In tegenstelling tot wat de titel en de aanhef van dit weblog suggereren, gaat het niet over de scheldkannonnades van kapitein Haddock uit de stripverhalen van Kuifje, al ben ik een liefhebber van de strip. Het gaat wederom over campinglife, het leven dat wij inmiddels ruim vijf maanden leiden in Nederland.
Het gaat over de nieuwe Duitse buurman die naast ons is komen staan met zijn kampeerwagen. Hij lijkt te lijden aan het syndroom van Gilles de la Tourette. En dat is geen pretje; noch voor jezelf, noch voor de omgeving. Het syndroom van Gilles de la Tourette kenmerkt zich door het maken van veelvuldig herhaalde bewegingen of geluiden. Sommige personen vloeken en tieren er onbedoeld en ongewild op los. Kapitein Haddock van Kuifje bouwde in zijn carrière als stripfiguur een werkelijk é-nór-me lijst van scheldwoorden op. Ik denk dat hij voor elke letter van het alfabet wel een veelvoud aan scheldwoorden bezigde!
De buurman op de camping lijkt een lichte vorm te hebben van het syndroom. Hij openbaart geluidstics van het onschuldige type: hij schraapt om de paar minuten luidruchtig zijn keel en hij kucht en hij gromt daarbij. Ik realiseer mij dat ik klink als een amateurpsycholoog, in tegenstelling tot de bijzonder competente psychiater die George Albert Edouard Brutus Gilles de la Tourette was. Ik groette de buurman vriendelijk maar zijn vrouw leek in de eerste dagen elk oogcontact te vermijden. “Was dat schaamte? Hij kan er toch niets aan doen?!”
Het opmerkelijke is dat ik zelf nogal geïrriteerd kan raken door mensen die geluidsoverlast veroorzaken op de camping. Zo zaten wij recent in ons eigen campingstraatje heerlijk in de avondzon onze boeken te lezen. We genoten allen van de rust en de warmte van de dag. Glaasje ernaast, nootjes erbij, je kent het wel: het Grote Genieten.
Totdat iemand op enige afstand van ons de radio hard aanzette. Wat kunnen die stomme filemeldingen en de snerpende muziek dan storen! Zoiets irriteert mij mateloos. Ik keek om naar de herriemakers, onze overburen keken naar hen, de herrieschoppers keken terug en hadden pas na een paar minuten door dat zij het waren om wie het ging: zij waren immers de veroorzakers van geluidsoverlast. Pa stond uiteindelijk op en draaide de volumeknop dicht; een zucht van verlichting ging door het straatje. Ik realiseerde mij weer eens al te goed: de camping is een microcosmos, Nederland in postzegelformaat.
Maar iemand die lijdt aan deze vorm van het syndroom van Gilles de la Tourette zal mij dus niet snel irriteren. Ik vroeg min of meer retorisch aan mijn liefje: “je zou mij toch ook niet inruilen wanneer ik regelmatig !§&%/$§=)@(?!&%! zou roepen? In mijn geval zouden dat hoogstwaarschijnlijk geen oudhollandsche scheldwoorden als 'builenkop' of 'boerentrien' zijn maar oké.... Ieder mens heeft toch recht op zijn tics? Bovendien zou dat ontzettend naar voor mij zijn? Temeer daar je weet dat ik er zeer weinig tegen zou kunnen doen?!” Zij verklaarde bij die gelegenheid officieus dat zij niet met mij en mijn tic zou kunnen samenleven. Dat was een tegenvaller.
Mensen die aan een ernstige vorm van het syndroom lijden, komen uiteindelijk in een sociaal isolement terecht. Ze gaan niet meer naar concert, theater of bioscoop en vriendschappen komen ook vaak onder druk te staan.
De buurman is hier met vrouw en honden heerlijk aan het kamperen. Ze lijken het inmiddels echt naar hun zin te hebben. Dat is toch ontzettend fijn voor hen?!
Er komt er een bij en er gaat er een weg; het is het vaste ritueel in campingland. Onze overburen die vier weken in ons straatje stonden, verlieten onlangs de camping. Het waren twee aardige 60-plussers die al lang samen zijn, zonder kinderen. Dat merk je aan mensen. Ik vind die 'closeness' en op elkaar ingesteld zijn mooi om te zien.
Ik heb mij in de afgelopen dagen verbaasd over hun é-nór-me properheid.
Zij moesten -net als iedere vertrekkende campinggast- hun voortent met alle spullen opbreken, schoonmaken en opbergen. De zorgvuldigheid, de smetteloosheid, de onberispelijkheid die ze betrachtten. Ik zat ademloos te kijken naar hoe zij klopten, veegden en zogen... Daar kon geen Nilfisk tegen op! De haringen werden op het speciale werkkleed uitgespreid en stuk voor stuk afgesopt, elke scheerlijn werd gereinigd en om een klosje gewikkeld, alle kleden en doeken werd in afzonderlijke zakken gestopt en iedere zak werd hermetisch afgesloten met isolatietape.
Ik kreeg er bijna een complex van. In vertwijfeling vroeg ik aan mijn liefje: “zijn wij dan viespeuken, twee gemakszuchtige types?” Zij sprak mij geruststellend toe. “Bij de snorren van Plekszy-Gladz: dat is werk voor duo druiloren, rare kwistenbiebels, Appenijnse kropmensen!”
Toen wist ik het weer: er is niks mis met ons. En ik wist ook dat wij maatjes-door-dik-en-dun zijn. Voor dat bewijs zijn geen bommen of granaten nodig!