We kregen in de afgelopen weken zowel genode als ongenode gasten waarover ik in beide gevallen blogde. Dit blog is een vervolg op de 'Ongenoden', zij het deze keer in dierlijke vorm.
Wat te denken van de grote landkrab die zich stiekum rondom het zwembad had verstopt. Tuinman Ketut was heel duidelijk over een aanvaring met een krab-met-grote-scharen: als je teen of je vinger door zo'n schaar wordt gevangen, ben je dat lichaamsdeel kwijt. Het dier moest dus uit de tuin worden verwijderd. Balinezen hebben grote voeten. Van visdraad knoopte hij een lus die vakkundig om een van de scharen werd geslingerd. Good catch! Vervolgens werd het levende dier op het strand uitgelaten.
Niet lang daarna vonden wij een komodovaraan, een hagedis van niet geringe afmeting. Het dier was ongeveer 1.5 meter lang en bevond zich pal voor de strandingang naar onze tuin. In vergelijking tot de landkrab was dit een vangst van een andere orde. Deze hagedissensoort is de grootste ter wereld. Balinezen noemen dit dier ook wel een 'landkrokodil'. Naast ons is een braakliggend stuk land (nog wel) met een natuurlijke bron en veel bomen en struiken. Daarin kruipt zonder twijfel het favoriete hapje van deze varaan rond. Ik hoef dat niet te zien om het te geloven. Alhoewel een volwassen komodo geen natuurlijke vijanden heeft, was het dier wel dood. Volgens Banjarees politie-onderzoek bleek het dier door een misdrijf om het leven te zijn gekomen: de kop was ingeslagen. De hagedis behoort weliswaar niet tot de bedreigde diersoorten maar staat wel op de lijst van kwetsbare soorten. Ai. De meeste mensen moeten naar het Indonesische 'National Park Komodo' om een levende reuzehagedis te zien, wij hoeven alleen maar op ons terras te zitten. Ketut vertelde mij dat de varaan door de tuinman van de buren was opgeeïst: hij kwam uiteindelijk in zijn soep terecht... Sindsdien hebben wij een mini-tuinhek langs de zeewal staan. Ons gratis aangeboden door Gede, hoofd Timmerbedrijf.
De recentste ongenode gast was een slang die bij een van de waterpunten in onze tuin bleek te zitten. Mijn liefje en ik maakten een rondje door onze tuin, zoals we dagelijks meermalen doen. Rondkijkend, zag ik hier en daar wurgplanten. Zo noem ik ze in ieder geval. Het zijn planten die zich om palmen, struiken en bloemen wikkelen en de gastheer daarmee verstikken. Tenminste, dat is mijn theorie. Ik begon die wurgers te ontwarren en met wortel en al uit te trekken. Mijn liefje riep de tuinman erbij en vertelde hem dat dergelijke planten uit de tuin moeten worden verwijderd - daarbij het wurggebaar makend. Beeldender kon niet: ook Ketut ging direct op zoek en begon deze slingerplanten te verwijderen. We waren lekker en goed bezig.
Op een bepaald moment zag ik deze man van 90 kilo's lichtvoetig achteruitspringen. Hij was geschrokken van een levende slang. En wat voor een: een appelgroene gifslang met rode staartpunt. Een van de metselaars die bezig was het dak van het nieuwe tuinhuisje af te maken, liep over de muur naar de bewuste plek en gaf instructies van bovenaf. Met enkele slagen van een bamboestok werd een einde gemaakt aan het reptiel. Het betrof een 'green pit viper' ofwel 'Trimeresurus albolabris'. Deze slang wordt maximaal 1 meter lang maar hij kan snel toeslaan en dan is de ellende voor een mens niet te overzien: hij veroorzaakt inwendige bloedingen, onder andere in de hersenen. Bali kent minder dan tien inheemse giftige slangensoorten. Ondanks hun vreedzame Hindoeïstische geloof pakken Balinezen gevaarlijke dieren hard aan. Ik was er blij mee. Dergelijke gasten zijn hier niet welkom.
De honderden vlinders die dagelijks onze tuin bezoeken, de grote kleurrijke libellen die elke dag over het zwembad scheren, de vogels die steeds vaker in onze boomtoppen komen zitten... die zijn meer dan welkom! De nieuwe foto in de kop van mijn blog is van twee libellen die in een poeltje achter ons huis zaten.