Ik kan momenteel geen nieuwsbrief openen of radioprogramma luisteren of het gaat over de vogeltrek, het seizoensgebonden natuurfenomeen (voorjaar/najaar) dat veel mensen interesseert en fascineert en voor sommige wetenschappers hun professie is. De afbeelding hierboven geeft de vogeltrekroutes van de kraanvogels aan.
Onlangs hoorde ik tijdens mijn favoriete programma ‘Vroege Vogels’ op zondagochtend een vogeltrekdeskundige vertellen over een ontdekking die wetenschappers recent deden. Een gezenderde zilverplevier was op extreme hoogte (ruim 3km boven zeeniveeau) tijdens een non-stop migratievlucht uit de lucht gegrepen door een slechtvalk. Men vond de volgband van de trekvogel op 200m afstand van het nest van de jager. Dr Michiel Boom publiceerde deze bevindingen vorige maand in het tijdschrijft Ecology. Informatie over predatierisico tijdens de trekvlucht ontbreekt grotendeels, met name wat betreft de hoogte waarop migranten risico lopen. Tot dan toe vond men geen bewijs dat er zo hoog wordt gejaagd. Dit nieuws haalde zelfs de New York Times die het artikel de kop gaf ‘A Feathered Murder Mystery at 10,000 Feet’.
Toen ik vorige week nog niet veel mocht lezen vanwege een oogoperatie, luisterde ik naar de Vogelspotcast van Arjan Dwarshuis en zijn jeugdvriend Gisbert van Baalen. Dwarshuis is de bekendste vogelaar van Nederland, denk ik. Dit is doorgaans een grappig team dat vooral jonge mensen inspireert de natuur in te trekken. Ze zijn dus goed bezig. Dwarshuis is de allesweter en vaak de pestkop, Van Baalen de nitwit en zijn gewillige slachtoffer. Van Baalen kon voor aanvang nog geen mus van een duif onderscheiden maar inmiddels fluit ook hij een aardig vogeldeuntje mee.
In een van die podcasts vertelde Dwarshuis over de vogeltrek in de herfst. Een relatief kleine waadvogel als de drieteenstrandloper (a), die hier ook jaarlijks aan de plaatselijke kust neerstrijkt op weg naar Afrika, kan wel tot op 8km hoogte vliegen! Dat is maar iets lager dan de gemiddelde cruisehoogte van een vliegtuig. Ze broeden in de Arctische Cirkel en gaan op weg naar hun overwinteringsplek in het diepe Zuiden. Dat is een tocht van circa 10.000km. Het kleine dier moet enorm veel vleugelslagen maken om onderweg niet te bezwijken en die weg van duizenden kilometers succesvol af te leggen. Daarbij komt veel warmte vrij dus het vermoeden is dat deze vogels grote hoogte kiezen om die warmte goed kwijt te raken en niet aan oververhitting te bezwijken. Het vermoeden was ook dat ze zo hoog vliegen omdat ze zo hopen daar niet te worden aangevallen en opgepeuzeld door roofvogels. Dat laatste kan nu worden ontkracht. Een roofvogel als de slechtvalk, een zeer sterke jager, jaagt wel degelijk op grote hoogte.Op de fotocollage zijn (b), (c) en (d) respectievelijk een zilverplevier, een bontbekplevier en een kleine plevier. Allemaal waad- en trekvogels die werden gespot in het najaar, op het eigen strand. Mijn liefje noemt deze plek onze kleine Goudkust.
Laatst stond er een informatief artikel in de Volkskrant over de allereerste vogelaars van Nederland. Vogelen doen we er pas 100 jaar. In het Natuurhistorisch Museum in Rotterdam is tot eind september 2025 de tentoonstelling ‘Passie voor vogels’ te bezichtigen. Dat gaat over de zeven Nederlandse mannen die met deze bezigheid begonnen. Er is plek ingeruimd voor één vrouw: freule Cécile Goekoop-De Jong van Beek en Donk (1866-1944). Ze was geen vogelaar, wel schrijfster en feministe.
Eind 19de eeuw stoorde haar het gebruik van vogelveren voor hoedjes en andere damesmode. Daarom richtte ze samen met haar zus Elsa de ‘Bond ter bestrijding eener gruwelmode’ op (1892). Zeven jaar later ontstond hieruit de Nederlandsche Vereeniging tot Bescherming van Vogels, de hedendaagse Vogelbescherming. De eerste leden waren vrouwen die zich inzetten tegen dierenmoord. En met succes! In 1912 kwam de Vogelwet tot stand, waarmee Nederland het eerste Europese land werd waar in principe alle –uitzonderingen daargelaten– in het wild levende vogels een beschermde status kregen. De vrouw met het geweer zou Coco Chanel zijn.
Het idee om aandacht te besteden aan de vogelaars van het eerste uur kwam van de Nederlandse Ornithologische Unie (NOU), een vereniging voor amateurs en professionele vogelonderzoekers -eveneens 100 jaar oud- die zich tot doel stelt ‘de interactie en kennisoverdracht tussen beide groepen te bevorderen’. Een van die vroege vogelaars stelde dat vogels kijken van alle sporten de meest wetenschappelijke, en van alle wetenschappen de meest sportieve sport is.
Waarschijnlijk
hadden die eerste vogelaars geen idee dat ze aan het pionieren waren. Ze
moesten het doen met veel beperktere middelen dan tegenwoordig. Bij het artikel
stond een foto van een oud zeepbakje dat door Willem Bierman werd gebruikt voor
het bijeenhouden van aantekeningen in het veld. De zelfvervaardigde camera van vogelaar
Frans Kooijmans woog 16.5kg. Het ding werd ‘het kanon’ genoemd. De Tweede
Wereldoorlog leverde hem iets bijzonders op: uit het vizier van een oude Duitse
tank wist hij twee lenzen te slopen die een aanzienlijke verbetering voor zijn eigen
kanon betekenden.
De verzamelwoede van Bernard van Dooren resulteerde in 102 sigarendoosjes vol met (leeggeblazen) eieren. Nu is deze verzamelpraktijk verboden.
Elke hedendaagse vogelaar staat op de schouders van deze oude reuzen. Plus een reuzin!
Mijn liefje en ik reden in september naar de lagune van Gallocanta om daar migrerende kraanvogels te zien. Het is een plek waar duizenden vogels in dit seizoen neerstrijken. We waren destijds helaas te vroeg. Er zijn grofweg drie migratieroutes. De kraanvogels uit Scandinavië (Noorwegen, Zweden, delen van Finland), Centraal-Europa (Duitsland, Polen, Tsjechië) en de Baltische Staten (Letland, Litouwen, West-Estland) gebruiken de West-Europese vliegroute. Die voert hen naar de overwinteringsgebieden in Frankrijk en Spanje. Gallocanta ligt op die route. De route van de terugreis naar de broedgebieden in het voorjaar verschilt nauwelijks van de heenreis. De vogels gebruiken heen en terug dezelfde tussenstops. (Gallocanta is gearceerd op de kaart bovenin.)
Inmiddels streken daar al ruim 11.000 kraanvogels neer. We hadden ons voorgenomen ze te gaan zien als ze in voldoende aantallen waren gearriveerd en als de wegen ernaartoe sneeuwvrij waren. (De lagune ligt op meer dan 1.100m hoogte dus het kan er sneeuwen.)
Ik kon mij verheugen op de excursie die rondom de lagune wordt aangeboden; er is er eentje in de ochtend en een in de namiddag. Dat betekent dat er verschillende soorten lichtinval zijn. Joehoe! Het recente noodweer door de DANA gooide echter roet in het eten. De route die we zouden volgen, is nu moeilijk begaanbaar door de vernielingen die het kolkende water in dat gebied aanbracht. Als we ongehinderd naar Gallocanta willen rijden, moeten we omrijden en dat trekt ons niet per se. Er is immers ook al sneeuw gevallen. We gaan zien wat er de komende maanden gebeurt.
Het is niet zo dat ik nog nooit van mijn leven kraanvogels zag. Toen we in 2005 na vroegpensionering aan onze wereldreis begonnen, zagen we er twee in het natuurpark Kakadu (Northern Territory) van Australië. De exemplaren op de foto behoren tot de brolkraanvogels; de Ozzies noemen ze daarom ‘brollos’. We hebben tot maart 2025 om ze in groten getale in Spanje te zien.