Translate

woensdag 28 maart 2018

Over botten en boten

We blijven nog even in Indonesische sfeer. Een maand geleden, op 28 februari, las ik een artikel in de gewaardeerde Britse krant The Guardian. Het was getiteld ‘Indonesia: cemetry dug up in search for bones of British and Dutch sailors’. Het bericht werd niet opgepikt door de Nederlandse pers. Die dag markeerde de 76ste herdenking van de Slag om de Javazee (1942), een voor Nederland en de geallieerde strijdkrachten slecht verlopen zeeslag. Nederland vocht destijds tegen de Japanners in een poging om Nederlands-Indië te behouden. Daarbij kwamen 900 Nederlanders om op zee.

Illustratie: Tirto.id
In het betreffende artikel meldde journaliste Kate Lamb vanuit Jakarta dat Indonesische autoriteiten waren begonnen met het openen van een mogelijk massagraf met resten van Nederlandse en Britse opvarenden. Dat onderzoek vindt plaats op een begraafplaats in Brondong, Oost-Java. Botten die waren aangetroffen in scheepswrakken, zouden zijn gedumpt in een massagraf op de nabijgelegen begraafplaats van Suko. Dat bericht verscheen eerder op de Indonesische website Tirto. De botten werden gevonden door Indonesische lassers in de haven van Brondong. Zij vertelden dat ze daar tussen 2014 en 2016 waren ingehuurd om schroot van oude schepen te maken; het zou gaan om vracht- en handelsschepen maar de werkmannen kregen de indruk dat ze ook te maken hadden met oorlogsschepen.

Nederlandse experts stelden in 2016 vast dat Ms. De Ruyter en Ms. Java volledig waren verdwenen en dat Ms. Kortenaer voor 80% verdween. Scheepswrakken staan onder bescherming van internationaal recht en dienen te worden beschermd als zeemansgraven en oorlogsgraven maar in de afgelopen drie jaar verdwenen zij op mysterieuze wijze, geheel of gedeeltelijk uit het water. Het wordt wel aangeduid als ‘the world’s biggest grave robbery’...

Meneer Bintara, hoofd van de Waterpolitie van Brondong, bevestigde in een interview dat personeel van het Indonesische ministerie van Buitenlandse Zaken en van de Nederlandse ambassade betrokken zijn bij de opgraving van een vermoedelijk massagraf op de begraafplaats van Suko. De omgang met Nederlandse historische scheepswrakken die zich buiten het Koninkrijk der Nederlanden bevinden, is een gedeelde verantwoordelijkheid van vier ministeries: Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties (het Rijksvastgoedbedrijf), Buitenlandse Zaken, Defensie en Onderwijs, Cultuur en Wetenschap.

Bintara zei tegen de Britse verslaggeefster dat een team in de voorafgaande week op drie locaties was waar botten zouden zijn gedumpt. Een officiële woordvoerder van het Indonesische ministerie weigerde echter commentaar te geven. Ook woordvoerders van de Nederlandse ambassade hielden de kaken stijf op elkaar. In het Guardian-artikel trof ik een link aan naar een ander artikel waarin Indonesische bergingsmedewerkers werden geïnterviewd. Die scheepswrakken werden om hun schroot verkocht maar bevatten ook waardevolle materialen als koperen kabels en fosforbronzen propellers. Deskundigen zijn van mening dat ook naar stalen platen van voor het tijdperk van de kernproeven (1945) wordt gezocht. De gezonken schepen bestaan namelijk deels uit zogenaamd ‘low background steel’, stralingsvrij staal dat nog zeer geschikt is voor de vervaardiging van Geiger-tellers, ruimtevaartsensoren en medische apparatuur. Zo leer je nog eens iets!

Op diezelfde datum, 28 februari, trof ik een tweede artikel aan van dezelfde verslaggeefster. Ook dat stopte ik in mijn bewaarmap op Flipboard, voor een later moment. Dat is het prettige van dit medium: je kunt je eigen magazines aanleggen. Ik heb er inmiddels tien met uiteenlopende thema’s (Brexit, Trump, Indonesië, boeken, reizen, LGBT, etc.) die ik vooral als naslagwerk voor blogs gebruik.

In dat artikel werden Indonesische schrootwerkers uitgebreid geïnterviewd. Muhammad Usman is een van hen. Hij vertelt over stoffelijke resten (botten van armen en benen) en daarbij aangetroffen pistolen, geweren, helmen en laarzen in zeer grote maten. De lassers van Brondong wisten jarenlang van het bestaan van gezonken oorlogsschepen vlakbij hun werkplek. Het was hen bekend dat plunderaars al jarenlang aan de haal gingen met waardevolle vondsten. De grootschalige en systematische plunderingen begonnen echter pas in de afgelopen twee à drie jaren, volgens de mannen. De Indonesische overheid stelt dat het vergunningen afgaf voor berging op andere locaties maar bergers zouden het niet zo nauw hebben genomen met de coördinaten.

De journaliste schrijft in dat artikel dat de ontdekking van verdwenen en geplunderde oorlogsschepen ‘a deep sense of indignation, political awkwardness or post-colonial indifference’ oproept. Dat laatste gevoel, post-koloniale onverschilligheid, overheerst vooral bij de arbeiders van Brondong. Berger Souudin zegt in een interview: “I only cut up the boats. That was my focus. On the work, not about whether there was a problem with the bones”. Dagelijks verwerkten 50 arbeiders schroot van de oorlogsschepen dat vervolgens werd doorverkocht voor Rpi200.00 per ton (12). De Indonesiërs arbeiders bleken alleen enthousiast te worden over de afmetingen van de botten. (Reusachtig, in de ogen van Indonesiërs!) Ene Agus kreeg van zijn baas opdracht om botten te begraven. Hij ontving Rpi100.000 (6) voor die klus.

De begraafplaats van Suko ligt op enkele minuten rijden van de haven van Brondong. Het is een bouwvallig terrein in het centrum van het dorp, met gras overwoekerd en bezaaid met kleine, kleurrijke zerken. De 70-jarige grafdelver Illyas weet dat daar stoffelijke resten van marinepersoneel liggen. De botten werden in grote zakken gedaan en in de grond gestopt. “Sacks like the ones used to carry rice”. Hij hoorde minstens twee jaar geleden dat Agus botten op de begraafplaats achterliet en andere op de nabijgelegen vuilnisplaats dumpte.

Mensen die hun leven lieten voor Volk & Vaderland, zouden in vrede moeten kunnen rusten. Erg waardig is hun laatste rustplaats niet als je de uitspraken mag geloven.

Foto: Kate Lamb (voor The Guardian)
Een berger vertelde dat hij een kogel opdook die in zijn hand ontplofte; de journaliste zag een man tegenover zich die -inderdaad- een vingerkootje mist. Andere Indonesische duikers zeiden dat ze te bang werden om te plunderen nadat een collega op onverklaarbare wijze mank werd nadat hij lepels opdook en meenam; die dingen waren vast behekst. (Dat bijgeloof zag ik eerder in actie in Bali.) In een antiekwinkel in Surabaya werd aan Lamb een lepel getoond met het embleem van de Nederlandse Marine erop.

De recentste artikelen over dit onderwerp in de Nederlandse pers dateren van 23-25 januari 2018. Toen was de algemene strekking dat het Nederlands-Indonesische onderzoek naar wie de verdwenen oorlogschepen De Ruyter, Java en Kortenaer borg (eufemistisch uitgedrukt), op een dood spoor zat. Dat blijkt niet zo te zijn. Men meldde dat Indonesië geen aanwijzingen had in de richting van mogelijke daders. Ook dat is niet helemaal waar. Zelf zocht ik op website Tirto.id aan de hand van zoekwoorden ‘kapal perang di laut Jawa’ (oorlogsschepen in de Javazee) naar het artikel. Het oorspronkelijke verhaal bleek te zijn gepubliceerd op 23 januari 2018 en is tegengesteld aan dat in de Nederlandse pers. Ik kon de tekst lezen met behulp van Google Vertaal. Minister Ank Bijleveld beantwoordde eind januari 2018 kamervragen over de verdwijning van de oorlogsgraven. Dat verslag las ik eveneens online.

Sindsdien heerst er radiostilte bij de Nederlandse pers. Dat was zelfs het geval op de herdenkingsdag in februari, vandaag een maand geleden. Op de dag waarop de Britse pers wèl over het onderwerp schreef. Daarover verbaasde ik mij. Ik begrijp best dat het een pijnlijke kwestie is en dat de relatie Nederland-Indonesië gevoeliger ligt dan die tussen het Verenigd Koninkrijk en Indonesië, juist vanwege het koloniale verleden. Ik begrijp ook dat de Nederlandse overheid zekerheid wil hebben of de stoffelijke resten in massagraven van Nederlanders zijn. Daarvoor zal uiteindelijk langdurig, forensisch onderzoek nodig zijn, met medewerking van nabestaanden. Als je leest hoe men met stoffelijke resten is omgegaan, is de kans groot dat niet alles boven water komt (excuus voor de woordspeling).

Je kunt als Nederlandse krant toch melden dat er wel degelijk sporen zijn? Dat Indonesische bergers zich wellicht niet bewust waren van de ernst van hun handelingen? Zonder een beschuldigende vinger uit te steken, zoals de Guardian deed? Geloof maar dat ook de Britten het naadje van de kous willen weten. Voor hen is deze kwestie van grootschalige grafschending net zo onwelriekend. Deze week was de minister van Defensie nog te gast bij Jeroen Pauw maar er werd niet over dit onderwerp gesproken. Dat vind ik opmerkelijk. Berichten achterhouden, is paternalistisch gedoe maar het past wel in het beleid van de premier. Dat is dezelfde man die na het gedwongen vertrek van minister van Buitenlandse Zaken Halbe Zijlstra zei dat liegen geen doodzonde is. Tja. 
Wordt vervolgd.


Geen opmerkingen:

Een reactie posten