Translate

vrijdag 9 november 2018

Kristallnacht herdacht

Dit wordt weer een longread. Deze week werd onder andere het einde van de Eerste Wereldoorlog herdacht. Dat is niet de enige herdenking van zijn soort. De ‘nacht van het gebroken glas’ vond precies 80 jaar geleden plaats. In de nacht van 9 op 10 november 1938 vond in Duitsland (en Oostenrijk) de Kristallnacht plaats, genoemd naar de glasschade die ontstond door het ingooien van winkelruiten van panden van Joodse ondernemers. Het was een door de nazi’s georganiseerde actie tegen de Joodse bevolking. Knokploegen van Hitler trokken brandschattend door het land. Circa 8.000 winkels werden vernield, 200 synagogen brandden uit, tientallen mensen werden vermoord en 30.000 joden werden gearresteerd en afgevoerd naar de kampen Dachau, Buchenwald en Sachsenhausen. Honderden Joden pleegden zelfmoord en vele duizenden wilden het land ontvluchten.

Ik werd hieraan herinnerd door het lezen van het boek ‘De Bokser’ van NRC-verslaggever en journalist Marcel Haenen. Dat gaat over het leven van de nu 92-jarige Max Moszkowicz, bekend geworden als Joodse strafrechtadvocaat uit Limburg. Haenen is een gelauwerde journalist die prijzen ontving als De Tegel en De Loep. Hij kreeg toegang tot het dagboek van de hoofdpersoon. Met deze biografie levert hij wederom een piekfijn journalistiek werk af. Hij weet het onbeschrijfelijke op papier te krijgen. Het boek is gelardeerd met bijzondere foto’s uit privé-archieven.

In de inleiding wordt de familiaire achtergrond van hoofdpersoon Max Moszkowicz geschetst. Hij is de oudste zoon van Abraham Moszkowicz en Feiga Raab. Zijn ouders werden in 1902 geboren in Galicië (Subkarpaten), destijds behorend tot het Oostenrijks-Hongaarse Rijk. De families Moszkowicz en Raab zijn van oorsprong chassidische Joden, een orthodoxe richting binnen het Jodendom. Het chassidisme kent strikte spijswetten en kledingvoorschriften.

Aanhoudende politieke onrust, Jodenhaat, armoede en sombere economische vooruitzichten veroorzaken in de jaren '20 van de vorige eeuw een golf van emigratie vanuit Oost-Europa. Abraham Moszkowicz heeft nog meer reden om te vertrekken: hij wordt opgeroepen voor verplichte militaire dienst. Hij wordt geacht zich aan te sluiten bij een leger dat in de voorafgaande jaren niets deed om antisemitisme te beteugelen en er zelfs aan meedeed. In 1923 emigreert de dienstweigeraar met zijn partner. Het stel strijkt neer in het Duitse Essen (Ruhrgebied) waar ze trouwen en waar zoon Max, de hoofdpersoon van dit boek, op 26 maart 1926 wordt geboren. Essen kent in die jaren een bloeiend Joods verenigingsleven maar de ouders zijn niet religieus actief in de gemeenschap. Max noemt hen buitenstaanders.

In 1933 wordt Adolf Hitler benoemd tot rijkskanselier. Vanaf dat moment neemt het aantal antisemitische incidenten ter plaatse toe. Snel daarna begint de situatie in hun nieuwe leefomgeving veel te lijken op de pogroms die Moszkowicz en Raab in Polen meemaakten. Abraham wordt opgepakt. Niet zozeer omdat hij Jood is maar omdat hij politiek actief is als sociaal-democraat, een van de volksvijanden van de nazi’s. Vanuit de gevangenis geeft hij zijn vrouw opdracht om Duitsland per direct met de kinderen te verlaten. Max is dan bijna zeven jaar oud.

Feiga, Max en Helga komen in 1933 in de Limburgse plaats Amby aan. Na enkele weken voegt vader Abraham zich bij hen. Hij kwam vrij uit Duitse gevangenschap door -financiële- hulp van zijn zwager, de broer van Feiga. In dat jaar worden 70 Joodse vluchtelingen in de gemeente ingeschreven. Ondertussen verslechtert de situatie van Joden in Duitsland verder. Limburgse ordehandhavers beginnen aan te dringen op het weren van vluchtelingen. Alle Limburgse burgemeesters krijgen dat jaar een brief van de Limburgse commissaris van de Koningin (Eduard van Hövell tot Westerflier) waarin hij hen vraagt of de komst van uit het buitenland geweken joodsche families of alleenstaande joden” heeft geleid tot “ongewenschte toestanden”. De burgemeester van Amby schrijft terug dat hij geen problemen heeft.

Het ongenoegen over de stroom vluchtelingen richt zich steeds specifieker op Joden die oorspronkelijk uit Polen komen. De toenmalige administrateur voor de Grensbewaking en de Vreemdelingendienst (majoor Croiset van Uchelen) becijfert in 1934 dat van de dan ruim 5.300 geregistreerde Joodse vluchtelingen in Nederland er 15% uit Polen komt. Een aantal dat hem zorgen baart. “Ik beschouw deze soort Joden als ongewenschte elementen. Deze Oost-Joden bezitten, in vergelijking tot hun Westerse rasgenooten, een nog meer uitgesproken Aziatische mentaliteit, hun ontwikkeling en cultuur staan lager en zij staan bekend als niet kieskeurig te zijn in de middelen om zich een bestaan te verschaffen. In een beschaafde Westersche samenleving zijn zij niet op hun plaats.”

Ik begrijp niet hoe personen die toch over een zekere mate van intelligentie en opleiding moeten beschikken, tot dergelijke vooroordelen en ongefundeerde opvattingen in staat zijn. Ik begrijp de haat niet. Toen niet en nu niet. Racisme en antisemitisme zijn van alle tijden, bleek onlangs weer toen een 46-jarige witte Amerikaan in Pittsburgh een synagoge binnenstormde en daar elf mensen in koelen bloede neermaaide onder het schreeuwen van antisemitische teksten. De dader werd neergeschoten maar moet terechtstaan voor zijn misse daad. Uit de politieverklaring blijkt dat hij Joden wilde doden. Zoveel mogelijk”. Ik kan er niet bij maar ik weet wel dat onder president Trump de geest in de Verenigde Staten uit de fles lijkt…

Waakzaamheid blijft dus geboden, tot op de dag van vandaag.

In 1937 brengt de stateloze Abraham Moszkowicz zijn papieren op orde. Hij vraagt voor alle gezinsleden een paspoort aan. Hij kan aantonen dat hij zijn Poolse burgerschap verloor door militaire dienst te ontduiken in zijn vaderland. Het gezin ontvangt daarop vier ‘paspoorten voor vreemdelingen’ van de Nederlandse overheid. Met zo’n document kunnen statelozen gemakkelijker reizen al is niet bekend of de familie ook daadwerkelijk van plan was naar elders te vertrekken.

Het Nederlandse toelatingsbeleid ten aanzien van Joodse vluchtelingen versoepelt wat na de Kristallnacht van 1938. Voor Nederlandse politici is die gebeurtenis reden aan te dringen op een ruimhartiger, humaner toelatingsbeleid ten aanzien van hen die moeten vluchten.

Max Moszkowicz gaat naar de lagere school in Amby, gevolgd door het openbaar Stedelijk Gymnasium in Maastricht. Hij is een pientere en sportieve knul (bokser). Een leraar is van mening dat zijn leerling later advocaat gaat worden; hij is immers goed van de tongriem gesneden. Hij spreekt tegenover klasgenoten echter nooit over zijn Joods zijn. In 1939 verhuist het hele gezin naar de provinciehoofdstad.

Op last van de bezetter wordt het leven van Joodse inwoners steeds verder ingeperkt. In 1941 krijgen alle Joden van de gemeente Maastricht de opdracht zich als Jood te laten registreren. In de zomer van 1941 mogen Joodse leerlingen als Max en Helga niet meer naar school. In augustus 1942 ontvangen 159 Joden in Maastricht een oproep om zich te melden voor ‘werkverruiming in Duitschland’. Ongeveer 290 Joden, waaronder alle leden van het gezin Moszkowicz, stappen daadwerkelijk op de trein naar Westerbork. Ze denken dat ze een jaar zwoegen in een Duits werkkamp wel zullen overleven. Max is dan 15 jaar oud. Achter prikkeldraad wordt hij voor het eerst verliefd.

Illustraties uit het persoonlijke dagboek van de jonge Max Moszkowicz
In 1945, als hij van het ene naar het andere kamp gaat in de chaos van de eindigende oorlog, wijzigt de pientere Max zijn identiteit. Hij is niet langer een Moskowicz maar neemt de naam van zijn moeder aan: Raab. Hij doet zich voor als een protestante jongeman waardoor hij op het nippertje aan de dood ontsnapt. Hij kan die slimmigheid niet meer met zijn eigen vader Abraham delen. Tijdens een van de vele dodenmarsen raken zij elkaar kwijt. Zijn vader overlijdt een maand voor de bevrijding in de ziekenboeg van kamp Ebensee.

Slechts één uit de groep van 713 gevangenen die in september 1942 van kamp Westerbork per trein naar concentratiekamp Auschwitz worden vervoerd, overleeft de oorlog. Max Moszkowicz, Häftling 65016, doorstaat jarenlange opsluiting, slavenarbeid, mishandeling en uithongering in de kampen van Auschwitz, Mauthausen, Melk en Ebensee. De Limburgse historicus Herman van Rens becijferde dat ongeveer 60 Limburgse Joden terugkeerden, slechts 8% van hen die uit Limburg werden gedeporteerd.

De jonge Max heeft na terugkeer in Nederland geen behoefte terug te blikken op de oorlog die aan zijn hele familie het leven kostte. In zijn ouderlijk huis wonen vreemden, hij wordt opgevangen door buren: de familie Bessems. Ook tegenover zijn latere echtgenote en zijn vier zonen zal hij weinig tot niets vertellen over zijn oorlogservaringen.

Als bijna 19-jarige keert hij terug naar het gymnasium. In 1948 trouwt hij met de katholieke Bertha Bessems. Ze beginnen een gezin en een zaak: lingeriewinkel De Spil. Spoedig volgen meer filialen en andere vormen van zakendoen. Max werkt hard om niet te hoeven nadenken en herinneren maar 's nachts wordt hij schreeuwend wakker. In 1951 schrijft deze drukke middenstander zich in bij de juridische faculteit van Universiteit Nijmegen. In 1953 wordt hij genaturaliseerd tot Nederlander. In 1958 wordt hij beëdigd als advocaat in Maastricht.

Hij gaat het strafrecht beoefenen, zijn Limburgse vakbroeders van het civiel recht kijken op hem neer. Boeven verdedigen is veel minder chique. Die keuze legt hem echter geen windeieren: dure auto’s, chique kleding, grote huizen, motoren, boten, eten in sterrenrestaurants... het kan niet op. Hij is een vrijgevige vriend, verwent zijn zonen. De praktijk breidt uit naar andere steden. Advocaten die later zelf bekende Nederlanders worden, komen bij Moszkowicz stage lopen of hun carrière beginnen: Knoops, Hamburger, Hiddema, Doedens.

Max bokst zich als wedstrijdbokser niet alleen door de oorlog, hij werkt tot op hoge leeftijd aan het op peil houden van zijn lichamelijke conditie. Een gezonde geest in een gezond lichaam. Hij leerde dat zwakte tonen dodelijk kan zijn. Dat zal een van zijn levensmotto’s blijven. Hij scheidt van tafel en bed van Bertha die zo voor altijd mevrouw Moszkowicz mag blijven. Later ontmoet hij Elka Melman met wie hij een huwelijk naar Joodse traditie sluit. Op het hoogtepunt van zijn carrière schrijft hij als Mr Raab een wekelijkse column in de Telegraaf -de krant die fout was in de oorlog. In 2004 krijgt hij een beroerte, hij komt in een rolstoel terecht en kan niet meer praten. (Tjonge.) In 2013 wordt hij om gezondheidsredenen uitgeschreven als advocaat.

De latere hoofdstukken in het boek gaat over Moszkowicz Sr, de suksesvolle Joodse pleitvader en handelaar in Recht met de zachte g, voor wie de oorlog nooit ophield. Met zijn zonen David, Robert, Max Jr en Bram vormt hij in de jaren '80 van de vorige eeuw de beroemdste advocatenmaatschap van Nederland. “Hij zag de verdachte altijd als een underdog, opboksend tegen de Staat der Nederlanden. Dat blijkt ook uit zijn opvatting dat intrinsiek slechte mensen niet bestaan. Hij kon zich goed verplaatsen in iemand die misse daden kon plegen. Het uitleggen daarvan is de kern van het strafrecht. Straf naar mate van schuld”. Aldus jongste zoon Bram. “Max Moszkowicz is als Jood gestraft voor iets waar hij niks aan kon doen. [..] Dus het beginsel: alleen straf naar de mate van schuld, is door de oorlog in zijn ziel gekerfd, aldus collega-advocaat en vriend Gerard Spong.

Dit is het indrukwekkende levensverhaal van Max Moszkowicz. Marcel Haenen interviewde ruim 80 personen langdurig en meermalen. Dat leverde een genuanceerd beeld op van deze bijzondere, complexe man. Een gesprek met de hoofdpersoon zelf zat er na de beroerte helaas niet meer in. De Bokser is hartverscheurend mooi en boeiend. Een aanrader!


Geen opmerkingen:

Een reactie posten