Translate

dinsdag 20 oktober 2020

Waarom wij zwemmen

Gisteren verscheen het rapport over de staat van de biodiversiteit in Europa. Dat wordt opgesteld door het milieuagentschap van de Europese Unie en wordt eenmaal in de zes jaar uitgebracht. Dit is bepaald geen vrolijk rapport. De strekking is dat de verscheidenheid aan dier- en plantensoorten in heel Europa achteruit gaat. De doelen voor 2020 zijn door geen enkel EU-land gehaald. Bovendien voerden lang niet alle lidstaten de natuurrichtlijnen van de EU in. Bijna de helft van de soorten water- en zeevogels op dit continent kreeg inmiddels de status zorgwekkend of slecht.

Daar ik op korte loopafstand van de Middellandse Zee woon, gaat vooral het behoud van dit gebied en haar bewoners mij aan het hart. Deze zee, de grootste semi-afgesloten waterplas ter wereld, heeft een kustlijn van 46.000 kilometers. Spanje is één van de 21 landen in Europa, Afrika en het Midden-Oosten die dit water omringen.

‘Mijn’ zee is een van de 25 hotspots van biodiversiteit ter wereld. De in dit gebied  aanwezige zeedieren maakt 4 à 18% uit van de wereldwijde zee- en oceaanpopulatie. Dat percentage vond ik nogal een slag om de arm maar dat zegt genoeg: we weten nog zoveel niet van de onderwaterwereld. Circa 28% van de Spaanse Middellandse zeekust maakt onderdeel uit van het beschermde Natura 2000-netwerk. Dat komt neer op ongeveer 14 miljoen hectaren, het grootste territorium van alle EU-landen.

De vorige keer dat ik snorkelde in de beschermde wateren rond Cabo de Palos, ontdekte ik iets dat ik niet eerder zag. Dat was niet de eerste keer. Het ‘ding’ dat ik deze keer opmerkte, intrigeerde dus ik wilde het per se goed op de foto krijgen. Het leek op een kwal al wist ik niet wat het precies was. De haarfijne, lange draden die onderaan het lichaam hingen, hintten erop dat ik moest oppassen er niet tegenaan te zwemmen. Het lukte mij deze transparante komkommer met discolampen binnenin, goed vast te legen.

Eenmaal thuis zocht ik naar aanvullende info. Achterhalen welke soort het betrof, bleek echter niet eenvoudig. Ik googelde in het Nederlands, Engels en Spaans maar het leverde geen vergelijkbare beelden op. Dan maar mailen met mijn ouwe-trouwe contact bij museum Naturalis in Leiden. I’m not living next door to Alice maar zij stelde tot dusver niet teleur. Het museum bestaat dit jaar 200 jaar en dat jubileum wordt toepasselijk gevierd: vanaf 29 september is er 200 dagen lang een speciale tentoonstelling met topstukken te zien, getiteld ‘Van onschatbare waarde’.

Ik stuurde haar een mail waarin ik mijn vraag stelde en twee foto’s bijvoegde. Niet lang daarna ontving ik haar antwoord. Het blijkt te gaan om een ribkwal (Ctenophora). Anders dan echte kwallen hebben deze zeedieren acht rijen  ribben of zwemplaatjes; dat zijn samengegroeide en iriserende trilharen die in de lengterichting over het lichaam lopen. Die zorgen voor de voortbeweging van  het dier. Ribkwallen blijken geen netelcellen (nematocyten) te hebben voor het vangen van prooien. In plaats daarvan hebben ze twee lange tentakels met gespecialiseerde kleef- of vangcellen, de zogenaamde ‘colloblasten’. Ze waren goed te zien op een van mijn foto’s. Die blijken niet giftig bij aanraking.

Deze dieren leven solitair, doorgaans aan het wateroppervlak, in relatief warme wateren. Alice kon niet vertellen welke kwalsoort het betrof maar ze dacht dat Leucothea multicornis een kanshebber is. Ze stuurde een foto mee van precies zo’n dier dat door een Spanjaard in de wateren rondom Cabo de Palo bleek te zijn gefotografeerd. Dat kon niet missen, schreef ze mij met een vette knipoog. Het zou gaan om een invasieve soort (een diersoort die hier oorspronkelijk niet thuishoort). Ik dankte haar hartelijk voor de toelichting en feliciteerde het Naturalis-team met hun fraaie jubileum.

Op basis van deze nieuwe informatie zocht ik verder. Om zich te oriënteren hebben ribkwallen een speciaal orgaan dat verbonden is met de acht ribben en gevoelig is voor zwaartekracht. Hierdoor weet het dier precies wat boven en onder is in het water. De kleur van de ribkwal is doorzichtig (klopt) maar men kan het soms ook waarnemen als lichtblauw of zelfs paarsachtig. De ribkwal die ik fotografeerde was roze. Wanneer het dier zwembewegingen maakt, ontstaan iriserende golfjes door het lichaam. Dit wil zeggen dat er door lichtinval in de dunne, bewegende kamplaatjes interferentiekleuren ontstaan. Alle kleuren van de regenboog planten zich dan in golven voort door de rij plaatjes. Dat was precies het kleurenspel dat ik voor mij neus zag ontstaan. Memorabel. Ik weet dat ik hierom zwem!

Het neopreen zwempak dat ik onlangs aanschafte, werkt goed al moet ik wel continu blijven bewegen. Onlangs trof ik twee buren die eveneens in zee dobberden. We maakten een praatje dat langer duurde dan goed voor mij was. Mijn lichaam koelde flink af. De douche thuis kon niet warm genoeg zijn, mijn lichaam kwam haperend weer op temperatuur. De huisbroek ging voor het eerst aan.

Er wordt nog door een enkeling zonder pak gezwommen. Dat zijn de werkelijke  die-hards. Een oudere Spanjaard in zwemshort zie ik ook nog regelmatig te water gaan. Mijn liefje, die meestal op mijn hoogte langs de branding meeloopt, maakte mij op enig moment op hem opmerkzaam. Hij leek een wedstrijdje met mij te doen zonder dat ik het in de gaten had. Mijn lange, ontspannen borstslag -mijn sterkste slag die tijdens lokale en regionale zwemwedstrijden in mijn jeugd medailles opleverde- moet hem daartoe hebben aangezet. Die oogt gemakkelijk en langzaam maar is dat niet. Daarin zitten vele jaren van training. Hij zwom hard achter mij aan maar kwam nooit langszij... Het water klotste om hem heen maar snel was hij niet. Hij zou veel beter zwemmen als hij zijn hoofd, armen en benen anders houdt maar dat vertelde ik hem niet. Ik lachte vriendelijk naar hem toen we uit het water stapten. Het belangrijkste is dat hij beweegt!

Onlangs las ik een aardig boek van de Amerikaanse auteur Bonnie Tsui, getiteld ‘Why We Swim’. Een boekrecensent van De New York Times omschreef het werk dat deze zomer uitkwam als een juweeltje en dat trok mijn aandacht. Het is een combinatie van geschiedenis, memoires en journalistiek onderzoek. Een ode aan zwemmen, een liefdesbrief aan water. Tsui is dochter van ouders die elkaar ontmoetten in een zwembad in Hongkong. Zelf is ze een zeer ervaren en enthousiast zwemmer, in het zwembad maar vooral in open water. Inmiddels met haar oudste zoon Felix. Het plezier dat zij ervaart, spat van de bladzijden af. 

Haar boek kent vijf thema’s: overleven, welzijn, gemeenschap, competitie en ‘flow’. Zo las ik het wonderbaarlijke verhaal van de IJslandse visser Guðlaugur Friðþórsson die kapseisde en in water van 5 graden Celsius terchtkwam, tien kilometer naar de kust zwom en die barre tocht zonder klachten overleefde. Eenmaal in het ziekenhuis, vertoonde hij geen greintje onderkoeling. Hij bleek een isolatielaag van 14 millimeter op zijn lichaam te hebben, twee- à driemaal meer dan de normale huiddikte. Dat hield hem warm en drijvend. Hij blijkt fysiek meer weg te hebben van een zeehond dan een mens. Jaloers!

Ik las ook over de Stone Age Embrace, een archeologische ontdekking door de Amerikaanse paleontoloog Paul Sereno in Niger in 2000. Hij trof in de Groene Sahara (Gobero) drie skeletten aan van een volwassen vrouw en twee kinderen die circa 5.000 jaar geleden hand in hand te rusten waren gelegd. Waarschijnlijk verdronken ze, hun botten waren ongeschonden.

En ik las over Gilbert Mason en The Bloody Wade-In in Biloxi (Mississippi, Amerika) in april 1960. Een zwarte jongeman wilde zwemmen aan een strand waar het hem vanwege zijn huidskleur niet was toegestaan. Hij en anderen wilden de week daarop vreedzaam tegen dat besluit protesteren. Het mondde uit in een bloedbad waaraan een groep witte mannen zich schuldig maakten. Twee zwarte jongeren werden bij die confrontatie doodgeschoten, talloze anderen belandden in het ziekenhuis.

Het gaat over de legendarische openwaterzwemster Lynne Cox, over Johnny Weismuller en Dara Torres (die tot haar 41ste met groot sukses aan de Olympische Spelen meedeed), over Charlotte ‘Eppie Epstein’: de oprichtster van de Amerikaanse Vrouwenzwembond. Over arctisch zwemmen, hoe Hollanders met rijzend zeewater omgaan, ontsnappen uit Alcatraz, zwemmende Grieken en Romeinen, waarom pasgeboren baby’s kunnen drijven, de kreeftenman John Aldridge, het effect van zwemmen in koud water, een internationale zwemklas van soldaten in Saddam Hoessein’s zwempaleis in Bagdad, waarom zwarte kinderen zoveel vaker verdrinken dan witte, etc. 

Er wordt in het boek uit de doeken gedaan hoe de zwembril ontstond: gemaakt van de schaal van een schildpad. Plutarchus, de filosoof uit de Griekse Oudheid  ontwierp een kurken reddingsvest en Leonardo da Vinci bedacht de eerste zwemblaas van dierenhuid. Tsui verhaalt hoe de eerste ijzeren ‘zwemmachine’ werd ontwikkeld, dat de eerste vlindertjes van fijn katoen en het eerste zwempak van houten stroken werden gemaakt.

Tsui verhaalt over volkeren in Zuid-Oost Azië (Maleisië, Thailand, Indonesië en Myanmar) die op en in het water leven, onder andere de Bajau en Moken. Hun genen pasten zich in de loop van de tijd aan waardoor hun lichamen beter geschikt werden voor het traditionele onderwaterwerk. Hun milt, die je zou kunnen vergelijken met een natuurlijke zuurstoftank, werd groter waardoor ze veel dieper en langer kunnen duiken dan gemiddeld. Ze liepen over de oceaanbodem. De blote ogen van de zeezigeuners van Azië, nomadische vissers die op woonboten leven, werken veel beter onder water. Wij zien onscherp, zij niet. De parelduiksters van Japan, de Ama, vrouwen die tot op hoge leeftijd dagelijks veelvuldig en diep duiken, zijn in staat hun hartslag aanzienlijk te verlagen. 

Het boek werpt tevens licht op de de rol die zwemmen speelt in de Schone Kunsten. Zo las ik dat de Engelse dichter Lord Byron met een klompvoet werd geboren. Alleen in water voelde hij zich vrij en gelukkig. Hij schreef zijn beroemdse gedichten nadat hij als 22-jarige de Hellespont overzwom in 1810 (Dardanellen); hij zwom van de Zwarte Zee naar de Egeïsche Zee. Tsui beschrijft kunstwerken die zwemmen als onderwerp hebben, van neolitische grotschilderingen tot hedendaagse kunst.  

Een van de intrigerendste onderwerpen in het boek vond ik de eeuwenoude Japanse sport Nihon Eiho. De samoerais, de militaire elite in het land van de rijzende zon, gingen geharnast en in vol ornaat -tenminste 25 kilo zwaarder- te water en leerden vechten en vaandeldragen, met hun bovenlichaam ruim boven water. Dat vergt een zeer aparte techniek. Die zwemsport wordt in Japan nog steeds beoefend, door jong en oud. Het gaat hierbij zeker niet om snelheid. Het esthetische aspect en de daarvoor benodigde spierbeheersing staan voorop. Ik bekeek talloze filmpjes op YouTube en nam mij voor een aantal tips ter harte te nemen en nieuwe technieken uit te proberen. (Gisteren ermee begonnen.) 

In de laatste sectie van het boek schrijft Tsui dat wij, zwemmers, goed weten dat we geen vissen zijn. But we get glimpses of what it’s like to be the fish. We get splashes of forgetting in the water.” Hoe herkenbaar. Als ik ergens zen ben, dan is het in zee… Marien bioloog Wallace J. Nichols noemt dat de ‘blue mind’. Het is niet vreemd dat Archimedes in bad zat toen hij zijn historische Eureka-moment kreeg!

Dit boek is inderdaad een juweeltje. Een aanrader, met name voor de fervente zwemmer.

 

Geen opmerkingen:

Een reactie posten