Laatst hoorde ik op de Nederlandse radio dat de natuur daar door de warmte ongeveer één maand voorloopt op de kalender. Lenteplanten bloeien inmiddels gemiddeld een maand eerder dan 50 jaar geleden. Krokussen komen eerder op, planten en bomen hebben al knopen. De lente komt steeds eerder. Dat bleek te staan in een publicatie van Nederlandse wetenschappers in het vakblad Nature Today.
Ik ga er voor het gemak vanuit dat we hier, in (dit deel van) Spanje, ook voorlopen op de natuur. Er was in de afgelopen maanden nauwelijks sprake van een winter, de temperatuur lag regelmatig boven 20 graden Celsius. Afgelopen week hadden we atypisch weer: harde wind en grijs. Regen viel wel maar het was voor deze contreien onvoldoende. De waterbekkens in Andalusië en Catalonië zijn wel goedgevuld. En dan moet de sneeuw op de hogergelegen gebieden nog smelten. Ik heb dus goede hoop dat het met de droogte en waterschaarste tijdelijk minder pregnant is.
In onze woonwijk hadden we tot voor kort twee ransuilen in een belendend parkje. Elke namiddag ging ik even kijken met de camera of ze er nog waren. We hoopten op baby-uiltjes omdat het vrouwtje in de buurt van een oud nest op een hoge tak in een ficusboom zat. Dat moest toch ergens op duiden? Totdat ze er niet meer zaten. Het einde van hun verblijf voorvoelde ik al toen een groep werkers van de lokale Plantsoenendienst er huis ging houden. Dagenlang werd er enorm drastisch gesnoeid; dat leek nodig maar ik hield mijn hart vast voor onze nieuwe buren... Mijn vrees werd bewaarheid: het ransuilenpaar vertrok. Soms menen mijn liefje en ik ’s nachts hun geroep te herkennen maar de bomen waarin ze eerder vertoefden, zijn en bljven leeg helaas.
We hebben de hoop op nageslacht in de buurt echter nog niet opgegeven. Al jarenlang koesteren we een echtpaar torenvalk. Ze zijn onder andere te vinden in datzelfde park, bij ons om de hoek. Geen idee of er hier al sprake is van generaties residente torenvalken. Maar elk jaar ziet wel iemand uit de vrienden- of kennissenkring dat er wordt gecopuleerd. Torenvalken hebben doorgaans slechts één legsel per jaar. Dit jaar aanschouwden we zelf een aantal keren dat het mannetje op het vrouwtje neerstreek. Dat ging telkens gepaard met een hoop gekrijs, vooral van het vrouwtje. Soms deed het mannetje mee, als ware het een liefdesduet. Het is mij nog niet gelukt om de twee vogels in de paarstand te fotograferen. Die duurt ook maar kort. Voordat de zoomlens klaar is, is de vogel alweer gevlogen.
Torenvalken beginnen acht weken voor de uiteindelijke leg een à twee keer per dag te paren. Dit aantal kan toenemen tot wel acht keer per dag en gaat door tot het legsel compleet is. Door vaak te paren, kunnen de mannetjes bovendien voorkomen dat de vrouwtjes worden bevrucht door andere mannetjes. De broedtijd is van april tot juli maar als de natuur voorloopt, kan het zomaar eerder gebeuren. Ik ben hoopvol.
We liepen recent over de wandelboulevard langs de duinen voor ons dagelijke ommetje toen we een paar dwaalgasten tegenkwamen. We zagen voor het eerst met eigen ogen een paapje dat goed was te herkennen aan de witte band boven het oog. Deze vogel staat op de rode lijst van Nederlandse broedvogels; de status is ‘bedreigd’. In de jaren ’90 waren er nog 1.500 broedparen, nu zijn het er minder dan 250 (gegevens van de Vogelbescherming).
Ze zitten graag op een paaltje en dat is precies waar ik dit vogeltje aantrof. Dit is een trekvogelsoort die naar het zuiden van de Sahara vliegt om daar te overwinteren. Zul je net zien dat ik geen telelens tot mijn beschikking heb. Ik maakte wel een foto met mijn nieuwe compact camera (Tough TG-7) en die lukte maar inzoomen kan ik er nauwelijks mee. Zodra je een stap dichter bij een paapje zet, vliegt het op of weg.
De volgende dag liep ik langs hetzelfde traject, nu met mijn Canon SLR lens in de aanslag. Er stond een tamelijk harde wind dus vliegen en fotograferen met een lange lens is dan geen sinecure. De eerste vogel die ik vastlegde, was een roodborsttapuit; een beschermde inheemse vogelsoort. Dit is een vogel die ik hier vaak zie en fotografeer langs de duinrand. De Europese populatie wordt als niet-bedreigd bestempeld. De close-up lukte wonderbaarlijk goed. Het leek alsof dit vogeltje niets van mij te duchten had (en dat is ook zo). Het bleef zitten waar het zat. De vogel probeerde zich hoog in een uitbottende vijgenboom in evenwicht te houden in de stevige wind. Het zijn ware evenwichtskunstenaars!
Even verderop was het wederom raak. Daar zat een groenling mooi te wezen; eveneens een beschermde inheemse vogelsoort die echter niet wordt bedreigd. Het mannetje is goed te herkennen aan de gele banden aan de vleugels en staart. De kop is relatief groot en de snavel tamelijk stomp. Inzoomend zag ik dat het diertje een vieze snoet had. Waarschijnlijk had het net in de duinrand zitten scharrelen naar zaden. Deze soort behoort tot de standvogels, ze trekken niet uit hun gebied weg. Het is leuk om vogels te fotograferen als ze zingen, hun snaveltjes open. Dat hoort erg bij dit seizoen. Ze doen zó hun best om een maatje te verleiden! (Meer is te zien in mijn webalbum.)
Als jij een vogel ziet, kun je ervan uitgaan dat de vogel jou ook ziet. De kleinste van de twee maakt direct een inschatting: is het veilig of moet ik er vandoor? De boodschap van veiligheid is voor een vogel duidelijker als je stopt met lopen (met benaderen) en zelfs een stapje achteruit zet. Dan zal het te fotograferen object je uiteindelijk meer willen geven. Daar geloof ik in al heb ik niet altijd het geduld om het in de praktijk te brengen. Soms is de drang naar het gewenste plaatje sterker.
Enkele dagen ervoor wandelden we langs de boulevard van Los Urrutias, een plaats aan de Mar Menor in de provincie en autonome regio Murcia. Die plaats hadden we nog nooit bezocht, we waren er wel honderden keren langsgereden. Binnenkort gaan we daar lunchen met de 28 Club, ons maandelijkse uitje met Britse vrienden en kennissen uit de woonomgeving. Een traditie waarvan we al zeven jaar onderdeel uitmaken. Het was een nieuw restaurant in de reeks, wij wilden weleens met eigen ogen zien waar dat was.
Deze plaats heeft te lijden onder de dramatische achteruitgang (ondergang?) van de Mar Menor, Europa’s grootste binnenzee. Het was er dan ook zeer rustig terwijl er langs de boulevard van alles was te beleven: mooie zomerhuizen in alle maten en uitvoeringen, bankjes met mozaïekwerk, geïnspireerd op de zee en andere natuur. Een groepje mannen in droogpakken met harken was alg uit de zee aan het verwijderen. Zij hebben alg, wij hebben zeegras. Een groot verschil.
Doordat het daar zo rustig is, stonden flamingo’s in de branding, heel dicht bij het strand. Zo dichtbij heb ik ze nog niet vaak gezien. Vanwege de lage waterstand waren er veel reigers aan het vissen. Ik ontdekte een grote purperreiger (zeldzamer dan de blauwe reiger), enkele grote zilverreigers, plus een paar kleine zilverreigers. Een purperreiger had een enorme vangst in zijn snavel. De vogel had moeite de grote vis in één keer te verorberen (hun modus). Die zou voorlopig geen honger hebben!
Ook zwom er een zwartkopmeeuw op korte afstand van de branding. Die verdubbelde zich in één seconde. Pure magie! (Anderen noemen het een spiegelbeeld in het stille water.) Ook deze vogelsoort trekt binnenkort weer naar het noorden.
De
foto in de kop van deze blog is een van de kanshebbers in de fotowedstrijd waarop
recent bij de Cornell Lab Bird Academy kon worden gestemd voor de vogelfoto van
het jaar. Het is een Savannah gors in een tulpenveld in Georgia (VS),
gefotografeerd door Leah Turner. Titel: ‘A Song in Full Bloom’. Ook
zingend! Vorig jaar was dit de foto van de maand mei van de Audubon Fotogroep. In
Nederland weet men: als de grutto zich weer vertoont, breken de zachte maanden
aan. Voor mij zijn het vertrek van de spreeuwen en de komst van de hop tekenen
dat de lente er aankomt.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten