Translate

zaterdag 15 mei 2021

Niet bij de nonnen en niet bij de heksen

Dat we afgelopen week voor het eerst de provinciegrens weer mochten oversteken, was een moment dat we niet aan onze neuzen voorbij lieten gaan. We stonden te popelen om na 14 maanden weer naar provincie Murcia te kunnen afreizen. Beiden vinden we dit een interessante provincie. Een groot aantal van onze Spaanse buren komen er vandaan. Een enkeling spreekt zodanig binnensmonds dat het lastig communiceren is maar de meesten spreken Spaans dat wij verstaan. Ons popelen had met name te maken met berichten over de schoonheid van het stadje Moratalla, door mijn liefje vanaf het begin stelselmatig Mortadella genoemd.

Naar verluidt, heeft het een Middeleeuws kasteel en andere gebouwen met gotische en barokke invloeden. Nu ben ik geen fan van ridders te paard (wel van jonkvrouwen 😉) maar die dingen wilden we wel met eigen ogen zien. Daarbij komt dat dit oord op een lange route in Spanje ligt van ‘arte rupestre’, eeuwenoude rotstekeningen. Dit land heeft er heel wat van. Daar gaat mijn interesse weldegelijk naar uit. Er is een museum in het stadscentrum over die kunstvorm maar ik hield er rekening mee dat het gesloten zou kunnen zijn vanwege corona. 

We zetten de wekker, gingen vroeg uit de veren en zaten ruim voor 9:00 uur in de auto, op weg naar het juweeltje-van-de-dag. Ik realiseerde mij als chauffeur dat het lang geleden was dat we ons voegden bij de dikke verkeersstroom van witte busjes en vrachtwagens op weg naar werk en klanten. We verlieten de kust met een strakblauwe lucht en 17 graden Celsius gemeten. Eenmaal op de hoogvlakten van Murcia zakte de thermometer langzaam maar zeker, weliswaar met veel zon en fraaie wolken. De wind maakte het hier en daar fris.

Ik zette de cruise control aan en we zoefden over glooiende wegen. We kennen dit gebied goed. Eerder bezochten we onder andere Cieza, Lorca, Totana, Caravaca de la Cruz, Calasparra en Cehegin. Aangezien we alles altijd op ons gemak willen bekijken, besloten we deze keer een rolkoffertje mee te nemen voor een overnachting. We wilden niet reserveren maar zagen een aardig logement in Cehegin (het stadje dat een heks op een bezem als mascotte heeft) en eentje in een voormalig nonnenklooster in Caravaca. We zouden wel zien waar we de dag eindigden. 

Onze route er naartoe voert langs landbouwgebieden (er werd veel geoogst), uitgestrekte velden met klaprozen, fruitbomen en rijstvelden. De ronde rijst die in en om Calasparra wordt verbouwd, is ecologisch en van wereldklasse. We zagen het gewas in diverse stadia van groei, vaak groen afstekend tegen de heuvels en bergen op de achtergrond. Het zijn weliswaar geen Balinese sawa´s maar ook op de hoogvlakte van Murcia wordt terrasbouw bedreven. 

Hier en daar ontwaarden we velden met grijsachtige bollen gras in lange rijen. Aan een van de arbeiders op het land vroeg ik wat zij verbouwden. Het blijkt om lavendel te gaan die daar vanaf eind juni gaat bloeien. We nemen ons voor in juli naar deze velden terug te keren om van die kleuren en geuren te genieten. Op het hoogste punt van deze route staat de laagste temperatuur op 10 graden Celsius. Mijn liefje deed haar windjack niet uit.

In het reisboek over Spanje van de Nederlandse wandelaar Jac Geurts, getiteld ‘Zwijgende vlakten’, is hoofdstuk 9 geheel gewijd aan deze streek. Geurts noemt dit gebied goed bewaterde valleien tussen hete siërra´s. Tijdens zijn wandeling in deze regio ontdekte hij er destijds vergeten vogelsoorten (spechten, hoppen en kuifleeuwerikken) en een herder met kudde. Al wandelend, ziet hij Moratalla al een tijdje in de verte liggen. ‘Het Moorse kasteel torent boven alles uit, de olijfbomen tegen de heuvel zijn 600 jaar oud. De stad is een levend monument: 3.000 huizen dicht opeen in een Moorse kashba. Reeds in de steentijd was deze hoge plek bewoond.’

We cirkelden eerst om het stadje Moratalla heen en reden daarna binnen, op zoek naar een parkeerplaats. We wilden te voet naar het hoger gelegen stadsgedeelte wandelen, naar het kasteel en het museum. Het stadje per auto doorkruisen leidde nog nèt niet tot een hartverzakking… De gemiddelde breedte van een straat was daar 2.20m terwijl onze auto 1.90m breed is. Als er een of meer voetgangers voor of naast ons liepen, konden we niet verder. Bovendien waren de smalle, bochtige stegen dermate steil dat het goed was dat we met een automaat rijden; de motor zou anders meermalen zijn afgeslagen. Het klamme zweet stond in mijn handen maar het was mijn eer te na het stuur over te geven aan mijn liefje. In de meeste straten had ik niet eens kunnen uitstappen! Dat is Moratalla in een notendop, wat mij betreft. We reden er aan de ene kant in en reden er aan de andere kant uit. Wat mijn liefje zag -ik besteedde al mijn aandacht aan chaufferen-, maakte bepaald geen indruk. We lieten het daarbij. Een tweede poging om dit stadje, dat een van de mooiste van Spanje wordt genoemd, lieten we achterwege. Voorlopig. 

In het modernere, lager gelegen gedeelte van de stad zochten we naar restaurant El Olivar, een culinaire plek met Michelinster. Na het voorgaande zal het niemand verbazen dat deze horecazaak dicht was. Niet alleen voor de lunch, überhaupt op een doordeweekse dag. De plek is in coronatijd alleen open in het weekend. Een aanrader voor een volgend bezoek; dan wellicht met vrienden? 

We zochten naar een alternatief en vonden dat min of meer bij restaurante Cayetano, tegenover het lokale benzinestation. In Spanje betekent zo´n locatie weinig tot niets. (Het Michelinsterrenrestaurant van Campoamor ligt zelfs pal naast een pompstation.) De man achter de bar leek verbaasd toen we vroegen of we daar mochten lunchen. Zoals in veel Spaanse restaurants staat er in een hoek van de ruimte altijd wel een tv aan. We wandelden binnen terwijl er op het scherm werd gekookt door iemand met een torenhoge koksmuts op. Dat werd gevolgd door een lange uitzending over de tiende herdenking van de aardbeving van Lorca; een mooie stad in ditzelfde gebied van Murcia. Wij verbleven in ons huis in Bali (2011) toen de bodem van die stad schokte en schudde en alle gebouwen in het centrum schommelden. Ik herinner mij dat goed. De schade was enorm en er vielen doden. Geïnterviewde mensen op het scherm zeiden dat ze zich nog steeds de angst van toen herinneren. 

In dat restaurant zonder ster begonnen wij met een halve portie jamón ibérico (Iberische ham); we waren immers in Mortadella! Dat voorgerecht was smakelijk en kwam met heerlijk vers gebakken brood. Daarna bestelden we van de grote kaart: gegrilde geitenboutjes met krokante  aardappelschijfjes en ei -een typisch Murciaans gerecht- met als bijgerecht verse artisjokken in boletussaus. Om te delen. 
Voordat die gerechten op tafel kwamen, kregen we echter een overheerlijke Raf-tomatensla van het huis. Deze groente was knapperig, zoet en zout. Raf is zeker niet de goedkoopste saladetomaat en deze was voortreffelijk; een mooi gebaar. Dat was niet alles: de man goot een plaatselijke kwaliteitsolijfolie op ons bord waarin we weer ander, vers gebakken brood konden dopen, op zijn aanraden. De plaatselijke rode Jumilla-huiswijn was jong en zacht van smaak. Ook nu schonk hij ons ongevraagd bij; dat zagen we terug op de rekening. Spanjaarden in dit soort lokalen vinden het oprecht leuk dat buitenlanders hun taal spreken en contact maken. De gastvrijheid was groot, wij gaven de man in de bediening een tip die hem verbaasde. Om te delen.

We keerden nog dezelfde dag huiswaarts; ons reiskoffertje bleef onaangeroerd. Kleine plaatsen in dit deel van Spanje zijn in deze coronatijd nog niet klaar voor toerisme, ontdekten wij. De thermometer wees 25 graden Celsius aan toen we de eigen straat inreden. Het was op dat moment nog steeds strakblauw. De langzame heenroute was prachtig en de lunch prima; dat alles maakte het andere gemis helemaal goed.


Geen opmerkingen:

Een reactie posten