Translate

woensdag 21 juli 2021

Mijnenveld

Het is niet vaak dat ik denk aan de kans op overstroming, al leven we aan de uitloop van een langgerekt stadje en op loopafstand van de Middellandse Zee. De beelden van de ernstige overstromingen die zich onlangs voordeden in het rivierengebied in het westen van Duitsland en in Zuid-Nederland vind ik vreselijk om te zien. Alsof de coronagolf al niet erg genoeg is. Mijn hart gaat uit naar hen die het overkomt en de personen die het niet kunnen navertellen.

Evenmin denk ik vaak aan aard- en zeebevingen, al wonen we op een breuklijn. In ons leven kregen we meermalen en op verschillende plekken te maken met bevingen, lichte en zwaardere. Ook hier (Costa Blanca) komen ze voor, doorgaans hebben ze geen kracht boven 3 op de schaal van Richter. De laatste aardbeving, die ik mij goed herinner, was in de huidige woonplaats. Het leek alsof er een metro onder ons huis doorreed, zowel qua geluid als trilling.

Mijn tweede Vaderland is een land van eilanden in zee en hoge bergen, in het noorden als het zuid. In de afgelopen dagen mijmerde ik over hoe die ontstonden. De buitenste schil van de aarde bestaat uit losse platen (aardschollen) die als stenen vlotten ronddrijven op de stroperige mantel die eronder ligt en continenten met zich meevoeren. Waar een aardschol opbreekt, komt vloeibaar gesteente uit de diepte omhoog om aan het aardoppervlak tot nieuwe bodem te stollen. Zo ontstaan eilanden. Waar aardschollen naar elkaar toe bewegen, is juist ruimte tekort. Dan duikt de plaat met de zwaarste rand onder de lichtere plaat om uiteindelijk te botsen en tot stilstand te komen. Afschraapsels van de plaat die er onderdoor beweegt, hopen zich op tegen de kreukelzone die zich vormt in de bovenste plaat. En zo ontstaan bergen. Dat en veel meer las ik recent in een interessant artikel over tektoniek in de Volkskrant. 

Het onderwerp berg kwamen niet uit de lucht vallen. Recent maakten we een uitstapje naar een gebied in de provincie Murcia, genaamd ‘Sierra (Minera) de Cartagena’. Deze bergketen maakt deel uit van de Cordilleras Béticas waarvan ook de Sierra Nevada (bijna 3.5km hoog) onderdeel is. Tektoniek en magma-activiteit leidden meer dan 10 miljoen jaar geleden tot het ontstaan van Campo de Cartagena en Mar Menor. De oudste fase in de ontwikkeling van deze Sierra zou verantwoordelijk zijn voor de vorming van minerale afzettingen. Zo vormden zich daar miljoenen tonnen metaal (vooral lood en zink) in de grond.

De toevoeging ‘minera’ duidt op mijnbouw die in dat gebied al vroeg plaatsvond: in de tijd van de Romeinen. Zij kwamen in de eerste eeuw van onze jaartelling naar deze regio en noemden de huidige baai van Portmán destijds Portus Magnus’, de grote haven. Deze baai, die een belangrijke functie vervulde in het Romeinse Rijk, lag tussen de toenmalige ijzermijnen en de Middellandse Zee en kreeg van daaruit een waterverbinding met Rome, de hoofdstad van het Romeinse Rijk.

Tijdens de industrialisatie in de 19de eeuw nam de vraag naar mineralen toe. Spanje is een van de meeste gemineraliseerde landen ter wereld. (Generaal Franco financieerde zijn oorlog met name met inkomsten vanuit de mijnbouw.)

Door de komst van arbeidsmigranten naar Spanje ontstond ‘La Unión’, een onafhankelijk knooppunt van mijnbouw in de regio Cartagena. Tijdens ons recente uitje reden we die stad binnen. Die verbaasde ons door zijn omvang en fraaie uiterlijk. Vooral het stadhuis was een bezichtiging waard. Overal waar je keek, zag je verwijzingen naar de lokale mijnbouwgeschiedenis. Men is er trots op. In het centrum zag ik veel bars en restaurants die namen dragen, gerelateerd aan de mijnbouw. De stad van nu blijkt bovendien een rijk sociaal leven te hebben. Er zijn veel organisaties die zich om het lot van voormalige mijnwerkers en hun families bekommeren. In het noorden van Chili, waar we in 2019 rondreisden, hét wereldwijde gidsland voor wat betreft kopermijnbouw, zagen we grote armoede in de meeste mijnwerkersgemeenschappen; hier niet. Mijnwerkers woonden daar in zeer povere behuizing, vaak niet meer dan een hut met een dak van golfplaten. Hier evenmin.

Tussen 1957 en 1990 vond in de Spaanse Sierra Minera grootschalige mijnexploitatie in de open lucht plaats. Het bedrijf Peñarroya zette pal aan de baai van Portmán een wasserij op (Lavadero Roberto) voor het reinigen van de gewonnen mineralen, met een directe afvoer naar zee.

Daarmee begon het dumpen van 7.000 ton giftig afval per dag, bestaande uit een mix van water, zand, zink, cadmium, lood en zelfs radioactief afval. Aanvankelijk gaven de autoriteiten een vergunning af voor aanzienlijk minder afval in de baai en ook de precieze aard ervan was onbekend. Er stonden namelijk criminelen aan het hoofd van dat bedrijf. Zij konden jarenlang hun gang gaan, geholpen door corrupte ambtenaren uit Cartagena-stad. De consequenties waren desastreus: het zandstrand van Portmán kleurde langzaamaan pikzwart en de visserij kwam tot volledige stilstand. In die periode werd ongeveer 57 miljoen ton afval gestort in die baai. Het stadsbestuur van ‘La Unión’ deed destijds wat het kon om de giftige lozingen te stoppen maar dat lukte niet. Het dumpen stopte pas na 1990 onder grote maatschappelijke druk. De onoverkomelijke schade was toen al een feit.

Wij waren op weg naar Lago Rojo’, het rode meer dat in het hart van de Sierra Minera ligt (rechts op de foto). Een fotogeniek uitje met een duistere rand, welteverstaan. De rode kleur komt van het mineraal pyriet, ook wel ‘klatergoud’ genoemd dat er voorkomt. We passeerden een grote plas met donkeroranje water en knalgele kanten. Niet om je teen in te steken maar fotogeniek was het wel. 
Op de route naar het meer maakten we tevens een stop vanwaar we goed zicht hadden op de baai van Portmán. Daar liggen thans viskwekerijen waarvan de gekweekte vis op dat moment door schepen werd opgehaald. Al verbeterde de ecologische situatie ter plaatse, de baai blijft tot op de dag van vandaag een gebroken ecosysteem. Zo´n visje eten wil je niet eten!

Direct aan die baai ligt de verlaten, grote boosdoener: wasserij Roberto. Dat klinkt veel onschuldiger dan het is. De hele omgeving van de Sierra Minera straalt verlatenheid uit. Afgebroken schoorstenen, fabrieken, ovens en woningen, verlaten takels en andere hijsinstallaties, volle begraafplaatsen met overleden  mijnwerkers. Generaties. De vele machines die daar staan zijn nog intact; alsof de mijnwerkers een boterhammetje bij moeders de vrouw gingen eten en zo naar hun werk kunnen terugkeren. Zo´n desolate plek vind ik triest maar ook interessant.

Een flink aantal heuvels in het hart van de Sierra Minera is nep, ze zijn gevormd door opgegraven zand en ander materiaal uit de mijnen. Ook hier verraden de kleuren van de aarde de mineralen die er in de bodem zaten (zitten). Het rode meer bleek bij nader inzien niet zo rood. Bovendien kun je er niet meer naartoe wandelen. De route werd in de loop van de tijd tè gevaarlijk (afbrokkelende hellingen) dus de lokale overheid plaatste er een hek omheen. Als nieuwsgierige aagjes reden we op de route spontaan door een openstaand hek en liepen illegaal om één zijde van het meer heen.

Af en toe dacht ik iets interessants op de grond te zien liggen dat ik opraapte. Het eerste brokje steen had veel weg van versteend hout maar zal waarschijnlijk banded ironzijn, het tweede leek had een dun zilverkleurig laagje, de derde vondst leek op papierlagen of had iets weg van een trilobiet (maar is het niet) en het vierde raapsel leek op geplooid doek. Ik heb zeker interesse in geologie maar heb er geen verstand van. Ook uit Chili nam ik een collectie opvallende stenen mee. Terwijl ik raapte en rondkeek, dook een zware truck op uit de diepte van de mijnput. Eenmaal boven, maakte de chauffeur een armgebaar. Mijn liefje zwaaide enthousiast terug. Hij bleek niet te zwaaien maar wachtte ons bij het hek op; hij ging het terrein afsluiten. Oeff, net op tijd… Never a dull moment!

Een volgend uitje in dit gebied zal gaan naar Cueva Victoria, bijgenaamd het Juweel van het Pleistoceen. In die grot -een voormalige mijn- kun je nu al een excursie maken om te beleven wat en hoe men daar opgroef. Maar in dieper gelegen delen trof men vondsten van een andere orde aan. Je vindt daar onder andere bewijs van de komst van de eerste mens vanuit Afrika naar het Europese vasteland. Men vond daar eveneens een fossiele baviaan Theropithecus oswaldi van vier miljoen jaar oud, de enige van zijn soort in de wereld. De wanden van deze grot zouden zijn bezaaid met fossiele resten van andere dieren. Hierdoor ontving het gebied het predicaat Geosite. Iets om naar uit te kijken.

 

Geen opmerkingen:

Een reactie posten