Dit wordt een langere blog dan normaal, ik waarschuw maar alvast.
Na lezing van een dikke pil van Stephen King had ik behoefte en zin aan
een serieus non-fictie boek over een onderwerp dat mij na aan het hart ligt. Mijn bibliotheek
staat er vol mee. Waarom lees je het ene niet en het andere graag? Hoe kom je
tot die keuze? Tja, waarom lees ik liever de Volkskrant dan De Telegraaf? Waarom
heb ik meer interesse in verdieping dan in achterklap? Omdat je iets kiest
dat past bij jou, bij je belevingswereld. Omdat je je ideeën wilt toetsen of
bevestiging zoekt van het eigen gedachtegoed. Ik laat mij graag verrassen door
een nieuwe of andere zienswijze. In mijn geval komen (aangename) verrassingen
doorgaans niet voort uit het politiek rechtse spectrum.
In de afgelopen dagen kon in het verkozen boek niet wegleggen. In huize
Barefoot leidde dit bondige maar indringende werk tot gesprekken en discussie.
Mensen die mij persoonlijk kennen, weten dat ik nogal intens kan zijn als
iets mij bezighoudt. Als ik iets boeiends lees of heb gelezen dan wil ik erover
praten. Iets dat mooi of goed is, wil ik graag met anderen delen. Af en toe kan
ik dan zelfs bevangen raken door een zekere zendingsdrift.
Na weer zo’n betoog van mijn kant zei mij liefje “hiervoor gingen we in de jaren '60 en '70 de straat op.” Zij meent dat mensen in die jaren
gemakkelijker waren te mobiliseren voor een goede zaak, dan nu. Ik ben dat met
haar eens. Alhoewel ik niet van de school ben die beweert dat vroeger alles beter
was, merk ik dat onverschilligheid in de afgelopen jaren op grote schaal zijn
intrede deed. Mensen lijken niet meer voor het collectieve te gaan, het
individuele floreert. We zijn vergeten dat we uit net genoeg water bestaan om
een vloedgolf te vormen. Dat is geen uitspraak van muzelluf maar vrij naar de Nederlandse filosoof Dennis Gaens. Mijn liefje en ik
zijn geen hippies (meer) maar we zijn zeer begaan met het wel & wee van
Moeder Aarde, met sociale en economische ongelijkheid in de wereld.
Het betreft het boek ‘Extinction: A
Radical History’ van Ashley Dawson. Hij is Amerikaan, doctor in de Letteren
en professor aan de universiteit van New York. Het boek verscheen in juli 2016. Onderwerp: het massaal uitsterven van grote en kleine dieren en planten. Het werk vind ik ten eerste goed omdat het een probleem van
wereldformaat, dat mij na aan het hart ligt, beknopt en helder in historisch
perspectief plaatst. Daarbij komt dat de auteur het probleem niet alleen grondig
analyseert en documenteert maar daarnaast ook oplossingen schetst.
Wetenschappers zijn het erover eens dat de aarde vijf
perioden van massa-uitsterving kent: Ordovicium – Siluur, Devoon-Carboon, Perm,
Trias – Jura, Krijt – Tertiair. Laatstgenoemde periode wordt als de heftigste gezien want het
leidde tot het compleet uitsterven van dinosauriërs. Wij leven nu ten tijde van
de zesde extinctie, waarin de mens debet is aan een wereldwijde uitstervingscrisis
die in het boek ecocide wordt genoemd. Vooral grootschalige vernieling van
habitat is een boosdoener.
Deze periode is men Anthropoceen
gaan noemen, een term die het eerst werd gebezigd door de Nederlandse chemicus
en Nobelprijswinnaar Paul J. Crutzen in 2002 (‘The Geology of Mankind’). Het
betreft een tijdvak waarin de mens wereldwijd aanzienlijke invloed uitoefent op
aardse ecosystemen. Die periode laat Crutzen beginnen aan het eind van de 18de
eeuw, als de industriële revolutie uitbreekt en op grote schaal kooldioxide in
de atmosfeer komt. Dat is het begin van het einde.
Dawson is echter van mening dat de invloed van de mens op de natuur veel
eerder begon. Hij gebruikt onder andere het filtration
principle dat door biologen wordt gebruikt: hoe eerder in de tijd de mens opdook,
hoe lager het uitstervingspercentage van dieren is. Daar, waar de mensheid
ontstond (in sub-Sahara Afrika) stierf 5% van de diersoorten uit door menselijk
handelen, later in Europa was dat 29%, weer later in Noord-Amerika 73% en op
het als laatste bewoonde continent Australië stierf 94% van de soorten uit
sinds homo sapiens daar voet aan wal zette.
De auteur beschrijft dus de geschiedenis van extinctie in het dieren- en
plantenrijk in relatie tot de mens; van eeuwenoude samenlevingen tot nu. De Sumeriërs begonnen op grote schaal te ontbossen, de Romeinen slachtten megafauna
grootschalig af. De Paleolitische grottekeningen van Lascaux in Zuid-Frankrijk (circa
20.000 jaar oud) zijn een voorbeeld van massale uitsterving, net als de wereldwijde
walvisvangst en de uitroeiing van bizons door Europese kolonisten in
Noord-Amerika.
Hoe komt het dat in de afgelopen 40 jaar de helft van de
megafauna van onze planeet verdween? Waardoor vergaan dagelijks bijna 100 dier-
en plantensoorten? De grootste schuld van dat massale
uitsterven ligt bij het kapitalisme, wat Dawson betreft. Hij ziet dat enorme
verlies als een onvermijdelijk kenmerk van het hedendaagse kapitalisme.
Traditioneel natuurbeheer (het in stand houden van flora en fauna) noemt
Dawson een pleister op een gapende wond. Nieuwe strategieën als ‘rewilding’
(bestaande soorten herintroduceren in nieuwe wildernissen; Oostvaardersplassen als
voorbeeld) en ‘de-extinction’ (verdwenen soorten door genetische manipulatie weer
tot leven wekken; bijvoorbeeld de ibex in Noord-Spanje) werken op de lange
termijn niet. Verwildering is een goed initiatief maar gaat niet ver genoeg. Uit
de dood opgestane soorten met behulp van de-extinctie lopen het risico wederom
uit te sterven.
Als we onze planeet -en daarmee onszelf- willen redden, moet het roer om.
Radicaal!
Dawson is zeer uitgesproken: hij staat een expliciet anti-kapitalistisch
beleid voor. Meer-meer-meer ten koste van alles leidt tot steeds minder. In de
afgelopen 20 jaar was praten over dergelijke maatregelen taboe maar Dawson
schuwt het onderwerp niet. Radicale, socio-politieke hervormingen zijn nodig om
een ramp af te wenden. Hij roept op tot een revolutie die wellicht onwaarschijnlijk
is maar daarom niet onzinnig. Hij stelt grote vraagtekens bij het beleid van instituten
als de Wereldbank en IMF. Hun leningen aan arme landen brengen zoveel
betalingsdruk met zich mee dat het niet verwonderlijk is dat men de eigen
natuurlijke rijkdommen verkwanselt. De koers van een bedrijf als Monsanto, dat
patenten aanvraagt op intellectueel eigendom dat eenieder toebehoort (namelijk genetische
codes), is geen goede weg voorwaarts.
Een van Dawson's suggesties is dat 1% van de rijkste wereldburgers Robin
Hood-belasting gaat betalen over hun kapitaal. Dat geld kan dan worden besteed
aan de bescherming van plant- en diersoorten in gebieden die zijn uitgeroepen
tot hotspots van biodiversiteit en die bescherming hard nodig hebben. In het
belang van de mensheid.
Die ecosystemen bevinden zich aan de Atlantische kust van Brazilië, in
het zuiden van Mexico, in midden-Amerika, de Andes, de Grote Antillen,
westelijk Afrika, Madagaskar, de westelijke Ghats van India, Indo-Burma,
Indonesië, de Filipijnen en Nieuw-Caledonië. Met elkaar beslaan die gebieden
1.4% van de oppervlakte van de aarde. Ze bevatten echter 44% van 's werelds
plantensoorten en meer dan één derde van alle vogels, zoogdieren, reptielen en
amfibieën. Miljoenen plant- en diersoorten worden bedreigd, miljarden arme
mensen en inheemse volkeren zijn afhankelijk van die ecosystemen. Dawson stelt
voor bewoners van die gebieden een gegarandeerd inkomen te verschaffen. Met dat
salaris kunnen ze hun leefgebied in stand houden, voor zichzelf en ten faveure
van de rest van de wereldbevolking.
Ben je er nog, lezer..?
Zelf vind ik het geschetste scenario niet vergezocht, het inspireert juist
en dat is precies wat ik verwacht van een goed boek. Ik schreef professor
Dawson deze week dan ook een waarderende mail en kreeg binnen een dag een alleraardigst
antwoord terug.
In Nederland werd 2016 uitgeroepen tot Jaar van het Boek en tot
september kun je het belangrijkste boek voor Nederland insturen. Voor mij is dat
‘Extinction: A Radical History’. Niet
alleen van belang voor Nederland maar voor de hele wereld.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten