Translate

donderdag 26 september 2024

Een journaal in gemakkelijke taal

Je kunt niet eens een weekje weggaan! In de tijd dat mijn liefje en ik in Aragón rondreisden, werd in de branding van het lokale strand een grote aangespoelde vis opgemerkt. Het dier was dood, helaas. Buurman Jan bracht ons op de hoogte. Hij gaat binnenkort cruisen in Griekse en Turkse wateren en zal dan hopelijk meer levende zeedieren spotten!

In dit geval bleek het te gaan om een tonijn, wellicht zelfs een zeldzamere Atlantische blauwvintonijn. (Er zat een blauwige zweem rond een vin.) Die tonijnen zwemmen niet alleen in de Atlantische Oceaan maar ook in de Middellandse Zee (en de Zwarte Zee) rond. Normaliter zwemmen ze net onder het wateroppervlak maar ze gaan ook naar grote diepte, tot wel 1.000 meter.

Deze tonijnsoort is een roofvis die razendsnel kan zwemmen, tot wel 100km per uur. Deze vis kan 40 jaar oud worden en staat aan de top van de voedselpiramide, samen met de orka en de grote witte haai. Van de leeftijd van de drenkeling is niets bekend. Ik denk dat de tonijn is afgevoerd naar het oceanografisch onderzoekscentrum in Valencia. Dat gebeurt met de meeste dode vondsten in deze autonome regio.

Toen ik op zoek ging naar meer info over deze vissoort, las ik op een website dat het een van de zeldzame soorten is die in staat is tot endothermie. Dat is de eigenschap waarmee een vis zijn of haar lichaamstemperatuur aanpast aan de omgeving. Deze tonijnsoort kan dus zowel evolueren in koud water (waar het zich voedt) als in warm water (waar het zich voortplant); ofwel van 3° tot 30°C.

Die eigenschap kunnen wij, eenvoudige tweevoeters zonder vinnen, goed gebruiken nu de temperatuur van het zeewater gaat dalen. Zwemmen in zee is nog heerlijk maar ondergaan neemt telkens iets meer tijd. Vorig jaar zwommen we tot 5 november in de Middellandse Zee. Ik weet niet of we dat record dit jaar breken. Deze week was het op twee dagen nog 30 graden, hoog voor de tijd van het jaar. 

De afgelopen zomer was de zesde warmste sinds 1961, met twee hittegolven. Van de tien warmste zomers ooit geregistreerd, vonden er maar liefst negen plaats in de 21ste eeuw. Tussen 1 juni en 31 augustus 2024 was de gemiddelde temperatuur op het Spaanse vasteland 23,1 graden Celsius. Dat is 1 graad warmer dan het gemiddelde van 1991 tot 2020. Spanje voelt de gevolgen van klimaatverandering ontegenzeggelijk. De Spaanse weerdienst AEMET verwacht ook een warmere herfst dan normaal. Dat zal met name gelden voor het zuiden van het land en de oostkust (ons woongebied). 

Mijn liefje reageerde verontwaardigd toen we naar zee liepen voor een duik en ze constateerde dat de loopplanken naar het strand reeds waren verwijderd. Uit de voetendouche kwam geen water meer. Dat is inderdaad vroeg voor de tijd van het jaar. Maar onze gemeente heeft een budgetprobleem dus alles wat geld kost, wordt zo snel mogelijk gestopt. De Spanjaarden zijn toch naar huis. Nu eten loopplanken geen brood maar ik vermoed dat ze zijn gehuurd. 

De enigszins zure opmerking die erop volgde, was dat de personen die het grootste percentage belasting aan de gemeente betalen, de buitenlandse huizenbezitters in onze woonplaats, het meest worden gepest door deze vroege actie. Daar heeft ze een punt. Het is de maand waarin die (doorgaans oudere) toeristen zich een plek op het strand verschaffen. De hitte is geweken, de drukte voorbij. Overigens doet de voetendouche het weer. Ik denk dat er is geklaagd...

Toen we eerder dit jaar in Nederland waren, maakte ik op een Haags IP-adres een abonnement aan voor de app Pathé Thuis. Dat had ik geprobeerd op mijn Spaanse thuisadres maar toen kreeg ik de boodschap dat het niet was toegestaan dat te doen in het buitenland. Na terugkeer op het Spaanse honk bleek het abonnement te werken. Ik streamde van mijn iPad naar de tv en keek film vanaf de bank. Het is een rare kronkel maar ik ben er blij mee. Je kunt mensen wel in eenvoudige taal iets ingewikkelds uitleggen maar wat krom is, valt niet recht te praten. Ik kan niet wachten totdat de Nederlandse film ‘De wilde Noordzee’ op dit medium te zien is. Daarvoor zal ik een paar maandjes geduld moeten hebben.   

De allereerste film in mijn thuisbioscoop was de documentaire ‘Patrick and the Whale’, over duiker/cameraman Patrick Dykstra en zijn potvis Dolores. (Dat is iets dat wij kennelijk graag doen: mensennamen geven aan dieren.) Ik kende hem al van de BBC-serie Blue Planet 2. Hij schijnt ook zijn eigen serie te hebben gehad op Discovery Channel, getiteld ‘Chasing Ocean Giants’. Daarvoor reisde hij 20 jaar lang de halve wereld rond. 

Dykstra raakt in de wateren rondom het eiland Dominica (Caribische Zee) in de ban van een potvismatriarch en haar familie en probeert haar gedrag te doorgronden. Hij klopt daarna aan bij het Amerikaanse MIT (Massachusetts Institute of Technology) om te begrijpen hoe deze zeezoogdieren communiceren, onderling en met andere wezens in het water. In deze documentaire snijdt hij een morele kwestie aan: moeten we ons als mens wel opdringen aan (deze) dieren? Is het niet beter ze met rust te laten in hun habitat? Hij krijgt namelijk spijt van het plaatsen van een zender op de rug van Dolores. Hij is nieuwsgierig naar hun gedrag en wil zien wat ze op grotere diepte allemaal uithaalt. Nadat hij dit heeft gedaan, blijft ze op afstand van hem; in tegenstelling tot daarvoor...

De gemiddelde volwassen potvis weegt 15.000 kilo en heeft een lengte van 15 meter. De hersenen van deze walvis zijn groter dan van enig ander dier op aarde en de soort staat erom bekend zeer sociaal te zijn; onderling en naar andere zeedieren (zelfs mensen). Vrouwen leven in grote groepen met hun kalveren onder leiding van de matriarch, de mannen leven solitair. Deze documentaire biedt werkelijk prachtige onderwateropnamen en geeft de verhoudingen tussen mens en dit dier goed weer.  

Mijn allereerste potvissen zag ik zelf -vanaf een boot- in Nieuw-Zeeland in 2006. We waren destijds in Kaikoura, het epicentrum van potvissen spotten in dat deel van de wereld. Deze plaats ligt aan de oostkust van het zuiderland. Je hebt er een vaste populatie die het hele jaar wordt gezien. 

Het is een zogenaamde 'hotspot' omdat het continentaal plat daar steil afloopt tot in extreme diepte. Bovendien komen daar een warme en een koude golfstroom samen die ervoor zorgen dat voedingsstoffen van de bodem omhoog komen. We huurden er een appartement voor enkele dagen en gingen meermalen het water op om deze giganten van de oceaan te zien. Op een van de foto’s scheerde ook nog een reuzenalbatros over het water. Bonus!


Onlangs keek ik naar episode 2 van de documentaire ‘Natuur op 2’ op NLZiet. De rode draad van deze serie is de Middellandse Zee. Ook daarin wordt de matriarch van een familie potvissen gevolgd. Ik blijf het bizar vinden dat wij al bijna 20 jaar aan de Costa Blanca wonen en hier nog nooit (!) een potvis of enig andere walvissoort of ander groot zee(zoog)dier met eigen ogen hebben aanschouwd. Rondom Gibraltar zagen we weleens dolfijnen en bruinvissen maar verder niets. Niets! Terwijl er naar verluidt zoveel rondzwemt in deze wateren. Zelfs de ontdekking van een aangespoelde dode tonijn was kennelijk niet voor ons weggelegd. Tja. 

In deze EO-documentaire is er wederom een man die achter de potvissen aangaat. Ik raakte gefascineerd, nu niet door de walvissen maar door de Franse freediver Guillaume Néry (42). Ooit was hij de jongste freediver die een diepterecord op zijn naam schreef; hij was toen 19 jaar. In de docu duikt hij -zonder flippers- tot een diepte van 100m met moeder potvis mee. Daarna moet hij haar in haar eentje verder laten afdalen. Ik was onder de indruk, keek met open mond naar zijn krachtige zwemslag. Wow! Néry kan zijn adem bijna 8 minuten inhouden in stilstand. Als hij actief wordt, ligt dat rond 3 à 4 minuten. Een potvis kan tenminste 90 minuten de adem inhouden. Baas-boven-baas. 


zaterdag 21 september 2024

Beregoed!

We reisden ruim een week door de autonome regio Aragón in het noorden van Spanje. Dit is het vervolg op mijn eerdere blog. Deze regio heeft ruim 1.3 miljoen inwoners, de helft daarvan woont in Zaragoza. Aragón kent drie provincies: Huesca, Teruel en Zaragoza. Dit uitje was niet per se bedoeld als stedentrip dus de regionale hoofdstad Zaragoza lieten we links liggen; de provinciehoofdsteden Teruel en Huesca bezochten we wel. Zaragoza gaan we een volgende keer bezoeken. We weten nu al dat we terugkeren naar dit gebied. 

In Aragón vind je het ruigste gedeelte van de Pyreneeën en dat was onze hoofdbestemming. Onze uitvalsbasis was het stadje Boltaña, het geografische centrum van de Spaanse Pyreneeën. Daar staat een prachtig voormalig 17de eeuws klooster van de Karmelieten waarin we voor een paar nachten onze intrek namen. 

Iedereen die er trek in had, werd in de hotelreceptie ontvangen met een glaasje bubbels. Dit hotel ligt aan de voet van nationaal park Ordesa y Monte Perdido dus het is een goede uitvalsbasis. Maar ook de spafaciliteiten zijn erg in trek. Omdat wij nogal laat binnendruppelden en we de volgende dag graag een excursie naar het nationaal park wilden maken, vroegen we de receptioniste of ze ons ergens kon inboeken. De excursies overdag bleken allemaal volgeboekt maar aan het begin van de avond konden we een privé-excursie maken met de eigenaar van het bedrijf, señor Julián. Hij beschikte over een sterke, comfortabele 4x4 auto. Na kort overleg besloten we hierop in te gaan. Hoe mooi zou het zijn om de ondergaande zon over de hoge pieken te aanschouwen?! 

De volgende ochtend bezochten we eerst het historisch centrum van het nabijgelegen Aínsa, een middeleeuws stadje waar de herovering van Aragón op de Mohammedanen zou zijn begonnen in de 8ste eeuw. Dat centrum bleek op hoogte te liggen (bijna 600m). Het was die dag prachtig weer, we droegen shorts en een truitje. We parkeerden de auto in de benedenstad en liepen via honderden ongelijke traptreden naar de bovenstad. Eenmaal boven bleek er een parkeerterrein te zijn aan de rand van het stadscentrum. Tja. Aínsa staat op de lijst van mooiste dorpen van Spanje. Ik kan mij er wel in vinden. Het oude kasteel, de verdedigingswal, de barokke kerk van Santa Maria, de smalle steile straatjes, de hoog daar bovenuit torende bergpieken. Aanrader! 

We waren daar ook voor een bezoek aan het ecomuseum (Pyrenees Bird Center) waar lammergieren worden verzorgd. In het Spaans worden deze aasetende roofvogels ‘quebrantahuesos’ genoemd (bottenbrekers). De enthousiaste Spaanse dierenarts Juan Luís bracht ons naar de filmzaal waar we eerst 15 minuten achtergrondinfo kregen, inclusief prachtige opnamen van de flora en fauna van deze regio.

Vervolgens legde hij ons met veel humor hun programma uit dat ervoor moet zorgen dat deze vogels niet uitsterven. De lammergier heeft maar éen vijand: de mens. (Habitatverlies, windturbines, illegale jacht, landbouwgif.) De organisatie heeft er een ziekenhuis voor gewonde en zieke vogels die men verzorgt, monitort en -indien mogelijk- terugzet in de natuur. Deze vogels worden dan geringd en gezenderd zodat ze kunnen worden gevolgd. Er vliegen op dit moment 120 paren rond in de Spaanse Pyreneeën. Ze kunnen met hun tweeën, drieën, vieren of zelfs vijfen leven en zich voortplanten. Altijd één vrouwtje en de rest machos. Toen hij ons dat uitlegde, verzuchtte ik ‘la pobra’, die arme vrouw... Deze vogelsoort paart gemiddeld vanaf het zevende levensjaar, een geslaagde paring leidt tot een of twee eieren per jaar. We zagen ze regelmatig boven onze hoofden vliegen, op onze rondreis door de Pyreneeën. Volwassen vogels hebben een vleugelwijdte van bijna 3m; vrouwtjes zijn groter dan mannetjes. Lammergieren zijn nogal kleurrijk dus ze zijn goed te spotten. Een machtig gezicht. 

Onze berggids Julián haalde ons stipt op de afgesproken tijd op bij de receptie van het hotel. Na registratie (verzekering) reden we gezwind naar het park Ordesa y Monte Pedido. Hij is geboren en getogen in de Pyreneeën. Zijn liefde en passie voor de bergen begon al op jonge leeftijd. Alle familieuitjes gingen hier naartoe. Hij woont nu met zijn gezin in Boltaña.

Ik mocht naast de chauffeur plaatsnemen teneinde wagenziekte te voorkomen. Dat de wegen zouden slingeren, was mij vooraf duidelijk. Dat ze erg smal zouden worden ook. Dat ze ons naar bijna 2.200m hoogte zouden voeren, verwachtte ik niet. Daar zat ik: in mijn shorts en comfortabele instap-Skechers. De gids noemde mij ‘valiente’ (dapper) vanwege mijn blote benen maar eigenlijk denk ik dat hij mij een dom stads gansje vond. Even meende ik deze passage zwart te moeten lakken. Maar ja, ik ben voor volledige transparantie. Ik overleefde de tour. In de schaduw van de pieken was het wel verdraaid koud. 's Nachts wordt het daar nu 1 graad Celsius. Maar ik hield er geen pleuritis aan over. 

Op weg naar de gletsjer en watervallen van Monte Perdido troffen we een jonge gems op het pad aan. Waarschijnlijk was deze berggeit zijn moeder kwijtgeraakt. Het dier bleef in zijn eentje lang voor onze auto staan, nieuwsgierig glurend naar ons, passanten. Op enig moment sprong hij over de rand van de weg de diepte in. Dat kunnen gemsen en steenbokken, wij deden het hem niet na! Soms zat ik al met toegeknepen billen als er een extreem smal pad met water of kuilen voor ons opdook. En van de gedachte aan tegenliggers kreeg ik helemaal rillingen (die kwamen niet). Julián en zijn coche waren 200% capabel en betrouwbaar. 

We reden naar de ‘Refugio de la Estiva’, een goed uitgeruste schuilplek op 2.100m hoogte, gelegen tegenover de Monte Perdido, de beroemde verdwenen berg. Deze twee na hoogste piek in de Spaanse Pyreneeën staat op de UNESCO Werelderfgoedlijst. In die hut kunnen wandelaars eventueel overnachten. Met een keukentje, een eettafel, vijf slaapplaatsen op een soort vide, een open haard en houdbare producten die mensen er achterlaten. Het was er prachtig, de zon bescheen het glooiende landschap en de pieken. We zagen er marmotten, grazende koeien en schapen, geiten en mooie planten en bloemen. Julián toonde ons met enige trots iets heel bijzonders: een enkele edelweiss onder overhangende takken van een pinus negra, de zwarte pijnboom die daar groeit vanaf 1.800m hoogte. Deze zeldzame plant wordt ‘flor de nieve’ (sneeuwbloem) genoemd in het Spaans. 

Door de Spaanse Pyreneeën loopt het 850km lange wandelpad GR11 dat zich uitstrekt van de Atlantische kust (Cantabrië) tot aan de Middellandse Zee (Costa Brava). Dat pad voert wandelaars over ruige paden, door veelal ongerepte natuur. Wij liepen op 2.150m hoogte enkele kilometers over dat pad. Het was op die wandeling dat we de beer zagen. Het verhaal van de bruine beer waarvan lokale kranten al wekenlang bol staan. De beer die tot nu toe alleen schapen doodde. Hij stond op zijn achterpoten en torende hoog boven ons uit. Maar geen seconde voelde ik angst... Daarna zagen we ook de denker die door een aap aan zijn arm werd getrokken. Het waren geen hallucinaties door hoogteziekte maar het was evenmin echt. 

Eenmaal terug in het hotel verwisselde ik mijn korte voor mijn lange broek; daardoor warmde ik snel op. We aten nog een klein gerecht met een mooi glas wijn in het hotel, tevreden terugkijkend op een interessante dag. 

Voor de volgende dag, over een route die onze thuisreis in tweeën zou knippen, stond een bezoek aan ‘Laguna de Gallocanta’ op het programma. Die lagune, op een vlakte van 1.000m hoogte, is rond deze tijd de favoriete tussenstop voor migrerende kraanvogels. Gallocanta is het grootste zoute meer van Spanje. Elke herfst en winter vind je daar tienduizenden cranes uit Scandinavië, IJsland, Duitsland en de zuidoever van de Oostzee. Birding Aragón heeft een informatieve en beeldrijke website. Daar las ik dat je er het hele jaar door veel (andere) soorten vogels kunt zien. De telelens en ik waren er klaar voor! 

We reden circa 300km en kwamen aan in... een bijna lege lagune. Er waren zojuist flamingo’s geland maar die kennen we wel. Het bezoekerscentrum was open maar het museum was gesloten. De dame aan de receptie keek ons meewarig aan toen ik informeerde naar de komst van de kraanvogels. Dat begint pas in oktober maar het hoogtepunt ligt in januari/februari. Uit compassie deed ze het museum voor ons open. De lichten floepten aan, er kwam een gepast achtergrondmuziekje en we liepen dankbaar naar binnen. Het centrum moet een steengoede taxidermist hebben want alle -voornamelijk- (roof)vogels waren fantastisch opgezet! 

We lunchten in een lokaal kraanvogelpension met restaurant. Dat noem ik expres zo omdat alle muren waren behangen met schilderijen, foto’s en andere afbeeldingen van deze vogelsoort. Voor de deur en op tafels binnen stonden vogelsculpturen. Er stond nog net geen kraanvogelgerecht op de kaart! We plannen een keer in de winter een overnachting daar met andere enthousiaste vogelspotters; vooropgezet dat we er kunnen komen zonder sneeuwbanden. 

's Middags reden we door naar het door bergen omringde Teruel. Een stadje dat we kennen van eerdere bezoeken. We verbleven deze keer niet in de parador (zoals op de heenweg), we kozen een ander hotel aan de rand van de stad. Die plaats is onder andere bekend van de vele gebouwen in Mudéjar-stijl en van ‘Los Amantes’ (Diego & Isabel), de Spaanse Romeo & Julia die daar hand in hand in marmer liggen verenigd in de kathedraal. Inmiddels kwamen er berichten naar buiten dat de fameuze hamfeesten van Teruel in het water vielen door het recente noodweer. 

De volgende dag reden we via een binnendoorroute naar huis. De auto voerde ons onder andere door de interessante vallei van Ayora. Onderweg stopten we bij bodega Pago de Tharsis en langs een veld in Requena waar Roemeense arbeidsmigranten blauwe druiven plukten. Het was tijd voor de oogst. Mijn liefje wist mij te vertellen dat Requena de Europese Wijnstad van 2025 wil worden. De beslissing wordt volgende maand genomen. Ze maken kans. Hun kandidatuur richt zich niet alleen op traditie, met archeologisch bewijs dat de lokale wijnproductie er teruggaat tot de 7de eeuw voor Christus. ​​De wijnpersen van La Solana de las Pilillas, beschouwd als de eerste wijnmakerij in Europa, staan op de voorlopige UNESCO-lijst van Werelderfgoed. Maar in Requena ligt ook de grootste wijngaard van de provincie Valencia. Bij toeval kwamen we daar in een door Michelin aanbevolen klein restaurant terecht waar de kok zijn uiterste best deed ons culinair te verwennen. Dat deed de jonge Roemeense gastvrouw ook. Little gem! 

Een deel van de route die we naar huis volgden, langs de Ebro-vallei, is inmiddels onbegaanbaar door extreme regenval. Op sommige plaatsen viel 60mm water in een half uur. Dat is een gigantische hoeveelheid water in zo'n korte tijd. Enkele dorpen kregen te maken met een kolkende watermassa. Wij hadden mazzel! 

De avond van onze thuiskomst werd voor ons gekookt door onze Britse buren Pat & Sue. De cava vloeide rijkelijk. We deden de viering van de verjaardag van mijn liefje nog eens over met hen. Een gepast einde van een mooie en heerlijke reis door Aragón. Vergeet het webalbum niet te bekijken!


dinsdag 17 september 2024

In Aragón

Je snapt het, neem ik aan... Er verscheen afgelopen week geen blog van onze reis terwijl ik mij nog zo had voorgenomen om te delen wat we allemaal zagen, deden en meemaakten in de (Pre-)Pyreneeën. Het was voldoende voor tenminste drie blogs maar de internetconnectie was op een aantal locaties in de autonome regio Aragón niet om over naar huis te schrijven. Ik mopperde regelmatig bij een receptionist(e). De boosdoener was het ‘internet rural’. Al het internetverkeer moest door de lucht -niet door glasvezelkabels- en als de cierzo (wind) dan ook nog hard blies, konden we het helemaal schudden. Daar kon Marigüena, de godin die volgens de Aragonese mythologie in deze bergen woont, niets aan verbeteren! 

Het was niet overal kommer en kwel op internetgebied. Op de laatste locaties van ons verblijf was de verbinding zelfs zeer goed maar toen was ik te druk met onderweg zijn. We legden tijdens deze reis ruim 2.100km af. Dat is ongeveer zoveel als van ons Spaanse honk naar Den Haag. Maar we bleven binnen de landsgrenzen. Spanje is zo'n groot land en de afstanden tussen bezienswaardigheden zijn dat dus ook. Laat ik beginnen met te verklaren dat we wel de bruine beer zagen maar niet de kraanvogels. Daar kom ik op terug in een volgende blog. 

Onze eerste stop op de route naar het Hoge Noorden maakten we voor een kopje koffie in bar El Cazador (de jager). Dat vond ik niet toevallig aangezien deze reis  grotendeels was opgedragen aan mijn liefje die ging verjaren. (Dat is iets anders dan verharen!)

We reden langs de kerncentrale van Cofrentes. Twee grote pijpen stootten stoom uit in een verder door groene pijnbomen bedekte vallei. Nog nooit reed ik zo dicht langs een kerncentrale. Deze is eigendom van Iberdrola, de grootste Spaanse energieleverancier, waar wij ook klant zijn. Dit is de grootste energiecentrale van Spanje, met een capaciteit van 1.092 Megawatt. Voor de goede verstaander: 1Mwe is 1 miljoen watt-uren aan electriciteit. In een van de voorgaande jaren werd hier 45% van alle benodigde energie in onze autonome regio Valencia opgewekt. Het is goed om te weten dat een kernenergiecentrale geen CO2 uitstoot. Zijn we toch groener dan gedacht (al is kernenergie niet hernieuwbaar). 

Wat een land en wat een regio! We reden over uitgestrekte vlakten, door zeer afwisselende landschappen, qua kleuren, grondsoorten en soorten landbouw. Er wordt daar wijn verbouwd, er staan talloze olijfgaarden en fruitboomgaarden, voorheen was het een mijnbouwgebied. En er is veel, heel veel historie. Overal vind je goed behouden middeleeuwse vestingen, forten, kastelen en dorpen. Er is ook recentere geschiedenis te vinden, zoals die van de Spaanse Burgeroorlog. 

Onze eerste overnachting was in de parador van Teruel. Op weg er naartoe rook het naar varkensmest. Ik waande mij qua stank in het oosten van Nederland... Hier komen enkele van de mooiste Iberico-hammen vandaan. We reden over uitgestrekte gebieden met megavarkensstallen. Paradors zijn Spaanse staatshotels die doorgaans op erg mooie plekken staan en in fraaie historische gebouwen zijn gevestigd maar waar de klantenservice weleens te wensen overlaat. Deze was daarop geen uitzondering. 

De volgende dag hadden we een afspraak met een gids in het plaatsje Belchite. Daar vond in augustus/september 1937 een bloedige veldslag plaats tijdens de Spaanse Burgeroorlog. De Spaanse nationalisten van generaal Fransisco Franco bevochten de Republikeinen in dat dorp. Een strijd tussen twee legers en twee ideologieën. Er kwamen bijna 3.000 mensen om, 6.000 raakten gewond. Het stadje werd totaal verwoest. Men besloot het niet te herstellen maar het te laten zoals het was aan het einde van de slag (die het leger van Franco won). Als monument van de bloedige strijd. Dat was aanvankelijk het idee van Franco maar Belchite werd juist een bewijs van de menselijke dwaasheid van oorlog en de wreedheid van fascisme. De gids liet ons een klaagzang horen van een Spaanstalige Republikeinse zanger die de kathedraal tot het laatste moment verdedigde. Erg indrukwekkend. 

Daarna streken we neer in een fraai hotel tegenover Los Mallos de Riglos, een heel bijzondere rotspartij die 's avonds bij de ondergaande zon prachtig rood kleurt. Mensen wandelen, klimmen en parasailen er. Sommige van die steile rotswanden zijn wel 300 meter hoog. Wij keken er dagelijks naar op om vale gieren en andere roofvogels te spotten. Ook bezochten we het plaatsje zelf dat aan de voet van deze fameuze rotsen ligt. 

Vanuit hetzelfde hotel maakten we meerdere uitstapjes, onder andere naar het kasteel van Loarra (een kloosterburcht). Dit 1.000 jaar oude kasteel, gebouwd in opdracht van de vroegere koning van Pamplona, werd drie jaar geleden gekozen tot het mooiste van Spanje door de lezers van Lonely Planet España. De burcht ligt prachtig tegen een rotswand geplakt. Het verhaal gaat dat vijanden het kasteel bij minder goed weer niet konden onderscheiden van de rotswand. Dat is een van de redenen waarom het zo goed bewaard is gebleven. Het kasteel was achtergrond voor een van de film van Ridley Scott (Kingdom of Heaven). 

We bezochten musea, kerken en kathedralen, de historische plaatsen Jaca & Huesca en meer. Een van de leukste uitstapjes die we vanuit Riglos ondernamen, was een dagtrip naar Frankrijk. Toen we 's ochtends wegreden, wisten we niet welke avonturen we zouden beleven. Het begon goed: vijf grote roofvogels begeleidden de jarige op ooghoogte op de eerste kilometers noordwaarts. Beter zou zij ze deze reis niet gaan zien. 

Op de verjaardag van mijn liefje wilde ze koffie drinken in Frankrijk en zouden we gaan lunchen in een bijzonder restaurant in Canfranc, aan Spaanse zijde. Deel 1 lukte niet want de tunnel naar Frankrijk was afgesloten vanwege het noodweer in de voorgaande week. De weg ernaartoe was kapot gegaan door extreme regenbuien. Herstel gaat maanden duren. 80% van de toeristen, van de omzet moet men nu missen. De dichte tunnelbuis mocht onze pret niet drukken; de regenbui van die dag evenmin. Het was de enige keer tijdens deze week dat we onze regenjassen tevoorschijn haalden. 

We reserveerden de lunch in Canfranc, een kleine plaats met 500 inwoners hoog in de Pyreneeën. Het internationale treinstation is een prachtig pand met 365 ramen: eentje voor elke dag van het jaar. Het duurde vijf jaar om het te bouwen; de opening was in 1928. Generaal Franco liet de tunnels naar Frankrijk blokkeren om smokkel van mensen en goederen te voorkomen. 

Aan het begin van de Tweede Wereldoorlog was Canfranc ook de plaats waar vervolgde joden uit Frankrijk hun vrijheid zochten aan neutrale Spaanse zijde. Hun verblijfspapieren ontvingen ze (wel of niet) in dit station. In 1940 ontmoetten Franco & Hitler elkaar op deze plek. De Duitsers zagen wel brood in die plaats dus ze bezetten Canfranc. Ze gebruikten de grensovergang om geplunderd goud uit de bezette landen in Europa de grens over te smokkelen. Het goud had Lissabon als bestemming. Van daaruit werd het naar Zuid-Amerika vervoerd. De fluit voor het vertrek van de laatste trein uit station Canfranc klonk in 1970. Daarna raakte het in verval.

Datzelfde station werd recent omgetoverd tot een 5-sterrenhotel met een restaurant dat inmiddels twee Michelinsterren heeft. We dronken er bubbels en toosten op haar welzijn. We aten er heerlijk. 

Op de terugweg moesten we tanken. Mijn liefje stapte uit om dat te doen maar haar portier zwaaide door een enorme kracht uit haar hand. Zelf werd zij daarna tegen het portier gegooid. Gelukkig bleef ze overeind. De vallei waarin het tankstation ligt, was veranderd in een soort extreme windtunnel! Zij moest van de tankmanager naar binnen, hij zou buiten de rest van het werk doen. Het portier bleek door de kracht uit het lood te zijn geraakt maar sluiten deed het nog wel.  

Het bijgewerkte fotoalbum vind je in de rechterkolom. Er komt nog een beschrijving van anderssoortige uitstapjes achteraan in een volgende blog. Onder andere over een tour met gids Julian naar de gletsjer en de zonsondergang op Monte Perdido, de vondst van edelweiss op bijna 2.200m hoogte (in shorts), een ontmoeting met een lammergier en een beer. 

Wordt dus vervolgd.


zondag 8 september 2024

Haastige spoed…

De overgang van de zomer naar het najaar gaat hier altijd gepaard met spektakel in het weer. Die beroering wordt door de Spaanse KNMI (AEMET) aangeduid als een ‘DANA’, Depresión Aislada en Niveles Altos. Het gaat over geïsoleerde depressies in de hoge luchtlagen die enorme hoeveelheden neerslag over het land uitstorten. We krijgen dan te maken met zeer heftige regenbuien, vaak met onweer. De hemel opent zich en de wereld lijkt te vergaan. Het is in deze tijd van het jaar een veelvoorkomend atmosferisch fenomeen.

Wij kregen recent zo’n gigabui op ons dak: in minder dan een uur tijd viel er 43mm water. Dat is ongeveer de helft van de hoeveelheid regenwater die hier in de voorafgaande acht maanden viel. Doorgaans weet de weervrouw precies wanneer dat gaat gebeuren maar deze keer liet ze zich verrassen. Het was wel voorspeld voor de omgeving maar niet voor ons. 

We lagen in bed toen ik hoorde dat zich buiten een stortregen ontwikkelde. Die hield aan, stopte, begon weer en zette verder aan. Op enig moment hoorde ik een harde tik. Dat beloofde niet veel goeds... Ik liep naar beneden om de boel te inspecteren. Ook de patio bij de eetkamer aan de achterkant van ons huis. Het zonnescherm dat we daar permanent hebben hangen om de zomerse hitte wat te temperen, was losgeschoten. Het zeil hing nog aan drie punten aan de gevel. Ik liet het zo, zou het in de ochtend wel van dichtbij gaan bekijken.

Die ochtend bleken vier schroeven met plugs compleet uit de muur te zijn gerukt. Als ik dat bevestigingspunt (een van de vier) zelf aan de wand zou hebben geplaatst, zou dat tot minder verbazing hebben geleid. Maar dit niet eens zo grote scherm was enkele maanden eerder opgehangen door onze superhandige en goed uitgeruste Deense buurman Jan. Degelijk geboord, met de juiste schroeven en pluggen. Het regenwater in dat scherm had in korte tijd dermate veel gewicht vergaard dat de constructie eronder bezweek. Maar het kan altijd erger. Auto’s dreven in sommige buurgemeenten weer door de straten, modderstromen lieten een spoor achter in woonwijken.   

De regelmatige lezer weet dat er bij ons pal voor de deur op een braakliggend stukje een bouwsite werd ingericht. Daar worden nu driftig vier huizen neergezet. Het is (bijna) onnavolgbaar zo snel als de bouw gaat! Overbuurman Guillermo uit Madrid constateerde droogjes dat ‘ze’ -de bouwvakkers en hun baas Vicente- haast hebben. Haast om hun geld te innen. Het cement krijgt nauwelijks tijd om te drogen. 

De geraamtes van vier huizen staan er; twee losstaande op de hoeken en twee onder één kap in het midden. Ze staan zo dicht naast elkaar dat de meeste bouwvakkers van het ene naar het andere pand overspringen. Elk huis heeft inmiddels drie verdiepingen: begane grond, eerste verdieping, solarium. Het totale leefoppervlak per huis is 103m2. Dat komt neer op circa 35m2 per woonlaag. De begane grond zal worden ingedeeld met keuken-eetkamer-zitkamer, 1 slaapkamer en 1 badkamer. Op de eerste verdieping komen twee  slaapkamers en een badkamer. Het solarium is een ruimte in de openlucht. 

Er zijn inmiddels twee bouwvakkers die de buitenmuren op de begane grond van het eerste huis metselden. Buurman Pepe stond laatst buiten zijn eigen poort toen wij langsreden. Als naaste buur van huis 1 voelt hij het gedreun en gebonk door zijn vloer heen. Hij vond het op de begane grond ‘feo’ (lelijk). De ingang van het huis zit aan een smalle zijkant. Ik beaamde dat: nogal donker en hokkerig. Hij was onlangs tot de conclusie gekomen, een conclusie die ik al weken geleden trok, dat de huizen met hun ‘culo’ (kont) naar de straat staan... Alsof ze mierda aan ons, buren, hebben. Hij maakte een handgebaar naar zijn achterste en moest er zelf ietwat besmuikt om lachen.  

Alle façades van de nieuwe huizen staat inderdaad gericht naar de achterkant van het grondstuk, niet naar de straat. Hun uitzicht zal daardoor niet al te fraai zijn. Aan de gevels van de huizen van de achterburen waarop zij uitkijken, hangen grote Britse satellietschotels, veel buiten-units van airco’s en hier en daar regas (tralies) voor een raam. Nogal een verschil met de getekende artist impression! Sommige mensen laten zich met open ogen neppen... 

Ik deel Pepe’s oordeel: het is niet fraai wat daar wordt gedaan. Er wordt weinig gebouwd voor het vele geld dat de nieuwe -overwegend buitenlandse- eigenaren van deze huizen betalen. De huidige verkoopprijzen zijn veel te hoog voor de gemiddelde Spanjaard. De Spaanse minister van Volkshuisvesting, Isabel Rodríguez, wil voorrang verlenen aan huurwoningen boven huizen of appartementen voor buitenlanders maar daar zie ik momenteel onvoldoende bewijs van in de eigen woonomgeving.

Oude tijden herleven in dit deel van Spanje (en elders). Ik praat niet over nostalgie. Op een klein stukje Orihuela Costa telden we laatst tenminste tien bouwkranen. Er is weer sprake van een bouwexplosie zoals we die beleefden in de aanloop naar de wereldwijde financiële crisis van 2008. Gemeenten ruiken geld... 

Zelf krijgen wij geen cementen ‘kont’ pal voor onze neus. Als het overbuurhuis is afgebouwd, kunnen we nog steeds ruim tussen het huis van Guillermo & María Victória en het nieuwe pand doorkijken. Er loopt een strook (patio) langs het huis waar de auto kan worden geparkeerd. Dat pad voert naar het achterop gelegen zwembad met terras. De bloeiende jacaranda van een straat verderop zal dus niet uit ons zicht verdwijnen. Die vrije strook pakt ook goed uit tijdens de wintermaanden, wanneer de zon niet hoog klimt. Die kan dan nog steeds de buitenkerstboom en ons winterzitje aan de voorzijde van ons huis beschijnen. Al zullen de directe winterzonuurtjes minder worden. 

Een mens zou liever verschoond blijven van dit soort veranderingen want dat komt nooit aan iedereen ten goede. Maar zo gaat het niet in de wereld, het leven is vaak oneerlijk. Noord-Europese buitenlanders willen hier nu eenmaal, net als wij, af en toe of permanent vertoeven op een zonnige plek. Om kou en grijze dagen te ontlopen en te genieten van het Mediterrane leven. Vrije ruimten worden zo wel steeds schaarser. Voordat de oplevering plaatsvindt, krijgen we nog veel bouwlawaai en ander ongerief voor de kiezen maar vóór april 2025 moeten de klus zijn geklaard. We kijken nu al zeer uit naar dat moment.

Het wekelijkse dieptepunt qua geluidsoverlast vindt op vrijdagochtend plaats, om 07:00 uur. Dan komt de poepzuiger langs die de mobiele toiletcabine leegt en reinigt. Met oorverdovend lawaai. Arme chauffeur van het karretje. Had hij maar beter opgelet op school! Arme Guillermo, de Spaanse overbuur die dagelijks nachtbraakt. Hij gaat pas rond een uur of 2 's nachts naar bed. De te reinigen DIXI staat pal naast zijn slaapkamer. Zij keren vandaag terug naar Madrid.

De wildplasser op de bouw, met wie ik eerder in aanvaring kwam (zie mijn blog Ze zijn begonnen!), komt af en toe langs. Dat is een bully van een kerel die niet alleen onbeschoft was jegens mij maar ook tegen de bouwvakkers uit Zuid-Amerika die werken als metselaars. Hij heeft niet alleen een slecht karakter maar ook een rotstem die je boven alles en iedereen uithoort. Ik kan zijn conversatie dan ook helaas letterlijk volgen. Soms schreeuwt hij zijn instructies aan hen door het raam van zijn auto. Ongegeneerd. De Spaanse bouwvakkers gaan doorgaans om 18:00 uur naar huis, deze arbeidsmigranten verlaten de site veelal rond 19:00 uur. En waarschijnlijk nog voor minder salaris ook, vrees ik.  

Er zijn Spanjaarden die discrimineren. Bij sommigen lijkt het diepgeworteld racisme te zijn. De Spaanse extreem-rechtse partij Vox spint er goed garen bij. Van dat racisme wist ik al door onze Surinaamse buren Beppie & Glenn en onze Indonesische vriendin Simone. Die ervaren het soms aan den lijve. Ik vind het een naar gegeven dat men hier neerkijkt op medemensen van kleur. (Het gebeurt op veel plekken in de verwende Westerse wereld.) In een Nederlands boek over land, cultuur en bevolking van Spanje las ik dat Spanjaarden zich arrogant kunnen gedragen. Neerkijken op anderen is daar wellicht onderdeel van. Komt dat door het feit dat hun land vroeger een wereldmacht was? Voelen ze zich daardoor meerderwaardig aan anderen? 

Een Spanjaard gooide mij ooit voor de voeten dat ik ‘maar terug moest naar mijn land’ toen ik mij kritisch uitliet over zijn asociale gedrag in de publieke ruimte. Dat overkomt mij steeds minder nu ik een behoorlijk bekkie Spaans terugpraat. (Zelfs schelden in die taal heeft geen geheimen meer voor mij. Of dat nu het toppunt van inburgering is? Tja.) Maar discriminatie op basis van huidskleur vind ik van een andere orde. Daar heb ik geen goed woord voor over, daartegen zal ik mij ook blijven uitspreken. Er zijn echter meer aardige Spanjaarden dan rotzakken in dit land. Volgende week hopen we weer een paar nieuwe te ontmoeten. 

We gaan even op pad om de verjaardag van mijn liefje te vieren. Dat gaan we doen in de autonome regio Aragón (Pré-Pyreneeën), een streek die we nog niet goed kennen. Daar was het afgelopen week verschrikkelijk noodweer (stortregens, hagelbuien, modderstromen en aardverschuivingen) vanwege DANA. Wellicht dat er langs het Ebro-bassin nog steeds wegen zijn afgesloten. We gaan het zien.  

Op haar verjaardag wil ze koffie drinken in Frankrijk en lunchen in een spectaculair treinstation waar Franco en Hitler elkaar ooit ontmoetten. Als het gaat zoals gepland, gaan we tevens de Chinese Muur van Spanje zien, een dorpje bezoeken waar de tijd stilstaat sinds de Spaanse Burgeroorlog (met officiële rondleiding) en migrerende kraanvogels spotten in een Aragonese lagune. Er is daar een bruine beer gespot in de bergen; die deed zich tegoed aan schapen. Misschien komen we die wel tegen? De laptop gaat mee dus er komt nog wel een blog (als we niet worden verorberd). Zo maak ik je graag deelgenoot van onze avonturen en bevindingen in Aragón. ¡Hasta luego!

P.S. dit filmpje is vervaardigd met Luma Dream Machine, een AI model dat je aan de hand van een tekst opdracht kunt geven een korte video te maken. Die van mij was duidelijk.  

dinsdag 3 september 2024

Getatoeerde ui

Kijk jij al? Als je het niet doet, mis je echt iets! We boffen als kijkers van de 16de jaargang van Masterchef Australia. Dit is mijn favoriete kookprogramma op tv dat van Down Under jaren geleden overwaaide naar Nederland en daar fanatieke fans als muzelluf trof. Vanaf de allereerste uitzending kijk ik, jaar na jaar. Voor het eerst kijk ik nu via NLZiet. Het leuke daarvan is, is dat je een gemiste uitzending nog dezelfde dag of later kunt terugzien.   

We hebben dit seizoen te maken met een bijna geheel vernieuwde jury en 22 amateurkoks die met elkaar onder andere strijden om de eer, een aanzienlijke geldprijs (250.000 Ozzie dollars) en een culinaire carrière. Jamie Oliver is de eerste chef op uitnodiging die de kandidaten bijstaat en tijdelijk onderdeel is van de jury. Een jury die bestaat uit ouwe-vertrouwen Andy Allen en Poh Ling Yeow met twee nieuwe panelleden. De Franse chefkok Jean-Christophe Novelli is uiterst charmant maar hij valt als gesofisticeerde Europeaan wel een beetje uit de toon bij de Ozzies. Al past hij zich snel aan. Toen kandidate Sumeet -met Indiase roots- een heerlijke tandoori-garnalenspies maakte, vroeg hij of hij mocht komen samenwonen met haar. Haar antwoord was dat ze niet zeker weet wat haar echtgenoot daarvan vindt... De stemming zit er dus al goed in!   

We boffen als kijker vooral met de enthousiaste kandidaten die dit jaar zijn geselecteerd. Een leuke mix van jong en oud, met uiteenlopende achtergronden. Ik denk dat Australië de grootste smeltkroes van de Westerse wereld is. De staten New South Wales en Queensland zijn hofleveranciers van het kooktalent. Ik vind het ook leuk dat een van de kandidaten uit Tasmanië komt; het gaat om slager Josh Perry. Dat ‘aanhangsel’ Down Under bezochten we in 2016 enkele weken in een kampeerwagen; deels in gezelschap van vriendin Bernadette die eveneens een grote Masterchef Australia-fan is. 

Er is dit seizoen slechts één immuniteitsspeld te winnen en dat gebeurde al tijdens de eerste kookopdracht in de eerste week. De speld werd gewonnen door de 28-jarige Nat Thaipun die in het dagelijkse leven barista is in de staat Victoria. Ze is van 100% Thaise ouders maar zelf is ze geboren in Australië. Het is een vrouw met indrukwekkende tatoeages ‘up her sleeve’. Telkens als ze ergens naartoe reisde, liet ze een tattoo zetten. Zo verzamelde ze er meer dan 90 op haar hele lichaam. Een groot deel van die tatoeages liet ze zetten in Nieuw-Zeeland waar deze lichaamsbeschilderingen vast onderdeel zijn van de Maori-cultuur. Zelf verklaart ze de interesse hiervoor uit de verbintenis die ze voelt met haar Thaise voorouders. Daar is een tatoeage eveneens een eeuwenoude expressie van hun cultuur. 

Nat won de belangrijke speld met Kangaroo Larb, een pittig Aziatisch gerecht met blokjes kangoeroevlees. Het was kennelijk niet alleen waanzinnig lekker, het zag er ook prachtig uit, met een soja-ingelegde eierdooier, gepickelde komkommer en eetbare bloemen ter decoratie. Het was een alternatief voor steak tartare, een favoriet gerecht van mijn liefje; om in een restaurant te bestellen en in het thuisrestaurant van Huize Barefoot zelf te bereiden. Het is een van haar signature dishes.    

Er bleek op internet enige ophef te zijn ontstaan na deze uitslag. Australische kijkers vroegen zich af of een gerecht dat rauw (ongekookt) is wel kan winnen in een kookprogramma. Dat vind ik gezever van de bovenste plank! Dan kun je bijna geen salade bereiden in een poging een opdracht te winnen. En dat terwijl het gerecht goed in elkaar stak en vooral heel lekker werd gevonden. Uit ervaring weet ik dat je nogal wat moet doen met kangoeroevlees voordat je het rauw kunt eten, laat staan dat je het ver-ruk-kul-luk noemt. Daar komt veel kooktalent aan te pas. Tja. 

Het niveau van koken was in de eerste week van dit seizoen al veel hoger dan in de twee voorgaande seizoenen in de finale. Ik denk dat de programmamakers hun lesje hebben geleerd; veel kijkers haakten af of mopperden. Er valt nu dan ook weer veel te genieten en te leren. Momenteel heb ik zelf niet veel zin om te koken. Ik ben mijn goesting even kwijt. Ik heb wel trek (geen eetlust) maar geen zin. Ik weet waardoor dat komt maar niet alle details ga ik hier delen. Dit wil ik hierover wel kwijt: het is nog tamelijk warm in de keuken. Voorts zijn de gerechten die ik zelf het liefst eet, niet per se de gerechten die mijn liefje prefereert. Zij wil wel koken in mijn plaats maar haar gerechten zijn niet de gerechten die ik dagelijks wenst te eten. En zo modderen we aan. 

Een paar van de leukste verhalen die ik tot nu toe hoorde in het programma, zijn ondere andere die van Stephen Dennis uit Queensland. Deze Stevie of Stevo (iemand een bijnaam geven is gewoonte in Australië) is als 62-jarige de oudste kandidaat. Hij is in het dagelijkse leven tourgids. Daar valt veel te zien, weet ik uit eigen ervaring. Ik vond het een van de meest authentieke staten van dit grote land.  

Kokend om zo uit de eerste afvalrace te blijven, maakte hij een gateaux à la Women’s Weekly. Een chique macademiataart met schuimlagen. Als jochie ontving hij van zijn moeder een kookboek van de Australische Women’s Weekly. Destijds kregen veel gerechten een Franse aanduiding. Hij is op zich geen taartenman maar wilde graag laten zien waartoe hij in staat is. Die zelfverzekerdheid zie ik ook bij andere kandidaten en dat is interessant, gezien de prille fase van de competitie. 

Juryleden Poh en Jean-Cristophe gaven hun eerste Masterclass. Poh bereidde een prachtig dessert met pistachenoten, JC bereidde biefstuk op een bed van polenta met blauwe kaassaus. (Het klinkt wellicht niet zo maar het was een prachtig gerecht.) De ene deed het met vaste basisingrediënten (bloem, boter, melk, etc.) plus 1 extra te kiezen ingrediënt en 90 minuten bereidingstijd, de andere met maximaal 20 ingrediënten en de helft van de tijd.

De kandidaten konden kiezen uit deze twee scenario’s. De sympathieke 40-jarige Snezana Calic uit Victoria heeft Kroatische roots. Als kind deed ze ervaring op met de Meditterane keuken en na een verhuizing naar Servië met steviger gerechten. In 2009 verhuisde ze met haar familie naar Australië. Zij koos voor scenario 2 en voor de nederige maar veelzijdige ui. Ze maakte tortellini met ricotta en gekarameliseerde ui, gepickelde ui, uienbouillon en uiencompote. Als ze deze wedstrijd zou winnen, zou ze een tatoeage van een ui op haar arm laten zetten. Dat vond ik een blogtitel waard! (Ze won niet.) 

Steve Dennis koos eveneens voor scenario 2 met macademianoten als hoofdingrediënt. Daar staat dan een stoere vent aan het fornuis met een rode kop en een leesbril op zijn neus, een krokodillentand aan een ketting om zijn nek een deftige vrouwentaart te bakken. Zie je het voor je? 

Hij vertelde bij die gelegenheid dat hij was geselecteerd voor de allereerste jaargang van Masterchef Australia in 2009. Hetzelfde seizoen waarin Poh Ling Yeow, nu jurylid, tweede werd en Julie Goodwin won. (Ten onrechte, wat mij betreft maar hey-ho...) Er brak destijds in Queensland dermate heftig noodweer uit waardoor wegen werden verspert en hij niet naar Melbourne kon vliegen voor het programma. Nu, zoveel jaren later, doet hij alsnog mee. Hoe mooi is dat?! Stevo won deze uitdaging niet. 

De 30-jarige Savindri Perera -met Sri Lankaanse roots- uit South Australia deed dat wel. Ze bereidde een ceviche van pijlstaartinktvis, mango, chili, gezoete kokosnootmelk en curryblademulsie, met zelfgebakken chips om het gerecht mee op te lepelen. Het zag er prachtig uit, het water liep mij in de mond. Ook dit gerecht zou niet misstaan in de finale. Dit zou ik wel een keertje willen namaken. Het begint weer iets te kriebelen... De wonderen zijn de wereld nog niet uit.

De eerste kandidaat is al naar huis gestuurd. Dat sneue lot trof de 38-jarige James uit West-Australia. Hij, lagereschoolmeester, mag weer voor de klas gaan staan. Zijn gegrilde -met feta en groenten gevulde- pijlstaartinktvis was niet goed genoeg. Beter gezegd: de vis was niet gaar. Saillant detail is dat ik dat gerecht ruim 35 jaar geleden als eerste voor mijn liefje bereidde tijdens onze destijds prille liefde. Dat gerecht overleefde het toen ook bijna niet... (Zij vond het niet lekker.) Ik heb het nooit meer bereid, voor wie dan ook. 

Dit programma boeit weer, na een dip van een jaar of twee. Zelf heb ik nog geen favoriet maar de verrichtingen en gerechten van Nat, Sav en Sumeet maken mij enthousiast. Girl Power! Ik weet nu bijvoorbeeld hoe je met schalen een tandoor-rookoventje kunt nabootsen op zijn Europees. Dat vind ik al heel wat na een week kijken. Masterchef Australia 2024 is dagelijks te zien op NET5 om 19:30 uur.