De baliemedewerker zei dat een koffer maximaal 23 kilo mag wegen. Ik
probeerde het nog met een slap “maar wij
hebben slechts 1 koffer voor 2 reizigers” maar daar trapte hij niet in. Of ik
nog een tweede tas of andere koffer bij mij had? Tidak. Onze koffer werd
terzijde geschoven; hij moest met zijn supervisor overleggen. Terwijl wij
wachtten, ging hij verder met de volgende reiziger in de rij. Ik vermoedde dat
het een dure grap ging worden; jammer maar niets aan te doen.
Of toch wel? Toen wij als enigen achterbleven, zei de baliemedewerker dat
hij ons wel wilde helpen. In het tweede deel van zijn zin ving ik het woord “tip” op. Ik zei tegen mijn liefde wat ik dacht dat ík
had verstaan; haar was dat geheel ontgaan. Als we hem een beetje theegeld
zouden geven, zou ons probleem van overgewicht worden opgelost. Mijn liefje
trok enkele biljetten uit haar knip en gaf hem die over de desk heen. Hij
weigerde. (Hij kon niet anders want wat als zijn collega’s het zouden zien?!)
Ik nam de biljetten van haar over, vouwde ze klein en bood ze hem langs de bali
aan met de woorden: “voor uw kinderen”. De koffer werd geregistreerd met het
gewicht van 23 kg en kreeg bovendien een ‘Priority’-label.
Voor het eerst vlogen we vanuit Denpasar naar Europa over een
noordoostelijke route. Op enig moment deed ik het luik van het raam open; het ochtendlicht gloorde. Ik keek neer op een immens witte vlakte
met overal sporen in de sneeuw: rivieren, meren, wegen. Volgens het vluchtpad,
dat tijdens de vliegreis toont waar het vliegtuig zich bevindt, zaten we boven
de Russische Federatie. Niet veel later veranderde het landschap in een
ijsvlakte. We bevonden ons op dat moment boven Nizni Novgorod. Ik weet het niet zeker maar het klinkt zo mooi,
vind ik. We vroegen aan de purser waarom we zo noordelijk vliegen. Ze vertelde dat het
vliegtuig enorm veel kerosine vervoert (120.000 liter) en daarom zo economisch mogelijk moet vliegen. Zo wordt optimaal gebruik gemaakt van de luchtstroming.
Inmiddels hebben we ons eerste nachtje in Nederland geslapen. Ik sliep als
een roos en stond fit op. Vandaag haalden we de caravan uit de stalling op. Een
kwartier voordat we daar zouden aankomen, kwam de regen met bakken naar
beneden. Adu! Onze woonwagen stond reeds buiten; ik moest een rondje rijden voordat ik
het terrein kon verlaten. Er was niets onwennigs aan. Ik nam de bochten ruim genoeg, het bakbeest bleef op de weg gemakkelijk tussen de lijnen en de
verkeersdrempels op de route naar het Kijkduinpark, werden genomen zonder
gepiep en gemor.
Ook de baliemedewerkster van Kijkduinpark was ons goedgezind; de slagboom ging zonder dralen open. Morgen worden wij pas geacht de camping op te rijden maar een kniesoor die daarop let. Het eerste dat mij op het kampeerterrein opviel, was de nieuwe bewegwijzering.
Elke laan heeft nu borden met plaatsnummers. De eerste zijstraat die we
tegemoet reden, bleek onze gereserveerde plek te bevatten. Voordat ik het
laantje inreed, stelde mijn liefje voor de locatie te checken. Dat bleek een
heel goed idee: er was namelijk een fout geslopen in de nummering! Ons straatje
bleek een paar afslagen verderop te liggen.
We staan in een rustige, overwegend Duitse laan. Allee! Twee oosterburen
hielpen uit zichzelf bij het op de goede plaats zetten van onze caravan. We
maakten de binnenkant schoon, vulden de watertank, sloten de toilet aan, zetten
de apparatuur op de geeïgende plaats. Morgen is het tijd voor het opbouwen van de
voortent. Veel spieren in mijn lichaam doen nu al pijn. Ik loop als een
bejaarde vrouw maar voel mij kiplekker. Morgenavond zal ik mij voelen alsof ik
een marathon heb gelopen. Maar op vrijdag... die goede vrijdag kan camping life beginnen.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten