In Nederland moet je minstens 100 jaar oud worden om huisbezoek van de burgemeester te krijgen. In Bali ligt dat anders: op donderdag jongstleden werden wij verrast door een grote delegatie. Mijn liefje en ik liepen op dat moment gemoedelijk een rondje door onze fraaie, tropische tuin toen Elsa, onze huishoudster ons kwam waarschuwen. Er stonden mannen in onze huiskamer en zij wist niet wie zij waren. Wij liepen het huis in en troffen daar een flink aantal mannen in bruine uniformen. Het zag er officieel uit.
Nu houden mijn liefje en ik niet van uniformen en al helemaal niet in Zuid-Oost Azië. Daar ook wij geen idee hadden van wie ons bezocht en de reden van hun bezoek, hielden wij ons gedeisd. Een kleine, dikke -ogenschijnlijk onaaardige- man in donkerbruin uniform met een pet op zat ongenood onderuitgezakt op een van onze terrasstoelen. Hij vroeg naar onze visumpapieren. Die werden subiet gehaald en bestudeerd. Ik constateerde dat ons doorgaans pittige personeel nogal ondergeschikt deed... Er werden vragen gesteld: “Hoe lang waren wij er? Hoe lang zouden wij blijven? Hoeveel personeel hebben wij? Waar komen ze vandaan?” De dikke man was onder andere vergezeld van een kleine vrouw met een grote ordner onder de arm. In een Mexicaanse schaal op onze terrastafel lagen kleurrijke steentjes uitgestald. Ik zag dat de vrouw haar ogen er niet van kon afhouden. Tenslotte won haar nieuwsgierigheid het van haar zelfbeheersing: gretig pakte ze enkele steentjes van de schaal, bekeek ze stuk voor stuk, besprak ze en leek even te twijfelen of ze ze terug zou leggen. De dikke bruinhemd deed ook mee aan het experiment. Ik kon niet geloven dat ze zo ongegeneerd handelden?!
Dachten wij dat we bezoek kregen van de plaatselijke politie met hun administratieve maffia, het bleek de kepala desa te zijn: de burgemeester van het dorp met enkele van zijn hoogwaardigheidsbekleders. Slechts één persoon was niet in uniform. Een van hen, bij nader inzien het hoofd van de politie, liep de keuken in. Met Elsa en mij in zijn kielzog. Hij wenste een glaasje water en dat kreeg hij. Als 'small talk' merkte hij op dat Balinezen kleine mensen zijn. Kennelijk was hem in het oog gesproken dat mijn liefje en ik boven hen uit torenen (kun je nagaan)... Ik lachte hem toe als een boer met kiespijn. Toen eenmaal duidelijk was dat de onaardige dikkerd onze burgervader was, kon ik mijn opeengeperste lippen net vormen voor de zin: 'senang bertemu anda', prettig kennis te maken. Van harte ging dat niet, helaas. Zijn bedoelingen zouden goed zijn: mochten wij problemen hebben dan konden wij ons te allen tijde tot hem wenden. Ik vond het bezoek eerder intimiderend dan informatief en ik was blij dat de man niet was uitgenodigd voor onze inwijdingsceremenie!
Dat was nog niet alles: het Indonesische electriciteitsbedrijf PLN besloot afgelopen week de electriciteitsmast, die op enkele meters van onze poort staat, te verplaatsen. Electriciteitsdraden gaan hier nog door de lucht. Dat was 10 jaar geleden in Spanje ook zo. Sinds de aanleg van het tweede pad achter ons huis (zie blog getiteld 'De pijp van M.' van 20 januari jongstleden) was geconstateerd dat de mast letterlijk in de weg staat. De Indonesische wetgeving bepaalt dat er geen electriciteitspalen mogen staan tussen twee wegen. Dat is te begrijpen, al gaat het hier niet om snelwegen zoals op de foto is te zien. Dat de paal van positie zou moeten veranderen, leek een gegeven. Wij stelden aan medewerkers van het bedrijf voor om de mast achter de tweede weg te plaatsten, weg van onze toegangspoort. Dat bleek eenvoudiger gezegd dan gedaan. Toen dat niet werkte, bedachten wij dat het pad achter ons huis, dat geen doorgaande weg is, kon worden omgetoverd tot buitentuin. Zo zou geen sprake meer zijn van twee wegen en kon de paal blijven staan. Ketut de tuinman had op ons verzoek het begin van de buitentuin al met stenen gemarkeerd... Om een heel-heel lang en vervelend verhaal, van vele dagen energie- en tijdverlies, kort te maken: het lukte ons niet enkele personen van dat eenvoudige idee te overtuigen. De paal staat nu toch bij de achtergevel. Weliswaar niet meer ìn de achterwand op de plek van een van onze poortlampen zoals oorspronkelijk de bedoeling leek, maar iets ter linkerzijde van de ingang. Mannen uit Java kwamen de rotklus handmatig klaren. Ze wisten dat we hadden tegengesputterd dus ik zei dat ik foto's maakte voor de 'koran Bali Post', de krant van het eiland.
Ik wijt deze misser vooral aan een gebrek aan communicatie en samenwerking tussen partijen. Het positieve aan deze kwestie is wel dat we binnenkort electriciteit krijgen. Denken we. We weten nu uit eigen ervaring: het is lastig zaken doen in Bali, Indonesië. We nemen het de welwillende, hardwerkende Balinezen niet kwalijk; daarvan zijn er gelukkig veel. Helaas ook een aantal van het onwelwillende soort. Desalniettemin blijft Bali voor ons een prachteiland.