Translate

maandag 29 april 2024

Strandlopers onder mekaar

We hebben waarschijnlijk twee nestjes Spaanse mussen in onze bougainvillea. Er is daar dageljks een hoop gefladder en gepiep te horen. Als je een stap richting de groene wand zet, valt het geluid stil. Die stilte duurt net zo lang totdat je je weer verwijdert. Mussenjongen blijven ongeveer 17 dagen in het nest. Nadat ze uitvliegen, worden ze nog een week of twee gevoederd door de ouders. Wij  zouden graag willen zien dat moeders een eierschaal wegbrengt of -nog leuker- dat we een jonkie zien uitvliegen. Dat is tot nu toe niet gelukt, ondanks het feit dat we regelmatige op de uitkijk zitten. We bieden graag onderdak aan een volgende generatie, zelfs van een eenvoudige mus! 

Tweewekelijks ontvang ik de nieuwsbrief ‘Vogelskijken’. Toen ik mij daarvoor aanmeldde, ontving ik een gratis e-gids van de 23 mooiste vogellocaties in Europa. Het verbaasde mij niet dat vijf van die locaties in Spanje liggen; te weten in S’Albufera (het grootste wetland van Mallorca), natuurreservaat El Planerol (in de buurt van Zaragoza), nationaal park Montfragüe (Extremadura), Tarifa (westelijkste punt van Spanje, bij de Straat van Gibraltar) en de Tancada-lagune (in de Ebrodelta). Nederland wordt in deze gids vermeld met twee locaties: de Slufter (Texel) en de zuidpier van IJmuiden. De pier steekt kilometersver de Noordzee in. Die hoop ik te gaan bezoeken als we later dit jaar naar Nederland gaan. Voor ons mensen is dat dan de trekperiode, voor de meeste vogels dan niet maar wellicht heb ik mazzel. 

In de nieuwsbrief van afgelopen weekend werd het boek van de Deense natuurfotograaf Lars Gejl gerecenseerd, getiteld ‘Steltlopers van Europa. Een fotografische gids’. Dit boekwerk is sinds de eerste druk (2015) een soort standaardwerk voor vogelaars geworden. Er is nu weer een bijgewerkte Nederlandse vertaling uit. Gejl (1962) wordt gerekend tot de beste natuurfotografen ter wereld. Hij is gespecialiseerd in vogelfotografie. Saillant detail is dat hij in 2022 zijn eerste thriller (van een geplande trilogie) schreef over een gepassioneerde vlinderverzamelaar cum detective en diens maat.

Steltlopers zijn, kort gezegd, vogels met lange poten die bij het water leven. Je moet hierbij denken aan scholeksters, kluten, plevieren (onder andere de kievit) en strandlopers (waaronder de grutto). In het voorwoord van zijn vogelboek deelt Gejl een aantal wetenswaardigheden over bepaalde soorten steltlopers. Dat de Noord-Amerikaanse ondersoort van de rosso grutto de langste non-stopmigratie onderneemt van welk levend dier dan ook. Dat je de blozende steenloper op alle ijsvrije kusten van over de hele wereld ziet in de wintermaanden. Dat watersnippen samen ‘zingen’ met hun staartveren. Dit en meer opmerkelijke gewoonten van deze vogelsoort is waarover dit uitvoerige, rijkgeïllustreerde boek gaat. 

De steltlopers zijn een groep vogels die opvallen door hun grote verscheidenheid in vorm en gedrag. Een steltloper is gemakkelijk te herkennen aan zijn druppelvormige lichaam met een relatief lange snavel en lange benen (stelten). Veel dieren behorend tot deze soort vertonen unieke kenmerken, zoals de omgekeerde snavel van de kluut en bijvoorbeeld de uitgebreide hoofdversiering van de mannelijke kemphaan in het voorjaar. 

Er bestaan 82 soorten steltlopers. Daarvan zijn in Europa slechts 44 broedende soorten te vinden. Daarnaast heb je 38 zeldzame dwaalgasten uit Noord-Amerika en Azië. Veel vogelaars hebben moeite met het identificeren van deze steltlopers. Dat komt vooral doordat een aantal van de kleinere soorten erg op elkaar lijkt. De auteur is dan ook van mening dat je een goed handboek nodig hebt en veel vrije tijd om werkelijk vertrouwd te raken met de steltlopers. 

Mijn liefje en ik deden op een doordeweekse dag een rondje door de wandelende duinen in onze woonplaats. Er was niet heel veel reuring te bekennen totdat we even geconcentreerd naar de branding staarden. Daar zagen we iets donkers met kleurtjes ronddartelen. Het was op enige afstand dus de telelens moest eraan te pas komen. Ik klikte een aantal keren en hoopte dat er een scherpe foto bij zou zitten.

Het bleek te gaan om een nogal kleurrijke strandloper die we daar niet eerder zagen. Bij thuiskomst raadpleegde ik de gids van Gejl en daarin zag ik dat het om een steenloper gaat. In het Engels wordt deze vogel ‘Ruddy Turnstone’ genoemd. Dat is een erg toepasselijke naam. Deze vogel heeft namelijk de gewoonte om met zijn snavel steentjes op te wippen om te zien of er iets eetbaars onder ligt. (Vandaar de turnstone.) In tegenstelling tot mensen hebben ze koolhydraten nodig om hun lange migratieroute te kunnen afleggen. Ruddy betekent overigens ‘blozend’. Ook wel aardig gekozen want een kleurpatroon legt de nadruk op hun wangen.

Er bestaan honderden soorten kustvogels maar er zijn slechts twee soorten steenlopers: de Ruddy Turnstone (blozende steenloper) en de Black Turnstone (zwarte steenloper). De steenloper behoort tot de strandlopers. Je vindt ze dan ook uitsluitend langs de branding, nooit in het water. Wij zouden glibberen over een natte ondergrond, zij niet. Steenlopers hebben speciale poten die enigszins stekelig zijn, met korte, scherp gebogen teennagels die hen goede grip geven. 

Op de kop en borst heeft het oranje-bruin met zwarte delen, korte oranje poten en een korte snavel. Qua kleuren combinatie lijkt het dier wel op een lapjeskat! Jonge vogels en vogels in winterkleed zijn grijs en zwart met wit. Precies zo zagen we jong en oud samen scharrelen in de branding. De jonkies moeten snel leren want als ze 19 dagen oud zijn, beginnen ze aan een soms duizenden kilometers lange tocht naar de niet-broedgebieden. 

Deze vogels migreren van de Botnische Golf (een groot water tussen Zweden en Finland) en de Oostzee, zuidwaarts langs de kustlijn van West-Europa richting West-Afrika. De voorjaarstrek richting de broedplaatsen is van begin april tot begin juli; langs de kust en over land. De daadwerkelijke broedperiode is ongeveer van mei tot augustus. Je vindt de steenloper dan vooral in het vogelwalhalla de Waddenzee. De oudste Ruddy Turnstone die ooit werd geregistreerd, was een mannetje van ruim tien jaar oud. Die heeft heel wat kilometers in de pootjes!


donderdag 25 april 2024

International Penguin Day

Het is vandaag internationale pinguïndag. Joehoe! Dat wilde ik niet voorbij laten gaan zonder er aandacht aan te besteden. Ik begrijp hoezeer dit diertje de harten van mensen beroert. Dat deed en doet het ook met ons. 

Ooit ontving ik een pluchen pinguïn van een heel leuke werkgeefster in Amsterdam. Daarmee werden we leden van de ‘Pinguïnclub’. We liepen vaak vrolijk achter Ma Pinguin (de bazin) aan. Dat was de associatie waarop het idee was gebaseerd. Ik kreeg (en ontving) het geschenk als badge of honor

Dat dier gaf ik jaren later kado aan ons oudste kleinkind in Bali. Vervolgens ging de pinguïn naar nummer 2, Damai.  Inmiddels ligt het bij nummer 3 in bed, als onafscheidelijk vriendje. Een mooie traditie. Sharing is caring. Varen weigert de pinguïn tot nu toe echter aan nummer 4 door te geven. Dat is zijn keuze. Wie de pinguïn heeft, mag het bepalen. Het ziet er nog als nieuw uit, er wordt goed voor gezorgd. De gulle geefster is overigens op de hoogte van bij wie het favoriete pluchen diertje is. 

Mijn liefje en ik waren in de gelukkige omstandigheid pinguïns met eigen ogen te aanschouwen in Zuid-Afrika, verschillende landen van Zuid-Amerika en voor de kust van dat continent (Falkland- en Galapagos-eilanden) en in Australië en Nieuw-Zeeland. Het zijn mijn vrienden van het Zuidelijke Halfrond. Van de 17 soorten die er wereldwijd nog over zijn (van de oorspronkelijke 50), zagen we de rotspinguïn, koningspinguïn, ezelspinguïn, Adeliepinguïn, dwergpinguïn, Humboldtpinguïn, Magelhaenpinguïn en Galapagospinguïn. We zagen ze en raakten telkens vertederd. Inmiddels behoort een aantal van hen tot de bedreigde diersoorten. 

Ik hoop dat de pinguïns in Antarctica -het gebied van de grootste soort: de keizerspinguïn- niet al te hard worden geraakt door de vogelgriep H5N1. (Die zou op termijn ook op zoogdieren kunnen overslaan.) Maar deskundigen maken zich ernstig zorgen nu de winter er in die contreien aankomt. Alle pa's Pinguïn en hun kuikens (moeders jagen op eten) schuilen dan juist extra dicht bij elkaar om de barre omstandigheden te kunnen doorstaan. De kans op besmetting neemt zo enorm toe. Dus fingers crossed! Waar zouden we zijn als mensheid als we deze bijzondere vogels die niet kunnen vliegen ook nog zien verdwijnen?!

Hieronder vind je een kleine collage van die geluksmomenten.

 


 

 


















woensdag 24 april 2024

Toxisch

Kwallen haalden de publiciteit afgelopen week in binnen- en buitenland, geloof het of niet. 

Aanvankelijk wilde ik gaan bloggen over het wangedrag van PVV'er Geert Wilders. Een kwal van een politicus. Hij is de leidende man-van-de-formatie, de ellenlange kabinetsformatie, die zijn toxische retoriek tijdelijk in de ijskast zette maar inmiddels weer voluit op het X-orgel gaat. Hij fulmineert als vanouds tegen politieke collega’s die een andere koers varen. Hij kan het, als een groot kind dat stampvoet, niet uitstaan dat hem niets wordt gegund. ‘Huilie-huilie doen’, zoals zijn trouwe vazal Martin Bosma (Kamervoorzitter) eerder zei over politieke tegenstanders in vergelijkbare omstandigheden. Tja. 

Morgen en overmorgen is Wilders de belangrijkste spreker op het congres van CPAC Hungary, de Conservative Political Action Conference die wordt georganiseerd door Wilders’ grote Hongaarse vriend Viktor Orbán. Daar komt radicaal-rechts (extreem-rechts) samen, uit Europa en de Verenigde Staten. Hij ontmoet er onder andere Santiago Abascal van de Spaanse extreem-rechtse partij VOX, de radicaal-rechtse Tom van Grieken van Vlaams Belang, de Amerikaanse Republikein Ron de Santis (omstreden gouverneur van Florida) en de Nederlandse Eva Vlaardingerbroek. Zij is een van de leidende vrouwen van radicaal-rechts die als complotdenkster pur sang haar gif spuit op Instagram en TikTok. Verpakt in een net jasje normaliseert zij witte suprematie, misogynie en migrantenhaat. Een kwalijke club gifmengers komt daar bijeen!  

Bij nader inzien vond ik echte kwallen veel interessanter als blogonderwerp. 

Barcelona kampt momenteel met overlast van de parelkwal (pelagia noctiluca), een roze neteldier met lange tentakels dat gif kan spuiten. De stranden van de Costa Brava liggen er thans vol mee. Doorgaans verschijnen deze kwallensoorten pas in mei of juni in de Middellandse Zee. Vanwege hoge temperaturen -we hadden vorige week weer een record- kunnen ze zich vaker per jaar gaan vermenigvuldigen. Door aanhoudende droogte aan de oostkust (het regent al drie jaar onvoldoende) stroomt er minder zoet water de zee in via rivieren en vormt het kustwater geen natuurlijke barrière meer voor deze zoutwaterdieren. 

Experts verwachten dat dit voortaan zo zal blijven en dat deze en andere kwallensoorten in aantallen zullen toenemen. De fraaie parelkwal is een soort die ik zelf regelmatig zag dobberen in de wateren van Cabo de Palos en heel af en toe in dit deel van de Middellandse Zee. Een goede laag zonnebrandcrème zou enige bescherming bieden tegen beten. Vorig jaar zomer hadden we hier te maken met de spiegeleikwal. Ool mooi om te zien maar beter om op afstand te houden. 

Onze Engelse vrienden Pat & Sue, die ook tijdens de wintermaanden dagelijks in de Middellandse Zee zwemmen (als de golven niet te hoog zijn), vertelden ons recent dat het lokale strand was bezaaid met ‘by the wind sailors’, de bij-de-windse-zeiler. Dat wilde ik met eigen ogen zien dus we togen naar het strand. Langs de branding zag je inderdaad een lang blauw lint van deze poliepensoort (geen kwal) liggen. Er was ook hier dus sprake van een massastranding. 

De Latijnse naam van het dier is ‘velella velella’, een verwijzing naar het driehoekige zeiltje dat bovenop het drijflichaam staat (het Spaanse woord voor zeil is ‘vela’). Er zit gas in het zeiltje waardoor het dier op het wateroppervlakte kan zeilen zodra er wind is. Als het dood is, ziet het zeiltje eruit als een leeggelopen ballon. Wij kennen dit neteldier in Nederland als ‘bezaantje’. De bezaan is in de zeilsport het zeil dat aan de achterste mast van een schip is bevestigd. 

Het bezaantje vind ik eveneens een mooi dier, qua kleur en structuur. Op menig strand ter wereld kwam ik het tegen. Het is een heuse wereldburger, het zeilt over alle oceanen en wereldzeeën. Het felblauwe ovalen drijflichaam (ook wel ‘vlotter’ genoemd) bestaat uit concentrische cirkels die je goed kunt zien. Als het dood is en enige tijd in de branding ligt, verdwijnt het blauw dat transparant wordt. De concentrische cirkels zijn dan nog steeds goed zichtbaar. 

Deze soort lijkt in meer dan één opzicht op de dodelijke kwal die het Portugese oorlosschip wordt genoemd. Ze hebben niet alleen de diepblauwe kleur gemeen, beide soorten zijn ook kolonies van kleine, individuele dieren. Daarom wordt het bezaantje ook wel een ‘koloniale hydroïde’ genoemd; een dier verwant aan een kwal die in een kolonie groeit. Het zijn of uitsluitend vrouwelijke, of uitsluitend mannelijke exemplaren. 

De korte, eveneens blauwe tentakels aan de onderkant van het drijflichaam (rood omcirkeld op de foto) kunnen steken. Maar vergis je niet: deze onschuldig ogende diertjes zijn vleesetende roofdieren. Ze verorberen plankton en andere kleine waterdieren terwijl ze over de wereld zeilen. Ze zijn echter tamelijk goedaardig voor de mens maar er kan weleens een allergische reactie optreden bij aanraking van een levend dier. 

In het NPO-radioprogramma ‘Nieuwsweekend’ hoorde ik marien biologe en onderzoekster dr Lisa Becking spreken over kwallen, een van haar vele  expertisegebieden. Klonk als een leuk mens, ze is een goede spreekster. Dat is een van de beroepen die ik zelf wel had willen uitoefenen tijdens mijn werkzame leven maar mijn bètakant was onvoldoende ontwikkeld om deze studie te doen. Becking is als wetenschapper verbonden aan Naturalis en als universitair docente aan de Universiteit van Wageningen. 

Foto: Getty Images
Zij reageerde in het programma eerst op het toenemend en steeds vroeger opduikend aantal kwallen in de Middellandse Zee. Vervolgens spraken de presentatoren met haar over de eeuwig levende kwal: Turritopsis dohrnii. Nog zo'n beauty! In het Engels wordt dit dier ‘the immortal jellyfish’ genoemd. Daar is geen woord Spaans aan. Een onsterfelijke kwal? Mijn oren spitsten zich. 

Becking legde uit dat elke kwal twee levensfasen kent: die van poliep en die van kwal. Een bevrucht eitje van een kwal groeit eerst uit tot poliep. Dat is een soort zacht steeltje dat aan de zeebodem hecht en niet los beweegt. Het vangt voedsel uit het water. Later maakt het bovenste gedeelte van de poliep zich los van de stam en gaat zweven. Zo wordt het een meduse, het beginstadium van een kwal. Die gaat dan vrij rondzwemmen, zoals wij dit dier kennen als zwemmer en snorkelaar. Het dier kan zich dan ook gaan voortplanten. 

Het bijzondere van de Turritopsis is dat dit neteldier, als de omstandigheden daartoe nopen, van een later stadium naar een vroeger stadium in de cyclus kan gaan. Het kan de taken van de lichaamscellen volledig veranderen om van zichzelf weer een poliep te maken. De kwal kan dan tijdelijk niet zwemmen maar verjongt wel. Om dit te kunnen doen moet de temperatuur van het water goed zijn en moet er niet te veel stress zijn in het leven van dit diertje. Als alles meezit, kan deze kwal zo eeuwig jong blijven. Eigenlijk is het beter om in deze context te spreken van regeneratie dan van eeuwig leven. Onsterfelijkheid gaat in wezen over antiveroudering. 

Een van de presentatoren van het radioprogramma zag de schappen met kwallencrème al voor zich... een potje voor iedereen die het eeuwige leven najaagt! Ik moest grinniken om de associatie. Zo werkt mijn brein ook. Dat eeuwiglevenstreven blijkt van toepassing te zijn op nogal wat mensen, vooral schatrijke wensdromers. 

Ik herinner mij een artikel in The Washington Post waarin een historisch overzicht werd gegeven van mensen die probeerden eeuwig te leven of zochten naar het middel daartoe. Dat begon met de toenmalige koning Galgamesj van Mesopotamië (bijna drie eeuwen voor onze jaartelling), liep -onder andere- via  Heinrich Himmler die als SS’er zocht naar de Heilige Graal en eindigde bij de recente start van biotechbedrijf Google Calico. Dat is mijn korte samenvatting. 

Jeff Bezos, oprichter van Amazon en toevallig ook eigenaar van The Washington Post, investeert inmiddels in het antiverouderingsbedrijf Altos Labs dat als doel heeft menselijke cellen te verjongen (regeneratie). Google Calico doet iets dergelijks, met wetenschappers van naam en faam. Er is een biotech start-up in Silicon Valley (genaamd ‘Loyal’) die een medicijn ontwikkelt om honden langer te laten leven. De Amerikaanse FDA gaf al toestemming voor klinische proeven. Het gaat in dit geval eveneens om herprogrammering van lichaamscellen (regeneratie). Men vermoedt dat het hondenmedicijn in 2025 op de markt zal komen. De verwachting is dat men dezelfde wetenschap op de langere termijn ook op mensen zal gaan toepassen. De waarde van deze ontluikende sector zou volgens deskundigen in 2025 610 miljard dollar bedragen. Er zijn experts die menen dat de ontwikkelingen op dit vlak te snel gaan. 

In het artikel in die Amerikaanse krant werd tevens gesteld dat 90 het nieuwe 50 is. Er wordt wel gezegd dat jonge mensen ervan dromen rijk te zijn en oude mensen ervan dromen jong te zijn. Volgens mij gaat het eerder om klachtenvrij oud worden maar ik sta buitenspel in deze wedstrijd. Ik wil er voor geen goud uitzien als mijn dochter. Zelf zal ik dan ook geen euro uitgeven aan botox en fillers. Een plastisch chirurgisch behandeld gezicht -soms uitmondend in een permanente duckface- haalt al het eigene weg uit iemands persoonlijkheid! 

Ik wil het eeuwige feestje niet bederven maar we moeten ons wel realiseren dat de onsterfelijke kwal natuurlijke vijanden heeft die het leven alsnog drastisch kunnen inkorten; denk aan pinguïns, haaien en andere kwallensoorten. Het is daarom niet erg aannemelijk dat er veel van die kwallen in de wereldzeeën ronddobberen. So don’t get your hopes up. Volgens mij kun je nog even wachten met het boeken van de vakantie van 2100.

Wel een mooi datum voor een blog, trouwens: 24-04-2024...

vrijdag 19 april 2024

Waar water is, is leven (deel 3)

Dit is het derde en laatste deel van het verslag van ons recente bezoek aan natuurpark Sierra de Cazorla (zie vorige blogs). Mijn liefje en ik zijn vroege vogels. Op deze dag, die samenviel met mijn verjaardag, waren we extra vroeg uit de veren. Zoals altijd, kwamen er vroege gelukwensen binnen vanuit Bali. Uit kinderkeeltjes klonken luide felicitaties; een mooie traditie en een goed begin van een nieuw levensjaar. Wat die dag wel anders-dan-anders maakte, was dat ik aan de ontbijttafel eveneens werd toegezongen door Piet, Agnes & Ina. Zij waren wel fysiek aanwezig op mijn feestje in Andalusië en brachten slingers en andere versierselen aan. De avond ervoor had ik gevraagd of ze niet voor mij wilden zingen in het openbaar maar daaraan hielden ze zich niet. Ze begonnen al te zingen toen ze de grote ontbijtkamer binnenwandelde. Dat doen goede vrienden, onder het mom van ‘wass sich liebt, das neckt sich’. Ik vergaf het hen. De roze feestbril in de vorm van twee taartjes met brandende kaarsjes oogstte veel lof, in binnen- en buitenland! 

Later op die ochtend stapten we binnen bij bezoekercentrum ‘Torre del Vinagre’. Dat was een schot in de roos, wat mij betreft. Dit centrum ligt in het hart van het natuurpark. De weg ernaartoe was minder uitdagend dan de route van de voorgaande dag maar zeker niet minder fraai. Die voerde ons langs waterlandschappen, dennenbossen, diepe valleien, hoge toppen en kleine maar eeuwenoude bergdorpen. Die dag werd er op meer plekken onderhoud gepleegd aan de bomenrand. We hadden nu dus wel grote tegenliggers maar de weg was breder dan de dag ervoor. Enorme vrachtwagens met aanhangers, grijpmachines en mannen met reflecterende hesjes aan en helmen op met kettingzagen velden bomen en voerden ze af. 

In dit centrum was van alles te lezen en te zien en er liepen vriendelijke medewerksters rond die de bezoekers graag te woord stonden. In de Sierra de Cazorla ligt ook het ‘Reserve Andaluza de Caza de Cazorla’, een officieel jachtgebied met een oppervlakte van 68.000ha. Het is het grootste jachtreservaat van Spanje en het een na grootste van Europa. Door dit gebied stromen 14 kleine en grote rivieren. Waar water is, is leven. En dat vind je daar in overvloed.

Het bezoekers centrum bestaat tevens uit een ruimte waar je een grote collectie hertengeweien en koppen van geschoten dieren (steenbokken, wilde zwijnen) aantreft. Op internet zag ik dat er in die zaal voorheen tevens opgezette dieren stonden uitgestald. Bevers, marters, reigers, uilen, eenden, een steenbok op de achterste poten en meer. Dat zag er mooi uit. Het is jammer dat ze die verwijderden maar wellicht is dit een najaarsopstelling? 

Ook huist er een interpretatiecentrum waar je op knoppen kunt drukken om te zien waar je bent, welke geluiden je hoort in het bos en welke diersoorten daar ooit rondliepen. Er staat een dwarsdoorsnede van een enorme boom (bijna 300 jaar oud) die daar door een bliksemschicht werd geveld. Het afwisselende patroon van de jaarringen was veelzeggend. In het winkeltje dat erbij hoort, kocht mijn liefje een t-shirt met Andalusische roofvogels en een kaart van alle roofvogels in de regio. Voor de jarige. Voor zichzelf kocht ze er een handgemaakte wandelstok als steun voor toekomstige uitdagende wandelingen. 

Ik nam mij die dag ook voor foto’s te maken van (tenminste) een klaprozenveld. Een verjaardag in het voorjaar is niet compleet zonder poppies! You can look but you better not touch. Alle delen van deze fragiele roos zijn namelijk giftig, voor mens en dier. Als wij samen op reis gaan, wordt er doorgaans om de 500m (of minder) op het traject gestopt voor een foto. Dat soort fotostops wordt lastiger als je in het spoor van anderen rijdt. Ik wilde chauffeur Piet en zijn medepassagiers niet continu laten wachten. Maar voor de klaprozen maakte ik een uitzondering. Hij wachtte regelmatig op ons, zonder morren. 

We reden in het wielspoor van onze collega’s maar soms liet ik achteropkomers passeren, zodat ik als chauffeur mijn eigen tempo kon bepalen en wat om mij heen kon kijken. Doordat ik snelrijdende lokalo’s voorliet, miste ik het zicht op drie herten die voor de auto van onze vrienden de weg overstaken. Twee volwassen herten en een kleine bambie die er achteraan huppelde. Pech gehad!  Niemand maakte een foto van de oversteek dus ik moet ze op hun woord geloven. 

Verderop zag ik een afgezaagde schijf van een boomstam (met harsdruppels) verlaten in de berm liggen. Die zou weleens kunnen dienen als borrel- of kaasplank! Ik zette mijn alarmlichten aan en holde terug om het ding op te rapen. Er ligt altijd een boodschappentas achterin de auto dus daarin verdween het plakkerige gevaarte. De plank staat nu te drogen op de patio, in de brandende zon. Sinds we terug zijn uit Andalusië is de weersomslag een feit. De zomer lijkt een voorsprong op zichzelf te hebben genomen. Het is overdag tijd voor shorts en t-shirts. 

Op weg naar de lunch in de plaats Segura de la Sierra (provincie Jáen) stopten we bij een kleine olijfoliefabriek. Daar wordt olie van het merk ‘Fuenroble’ vervaardigd maar de fabriek was op dat moment gesloten voor groot onderhoud. De deuren stonden open maar men wilde liever niet dat we de productiehal betraden en foto’s maakten van een onklare en niet schone installatie. Dat respecteerden we. Wel werd er op dat moment olijfolie gebotteld. De medewerkster aan de lijn was zeer mededeelzaam en vriendelijk. Deze prachtige donkergroene olijfolie wordt al 75 jaar vervaardigd en won vele nationale en internationale prijzen. (Hun olijfoliemolen staat in het plaatsje Orcera.) We namen een paar flesjes extra virgiene olie -mèt oorsprongsbenaming van Sierra Segura- mee voor thuisgebruik. Als souvenir.

De laatste stop van dit uitstapje was in Segura de la Sierra, in de gemeente Sierra del Segura. Segura is een oud stadje op circa 1.150m hoogte met een lange en veelzijdige geschiedenis. Daar werden rotstekeningen gevonden die stammen uit de 4de eeuw voor onze jaartelling. In de 9de en 10de eeuw maakte het onderdeel uit van het Kalifaat van Cordoba. In de 16de eeuw beleefde het een periode van grote rijkdom dankzij de enorme hoeveelheid hout die zich op het grondgebied bevond. De boomstammen werden vervoerd over de rivier Guadalquivir en bereikten alle delen van Spanje. Het hout diende onder andere om schepen te bouwen die op weg gingen naar Zuid-Amerika. 

Wij liepen op ons gemak over steile trottoirs naar boven, waar het restaurant zich bevindt. Je vindt daar een eeuwenoude parochiekerk, het huis van adelijke soldaat en lyrische pre-Renaissance dichter Jorge Manrique (1440-1479) en het standbeeld van de man zelf. Piet dacht dat hij een ridder was, Agnes wist zeker dat hij schrijver was. Daarover werd regelmatig gesteggeld. Zij hadden echter beiden gelijk. Tegenover het bescheiden standbeeld van Jorge bevindt zich een volledig uit de toon vallend gemeentehuis, hoogstwaarschijnlijk gebouwd door een megalomane burgemeester. Veel te groot en te modern voor die omgeving. Dat gold niet voor restaurant La Mesa Segureña. Dat was precies wat je op zo’n plek verwacht. Het werd een heerlijke verjaardagslunch met prettige bediening.

Toen we daarna terug wandelden naar het parkeerterrein passeerden we El Callejón del Beso, het Straatje van de Kus. Daar schoten we ons laatste plaatje van de dag. Toepasselijker konden we deze dag niet afsluiten. We dankten onze vrienden heel hartelijk voor alle voorbereiding en voor hun gezellige aanwezigheid. Daar scheidden onze wegen, we reden separaat naar huis. Mijn liefje en ik kwamen nog langs veel uitgestrekte velden vol klaprozen op de route. Bonus! 

Dit natuurpark is een heuse aanrader. Je kunt er dagenlang rondwandelen en -rijden zonder je te vervelen. Er is altijd wat te zien en het is leerzaam bovendien. (En dat rijmt.) Wijzelf komen er graag terug in een ander seizoen; bijvoorbeeld als de loofbomen van kleur veranderen in de herfst.

Dat was het! Volgende week weer 'business as usual'.


woensdag 17 april 2024

Waar water is, is leven (deel 2)

Dag 2 van ons bezoek aan Parque Natural Sierra de Cazorla, Segura y las Villas was minstens zo onderhoudend en interessant als de eerste dag (zie vorige blog). We begonnen met een bezoek aan de gierenwand van Bruñel Alto. Dit is een steile kalkstenen rotswand van circa 100m hoogte die officieel ‘El Mirador del Chorro’ heet. We zijn daar op circa 1.300m boven zeeniveau. De Chorro is een rivier die in deze tijd van het jaar ook een metershoge waterval vormt. 

De relatief smalle route ernaartoe loopt grotendeels over een onverharde weg (steenslag). We kregen geen enkele tegenligger, waren bewust vroeg op pad gegaan. Ik denk dat dit een van de enerverendste routes is in dit gebied. Als chauffeur werd ik op enig moment draaierig van de vele haarspeldbochten. We moesten -zo goed en zo kwaad als dat ging- slalommen om de diepe kuilen in de weg te omzeilen. Geen sinecure! Onze comfortabele SUV presteerde uitstekend onder die omstandigheden. De achterkant van de donkergrijze Kuga werd langzaam maar zeker gehuld in een grijs-witte coating. De jongens in Bali, die altijd virtueel met ons meereizen, dachten dat het sneeuw was. 

Nog draaierig en door elkaar geschud van de route, arriveerden we in een soort Lord of the Rings-landschap, met scherpe en stompe rotsen die tussen het gras doorsteken. Het is altijd wonderlijk te bedenken dat deze kalkstenen rotsen ooit de zeebodem vormden... Je schijnt er fossielen te kunnen vinden. Daar kwamen we echter niet voor. We waren daar om de koning van deze kliffen te zien: de vale gier. In het Spaans noemt men deze vogel ‘buitre Leonado’, de gier met de  leeuwenstrepen (vrij vertaald). Ze paren er en bouwen hun nesten in de spelonken in de rotswand. Doorgaans maar één ei per jaar en dat wordt uitgebroed door beide ouders. Je kunt goed zien waar ze zitten omdat die plekken wit zijn uitgeslagen van de vogelpoep. (Dat noemen we ook wel ‘guano’ in deftige kringen van vogelliefhebbers.)

Aanvankelijk was er weinig te zien in de lucht. Volgens een infobord komen daar tevens rood snavelkauwen (een kraaiachtige), steenarenden, lammergieren en Egyptische gieren voor. We hoorden geen gekrijs van roofvogels, wel veel zangvogelgeluiden. Ina ging erbij zitten in een meegebrachte klapstoel, zelf zeeg ik neer op een van de rotsen. Totdat we grote vleugels in de verte zagen opdoemen. Daar kwamen ze, in groepjes van twee en drie. Joehoe! 

De vleugelwijdte van een volwassen vale gier is ruim 2.5 meter. (Toen we in Colombia rondreisden, zagen we daar de Andes-condor in het wild; dat is de grootste roofvogel ter wereld.) Vale gieren zijn aaseters. Zelf doden zij niets, ze voeden zich met dode biomassa. Je kunt ze daarom ook wel de opruimers van de natuur noemen. Gieren zijn eerder zweefvogels dan dat ze vliegen. De vleugels bewegen nauwelijks en tijdens de hete uren van de dag kunnen ze moeiteloos in hoge luchtstromen verblijven; soms tot op wel 6km hoogte. 

Deze imposante zandkleurige roofvogels met kale witte hals en kop bleven op grote afstand maar met de telelens kreeg ik ze iets beter in beeld. De vleugelpennen lijken in vlucht op vingers, bedacht ik mij terwijl ze over de kloof cirkelden. (Dat is goed te zien op de foto in de header.) Het is nog een hele klus om de vleugels tijdig in te klappen om rechtsreeks een hol in de rotswand binnen te vliegen! (Ze halen wel 70km/uur.) Spanje herbergt 90% van de hele vale gierenpopulatie in Europa. Deze roofvogel wordt momenteel niet bedreigd. In de eerste helft van de 20ste eeuw kwam deze aaseter in de verdrukking door de jacht en door gebruik van illegaal landbouwgif maar de populatie herstelde zich goed in de tweede helft van de vorige eeuw. 

De flora was daar eveneens interessant: kroontjeskruid, ster van Bethlehem (ook wel gewone vogelmelk genoemd), hoenderbeet, zomeradonis (adonis de verano). Prachtige namen, niet per se bijzondere plantensoorten maar zeker fraai om te zien in zo’n barre omgeving. Sommige dennen in het gebied hadden de cocons van processierupsen in de takken hangen, als kerstboomversiering. 

Vervolgens reden we naar de oorsprong van de rivier Guadalquivir. De naam is van oorsprong Arabisch en betekent ‘grote vallei’. Deze rivier, die dus ontspringt in de Sierra de Cazorla, is ruim 650km lang en mondt uit in de golf van Cádiz. Die stroomt dwars door de Andalusische stad Sevilla. In de tijd van Colombus was dat de belangrijkste Spaanse uitvalsbasis voor de ontdekking van de Nieuwe Wereld. Het 'Huis van de Handel' was daar destijds gevestigd van waaruit alle activiteiten plaatsvonden. In de 16de eeuw was Sevilla de rijkste stad van Spanje. 

De Guadalquivir is vooral een regenrivier; de meeste neerslag valt in de wintermaanden en daar komt later het water van de smeltende of gesmolten sneeuw bij. We waren niet de enige bezoekers, veel jonge en oude Spanjaarden wandelden er. De Spaanse mannen die we eerder bij de gierenwand ontmoetten, liepen daar ook rond. We groetten elkaar vriendelijk en spraken hen kort. Een van hen bood aan een foto van ons te maken bij de bron maar telkens zette hij een vinger van zijn linkerhand over de telefoonlens, ondanks alle instructies. Na drie keer gaven we het op met hem. Zijn jongere collega ging het fotograferen beter af.

We vervolgden onze weg door het bosrijke gebied en kwamen een eenzame vos tegen (‘zorro’ in het Spaans) in de berm die rustig leek te wachten op een hapje. Wij beginnen er niet aan. Het voeren van wilde dieren is daar sowieso verboden maar het levert mogelijk problemen op voor mens en dier. Er is het risico van overdracht van zoönose voor mensen en het dier verleert het zichzelf te voederen in barre tijden; al is de vos een alleseter. Deze gewone vos (vulpes vulpes) poseerde rustig voor de camera dus die was contact met mensen duidelijk gewend. Ik boog naar mijn liefje over en keek over de rand van het raam. Daar zag ik een allervriendelijkst koppie. Mijn liefje vond vooral dat het dier mooie  ogen had. Aangezien ik aan het stuur zat en de vos zich rechts van de auto bevond (in de berm), vroeg ik haar een foto te maken met mijn nieuwe TG-7. Ze vertelde later nerveus te zijn om dat te doen. Alsof ze voor het eerst met een van mijn camera’s schiet! Het gekkie. Ze was opgelucht toen bleek dat alle foto’s van het dier waren gelukt. Sluiterknop half indrukken om scherp te stellen en doordrukken voor het vastleggen van het plaatje. Een kind kan de was doen. 

Over voederen gesproken, voor de lunch reden wij naar de Parador van Cazorla, een pand in de vorm van een typisch Andalusische boerderij (grote toegangspoort, houten daken), in het hart van het natuurpark en van deze Sierra. 
Het eerste drankje dronken we op het zonnige terras met panoramisch uitzicht. We wilden wel buiten eten maar het zonnescherm rolde niet uit; daar moest een technicus aan te pas komen. We bezochten deze staatshotels in het verre verleden met enige regelmaat maar waren vaak niet erg enthousiast over de stricte regels en de nogal ambtelijke aanpak van het personeel. Klantgerichtheid vond men niet uit in die oorden, was ons oordeel. Deze keer viel er echter weinig te mopperen. De (tapas)lunch was gevarieerd en smakelijk, de bediening prima. 

Deze dag werd afgesloten met een stop bij de ‘Puerta de las Palomas’, een uitkijkpunt op 1.240 meter hoogte. We hoopten daar aan het einde van de middag nogmaals vale gieren te zien maar die vertoonden zich niet. Wij vonden het welletjes. Het zonnige terras van het eigen hotel lonkte naar ons. Het werd weer een kleurrijke zonsondergang. De sterren fonkelden boven El Picacho, de sikkelvormige, wassende maan stond glashelder aan het firmament. 

Overigens wordt tot en met 28 april in heel Europa de Week van de Geoparken gevierd. Alle parken die deel uitmaken van dit UNESCO-programma doen eraan mee. Dit zijn parken waar geologisch erfgoed en landschappen van internationale waarde op integrale wijze worden beheerd. Ook park Sierra de Cazorla heeft een programma. Je kunt er met paarden en met de mountainbike op uit, georganiseerd vogels kijken, fossielen opgraven, lokale agroboerderijen bezoeken, olijfolie-excursies doen, aan een culinaire rondgang deelnemen, inclusief proeverette (Iberico-hammen, lokale kaassoorten). 

Deel 3 van dit reisverslag volgt later deze week, als laatste deel van het drieluik. Wordt vervolgd. 


maandag 15 april 2024

Waar water is, is leven (deel 1)

Tijdens mijn favoriete NPO1-radio programma ‘Vroege Vogels’ van gisterochtend kwam de rivierenman van het Wereld Natuurfonds aan het woord. De ecoloog vertelde dat deze week een meerdaagse internationale rivierenconferentie wordt gehouden in Groningen, de Free Flow Conference

De formerende eenmansbeweging PVV (formeel geen politieke partij) noemt de publieke omroep NPO nutteloos” en wil er zo snel mogelijk van af. Men wil ook af van klimaatbeleid dat men “zinloos” noemt. Het valt mij op dat het vaak loos is bij deze club... Dat ligt aan hen, cultuur- en natuurbarbaren. 

De rivieren in Europa (en in de rest van de wereld) zijn in de loop van honderden jaren door ingrepen van de mens hindernisbanen geworden voor de natuur. Vissen worden bijvoorbeeld gehinderd door dammen en stuwen. Deze conferentie gaat over ruimte geven aan rivieren, aan de toekomst ervan. In Nederland verscheen recent een rapport over de Rijn en de Maas. 

Gisteravond keek ik tevens naar een uitzending van ‘Vroege Vogels’ op NPO1 tv. Daar ging het eveneens over rivieren en waterbeheer. In Nederland gaat de bodemdaling sneller dan de zeespiegelstijging. Het huidige waterland Nederland, achter starre maar kwetsbare dijken, zal op de lange termijn meer ruimte moeten geven aan het water (de rivieren), om veilig te blijven als woonoord voor mensen. 

In 2030 moet in heel Europa een netwerk zijn gerealiseerd van 25.000km onbelemmerd stromende rivieren. Dat staat namelijk in de Natuurherstelwet van de Europese Commissie. Je weet wel: de wet die onlangs vanwege politieke onwil en kortzichtigheid in de ijskast werd gezet. Dat besluit werd genomen omdat het vermoeden bestond dat er meer Europese lidstaten tegen de wet zouden gaan stemmen dan er landen voor zijn.

Ik heb steeds vaker te doen met al die wetenschappers, natuurbeschermers en andere goedbedoelende mensen die zich uit de naad werken om de wereld een betere plek te maken. Ook voor dieren en de natuur! Ze zien hun tijd en energie stranden door politici zonder visie en zonder lef. Ik vraag mij ook steeds vaker af waarom parlementariërs hun eigen koers varen en niet luisteren naar burgers die zij vertegenwoordigen en die zich zorgen maken om de deplorabele staat van Moeder Aarde. Tja. 

Wij maakten onlangs met vrienden een fieldtrip naar Andalusië. We reisden af naar Sierra de Cazorla en zouden enkele dagen doorbrengen in dat natuurpark. Eerder bezochten mijn liefje en ik het bergdorpje Cazorla (minder dan 10.000 inwoners). Toen verbleven we in het centrum en reden een dag het park in om daar roofvogels te zien.  

Onze vrienden Piet & Agnes bezochten het omringende natuurgebied al ettelijke malen. Ze weten er dan ook veel over te vertellen. Betere reisgidsen dan zij zijn er niet. Hun buurvrouw Ina, die wij ook al een tijdje kennen, ging ook mee. Ik realiseerde mij vantevoren onvoldoende dat dit een belangrijk stroomgebied is van de rivieren van Spanje, waarvan twee de grootste zijn van het land. Rivieren Guadalquivir en Segura ontspringen hier. Het natuurpark dat we gingen bezoeken en waarin ons hotel ligt, bestrijkt circa 2.100km2. Het is het grootste beschermde biosfeerreservaat van Spanje. De officiële aanduiding is ‘Parque natural de Cazorla, Segura y las Villas’; een zeer waterrijk gebied van meren, watervallen en stromen.

Mijn liefje en ik blijven doorgaans op de gebaande paden maar Piet & Agnes laten zich (bijna) door niets tegenhouden. Dus zij gingen voorop, wij volgden op gepaste afstand. Het werden prachtige dagen maar er was af en toe wel een déjà vu van Colombia... De regelmatige lezer herinnert zich waarschijnlijk dat wij eind vorig jaar/begin 2024 een rondreis maakten door Colombia die wij eerder afbraken dan gewenst omdat de infrastructuur zo belabberd was. Dagelijks reden we urenlang via steenslagwegen van A naar B in niet zulke comfortabele auto’s. Wel om de mooiste plekken van dit immense land met eigen ogen te zien maar dat had een prijs. Deze ervaring herbeleefden we min of meer in delen van het park van Cazorla. 

In de aanloop naar dit uitstapje besloten we op eigen gelegenheid naar een plaats in de provincie Granada te rijden, genaamd Don Fadrique. Daar zouden we elkaar treffen en gezamenlijk een kop koffie drinken. De route ernaartoe was afwisselend en mooi. Bergketen na bergketen in de verte, hier en daar sneeuw op de toppen. Op een zonnig terras vertelden Piet & Agnes ons dat we niet zomaar ergens zaten. Don Fadrique was een Spaanse bevelhebber tijdens de Tachtigjarige Oorlog en de beruchte zoon van de hertog van Alva. Zijn volledige naam is Don Fadrique Álvarez de Toledo maar die mag je direct vergeten. Wat je moet onthouden, is dat het bloedbad van Naarden op zijn naam staat. Fadrique en zijn companen slachtten de mannen af, verkrachtten de vrouwen en plunderden de huizen totdat daar niets meer overeind stond. De stadsmuren werden verwoest, de grachten gedempt, de stad werd in de as gelegd. Maar de Spaanse furie was nog niet ten einde. Iets vergelijkbaars deden zij met de burgers van Haarlem. 

Dus fijne jongen, die Don Frederik! Een van de historische romans van Simone van der Vlugt, getiteld ‘Rode sneeuw in december’, gaat over het bloedbad van Naarden. Het verbaasde mij dan ook niet dat op servetjes aandacht werd gevraagd voor huiselijk geweld tegen vrouwen. De koffie kreeg ineens een bittere bijsmaak. Maar het goede nieuws is dat de Geuzen van de Lage Landen na 80 jaar strijd die verdomde Spanjaarden van toen een lesje leerden en verjoegen! 

Daarna reden we achter elkaar het uitgestrekte natuurpark in. Langs eiken, dennen, rotsen en olijfbomen. En rivierwater natuurlijk, heel veel en snel stromend water! Je hoeft geen geleerde te zijn om op de kaart van het gebied de vele blauwe lijnen en vlakken te herkennen. 

De eerste stop maakten we bij ‘Cerrada del Rio Castril’. In dit gebied mag dan de oorsprong liggen van de Guadalquivir en de Segura, er lopen veel meer kleinere rivieren. Aangezien het er in de afgelopen weken regelmatig regende, stroomde de rivier Castril goed. (Op vele plekken in dit park waren kleine en grote watervallen te zien.) Er was een stevig houten wandelpad langs de rotsen aangebracht waardoor je goed boven de rivier kon meelopen en rondkijken. Er was zelfs een stalen brugconstructie waarmee je de rivier kon oversteken. Die wiebelde bij elke pas die je erop zette maar dat weerhield -de meeste van- ons niet. 

Vervolgens reden we naar het lieflijke dorpje Castril (minder dan 3.000 inwoners), gelegen op de Altoplano van Granada. Het is een labyrinth van smalle straatjes met overal fleurige bloembakken aan de gevel. We liepen naar het hoogste punt, keken over de vallei vanaf het Balcon de la Dehesa’ en dronken iets op een terras met uitzicht op olijfgaarden. Een van de leuke dingen van een bezoek aan Andalusië is dat je bij elk drankje een tapa van de zaak krijgt; elk rondje iets anders maar doorgaans lekker. 

We reden verder zuidwaarts, langs de oever van het stuwmeer Tranco de Beas. Dat meer was weliswaar nog niet tot de rand gevuld maar het was al wel voller dan vorig jaar rond deze tijd. Toen reden we daar met onze vrienden Paco & Rolando. (Destijds om twee verjaardagen te vieren.)

Op weg naar het hotel, langs rotsen, dennen, loofbomen en olijfbomen, passeerden we de ‘Cueva del Agua’, de grot van het water, in de plaats Tiscar (gemeente Quesada). De rivier Tiscar loopt door een ravijn met rotswanden vol stalagmieten en stalactieten. Ook hier had men een houten wandelconstructie met trappen gebouwd. Het onstuimige rivierwater valt er een meter of tien naar beneden. Aan een van de lager gelegen rotswanden hangt een beeld van de maagd van Tiscar. Het verhaal gaat dat zij geluk zou brengen aan jonggehuwden. Toen wij naar de grot afdaalden, kwamen we een leuk jong Spaans stel tegen dat de grot voor het eerst bezocht. We zagen ze later met hun armen om elkaar heen staan. 

Aan het einde van de middag reden we La Iruela binnen, de plaats waar ons hotel staat (vlakbij Cazorla). Dat hotel kijkt uit op een Andalusisch kasteel, gevestigd in Alto Guadalquivir, op een rots die ‘El Picacho’ heet (scherpe bergtop). ’s Avonds is dit historische erfgoed -de ruïnes en het voormalig klooster- fraai verlicht. Je ziet nog torens en muren die op de rotsen steunen. De hoteleigenaar legde in de afgelopen maanden een nieuw overdekt terras aan met een ingenieuze pergolaconstructie die electrisch open en dicht kan. We zaten daar urenlang comfortabel en gezellig, te praten en te kijken naar de ondergaande zon. Met menig drankje en tapa voor onze neus.   

De foto die als blogheader functioneert, vat de natuur van Andalusië in één beeld samen - voor zover dat kan: sneeuw op de hoogvlakten van de Sierras, honderden miljoenen olijfbomen, rijke kalkgrond, rode aarde en veel groen. 

Deel 2 van dit reisverslag volgt binnenkort. Ik besloot het als een drieluik te publiceren. Ik wilde dit indrukwekkende bezoek aan het park niet afraffelen in één enkele blog. Daarvoor is er veel te veel te zien en te beleven. Je hebt er dus nog twee te gaan deze week. De foto’s zijn te vinden in het webalbum (kolom rechts).


dinsdag 9 april 2024

Rijk van het Kwaad

Illustratie: Ruben L. Oppenheimer
Tevreden en met smaak zat ik aan het ontbijt te kauwen op mijn cracker met extra belegen kaas van een kaasboer in de Markthal van Rotterdam, toen mijn liefde meldde dat er een Hilversumse wethouder interesse zou hebben getoond voor emigratie naar Rusland (of Belarus). Dat had ze zojuist in de NOS-app gelezen. Er volgde een hoestbui van mijn kant, ik verslikte mij. Dit bericht vond ik dermate absurd dat ik het als blogger niet zo maar kon laten passeren. 

Dit wordt weer een longread. 

Het gaat om Karin Walters, een vrouw die de afgelopen tien jaar wethouder was namens de lokale partij Hart voor Hilversum. (Toevallig is dit de woonplaats van onze vrienden Paco y Rolando.) Walters was eerder lid van de SP. Ze zou recent aanwezig zijn geweest bij een bijeenkomst ‘Emigreren naar Rusland’ in Arnhem. De organisatrice van deze bijeenkomst, de pro-Russische Marie-Thérese ter Haar, wist op een vraag van een journalist te vertellen dat Walters “helemaal klaar is met Nederland” en mogelijk naar Rusland of Belarus wil emigreren. 

Bij die bijeenkomst was ook een medewerker van de extreem-rechtse partij Forum voor Democratie aanwezig die hulp biedt bij deze verhuizingen. Die partij schijnt een groot netwerk in het Rusland van Poetin te hebben. Terwijl een groot deel van de wereld met een werkend moreel kompas de handen aftrekt van het land en de verderfelijke man, verdedigt FvD Rusland en Poetin. Deze partij wordt door andere politieke partijen in Nederland ervan verdacht zich te laten beïnvloeden of zelfs betalen door Moskou. Vanwege alle ophef die hierna ontstond, legde wethouder Walters per direct haar functie neer. Ze ontkent alles. 

In een aangehaald artikel in het Algemeen Dagblad dat hierover kennelijk vorige maand verscheen, las ik dat er inderdaad Nederlanders zijn die staan te trappelen om naar Rusland te emigreren. Als belangrijkste reden voert men aan dat ‘daar minder regels gelden en er is meer ruimte.’ De groep potentiële migranten die zou staan te popelen, zou bestaan uit boeren die daar land zouden willen kopen om er te gaan boeren, uit Nederlandse dertigers die een andere toekomst willen en uit jonge gezinnen die in Rusland hopen op meer rust en op aandacht voor normen, waarden en tradities. 

Mijn mond bleef wederom openstaan... (Voor de goede orde: er zat geen kaascracker of ander voedsel in. Over omgangsvormen gesproken.) Zelf schiet ik tekort in begrip tonen voor Nederlandse mensen met dit soort wensen. Dat lag anders voor Jelly van Buuren, universitair hoofddocent Security & Global Affairs aan de universiteit van Leiden, gespecialiseerd in complotdenken. Hij werd geïnterviewd door het AD. Het gaat volgens hem om personen die zich eerder druk maakten om het coronavirus, die denken dat het World Economic Forum de eigenlijke wereldregering is en die Poetin zien als slachtoffer van duistere liberale krachten. 

Van complotdenkers kun je een voorkeur voor Rusland verwachten. Van enig historisch benul is bij hen geen sprake. Of ze ontkennen de feiten glashard.  

Nu wil het toeval dat ik op dat moment het boek ‘Babi Yar. A document in the form of a novel’ las. Het is geschreven door Anatoly Kutznetsov (1929-1979). In het Nederlands wordt zijn naam gespeld als Anatoli Koetznetsov. Hij was een Russisch-sprekende man, geboren in Kiev als zoon van een Russische vader en een Oekraïense moeder. Hij maakte als 12-jarige de bezetting van de nazi’s van dichtbij mee. Daarover schreef hij een persoonlijk verslag. De tijd die wordt beschreven omspant 1941-1944. Kutznetsov publiceerde het in 1966 voor het eerst, onder pseudoniem van A. Anatoli.

Dat eerste verhaal verscheen destijds in delen in het Sovjet-magazine ‘Yunost’ (Jeugd); de tekst werd zwaar gecensureerd door de overheid. Het ademde destijds nog de geest van het socialistisch realisme maar dat had toen al weinig met de waarheid te maken.

Alles dat als kritiek op de Sovjet-Unie kon worden opgevat, werd uit het boek geschrapt. Deze en vele andere vormen van repressie, plus de toenmalige Russische invasie van Tsjechoslowakije, waren redenen waarom Kutznetsov in 1968 naar het Verenigd Koninkrijk vluchtte; met zijn handgeschreven memoires goed verstopt. Een jaar later ontving hij een verblijfsvergunning voor Engeland. Kutznetsov reisde veel voor zijn boek maar hij overleed in Londen. 

Het boek dat ik nu lees, een document in de vorm van een roman, werd in 2023 heruitgegeven. Het is een boek dat ingetogen en nauwkeurig de gruwelen in Babi Yar beschrijft. Ruim een jaar na de Russische invasie van Oekraïne. Het is een ongecensureerde en uitgebreidere herziene versie van zijn eerste boek. De gecensureerde teksten zijn hierin vetgedrukt weergegeven, persoonlijke aanvullingen van na 1969 staan tussen vierkante haken. Dat werkt verhelderend en verschaft extra informatie aan de lezer.  

In de inleiding schrijft de Joods-Russische journaliste en schrijster Masha Gessen dat Kuznetsov ‘een gelaagde tekst creëerde die verschillende verhalen vertelde’. Dat van het bloedbad in Babyn Yar (de Russische naam) en dat van de Sovjet-pogingen om deze geschiedenis weg te poetsen. In de Sovjet-Unie en in het Rusland van nu is de Tweede Wereldoorlog herschreven als het verhaal van de grote overwinning (niet van de grote verliezen) en van de onoverwinnelijke helden van het Rode Leger. In de Nederlandse versie wordt het voorwoord  geschreven door Arnon Grunberg.

Kuznetsovs boek begint met de zin ‘alles in dit boek is waar’. Het is een mengeling van memoires en fictie en is geen lichte kost. Babi Yar (de Oekraïens aanduiding) is de naam van een ravijn ten noorden van Kiev waar talloze joden werden vermoord door de nazi’s. Die misdaad werd later bekend als de ‘Holocaust by Bullets’. Dat lot ondergingen ook bewoners van Kiev en soldaten van het Rode Leger die krijgsgevangenen waren van de Duitsers. Babi Yar was ook een strafkamp met gevangenen die moesten werken als dwangarbeiders die eveneens heel wreed werden behandeld. 

In deze herziene versie, geschreven in de eerste persoon, kom je als lezer veel te weten over het toenmalige leven in Oekraïne, over de eeuwenoude geschiedenis van het land en als onderdeel van de Sovjet-Unie, over de politieke relatie Sovjet-Unie-Oekraïne en over de machtsdriehoek bolsjewieken-Oekraïense partizanen-nazi’s. Het leven van vóór de Russische Revolutie is ook onderdeel van dit verhaal. 

Je maakt kennis met de jonge Tolya (Anatoly), zijn familie (grootouders/ouders) en zijn vriendjes. Zijn grootouders Fyodor en Martha maakten de Russische Revolutie en de vorming van de Sovjet-Unie mee. Hij is tegenstander van de bolsjewieken, verwelkomt de Duitsers aanvankelijk. Totdat hij tot de conclusie komt dat die minstens zo wreed en corrupt zijn als de communisten. Zijn moeder Maria is een goede lerares, zijn vader Vasili een revolutionair en communist. Tolya houdt sinds de Duitse bezetting alles bij in een notitieboekje dat hij van zijn moeder ontvangt. (Zij mag als Oekraïense geen les meer geven sinds de Duitse bezetting.) 

Na aankomst dragen de nazi’s de Oekraïense huishoudens op zich te ontdoen van alle Sovjet-publicaties. Kuznetsovs moeder zegt dan tegen hem: Je hebt je leven voor je Tolya, dus onthoud dat dit het eerste teken van problemen is. Als boeken verboden worden, betekent dat dat er dingen misgaan. Het betekent dat je omringd bent door geweld, angst en onwetendheid, dat de macht in handen is van barbaren.” 

Hoe extreem barbaars ze zijn, wordt duidelijk in september 1941. De joden van Kiev/Kurenivka worden door de nazi’s opgeroepen zich te melden voor vertrek naar Palestina. Dat is een val. En een nauwkeurig beraamde massamooord. In twee dagen tijd worden 33.700 mensen vermoord en in een massagraf in Babi Yar bedolven; soms beschoten maar levend. Dina Pronicheva, een joodse actrice van het poppentheater van Kiev, overleeft dit. Haar verhaal tekent de jonge Tolya op in zijn schriftje. 

Men vermoedt dat de Duitsers daar minstens 100.000 personen hebben vermoord. Na de Duitse nederlaag probeerden de nazi’s alle bewijzen van deze massamoord te verdoezelen. Iedere gevangene van het strafkamp die werd gedwongen daaraan mee te werken, zou worden vermoord. Dat verliep niet geheel volgens plan. De gevangenen kwamen in opstand en vluchtten; 15 van de 300 overleefden dit en legden getuigenissen af.   

De jonge Tolya zelf ontsnapte aan twee nazi-razzia’s om aan tewerkstelling in Duitsland te ontkomen, moest tweemaal evacueren met de hele familie, kreeg een geladen pistool van een Duitser tegen zijn voorhoofd gedrukt, zijn moeder werd aangerand door een dronken Duitse Wehrmacht-soldaat, piloten van het Rode Leger schoten op hem en hun woonhuis. De honger knaagde elke dag aan hem, hij werd bedreven in zwarte handel, raakte vertrouwd (niet gewend) met de aanblik van de dood in allerlei verscheidingsvormen. Gelukkig kon hij het navertellen. 

Voor Kuznetsov was Babi Yar een symbool van opzettelijke wreedheden, gepleegd door een moordzuchtig regime. Daaraan voorafgaand deed Stalin hetzelfde maar paste dat toe op de eigen bevolking. Overigens las ik dat Stalin aan Winston Churchill met droge ogen vertelde dat circa 7 miljoen burgers over de kling werden gejaagd tijdens de jaren van het genadeloze landbouwbeleid en de grote hongersnood die erop volgde (1932-1933). Het was collectivering met harde hand, het belang van de staat ging boven die van burgers. In Oekraïne staat die periode bekend als de ‘Holodomor’. Kleine boerderijen moesten plaatsmaken voor grootschalige staatsbedrijven. Oekraïense boeren die weigerden, werden gedeporteerd naar Siberië. Die opzettelijke hongersnood noemen historici inmiddels een genocide.

Aan het einde van het boek schrijft de auteur Ik haat jullie, dictators!. Dat klinkt extra wrang nu Rusland onder Poetin een meedogenloze oorlog voert tegen Tolya’s geboorteland. Dit boek is tot op de dag van vandaag pijnlijk acuteel en relevant. De auteur zou zich in zijn graf omdraaien... 

Na de Tweede Wereldoorlog werden alle krijgsgevangenen uit Duitse concentratiekampen door de Sovjet-overheid naar kampen in Siberië overgebracht. Ze werden gezien als verraders die zich hadden overgegeven aan de vijand en zich niet dood hadden gevochten voor Moedertje Rusland. 

De hongersnood hield nog een tijd aan in Oekraïne en bereikte later ook de Sovjet-Unie. In 1948 werd daar een campagne gestart tegen joden. Antisemitisme vond al eeuwenlang plaats in het Russische Rijk (het begon onder de tsaren). Onder Stalin werden talloze joodse schrijvers, dichters, beeldhouwers en schilders gearresteerd en vermoord. Ook joodse artsen werden vervolgd omdat zij naar verluidt een complot smeedden om Stalin te vermoorden. (Bekend geworden als het 'Dokterscomplot'.)

Illustratie: Ruben L. Oppenheimer
Een mensenleven had er vroeger al geen waarde en dat blijkt onder Poetins regime nog steeds aan de orde te zijn, gezien het enorme aantal Russische soldaten op Oekraïens grondgebied dat als  kanonnenvoer dient. 

In een democratie hebben burgers rechten, in een dictatuur niet. Een democratie respecteert de rechtstaat, een dictatuur treedt die met voeten. Een democratie houdt vrije verkiezingen, die kent een dictatuur niet. En de vrijheid op internet wordt ook alsmaar verder geblokkeerd. 

Een andere toekomst krijgen Nederlandersdie die naar Rusland emigreren dus zeker. Er zal daar mogelijk meer aandacht zijn voor normen, waarden en tradities. Het zijn alleen de mijne niet. Emigreren naar de maffiastaat van kleptocraat en moordenaar Poetin moet je ‘gewoon’ doen. Het is daar fan-tas-tisch!


donderdag 4 april 2024

Een dieppaarse krokodil

De regelmatige lezer zal in mij een fan van de Volkskrant herkennen. Ik blog regelmatig over interessante columns en essays in die krant. De klad kwam recent in de relatie. Dat zit zo. 

In coronatijd kreeg ik van mijn liefje voor mijn verjaardag een abonnement op de digitale krant. Dat was een schot in de roos. Heel vroeger, toen we nog in Nederland woonden, waren we jarenlang geabonneerd op deze krant. Sociaal bevlogen, kritisch, diepgravend; dat beviel mij. De idealen van de toenmalige krant onderschreef ik: solidariteit met grote delen van de wereld waar het leven veel moeizamer is dan bij ons in het rijke en comfortabele Westen. Aan mijn idealen is in de loop van de tijd niet erg veel veranderd, al werd ik iets minder idealistisch vanwege toenemend realisme. De Volkskrant van nu lijkt doorgaans nog op de Volkskrant van toen. 

Het abonnement dat we in 2021 afsloten, bleek een looptijd te hebben van drie jaar (dat wist ik mij niet meer precies te herinneren). Dat betekende dus dat het in maart 2024 zou aflopen. Eind december 2023, we waren net begonnen aan onze rondreis door Colombia, werd er door de krant een onjuist bedrag van onze rekening afgeboekt. Dat bedrag was driemaal hoger dan het afgesproken tarief voor het maandabonnement dus mijn liefje storneerde dat, in overleg met mij. We deden het af als een administratieve fout. 

In januari 2024, weer op het Spaanse honk, werd mij op een dag de toegang tot de digitale krant ontzegd. Ik nam direct contact op met de krant en koos aanvankelijk voor communicatie met een chatbot. Dat leverde geen verklaring op dus ik vroeg ter plekke een levende medewerker te spreken. Na 22 wachtenden voor mij te hebben overleefd, kreeg ik een medewerkster van Klantenservice aan de lijn. Zij vertelde mij dat mijn abonnement was verlopen. Alfhoewel dit feitelijk onjuist was, adviseerde zij mij een nieuw abonnement af te sluiten als ik lezer wilde blijven. 

Dat besloot ik nog diezelfde dag te doen. Het nieuwe abonnement had wederom een looptijd van drie jaar maar met een hogere maandelijkse abonnementsprijs. De krant ontsloot zich weer voor mij. Joehoe! Eind februari 2024 werd weer een fout bedrag van mijn rekening geboekt, hetzelfde als eerder. Weer vroegen wij de bank dat bedrag terug te boeken. Het correcte maandbedrag voor het nieuwe abonnement werd daarna eveneens afgeboekt. Wat was hier aan de hand?!

Begin maart trof ik een onaangename verrassing in mijn mailbox. Het moederbedrijf van de Volkskrant, DPG Media -men noemt zich hét mediabedrijf van Nederland- had zonder enige communicatie vooraf een incassobureau ingeschakeld om een bedrag bij mij te claimen. Het ging om het foute maandbedrag, rente en incassokosten; met een strakke deadline. Het was als donderslag bij heldere hemel. Daaraan ging geen enkel bericht van administratie of klantenservice vooraf. In hun ogen was ik een wanbetaler en werd als zodanig aangeschreven. 

Dat liet ik niet over mijn kant gaan. Ik nam weer contact op met de krant om het een en ander in een mail uit te leggen. Dat kan tegenwoordig niet zo gemakkelijk. Nergens kon ik een mailadres van de administratie of klantenservice vinden. Wel kon ik een online contactformulier via ‘Mijn omgeving’ op mijn accountbladzijde van de krant invullen en verzenden. Zo anoniem als wat, zonder kopie bericht of ontvangstbevestiging. 

Eenmaal op die site beland, zag ik dat het oude abonnement in hun systeem ineens geen einddatum meer had (terwijl die naar hun zeggen was beeïndigd). Het oude abonnement bleek nu een doorlooptijd tot Sint-Juttemis te hebben. Huh?! 

Dat schokte mij. Wie had dat veranderd? Op instigatie van wie? Als abonnee kon ik dat niet zelf doen. Iedere administrateur met enige grijze cellen kon toch zien dat er nu  sprake was van twee abonnementen voor de digitale krant met eenzelfde abonnee en eenzelfde doorlooptijd? Dat kon toch niet kloppen? ¡Madre mia!

Op dezelfde dag waarop de wanbetalersmail werd verzonden, stuurde ik een  bericht aan het incassobureau en een aan de administratie van de krant. Daarin legde ik uit hoe deze onverkwikkelijke kwestie kon ontstaan en dat de fout zat bij de Volkskrant, niet bij mij. De mail aan de Volkskrant, de veroorzaker van dit gedoe, was pittiger. Was er dan niemand die zich afvroeg waarom een abonnee twee dezelfde abonnementen had? Was er iemand die het voor mij, gedupeerde abonnee, wilde opnemen en oplossen? Van mijn hoofd PZ leerde ik dat persoonlijke boodschappen werken. 

In diezelfde mail aan de krant stond ik erop een ontvangstbevestiging te krijgen en een reactie van een zender met naam, en wel op mijn persoonlijke mailadres. Ongeveer vijf dagen later (de maximale reactietermijn) kreeg ik die, na reclamatie van mijn kant. Het was een positief bericht. Ze hadden hun administratie weer op orde, ik was weer ‘helemaal bij met betalen’. Ik stapte over mijn eigen schaduw heen door dit niet persoonlijk op te vatten. Ik was als abonnee immers vanaf het prille begin tot drie jaar later helemaal bij met betalen. Sinds drie maanden was ik zelfs een dubbelbetaler!

Om er zeker van te zijn dat het incassoverhaal geen staart zou krijgen, betaalde ik vóór het verstrijken van de deadline het bedrag aan het incassobureau - onder protest. Van het bureau ontving ik per omgaande een betalingsbevestiging en de toezegging dat mijn gegevens per direct uit hun administratie werden verwijderd. Ik hoefde geen actie van Bureau Kredietregistratie (BKR) te vrezen. Zij hadden hun klus geklaard, voor hen was de kous af. 

Ik geloof dat Rutger Bregman banen in de schuldenindustrie ‘shitjobs noemt. Volgens hem werken daar mensen zonder enige morele ambitie. Maar dat terzijde.

Met de Volkskrant was ik nog niet klaar. Een later bericht dat ik van de krant ontving ter bevestiging van de beeïndiging van het oude contract, viel bij mij niet per se in goede aarde al was ik blij met deze stap. Vanzelfsprekend was het prettig om te vernemen dat dit contract weer een einddatum had in hun systeem en dat er vanaf datum X maar één abonnement zou bestaan op mijn naam. Het plaatje dat erbij stond afgebeeld, beviel mij minder goed... 

De jongedame met haar zen-uitstraling bestaat volgens mij helemaal niet achter de schermen van deze krant! Ik had medewerkers van die afdeling bijna de duimschroeven moeten aandraaien en moeten dreigen met juridische stappen voordat ze mijn bezwaar serieus namen. Dat duidde niet echt op een relaxte houding jegens de klant. Het feit dat er al na twee maanden een incassobureau werd ingeschakeld, duidt daarop evenmin. Over de begeleidende tekst had ik ook zo mijn bedenkingen. Zelf had ik niets opgezegd, het abonnement was eenvoudigweg verlopen. En niks ‘alles is slechts in een paar minuten geregeld’ als ik een nieuw abonnement zou willen. Deze kwestie had drie maanden lang veel van mijn energie, tijd en nachtrust gekost! 

Het einde was echter nog niet in zicht. De Volkskrant was nog niet klaar met mij.

Er kwam rook uit mijn oren toen de krant eind maart ondanks alle toezeggingen wederom het bedrag van het oude abonnement van onze rekening afboekte. Ik kreeg Kafkaëske visioenen en lichte moordneigingen! Mijn mail die hierop volgde was nóg pittiger, al bleef ik beleefd (met enige correctie van mijn liefje). Ook vroeg ik nu om de volledige terugbetaling van het onterecht geïncasseerde bedrag door het bureau. De maat was vol. Wel was ik zo coulant zelf geen rente in rekening te brengen.

Een medewerkster van Klantenservice stuurde relatief snel een reactie terug op mijn persoonlijke mailadres, met excuses. (De langverwachte excuses.) Ze hadden die afboeking niet meer kunnen tegenhouden. Logge bedrijven, logge systemen. Ik weet er als voormalig ICT’er alles van. Het is echter niet alleen een systeemkwestie, het gaat ook over de betrokkenheid en kennis van gebruikers van die systemen. En een positief gevoel voor de klant. Niet ervan uitgaan dat die per definitie niet deugt, bijvoorbeeld. 

De administratie bevestigde inmiddels dat een bedrag op mijn rekening zal worden teruggestort ‘binnen zes weken’. Hiermee zijn ze niet zo snel. Hoe hoog dat bedrag precies is, is nog niet duidelijk. Daarover had ik nog éénmaal mailcontact. Het nare was dat ik weer niet rechtstreeks kon reageren op de mail. Ik was weer terug bij de oude no reply. Wederom moest ik gebruikmaken van het vermaledijde contactformulier op de website van de krant. Terwijl de kwestie nog niet eens is afgerond. Na verzending van mijn formulier liep ik wederom tegen een muur van zwijgen aan. Het klantenloket was weer dicht. Tja.  

Ik hoop dat het probleem zich later deze maand niet herhaalt als het weer tijd is voor de maandelijkse incasso. Mijn fiducie in de administratieve organisatie van mijn favoriete krant bereikte een dieptepunt. Daar moet ik van bijkomen. De liefde is even bekoeld.