Heb je genoten van de Kerstdagen? Wij wel. Als je net zo´n leesbeest bent als ik en houdt van boeken en bibliotheken, mag je ‘Papyrus. Een geschiedenis van de wereld in boeken’ van de Spaanse classica Irene Vallejo niet ongelezen laten. Een razend knap geschreven boek barstensvol wetenswaardigheden waaraan ze acht jaar werkte. De originele Spaanse ondertitel zou in vertaling ‘oneindigheid in riet’ zijn. Papyrus is een rietsoort die eeuwen geleden alleen in Egyptische rivieren groeide. Ik trof dit boek in de afgelopen weken regelmatig aan op lijstjes van beste boeken van 2021.
Vallejo (1979, doctor in de klassieke filologie) verhaalt over de allereerste bibliotheek in de wereld, die van Alexandrië, opgezet door Alexander de Grote. Over de rol van Griekse dichters, wetenschappers en erudieten van het Mouseion. Over kleitabletten, papyrus, perkament (dode dierenhuid) en tatoeages (schrijven op levende mensenhuid). Over de overwegend vrouwelijke bibliothecaressen in de wereld en de belangrijkste bibliothecaris in de geschiedenis: Callimachus.
Ze verbindt eeuwenoude verhalen met intellectueel gemak met de moderne wereld en het hier & nu. Ze lardeert dit feitenboek met soms aandoenlijke persoonlijke verhalen. Hoe ze als peuter werd voorgelezen door haar moeder en bang was om zelf te gaan lezen. Er was namelijk een jongetje (Alvarito) in haar kleuterklas, kind van leraren, die al veel eerder kon lezen dan de rest en erom werd gepest. Hoe ze als linkshandig meisje (als ik) leerde schrijven met het puntje van haar tong uit haar mond, de pen onhandig vasthoudend in haar knuistje. Alle letters maakte ze met haar hand tot zwarte vegen. Zelf kan ik mij die eerste keer dat er door mijn linkse pootje een smeerboel ontstond op die hagelwitte bladzijde nog herinneren...
De liefde voor boeken en lezen spat van elke pagina. Nog nooit maakte ik zoveel aantekeningen tijdens het lezen. Ik realiseerde mij bij het omslaan van elke bladzijde hoeveel waardevolle bagage een gymnasiast meekrijgt tijdens het onderricht in Grieks en Latijn. Al ben ik stikjaloers op haar belezenheid en haar inzicht, ik ben blij dat ze dit boek met ons, nederige medeboekenwurmen deelde.
Vallejo is van mening dat het boek een van de mooiste uitvindingen ter wereld is en dat ben ik volmondig met haar eens. In een boek reizen woorden door tijd en ruimte. We kunnen kennis opdoen over wat zich tientallen eeuwen geleden afspeelde. ‘Elke bibliotheek is een reis. Elk boek een paspoort zonder expiratiedatum.’ Telkens als we wakker worden uit de droom van een revolutie of de nachtmerrie van een humanitaire ramp is daar altijd nog het boek. Het is prachtig om te bedenken dat het boek een overwinning is in de strijd tegen vergetelheid en vernietiging. Schrijven en boeken brachten de democratisering in de wereld op gang. In de begintijd waren dit voorrechten van de rijken en machtigen. Ze democratiseerden via bibliotheken en boekwinkels, tot internet en toegang tot kennis voor iedereen.
Vooral het verhaal over de ontstaansgeschiedenis van het alfabet vond ik fascinerend! Daarmee kwam een einde aan de orale cultuur, de traditie om verhalen en wijsheden mondeling te verspreiden. Dat werd bij de Grieken en Romeinen tot kunstvorm verheven. Mensen uit de oudheid waren ervan overtuigd dat men niet goed kon denken als men niet goed kon spreken. “Boeken maken de lippen”, aldus een Romeins gezegde. Al zou je kunnen zeggen dat de huidige podcasts en audioboeken een herleving daarvan zijn...
De auteur geeft het hoofdstuk over dit onderwerp de titel ‘de stille revolutie’. 6000 jaar geleden verschenen in Mesopotamië de eerste schrifttekens. Later ontstond, helemaal los daarvan, het schrift ook in Egypte, India en China. Volgens de nieuwste theorieën had de schrijfkunst een praktische basis: het registeren van bezittingen. De eerste notities waren schematische tekeningetjes (de kop van een rund, een boom, een oliekan, een man). Al snel diende zich een probleem aan: er waren te veel tekeningen nodig om uiting te geven aan de wereld buiten en in ons – van vlooien tot wolken, van kiespijn tot doodsangst. Het aantal tekens nam alleen maar toe en het geheugen kon het niet meer bijbenen. De oplossing was een van de geniaalste vindingen van de mensheid; origineel, eenvoudig en met onvoorzienbare gevolgen.
Uitgaande van het ingewikkelde Egyptische systeem kwam iemand tot een methode van verbazingwekkende eenvoud. We kennen zijn naam niet, weten niet waar hij geboren is of hoelang hij leefde. Vallejo schrijft ‘hij’ omdat ze denkt dat het een man was. (Griekse vrouwen uit die tijd hadden geen bewegingsvrijheid, de onafhankelijkheid en het initiatief om iets dergelijks te doen werd hun ontzegd.) Deze slimmerik leefde in de achtste eeuw v.Chr., 29 eeuwen geleden. We zijn hem veel dank verschuldigd.
Alleen de tekens die stonden voor medeklinkers, de basisstructuur van woorden, werden behouden. Rond 1250 voor Christus hanteerden de Feniciërs een systeem van 22 tekens (later uitgebreid met klinkers). Het werd over de mediterrane wereld verspreid door Fenicische kooplieden, waar het werd overgenomen en aangepast door vele andere culturen. Door de eenvoud van het systeem kon het niet alleen gemakkelijk aan andere talen worden aangepast maar het gewone volk kon ook leren schrijven. Een nieuw tijdperk brak aan. In de derde tot de eerste eeuw voor Christus won de alfabetisering verder terrein.
De eerste, ons bekende sporen van dat alfabet zijn te vinden op aardewerk of stenen. Er zijn zo´n 20 inscripties bekend uit de periode 750 tot 650 voor onze jaartelling. De oudste staat op de Dipylonvaas (hiernaast afgebeeld), aangetroffen op een oude begraafplaats van Athene. Daarop staat in alfabetisch schrift een vers dat, hoewel incompleet, sensueel en suggestief is en luidt: ‘wie van al deze dansers speelt nu het meest tactvol, om hem dit…’
Deze eenvoudige woorden voeren de lezer naar een symposion, gehouden in een Griekse villa; met gelach, spel, wijn en een danswedstrijd voor de gasten, met de vaas als hoofdprijs. Homerus beschrijft in de Odyssee dit soort feestelijke competities ook die vaak werden gehouden tijdens banketten en die voor de Grieken deel uitmaakten van wat zij onder het goede leven verstonden. Na 23 eeuwen stilte werd in het graf van de (vermoedelijk jonge, mannelijke) winnaar de overwinningstrofee aangetroffen met dat vers. Hij vond de prijs belangrijk genoeg om hem naar het hiernamaals te vergezellen.
Dat bracht mij op een idee… In de aanloop naar ons feestmaal op eerste kerstavond schafte ik iets aan dat tot gelach, spel en een wedstrijd voor de gasten zou moeten leiden. In ons geval ging het om Joan & Ben. Ook koos ik voor iedere deelnemer een kado. Raad eens wat ik kocht? Bingo! Ja, het was bingo, een gezelschapsspel dat een ouderwets, stoffig imago heeft totdat je het op zo´n met wijn en spijzen overgoten avond zelf gaat spelen! Ieder kreeg twee speelkaarten. Deze keer gratis vanwege de stichtelijkheid van Kerst. Mijn liefje nam zich voor op haar volgende verjaardag het spel in groter verband te gaan spelen; met kaarten die te koop zijn voor een goed doel. Ik weet nu al wat dat goede doel zal zijn: de kids in Bali.
Als geboren
raddraaier bediende ik het Bingowiel met de balletjes. Het duurde relatief lang voordat de kreet
door de eetkamer schalde. Wie van ons speelde nu het meest tactvol om de hedendaagse vaas te winnen? Mijn liefje was de eerste die een volle kaart had. Ze
koos de electrische lampjes maar ik weet zeker dat ze zich hierdoor niet zal laten begeleiden naar de eeuwige jachtvelden. Joan was winnaar nummer 2 en koos, op
aanraden van mijn liefje, het grootste pakje. Ben nam de rest van de geschenken
in ontvangst. En het boek van Irene Vallejo! Wat je noemt het goede leven.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten