Vandaag worden in Nederland de doden herdacht die vielen ten tijde van de Tweede Wereldoorlog. Zoals elk jaar vind ik het belangrijk hierbij stil te staan, opdat de slachtoffers en de misdaden tegen de menselijkheid die de nazi´s begingen, nooit worden vergeten. Temeer daar er momenteel wederom een wrede oorlog woedt op Europees grondgebied. Deze keer koos ik een ietwat ander uitgangspunt voor mijn blog.
Een maand of twee geleden ontdekte ik bij toeval het stripboek ‘Heimat. Ein Deutsches Familiealbum’ van auteur Nora Krug (1977). In het Engelstalige gebied verscheen dit boek met de titel ‘Belonging – A German reckons with History and Home’. Deze Duits-Amerikaanse illustrator maakte gebruik van waterverf, pentekeningen, hervonden brieven, officiële documenten, knipsels uit de jeugdlectuur van familieleden, honderden documenten uit staats- en dorpsarchieven, vondsten op vlooienmarkten en foto´s van eigen familie en omgeving om haar verhaal te doen. Het blijkt te gaan om een gecompliceerde Duitse familiegeschiedenis.
Het jonge leven van Nora Krug wordt beheerst door schuldgevoel. Ze voelt zich schuldig aan de Holocaust vanwege haar Duitse nationaliteit. Die gevoelens zijn zo sterk dat ze zich niet kan identificeren met haar Heimat (vaderland). Alhoewel ze tientallen jaren na de val van het naziregime werd geboren, wierp de Tweede Wereldoorlog een lange schaduw over haar jeugd in de stad Karlsruhe (zuidwesten van Duitsland). Voor de jonge Nora is haar Duitse staatsburgerschap verbonden met de onuitsprekelijke gruweldaden van de Holocaust en laat haar achter zonder een gevoel van culturele verbondenheid. Ze wist weinig over de betrokkenheid van haar eigen familie bij deze oorlog. Hoewel alle vier haar grootouders de oorlog meemaakten, spraken ze er nooit over in familieverband.
Het boek (288 pagina´s) begint met een indringende herinnering. Net gearriveerd, staat ze in New York op het dak van het flatgebouw van haar enige vriendin in Amerika. Op enig moment vraagt een andere bewoonster die de conversatie hoorde, waar ze vandaankomt. “Uit Duitsland”. “Dat dacht ik al”, zegt de oudere vrouw. Krug vraagt haar of ze Duitsland ooit bezocht. “Jawel, heel lang geleden...” antwoordt ze, zonder oogcontact te maken. Er valt een lange stilte. Dan valt het kwartje bij Krug: ze praat met een overlevende van de Holocaust. Het blijkt dat de vrouw in kwestie 16 keer door een bewaker op het allerlaatste moment werd gered uit de gaskamer. Die man stond in het concentratiekamp bekend om zijn wreedheid. Maar niet tegenover haar; waarschijnlijk had hij een oogje op de jonge vrouw. Na die confrontatie begon de pijn in Nora´s buik weer op te spelen die ze als jonge Duitse telkens voelde als ze met anderen haar oorlogsherinneringen deelde.
Krugs perspectief verandert als ze op 19-jarige leeftijd haar geboorteplaats Karlsruhe verlaat en naar het buitenland vertrekt. Eerst voor studie naar het Verenigd Koninkrijk en daarna naar New York om daar als docente te gaan werken aan een kunstacademie. Daar trouwt ze een Joodse man met Duitse roots. Ze probeert haar Duitse accent zo goed mogelijk te verbergen. Steeds verder weg van haar vaderland realiseert ze zich dat haar behoefte om vragen te stellen over het verleden van haar eigen familie almaar groter wordt. Haar bijzondere zoektocht, die continenten en generaties omspant, reflecteert op wat het betekent om een Duitse van haar generatie te zijn. Ze meent dat ze dit boek nooit had geschreven als ze in Duitsland was blijven wonen.
Alhoewel het boek uitdrukkelijk grafisch van aard is, heeft ook haar woordgebruik kracht. Daarmee drukt ze schuldgevoel, schaamte en verdriet uit. Maar Krug streeft inmiddels naar een andere vorm van schuldgevoel. "Ik hoop dat jongere generaties Duitsers, inclusief mijn eigen dochter, niet opgroeien met het verlammende schuldgevoel dat ik had want dat kan omslaan in het tegenovergestelde sentiment: 'Ik ben het zat om me schuldig te voelen'. Ik wil dat ze iets productievers vinden zodat ze kunnen nadenken over hoe ze een bijdrage kunnen leveren aan de samenleving van nu." Dat zei de auteur eerder in een interview met The Guardian.
Was haar familie goed of fout in de oorlog? In een muffe la bij haar ouders (beiden geboren na de oorlog) thuis in Karlsruhe treft ze het schoolschrift aan van oom Franz-Karl, broer van haar vader. Dat was opgesteld in een grotendeels verouderde vorm van een Duits handschrift, het zogenaamde Sütterling script.
“Als je naar het bos gaat en je ziet paddenstoelen die er mooi uitzien, denk je dat ze goed zijn”, zo luidt de tekst. “Maar als je ze eet, zijn ze giftig en kunnen ze een hele familie doden.” Dan komt de werkelijk giftige paddenstoel uit de mouw: “De Jood is net als deze paddenstoel.” Dit korte essay van Franz-Karl, genaamd ‘De jood – een giftige paddenstoel’, kreeg destijds een C voor spelling en handschrift en een B voor inhoud. Het is gedateerd op 20 januari 1939, tien dagen voordat Hitler verklaarde dat de uitkomst van een nieuwe wereldoorlog “de vernietiging van het Joodse ras in Europa” zou zijn. Deze Franz-Karl blijkt een fervente nationaal-socialist die op 18-jarige leeftijd in Italië sterft door een kogel in zijn borst.
Krug ontdekt ook het verhaal van haar grootvader Willi (van moeders kant) die in 1902 wordt geboren in Karlsruhe en werkt als chauffeur van een joodse linnenverkoper, een goede werkgever. Als de man zijn chauffeur vertelt dat hij zelf “weg moet” (jaren '30), geeft hij hem een dik pak geld als dank voor de prettige samenwerking. Met dat geld koopt Willi zijn eerste auto en begint een rijschool. Hij sluit zich in 1933 aan bij de NSDAP (nazi-partij) en blijft lid tot 1945; een feit dat hij jarenlang verhult. Hij beweert (onterecht) dat hij het nazi-uniform nooit droeg. In de oorlog doet hij dienst als Wehrmacht-soldaat in West-Vlaanderen. Daar wordt hij door de geallieerde troepen gevangen genomen als 'prisoner of war'. (Dat blijkt evenmin te kloppen.)
Kleindochter Nora worstelt decennialang met dit verhaal. Na de oorlog wordt opa Willi door de Amerikaanse autoriteiten bestempeld als overtreder (offender). Hij doet er alles aan om een mildere kwalificatie te verkrijgen. Buren en ex-collega´s geven karakterverklaringen af, net als een kennis die is getrouwd met een joodse vrouw. Willi ontvangt daarop het predicaat meeloper (follower). Daarmee mag hij weer aan de slag en kan zo voor zijn gezin gaan zorgen.
Een ander document dat ze vindt, is een briefwisseling tussen Krugs oudoom Edwin (broer van opa Willi) aan het Oostfront en zijn echtgenote. Elk van Edwins brieven is geïllustreerd met een portret van hun auteur, elk schetsmatiger en bleker dan de vorige, totdat Krugs oudoom letterlijk uit de geschiedenis wordt gewist. In een brief brengt hij de familie ervan op de hoogte dat Edwin op 18 november 1944 vermist raakte in de strijd op het Sõrve-schiereiland in Estland. Van hem wordt nooit meer iets vernomen. Krug vraagt zich in haar boek af of Edwin een betere Duitser was dan Franz-Karl... Compenseert het lijden van de ene oom de haat van de andere? En moet hun schuld worden overgedragen aan een 40+ familielid dat tegenwoordig in Brooklyn woont?
Hoewel veel individuele Duitsers hun 'afrekening' op persoonlijk niveau aflegden, gaven weinigen het uit, zoals Krug deed. Toch zijn er belangrijke thema's in deze visuele memoires die op velen van toepassing zijn: dat het verleden van elk gezin zowel goede als kwade elementen heeft. Ik weet overigens niet of Krug deze memoires zou hebben gepubliceerd als ze tijdens haar zoektocht had ontdekt dat haar grootouders betrokken waren geweest bij het plegen van de gruweldaden van de Holocaust.
Haar boek werd in Duitsland met opzet gepubliceerd onder de titel 'Heimat', een poging het woord terug te winnen van de extreemrechtse en nazi-groeperingen van nu. Nieuw gevaar kan daar en in andere landen zo weer de kop opsteken! Krug draagt haar boek overigens op aan haar oude en nieuwe familie.
Na de internationale aandacht en de lof die ze ontving voor haar oprechte en rijk geïllustreerde familieverhaal werd Nora Krug door de Volkskrant gevraagd iets vergelijkbaars te doen over de huidige situatie. Zo onstaan de 'Oorlogsdagboeken', met de Oekraïense K. en de Rus D. als hoofdpersonen. K. is journaliste in Kyiv, D. is kunstenaar (en Poetin-criticus) in St.-Petersburg. Geen meelopers. Wekelijks lees ik hun verhalen. Ook die maken indruk.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten