Twintig jaar lang reden we er langs zonder te stoppen. Met enige regelmatig zei ik dat we er toch een keertje moesten afslaan. Tot dusver gebeurde dat niet. We komen langs de afslag als we van vliegveld Alicante naar huis rijden, als we gaan vogelen in Clot de Galvany en als we naar de provinciehoofdstad gaan voor een uitje. Je kunt je dus voorstellen hoe vaak we die plek passeerden. Maar het is nooit te laat om te stoppen. (Met of voor wat dan ook!)
Op Allerheiligen -1 november, een nationale feestdag hier- besloten we weer vogels te gaan kijken in natuurpark Clot de Galvany (bij Gran Alacant). Ik stelde deze keer voor dat we eerst stopten om de vuurtoren te bekijken. Ook zij vond dat een goed idee. We sloegen dus -eindelijk- af en zetten koers naar het lichtpunt, over een deels slechte toegangsweg van ruim vier kilometer lengte. Er zaten hier en daar enorme gaten in het nogal smalle wegdek. Slalommen was geboden om assen, banden en wielkassen te sparen, oppassen voor egoïstische en incapabele tegenliggers evenzeer. Op een paar honderd meter van de vuurtoren bevond zich een parkeerplaats waar we de auto stalden.
We waren daar die dag niet de enigen. Wat een volk was er op de been! Sommige Spaanse bezoekers droegen een boeket bloemen met zich mee. Ik vermoed dat zij daar, aan de rand van de Middellandse Zee, hun overledenen gingen eren. Wellicht familieleden van vissers die vergingen of anderen die er verdronken? Mijn liefje las uit een lokale krant voor dat op de dag van Allerheiligen in Elche 45.000 mensen de begraafplaatsen van hun overleden dierbaren bezochten. (Allerzielen op 2 november is hier geen vrije dag.) Op de begraafplaats van Torrevieja stond de hele parkeerplaats langs de N-332 op de ochtend van ons uitje mudvol. Na dat bezoek is het voor velen de gewoonte om buñuelos (heiligenbotten) te eten, een soort zoete donut. Men eert hier de doden jaarlijks op die manier. Zo gebeurt het ook in Mexico en menig Zuid-Amerikaans land. Ik vind het wel een mooie traditie.
Ondanks de drukte waren we blij dat we waren afgeslagen voor een bezoek aan de vuurtoren. Dat statige witte gebouw staat waar vroeger een Romeinse wachttoren stond. Ik vond het leuk om te lezen dat de eerste lamp in de vuurtoren werd verlicht met olijfolie. Deze toren stamt uit 1858 en werd in recente jaren opgeknapt. Het ligt mooi tussen oude pijnbomen die typisch zijn voor grote delen van de Spaanse kustlijn. Het stadsbestuur van Santa Pola investeerde €300.000 in het verfraaien van de omgeving van de vuurtoren en in de aanleg van een wandelpad naar de uiterste oostpunt van de kaap. Dit is de meest oostelijke punt van de provincie Alicante. Architectenbureau RAS uit Elche tekende voor het ontwerp. De loopbrug is zodanig geplaatst dat het deels boven de Cabo de la Sierra de Santa Pola uitsteekt zodat je het idee hebt dat je op het balkon van de Middellandse Zee staat en boven zee zweeft. Het doet zijn naam als ‘skywalk’ eer aan. Mijn liefje checkte hoe hoog we daar stonden: 140m boven zeeniveau.
Op een plaatselijk infobord las ik dat deze kaap een fossiel koraalatol is dat zes miljoen jaar geleden werd gevormd (eind Mioceen) toen de Middellandse Zee opdroogde. Je kunt nog steeds riffen zien liggen in het kristalheldere water; ideaal om er te snorkelen. Deze kaap steekt ver uit in zee zodat je op een heldere dag ver naar het noordwesten en zuidoosten kunt kijken. De luchten in deze tijd van het jaar zijn fantastisch qua blauw en qua wolken. Wolken geven sowieso perspectief aan een foto, vind ik. Recht tegenover het uitkijkpunt (el mirador) ligt het eiland Tabarca (dat we een paar keer eerder bezochten met de ferry). De leuke loopbrug van Santa Pola was die dag niet de enige verrassing.
De stadsgemeente investeerde ook in het herstel en de verbetering van de overblijfselen en ruïnes van de militaire nederzetting die daar werd gebouwd tijdens de Spaanse Burgeroorlog. Daarmee ging ook een wereld voor mij, liefhebber van geschiedenis, open. De verhalen die zich tijdens die oorlog afspeelden in Santa Pola, zouden boeken kunnen vullen. (Die zijn ook verschenen in het Spaans.)
We bekeken daar twee zogenaamde ‘baterias’ van dichtbij al ben ik niet per se liefhebber van militair gedoe. Op die plekken stond voorheen luchtafweergeschut van de Spaanse Republikeinen. Als ik de borden niet had gelezen, had ik ze afgedaan als betonnen rommel met lelijke graffiti. Die installaties zijn met elkaar verbonden door diepe tunnels. Er bevonden zich daar ook schuilplekken voor bange Santapoleros. De tunnels hadden wanden van een à anderhalve meter dikte dus ze waren bestand tegen vijandige bommen.
De Spaanse Burgeroorlog brak uit in juli 1936 en Santa Pola kwam in de Republikeinse zone terecht. Dat was hoofdzakelijk doordat het in Alicante gestationeerde militaire regiment niet in opstand kwam tegen de toenmalige regering, alhoewel generaal en plaatselijk bevelhebber José García Aldave in die eerste dagen zeker zijn twijfels had. (Voor wie het niet weet of is vergeten: de Spaanse Burgeroorlog begon met de rebellie van een groep rechtse generaals tegen de linkse regering.)
Santa Pola wijdde zich destijds vrijwel uitsluitend aan de visserij. De Republikeinse regering nam na de opstand van de Franquistische generaals alle vissersboten en -bedrijven in beslag zodat vissers ambtenaren werden. Sommige van hen werden opgeroepen om te vechten aan het front of aan boord van oorlogsschepen. Aan het einde van de oorlog was de hongersnood daar niet zo erg als in veel andere delen van Spanje maar in Santa Pola begon men ook gebrek te krijgen aan basisproducten. Er werd veel geruild met buursteden als Elche (meel), Vega Baja (groenten) en Alicante (rijst). De provincie Alicante was voor de Republikeinen het belangrijkste distributiecentrum van voedselvoorraden aangezien de meeste goederen via de haven van Alicante aan land kwamen.
Langs de hele kust van de provincie werden 60 luchtafweerinstallaties geplaatst. Radar bestond destijds nog niet dus het ging om andere vormen van vroege detectie van vijandige acties en om afweergeschut. Een groot aantal van die installaties werd vernietigd of verging maar in dit gebied werd veel behouden.
Alicante was de laatste provincie die door het leger van Franco werd ingenomen. Dat hield in dat het meer bombardementen door de lucht en op zee kreeg te verduren dan andere provincies van Spanje. De bloedigste aanval van het leger van Franco vond in mei 1938 plaats op de hoofdstad Alicante; daarbij vielen meer dan 300 doden. De vijandige vliegtuigen -gevlogen door Franquisten en fascisten van de Italiaanse bondgenoot Mussolini- stegen op van het vliegveld van Mallorca en kwamen over Santa Pola binnen (17km ten zuiden van Alicante). Ze lieten er 90 bommen vallen.
In de eerste maanden van 1939, toen de Republikeinen de oorlog hadden verloren, probeerden velen van hen naar het buitenland te vluchten om de Franco-repressie te ontlopen. Ze verlieten Spanje onder andere via de haven van Santa Pola, ontsnapten aan boord van lokale vissersboten. Ze vluchtten naar Noord-Afrika, heel vaak naar Orán (Algerije). Sommige van deze vluchtelingen hadden pech, onder andere 100 burgers en belangrijke Republikeinse militairen die op de vissersboot ‘El Gallo’ werden onderschept door een van Franco’s marineschepen. Ze werden gevangengezet in een van de concentratiekampen op Mallorca. De vissersboot werd met kanonvuur tot zinken gebracht.
Als je daar staat op een dag waarop de doden in
Spanje worden herdacht, op zo’n mooi punt aan de kust van Alicante (onze eigen
provincie), realiseer je je die oorlog en de vele slachtoffers des te meer. Ik dacht ook aan de bloedige conflicten die nu woeden aan de grenzen van Europa. Daarna had ik geen zin meer om vogeltjes te kijken.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten