzelfde tropische woud te liggen als het gebied waarin de orang oetans zich bevinden.

Na hartelijkheden en dank te hebben uitgewisseld en enige mate van nieuwsgier van zijn kant te hebben bevredigd (Spain is in trouble, right?) gingen wij opgetogen het centrum binnen. 
Al pratend, liepen we met hem via een serie trappen naar een uitzichtpunt waar we plotseling oog in oog stonden met 5 honingbeertjes, de kleinste berensoort. Nou ja, we stonden niet letterlijk oog in oog; dat zou gevaarlijk zijn. Het blijven wilde dieren, die daar overigens in hun gewenste habitat leven: het tropische regenwoud. Het centrum biedt opvang aan 28 beren die momenteel op een oppervlakte van 2 hectaren in het wild leven.

Over dat opvangcentrum nog dit: deze dieren worden -vaak met tussenkomst van Wildlife Sabah- vanuit de gehele regio Sabah hier naartoe gebracht. Het centrum is namelijk enig in zijn soort. Deze beren worden uit hun natuurlijke omgeving verjaagd door aanhoudende houtkap en de aanleg van palmolieplantages, stropers jagen nog steeds op hen, ze worden soms als huisdieren gehouden. Allemaal ellendige omstandigheden waaruit ze moeten worden gered voor hun behoud. Het aantal sun bears in Borneo ligt naar verluidt namelijk vele malen lager dan het aantal bedreigde orang oetans...

Wong kocht in de afgelopen jaren met nationaal en internationaal sponsorgeld een stuk tropisch regenwoud van 4 hectaren, waarvan 2 hectare momenteel in gebruik is. Daarin vestigde hij zijn centrum. De dieren lopen los rond, krijgen de vrijheid en de natuurlijke omgeving die goed voor hen is, ontvangen medische verzorging en worden bijgevoederd. In het centrum zijn zowel volwassen beren als cubs. Het tragische is dat een babyhoningbeer alleen kan worden opgenomen nadat de moeder is gedood...

De sun bear, ook wel Maleise beer, honingbeer of hondsbeer genoemd vanwege de beperkte grootte, stond ongeveer model voor Winnie de Pooh, de hoofdpersoon uit de verhalen van A.A. Milne. Het dier leeft vooral 's nachts en is niet gemakkelijk te zien. Het dier weegt gemiddeld tussen 27 en 64 kilogram en is circa 1.2 meter lang. De sikkelvormige klauwen zijn vooral bedoeld om nesten op te graven, vooral termieten- en bijennesten. Het dier hoeft niet te overwinteren omdat het gehele jaar door honing, termieten, fruit, bessen en kleine insecten kunnen worden gevonden in hun natuurlijke leefomgeving.

Ik vertelde hem overigens van het bericht en de foto's in de Borneo Post van een kennelijk onbekende beerachtige die enkele weken geleden werd aangetroffen in een nieuw ontbost gebied in het zuiden van Sarawak. Wong had veel interesse in het artikel dat ik hem hedenmiddag per mail toezond.

We voelden ons grote bofkonten dat we er wel vijf honingberen met eigen ogen konden zien. Het zijn namelijk nogal schuwe dieren. Twee klommen speciaal voor ons in een boom. Volgens Wong "to show off". Mijn liefje was over the moon!

Het centrum is nog steeds dicht, tot grote ergernis van Wong. Hij geeft al geruime tijd veel geld uit aan het beheer van deze bijzondere kleine beren maar er staan helaas nog geen inkomsten tegenover. 
De officiële opening van het centrum stuit thans op de bouw en inrichting van een gedegen bezoekerscentrum. Hij zou graag over meer fondsen willen beschikken maar dat is geen sinecure. Daarover stelden we hem vele vragen. Op mijn specifieke vraag of hij contact had gezocht met WWF kwam zijn frustratie naar boven: deze organisatie wil nu geen vinger uitsteken voor de sun bear, daar het dier door hen niet als bedreigde diersoort is gekwalificeerd. Kwalijk en bovendien geheel ten onrechte. 
Mijn liefje opperde iets interessants: wellicht dat een bedrijf als Unilever en andere grote voedings- en verzorgingsmiddelproducenten, die op wereldschaal palmolie afnemen voor hun producten, langdurige sponsoring van het SBCC op zich nemen. Dat vind ik een beregoed idee dat navolging verdient.


N.B. De volgende blog zal over apen gaan. Ik beloof het!

woensdag 5 december 2012

Bijna Bankr(ay)oet!

De busreis naar Sandakan verliep goed, de buschauffeur reed uiterst zorgvuldig. We passeerden Mount Kinabalu, de beroemde berg (4000 meter) die door veel inwoners van Borneo als heilig wordt beschouwd en door vele toeristen wordt beklommen casu quo bewandeld. Daar mijn liefje en ik niet bepaald berggeiten zijn, is de beklimming van zo’n top geen attractie voor ons. Wat daarbij meespeelt is dat de meeste klimtochten om 3 uur 's nachts beginnen om de spectaculaire zonsopgang te zien en dat bijna iedereen enige vorm van hoogteziekte krijgen. Wèl moet ik beamen dat de berg iets mysterieus uitstraalt... (zie huidige blogheader).

De toegang tot dit stadje was indrukwekkend: vier rijstroken, met bomen omzoomde wegen, een stadsboog met welkomswoorden. Wat verder opvalt, is het grote aantal auto’s en de relatieve properheid. Volgens de reisgidsen die wij lazen ter voorbereiding, is in Sandakan 80% van de bevolking van Chinese origine. Zo ervoer ik dat niet al worden veel winkels door hen gerund. Nadat we kwartier maakten in ons hotel met uitzicht op de Suluzee en de Filippijnen, besloten we rond te wandelen voor een eerste indruk. We dronken een glaasje in het recent geopende hotel Four Points (onderdeel van Sheraton), gelegen naast de traditionele vismarkt. Daar durfde ik op mijn eerste dag in Sandakan niet te dichtbij te komen, vanwege de lucht... Alles in dat hotel rook en oogde nieuw. Ook het personeel was onwennig. De supervisor die met een jongedame in de bediening meekwam, wist zelfs niet hoe ze een opener moest gebruiken voor mijn bestelde fles San Pellegrino. Nee, dan ons eigen NAK Hotel: klein, gezellig, modern ingericht, comfortabel, met een dakterras en leuke loungeplekken.

De financiële directeur van ons gezin meldde dat we geld moesten tappen. Dichtbij het hotel vonden we een (islamitische) bank, Bankrayat, met ATM-machines. In Kota Kannibali hadden we dergelijke banken ook al gezien; sommige van die banken meldden dat buitenlandse kaarten niet konden worden gebruikt, bij andere was dat geen probleem. Deze bank had niet zo’n waarschuwing. We stapten binnen. Het was er vol met vrouwen en kinderen. Mijn kaart ging in de gleuf en werd geverifieerd, zoals gebruikelijk. Het duurde lang voordat er een tekst op het scherm verscheen. De machine schakelde om naar Engels en gaf een keuzemenu weer. Er zat niets bij van onze gading; geldopname was kennelijk geen optie?! Mijn liefje drukte op de cancelknop en kwam zo terug bij het beginscherm. Ik hield mijn ogen op het scherm gericht en zag de tekst “card retained due to technical problems” in een flits over het scherm schieten. De kaart werd ingeslikt, de ATM ging op zwart. Op cancel drukken, hielp niets. Alhamdulillah! Nog nooit meegemaakt?!

Nadat ik van de verbijstering was bekomen, sprak ik in mijn beste Bahasa Indonesia mensen in de ATM-ruimte aan. Of iemand mij wilde helpen onze masalah besar (grote probleem) van de verdwenen kaart op te lossen. Een moeder met haar zoontje schoot direct te hulp: haar kind zou ons wel even brengen naar het dichtstbijzijnde hoofdkantoor van de betreffende bank. Onze kleine teman hield ons goed in de gaten terwijl hij ons langs de vele marktkraampjes loodste. Wij volgden hem gedwee. Soms is reizen NIET verslavend!

Het bankfiliaal bleek om 5 uur te sluiten; wij kwamen om 5 over 5 aan. De deur zat potdicht en de bewaker, met afschrikwekkend geweer, was niet bereid ons binnen te laten. Op de stoep draalde een jongeman die bankemployé bleek te zijn. Ik legde onze soesah uit. Kennelijk had hij de kwestie vaker aan de hand gehad want hij meldde ons dat het tenminste 3 dagen zou duren voordat de kaart boven water zou komen. Dat vonden mijn liefje en ik beiden onacceptabel. Een leugentje om bestwil kwam dan ook uit eigen mouw tevoorschijn: we zouden de avond erop met het vliegtuig uit Sandakan vertrekken… (In werkelijkheid zou dat pas over 3 dagen zijn.) Hij ging terug het kantoor in om met zijn chef te praten. Ook die kwam naar buiten. Ik legde nogmaals uit dat we onze kaart de volgende dag zouden moeten gebruiken omdat we a) geen geld meer hadden en b) zouden vertrekken. Hij zou zien wat hij kon doen. Wij moesten de volgende ochtend om 9 uur terugkeren naar het filiaal.
In de loop van de avond verdween de stress bij ons beiden, de tactiek was bepaald: te allen tijde vriendelijk blijven maar wel actie ondernemen (polisi, Nederlandse ambassade, Borneo Post) als men niet vrijwillig aan ons plan wenst mee te werken. Het was weliswaar niet onze enige bankpas maar ik voelde mij zeer incompleet.

Om 9 uur de volgende ochtend zagen we de deur van het filiaal opengaan, de manager was nergens te bekennen. Aan een goed Engelssprekende baliemedewerker legde ik de kwestie uit en vertelde ik over het contact dat we de avond ervoor hadden met de manager. Hij belde terwijl wij in de bank op de bank wachtten. Het verlossende woord werd weldra gesproken: over ruim een uur konden we de wereldpas ophalen. Men hield woord, mijn kaart en ik werden herenigd. Joehoe, hulde aan de Maleiers!

Daarna werd de dag nog beter. We liepen de Heritage Trail te voet, lunchten in het Engelse theehuis met uitzicht over de baai en zagen nog zeearenden ook. Over enkele dagen verhuizen we naar een Jungle Lodge. Dan is het orang oetan- en langneusaaptijd. We hopen in die dagen ook honingberen te zien.

Ik wens jullie voor nu een leuke Sinterklaasavond toe. Ik kocht vandaag uit solidariteit een doosje pure chocolade met doerianvulling. Yum, maal een. Ik ben namelijk de enige die het lust.


maandag 3 december 2012

Rondje religie

Toen ik vanmorgen opstond -na een compleet mislukte nachtrust - en in de spiegel keek, zag ik de nieuwe Wilders. Pure zinsontgoocheling...
Het haar dat mijn liefje afgelopen vrijdag onvrijwillig had achtergelaten in Hair Design Studio Salon Unisex, leek deze nacht bij mij te zijn aangegroeid?! 

Vanwege mijn lage energieniveau leek het mij verstandig vandaag een rustig schema aan te houden. Het was hier tot nu toe behoorlijk warm maar wij slaan ons er goed doorheen. Ik kwam gisteren enigszins gehavend uit zee. We snorkelden rond drie atollen van het Tunku Abdul Rahman National Park: Mamutik, Manukan en Sipa. Helder zeewater, ver zicht, weinig vuil en plastic afval. Op sommige plekken was het water net zo warm als in de Spaanse douche. Een heerlijke ervaring. En overal zoetwaterdouches op de stranden!
Niet alleen zwom ik tegen een grazende zeekoe aan maar hoogstwaarschijnlijk ook tegen een onzichtbare 'stinger', geen gevaarlijke maar wel irritante kwallensoort waarvoor werd gewaarschuwd. De zwelling is behoorlijk; ik heb er een onderkin bij. Ook de Sony-onderwatercamera liet het op enig moment afweten; die lijkt niet meer waterdicht?! The story of my life...

Hedenmorgen deden we het hier dus rustig aan, met een rondje langs de verschillende gebedshuizen. Mister Wong was niet beschikbaar dus we moesten een andere teksi-chauffeur kiezen. Dat bleek geen sinecure: de eerste die we aanspraken, sprak geen woord Engels, de tweede had er weinig zin in, de derde had staar aan één oog en de vierde vonden wij te duur: voor 100 ringgit kun je bijna vliegend over de stad?!
Even later werden we aangesproken door een Maleier in een hagelwit shirt en met een witte muts op (moslim) die goed Engels sprak, een spiksplinternieuwe Toyota 4WD bestuurde en ons een aanbod deed, dat wij niet konden weigeren. Wong werd ingeruild voor Pak Rasali. Toen wij ongeveer 5 minuten met hem op weg waren, vertelde hij ons hoe zijn idee om ons te benaderen tot stand was gekomen. De laatste chauffeur had hem op zijn verzoek namelijk verteld dat wij 100 RYM te duur vonden. Zijn vraagprijs lag daar dus substantieel onder. Slim, daar houden we van.

In Maleisië zijn vele wereldgodsdiensten vertegenwoordigd. Zoals het doorgaans gaat als godsdienst vrij kan worden beleden, zijn er overal gebedshuizen te zien. Het eerste dat we wilden zien, was de stadsmoskee, aan de Likas Bay. We besloten niet naar binnen te gaan maar er omheen te lopen. Deze masjid, die is omgeven door water, is zeer goed onderhouden en de kleur van de koepel is van een buitenaards blauw (zie online album). 

Het tweede gebouw op ons lijstje was de taoïstische tempel Puh Toh Si van de grote Chinese gemeenschap in Kota Kannibali. Dit gebouw, met eigen kinderopvang en school, is prachtig, met Boeddha’s in diverse stijlen. Een Chinese gaf ons rambutans. Men is hier erg vriendelijk. Als Westerlingen zijn we zeer in de minderheid; tot nu toe kwamen we een groepje  Amerikaanse jongeren en een Fransman tegen.

De derde bezienswaardigheid op het programma was de sikh-tempel, een klein gebouw met kleurrijke glas-in-lood ramen. Uit een selfservice-laatje haalden we voor ieder van ons een hoofddoek tevoorschijn en de schoenen moesten uit. Het vierde gebouw was de Sabah staatsmoskee. Veel torens, veel koranteksten in goud. Hier besloten we wèl naar binnen te gaan, dus: schoenen uit, lichaambedekkende soepjurk aan en hoofddoek om. Mijn liefje staat werkelijk alles! Het rondje religie werd in stijl afgesloten met een bezoek aan de katholieke Heilig Hart-kathedraal, gebouwd in de Borneostijl die ook is te zien bij het staatsmuseum. Gewoon in korte broek en korte mouwen maar wel, respectvol, met pet in de hand.

Morgen gaan we verkassen. Pak Rasali haalt ons morgenochtend bij het hotel op en brengt ons naar  busstation Inanam aan de rand van de stad. Mevrouw Wilders is overtuigd van zijn betrouwbaarheid. Per bus gaan we van de westkust van Borneo naar de oostkust reizen. Het is een reis van 6 uur (360 km), in een comfortabele toeristenbus. Je kunt hier goedkoop met het openbare vervoer reizen; deze rit kost voor twee personen 86 ringgit ofwel € 20 euro. We waren de eersten om te reserveren en kozen de zitplaatsen met de meeste beenruimte: stoel 1 en 2, aan de schaduwkant. Op de vraag van mijn liefje of het een veilige reis wordt, zei de verkoopster, Jaaaah, bas baru” (nieuwe bus). Dus op naar Sandakan!