We gingen afgelopen week weer een dagje op pad om bloeiende amandelbomen te zien. Eigenlijk was het de tweede poging, de eerste verliep nogal treurig. (Tientallen industrieterreinen, nauwelijks bloesem en gesteggel onderweg.) Mijn liefje gebruikte deze keer een gloedvol artikel over de Vall de Pop, een kleine vallei in het Alecantijnse achterland, op ruim twee uur rijden van ons huis. Een diepte-investering als je de prijs van een volle tank beseft. Op dat traject zou je in de maand februari tenminste 18km bloesem kunnen zien, rijdend en lopend. Dat sprak ons aan.
Zoals altijd bereidde zij de route voor en kroop ik achter het stuur. We begonnen op de AP-7 om het drukste vrachtwagenverkeer te ontlopen. Daarna reden we via de A-7 om de stad Alcoy heen om via de beschreven route de vallei binnen te komen. Daarna reden we door naar Castell de Castells en vervolgens langs de CV-720 richting Parcent en Alcalalí, het epicentrum van de amandelbloesem aldaar. Die route was smal maar prachtig, langs glooiende dalen en fraaie pieken. Er waren echter weinig uitgestrekte amandelvelden in bloei te zien. Hier en daar troffen we plukjes bomen, gehuld in wit, licht- en donkerroze. Maar mij hoorde je niet mopperen na de vorige keer!
De aangeprezen 18 kilometers amandelbloesempracht waren een deceptie. Er was nauwelijks bloesem te zien. Wel veel jonge aanplant van olijf- en sinaasappelbomen. We reden langzaam door naar het ‘Ecoparc’ van Alcalalí -de eufemistische aanduiding voor de gemeentelijke afvalverzamelplaats- en liepen van daaruit naar de achterliggende bloesemvelden. Eerst kwamen we langs een hoger gelegen uitkijkpunt waarvan ik niet begreep waarom het zo heette. Er was namelijk niets te zien. Daarna liepen we over een ongemakkelijk pad met keien (de drooggevallen rivier) richting de amandelbomenvelden. Die waren beperkt in omvang, aardig van kleur maar zeker niet overweldigend. Ik maakte enkele vergezichtfoto´s die goed uitpakten. Op die wandelroute kwamen we overigens veel Nederlanders en Belgen tegen. We liepen terug naar de parkeerplaats via het rolstoelpad (!). Kilometers lang, stijgend en dalend, uiteindelijk ook nog via een smalle strook langs de openbare weg. We vroegen ons af wat hier aan de hand was?
De volgende dag vond ik het antwoord op het web. De amandelbloesempracht van Alcalalí, het hart van dit gebied, werd tenietgedaan door ‘Xylella fastidiosa’, een bacterie die heel veel bomen uitroeide. Het zou gaan om 2.245 hectares aan amandelboomvelden; dat komt neer op 22.450.000m2, een gebied groter dan Nederland. Tenminste 26 van de 33 gemeenten die deel uitmaken van de Marina Alta werden volledig getroffen door de bacterie. 157.000 amandelbomen moesten worden gekapt, alleen al in Alcalí. Op een regiokaart met besmettingen zag ik deze bacterie en een ondersoort (multiplex) als gele stippen op een geelbuikvuurpad. Giftig! De bacterie verspreidde zich in Europa vooral langs de Middellandse Zee en aan de westkust van Portugal. Ook moest ik denken aan een onderzoek van Yale University uit 2015. Men deed onderzoek naar het totaal aantal bomen op aarde. Dat waren er destijds 3 biljoen 40 miljard 288 miljoen 194 duizend en 283 wereldwijd. Dat zijn er inmiddels heel veel minder, helaas.
Xylella fastidiosa is een bacterie zonder remedie, die honderden plantensoorten aantast, zowel in de bosbouw als in de landbouw; waaronder de amandel. De bacterie wordt overgedragen door vectorinsecten, vooral xyleemzuigende cicaden. Xyleem is een watertransporterende cel in een boom. De bacterie produceert een soort trombose in de vaten van bomen, waardoor de sapstroom wordt belemmerd. Symptomen zijn de verbranding van bladeren en scheuten en wijdverbreide uitdroging van de boom, wat overeenkomt met een gebrek aan water of voedingsstoffen. Deze besmetting wordt wel de ‘Gouden dood’ genoemd vanwege de gele verkleuring. Kasian.
Om xylella te bestrijden, lanceerde het bestuur van de autonome regio Valencia een rampenplan, in navolging van een Europese richtlijn. De eerste uitbraak in Europa vond in 2013 in Italië plaats. De eerste uitbraak in Spanje werd in 2017 in Alcalalí geconstateerd. Op dat moment begon men daar met een uitroeiingsprogramma van de bacterie. Alle geïnfecteerde planten en bomen binnen een straal van 100m die vatbaar bleken voor de bacterie, werden verwijderd en vernietigd; of ze nu ziek waren of niet. De insecten die de ziekteverwekker dragen (een sprinkhanensoort) pendelen tussen boomgaarden en dennenbossen van deze regio. Er kwam ook een verbod op herbeplanting van de getroffen velden, voor tenminste vijf jaar. Het programma heeft rampzalige gevolgen voor Alcalalí, nu het bloedend hart van de vallei van Pop. Honderden amandelboomgaarden in volle productie werden ontworteld en tienduizenden bomen vernietigd, waardoor de toch al kwetsbare situatie van de sector ernstig verslechterde.
Wetenschappers ontdekten echter dat de insecten met hun ziekteverwekker zich in 35 dagen meer dan 2.4 km kunnen verplaatsen dus de maatregel van 100m moest worden heroverwogen. De Europese Commissie werkte daarop aan een wijziging van de criteria in het protocol vanwege de enorme economische schade en een negatieve impact van het ruimen van amandelvelden op het milieu (bodemerosie). Het uitroeiingsgebied werd gereduceerd van 100 naar 50 meter rondom een geïnfecteerde boom en het nieuwe protocol maakte herplanting van bomen mogelijk in getroffen gebieden die tenminste twee jaar vrij zijn van de ziekteverwekker. Lokale landbouwers van Alcalalí boden zich inmiddels bij het Ministerie van Landbouw aan als de ideale plek om ervaringen te testen met de herintroductie van de amandelteelt die tolerant is voor de plaag. Met traditionele landbouw, ecologisch, zonder bestrijdingsmiddelen. Het herstel van de teelt is van vitaal belang.
Dat verklaart alles. Mijn hart bloedt voor de landbouwers in deze streek. Ineens kregen de beelden van grijsachtige bomen, gekapte boomstronken en houtsnippers op de velden betekenis (teloorgang). De jonge aanplant van sinaasappelbomen en olijfbomen in die omgeving evenzeer (economisch overleven). Net als de vele spectaculaire foto´s van amandelbloesem die in het dorp hingen: vergane glorie. ¡Wat een drama!
Deel twee voerde ons over de Coll de Rates, vooral geliefd bij fietsers. Je kunt deze heuvel daarom beter de Col de Reetjes noemen. Nog nooit zat ik zo lang in de slipstream van zoveel rennerskonten! De piek ligt op ruim 600 meter hoogte. (We reden die dag op grotere hoogten.) Op een traject van zes kilometer klim je 350m. De eerste vier kilometers van dit parcours zijn erg bochtig en hebben een stijgingspercentage van 8%. Echt iets voor die-hards op twee wielen.
Vanaf de top heb je prachtig zicht op de vallei en
kijk je op het stadje Parcent. We kwamen er professionele wielrenners met
volgauto tegen van teams Jumbo Visma en Lotto Soudal. Er waren op sommige
trajecten haarspeldbochten waaraan geen einde leek te komen. Vanaf de Coll staken
we de berg over. Ook die route was prachtig, op een weinig gebruikte weg
die door het landschap slingert. We genoten ook van het uitzicht op de Serella- en Aixorta-pieken en op enkele amandelboomterrassen
in de verte, met lichte tinten. Verder op de route trof ik uitgestrekte nisperovelden, afgeschermd door plastic. Deze vruchten, nispels, komen later in het jaar op de markt. Ondanks de teleurstelling van de dag en de schok die erop
volgde, had ik deze excursie voor geen goud willen missen.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten