Translate

donderdag 28 januari 2016

Melbourne

Ik snap er niets van: lagen we vier weken op een nepmatras in Winnie II en Vannie I in Tasmanië, kunnen we hier niet slapen in een comfortabel bed in het centrum van Melbourne?! We kwamen met een beetje vertraging aan vanwege slecht weer onderweg en hadden bovendien een chagrijnige taxichauffeur maar het hotel is goed gelegen en prettig. Met een ruim koninginnenbed (en uitstekend internet). Ik wilde vroeg slapen want ik was moe vanwege een aantal slechte nachten in de aanloop naar Melbourne. Ik zag het die nacht 12 uur worden, 2 uur en 4 uur 's nachts… Daarna waren het hazenslaapjes. Het leek op jetlag maar dat is onmogelijk want er is geen tijdverschil tussen Hobart en Melbourne. Volgens de fitbit-armband sliep mijn liefje 1 uur en 19 minuten. Niet alleen het apparaat is de weg kwijt!

Het is tien jaar geleden dat we in Melbourne waren. We reden toentertijd de stad in met een Maui-kampeerwagen; we stonden op een gezellige camping net buiten het stadscentrum en de bus stopte voor het caravanpark. Die bus namen we om deze stad te verkennen. De stad maakte een verpletterde indruk op mij. Niet alleen vanwege de vele art déco-gebouwen, ook vanwege de straatkunst, de trendy mensen en plekken. Ik herinner mij de stad ook om twee specifieke gebeurtenissen. Op de dag voor aankomst at ik een stukje stokbrood waarna een losse kroon in mijn mond lag. Ik moest dus op zoek naar een goede tandarts en kwam terecht in een prima praktijk in een prachtig gebouw met een lift met veel koperbeslag. Ook ging ik in Melbourne naar de kapper. Zij en ik waren dermate geanimeerd aan te praten over reizen dat ik niet oplette: voor ik het wist had ik een gemillimeterde coupe die wekenlang met een diepe pet werd gemaskeerd. Tja.

Er veranderde veel in de stad. Op dit moment wordt werkelijk o-ver-al gebouwd. De docklands kregen een binnenhaven met kekke restaurants en bars. Ook het enorme aantal Aziatische personen bepalen het straatbeeld hier. Waar je ook loopt, je vindt overal Aziatische restaurants en eethuisjes. De avond van aankomst at ik heerlijke laksa in een Maleis restaurant om de hoek van het hotel.

Toen waren wij er in aanloop naar de Australian Open, nu zijn we hier terwijl toptennisers om een plek in de finale streden. Djoko won. Zelf denk ik dat de grote Federer moet stoppen op zijn hoogtepunt (dat alweer enige tijd achter hem ligt). De stad is geheel in de ban van het tennistoernooi; zo ook mijn liefje, voormalig tenniscoach. We liepen gisteren op ons gemak door de stad, maakten een ritje met de gratis Circular City-tram en stapten onder andere uit op het fotogenieke plein tegenover Flinders Central Station. Daar keken mensen in strandstoelen naar de mannendubbel op een groot scherm. We verblijven nu op minder dan een kilometer afstand van het epicentrum van dit toernooi. We naderen de finales.

We lunchten in Chinatown maar dat was geen onverdeeld genoegen. Dat overkwam ons tien jaar geleden ook. Toen streken we eveneens neer in dat deel van de stad omdat we nu eenmaal veel van de Chinese keuken houden. We kwamen terecht in een restaurant waar de kaart geheel in Chinees was. Aangezien mijn liefje een zware zeevruchtenallergie heeft, was dat een risico. Ik legde aan de manager uit wat de kwestie was en er werd een post-it met Chinese tekens op onze formicatafel geplakt. Het leidde ertoe dat er weinig karretjes met gerechten onze kant uitkwamen.
Deze keer streken we bij twee Chinese restaurants neer. In het eerste restaurant bestelden we gestoomde dim sum die niet in een stoommandje maar op een bord werden gedumpt. De kok die hier kookt, komt zeker liefde tekort. Het deeg was lelijk en veel te dik, de inhoud was niets bijzonders We verkasten naar een tweede plek. Nadat ik had gezegd dat mijn liefje een seafood allergy heeft, kwamen er nauwelijks lekkere hapjes langs. Teleurgesteld verlieten we ook dit restaurant. 's Avonds maakte Chow City alles goed.

Al enkele weken wil mijn liefje naar de film Carol met onder andere Cate Blanchett, naar een boek van Patricia Highsmith (The Price of Salt). Het verhaal speelt zich af in New York in de jaren '50 van de vorige eeuw en gaat over een medewerkster van een warenhuis die verliefd wordt op een vrouw en moeder die ongelukkig is in haar huwelijk. Als repercussie dreigt de echtgenoot het kind af te nemen als de relatie niet wordt beeïndigd. Wij stonden voor de kassa van Hoyts en vroegen twee kaartjes. Ze keek links, ze keek rechts maar er gebeurde niets terwijl ik de brochure van hun film in mijn hand had. Ik vroeg of de film wel draaide. Nee, dus. De film is hier officieel twee weken uit maar wellicht is die alweer uit de roulatie genomen in de grote bioscopen.


Gisteren lieten we ons niet uit het veld slaan en besloten The Danish Girl te gaan zien. De film is gebaseerd op een waargebeurd verhaald dat in romanvorm verscheen (David Ebershoff) en zich afspeelt in de jaren '30 van de vorige eeuw. Het gaat over de suksesvolle Deense kunstschilder Einar Wegener die is getrouwd met kunstenares Gerda. Hij voelt zich al jarenlang vrouw en gaat in de loop van hun huwelijk actief experimenteren met vrouw-zijn; in eerste instantie met steun van zijn echtgenote. Als de behoefte serieus wordt, wordt hij geadviseerd zich medisch te laten onderzoeken. De meerderheid van de artsen kwalificeert hem als schizofreen en wil hem voor altijd opsluiten. Hij wordt vaker vrouw, trekt zich verder terug uit het openbare leven en stopt met schilderen. Ironisch genoeg breekt zijn vrouw internationaal door in de kunstwereld met hem als vrouwelijk model. Hij wordt Lily Elbe en hun huwelijk komt tot een einde al blijft de liefde bestaan. De eerste experimentele operatie op weg naar een complete vrouw in Dresden verloopt goed, de tweede wordt hem fataal. Triest. Transgenders hebben tegenwoordig een beter leven al gaat dat voor de meesten zeker (nog) niet over rozen.

We hebben nog een hele dag Melbourne voor de boeg. We gaan nogmaals een poging doen om Carol te zien, al was het maar om een voorspelde regenbui te vermijden. Morgenochtend vliegen we met AirAsia naar Colombo, de hoofdstad van Sri Lanka. Het wordt een lange reisdag. Dan beginnen we aan het laatste deel van onze overwinteringsreis. We kijken uit naar de warmte, de landsafari, de vele boeddhistische tempels, Dutch heritage, bird watching en whale watching, snorkelen in wateren die aan de Malediven doen denken en heel lekker eten. De volgende blog komt dus weer uit tropische oorden, Leo Dovente.



dinsdag 26 januari 2016

Ozzie is over

Vandaag wordt hier Australia Day gevierd al vlagt Tasmanië niet erg enthousiast. We zijn bijna aan het einde van onze rondreis door Australië. Mijn liefje en ik verbleven er deze keer twee maanden, gedurende één maand reisden we rond met vriendin Bernadette die alweer ruim tien dagen terug in het Vaderland is. We vierden hier het tienjarig bestaan van onze vriendschap die Down Under begon. Het werd een memorabele reünie.

Bernadette’s absolute hoogtepunt van deze reis was oudejaarsavond doorbrengen op steenworp afstand van de Sydney Harbour Bridge waar we met een uitzonderlijk diner, een spectaculaire show op het water en fantastisch vuurwerk het nieuwe jaar inluidden. Het stond jarenlang met stip op de eerste plaats van haar wensenlijst, gedrieën maakten we haar droom waar. Na terugkeer in Nederland appte ze dagelijks dat ze vaak terugdacht aan de geslaagde reis. Met foto’s en chats reisde ze nog twee weken met ons mee.

Het hoogtepunt voor mijn liefje was het meermalige bezoek aan de Bay of Fires (Tasmanië), al was het close finish met een andere waterpartij. Voor haar is dit tot nu toe het mooiste strand en de prachtigste zee van haar leven. De kleuren en transparantie van het water zijn moeilijk te beschrijven, net als het poederwitte zand van 29 kilometer lengte en de rode rotsen in iedere baai. We deden weg C848 meer keren voor haar -en mijn- plezier en sloegen onder andere af bij Cosy Corner en Sloop Beach. Voor haar was het niet altijd de beste zee om in te zwemmen omdat er vaak rips waren, verraderlijke plekken met sterke stroming waar haar luciferdunne benen niet tegenop kunnen.

Mijn eigen hoogtepunt van deze reis waren de dagen op en in het water van de Whitsunday Islands (Queensland). Zowel het varen op verschillende soorten schepen als de daarmee verbonden snorkelavonturen maakten het voor mij onvergetelijke uitjes. Sinds wij met Bernadette op vakantie gaan, zijn zij en ik verstokte snorkelmaatjes. Samen lijken we dubbel te genieten; dat was in Sulawesi zo en nu weer. We hebben namelijk patent op schildpadden spotten... Barefoot on the beach, in uitermate goed gezelschap, ik kan mij niets beters wensen. Thank you, ladies!

Vrienden en familie weten dat wij Australië een land vinden om vaak te bezoeken. De weidsheid en uitgestrektheid die het gevoel van vrijheid bevestigt, de vriendelijkheid van de inwoners, de indrukwekkende natuur en de bijzondere dieren brengen ons al tien jaar naar het einde van de wereld. Nooit eerder bezochten wij Tasmanië en dat gold ook voor Bernadette. Het moest er dus een keer van komen. We gingen vol goede moed op pad in een kampeerwagen. De eerste was geschikt voor zes personen en dat was precies goed voor drie dames die van ruime slaapplaatsen houden. Na Bernadette’s vertrek wisselden we Winnie II in voor Vannie I en ook dat pakte goed uit. Als trucker van het gezelschap genoot ik van de vlam in de pijp. Ik reed de dames vier weken lang met veel plezier maar vooral veilig rond. Sommigen deden het op de fiets... met al die steile heuvels is dat geen kattepis! 

Wat ik echter niet ga missen, zijn de vele dode dieren die ik langs de Tasmaanse wegen zag; de zogenaamde roadkill. Gisteren zag ik zelfs een dood Tasmaans duiveltje aan de kant van de weg. Tjongejongejonge, wat een foutgeëindigde sprongen! Elke 300 meter lag er wel een aan- of overreden diertje op of langs de weg.  Als je bedenkt dat we in vier weken tijd ruim 2.000 kilometers reden, kun je je het slagveld voorstellen. Hoeveel wallabieburgers kun je daarvan bereiden? Teveel. Kasian.

Als foodie betoon ik graag eer aan de culinaire geneugten van Tasmanië. We waren hier in het juiste seizoen omdat het tijd was voor verschillende soorten oogst. De lucht is hier überschoon door de zuidelijke ligging en het ontbreken van enige vorm van vervuilende industrie. Sommigen beweren dat je hier het schoonste water van de planeet vindt.

Deze zuidelijke eilandstaat is in de hele wereld bekend om zijn zalm, zeevruchten, kazen (cheddar, brie en camember) en andere zuivelproducten (romige joghurt), fruit (bessen en steenvruchten), wijnen-van-het-koele-klimaat en lokaal gebrouwen bier. Cascade is het beste bier volgens mijn ervaren liefje. Tasmaanse wijnen zijn relatief duur. Dat komt hoogstwaarschijnlijk doordat de wijnbouw hier kleinschalig is. De lekkerste rosé was voor mij een jonge wijn van het Milton estate in Swansea, een oninspirerend dorp dat je verder kunt overslaan, wat mij betreft.

Bij de Sorell Fruit Farm plukte ik voor het eerst van mijn leven fruit direct van bomen en struiken, al was het aanvankelijk schoorvoetend. De receptionisten waren namelijk dermate onvriendelijk dat ik twijfelde of ik het uitstapje wel wilde afmaken. Voor $16 per persoon mag je fruit plukken. Alhoewel er een lange lijst vruchten wordt geteelt, was een beperkt assortiment open voor publiek; het eerste minpunt. Vervolgens wilden wij samen één doos vullen (geen twee) maar dat mocht niet van de dames aan de balie. Wat een onzin! Ik ging dus met tegenzin alleen op pad, mijn liefje bij de ingang achterlatend. De ogen van de opzichters priemden in mijn rug. Ik plukte verser-dan-verse aardbeien, kersen, kruisbessen aalbessen en pepperberries (?), als enige witte tussen een buslading Chinezen. Die smaken zal ik niet snel vergeten. Mijn liefje riep na het eten van een lokaal appeltje uit dat het de knapperigste en sappigste van haar leven was.

De oesters van Bruny Island zijn fantastisch, op menige plek verorberde ik ze met  Bernadette. Ik at gerechten met verse lokale Sint Jakobsschelpen en met inktvis. Yumm. Mijn liefje bestelde de lokale fish & chips in menig restaurant. Het ging niet om de patatten en het deegje werd vaak vakkundig terzijde geschoven. Alle restaurants ontvingen inmiddels hun Tripadvisor review. De beste vis werd wat haar betreft bereid in een keuken waar een Aziatische chef de scepter zwaait. Daar genoten we met Bernadette van haar laatste middagmaal. De oesters en tonijn sashimi zijn daar heerlijk. We gaan daar dan ook onze laatste lunch doen.

Bij supermarktketens Coles en Woolworth’s deden we doorgaans onze boodschappen. Ik blijf voorkeur hebben voor Coles, niet in de laatste plaats omdat het bedrijf de hoofdsponsor is van mijn all time favorite kookprogramma Masterchef Australië! Ik hoop dit jaar de 2016-serie op de Nederlandse televisie te kunnen volgen. In een van de vleesschappen van Coles trof ik twee producten aan van de Engelse tovernaar-chef Heston Blumenthal die hier sinds kort een eigen restaurant en productlijn heeft: ik spotte runderworstjes met pepperberries en varkensworstjes met speciale salie. We kochten ze niet, ze waren te groot voor onze monden. Op de camping aten we dagelijks een goedgevulde sla. Tijdens dit thuiskoken deed de superkwaliteit olijfolie die we als gasten kado kregen van Café Sydney goede dienst. Mijn liefje las overigens in de krant dat er schaarste gaat ontstaan aan avocado vanwege teveel regen in West-Australië. Tja, daar heeft men kennelijk momenteel geen last van bosbranden.

Het moge duidelijk zijn: we hadden het hier naar onze zin. Morgen pakken we onze reistassen en leveren we Vannie I in; ik zal haar missen. Met Jetstar vliegen we later op de dag naar Melbourne waar we enkele dagen van het mondaine stadse leven gaan genieten. Van een hotelkamer met luxe matrassen, een badkamer alleen voor ons tweetjes – zonder muntjesmachine, de stadstram en de metro, het museum, straatkunst en trendy restaurants.



zondag 24 januari 2016

Nowhere else on earth

We concluderen het tijdens elke overwinteringsreis: mijn liefje en ik zijn Meisjes van de Zee, Vrouwen van Altlantis. In de afgelopen dagen reden we weg van het rookgordijn dat inmiddels vanwege bosbranden ook in het midden van het eiland hangt. Op weg terug naar de kust namen we een nieuwe route die ons langs uitgestrekte landbouwgronden voerde. Onze blikken reikten weer ver, we zagen heuvelrug na heuvelrug opdoemen. We slaakten beiden een zucht van verlichting. Hoe mooi die Tasmaanse vergezichten ook zijn, wij kijken liever uit over een plas water. Liefst zo groot mogelijk!

We zijn weer aan de oostkust en maken dagelijks een wandeling langs verlaten stranden en nemen een duik in fris en kraakhelder oceaanwater. Voor mijn liefje kocht ik onlangs een stappenteller die al een tijdje op haar wensenlijstje stond. Het roze bandje dat ze nu om haar pols draagt, is van het merk Fitbit dus je begrijpt wat haar nieuwe bijnaam is voor het moment… Inderdaad, my (lovely) Fitbitch! Tevens downloade ik de app die erbij hoort. Sindsdien heb ik geen kind aan haar. Het aantal dagelijks te nemen stappen staat thans op 10.000 en op de eerste dag haalde ze dat aantal reeds met twee vingers in de neus. Verder houdt het apparaat bij hoe haar nachtrust verloopt en nog zo wat statistieken. Ze is er druk mee dus ik heb genoeg tijd om te bloggen.

En om langs het strand lopen! Op die momenten van intens geluk denk ik ironisch genoeg regelmatig aan de aanstaande heupoperatie… Dat is geen vreugdevolle gedachte voor een chicken als ikke maar het behandelplan wordt wel doorgezet. Als we in maart terug zijn op het Spaanse honk, zal ik op korte termijn een afspraak maken met de traumatoloog.

Tasmanië heeft een spectaculaire kustlijn en een bijzondere onderwaterwereld. 90% van wat zich daar bevindt, komt nergens anders in de wereld voor. Dat bijzondere mariene leven komt voort uit een unieke mengeling van warm water en water met subantarctische temperaturen en drie belangrijke zeestromen die hier samenkomen. De kustlijn van dit eiland is langer dan die van de zuidelijke staten New South Wales en Victoria tesamen, met meer dan 6.000 eilanden en rotsformaties voor de kust. Vreemd genoeg is slechts 1% van die kustwateren beschermd nationaal onderwaterpark.

De stranden liggen hier bezaaid met bezienswaardigheden. Mijn schelpenbuis begint aardig vol te raken met grote en kleine schelpen, aangespoelde sponzen, gedroogde strandspinifex en andere vondsten. Voor de geur voegde ik ettelijke takjes lavendel toe. Een van de interessantste vondsten zijn de kelpwortelpootjes (zo noem ik ze). Het zijn de aanhechtingen van kelpwortels die zo dik kunnen zijn als een volwassen mannenpols. Dit soort kelp behoort tot de macro-algen. In Tasmaanse wateren heb je gigantische kelpwouden die ook wel de regenwouden van de zee worden genoemd. Vanwege woeste zee spoelen regelmatig enorme gevaarten op het strand aan. Enkele weken geleden raapte ik de eerste vorm op die mij op een kunstzinnig idee bracht. Ik heb inmiddels een zak vol gedroogde exemplaren. Het is te hopen dat de douane van Sri Lanka geen streep door de rekening zet. Je kunt deze puur-natuurvoetjes bijvoorbeeld gebruiken als kaarsenhouder maar ik ga thuis ook proberen er sieraden van te maken, op mijn manier. Als aandenken aan deze rondreis of wellicht als kadootje.

Dit weekend las ik over de gebroken Basslink, de kabel die van het vasteland van Australië over de oceaanbodem naar Tasmanië loopt en het eiland van elektriciteit voorziet. Men betaalt er 92 miljoen Ozzie dollars per jaar voor. Kennelijk zit er al 90 dagen letterlijk een kink in de kabel. De burger heeft daarvan nog geen last maar met grote lokale producenten maakte de overheid afspraken over energieverbruik. De Minister van Energie van Tasmanië is van mening dat een tweede Basslink nodig is maar zo’n diepte-investering zou moeten worden gedaan en gedragen voor en door 500.000 inwoners dus dat besluit komt er niet zomaar doorheen. Een maand voordat de Basslink ermee ophield, ontving dit eiland bovendien éénderde van zijn energie uit Victoriaanse kolengenerators?! Schande. Kolen zijn de vervuilers bij uitstek van de wereld. En dat voor een eiland met zoveel alternativo’s als in Tasmanië?!

Honderd jaar geleden werd hier een hydro-energiecentrale aangelegd voor en door de helft van het huidige aantal bewoners. De lokale politici van toen waren hun tijd ver vooruit met deze ontwikkeling maar daarna zakte het innovatieve karakter van deze staat kennelijk in. Hydro-energie is met de huidige en toekomstige droogte echter geen oplossing op de lange termijn. Ik heb hier nauwelijks alternatieve vormen van energie-opwekking geconstateerd terwijl we door hectaren en hectaren aan heuvelachtig land reisden. Nergens op en rond het eiland zag ik windenergie terwijl ik tijdens elke excursie te horen kreeg dat er altijd wind blaast over het eiland, uit alle windrichtingen. Onze netjes gekamde haardos verwaait dagelijks tot coupe wanhoop.

Het vreemde is tevens dat subsidie op zonne-energie hier naar verluidt het laagst is van het gehele land. Tasmanië zou tevens aan energie uit golven kunnen denken maar ook kelp is een uiterst geschikt natuurlijk product om brandstof uit te verkrijgen. Dat ligt hier op alle stranden in bossen voor het oprapen maar daarover lees en zie ik niets. Innovation Nation… tja.


donderdag 21 januari 2016

All's Swell!

Ik val maar met de deur in huis: ik zwom in het mooiste water van mijn leven! De baai waarin het gebeurde, heet Binalong Bay. We deden de plek ook aan met Bernadette. Geen idee waarom we daar toen niet gingen zwemmen?! Waarschijnlijk omdat we op zoek waren naar de Bay of Fires, een klein stukje verderop gelegen. We stopten er en maakten bloedschone foto’s van het water en het strand maar zwemmen… ho maar!

Ik zwom niet eerder in zo’n mooie oceaan al deed het mij terugdenken aan een duik op het eiland Mauritius, op het Ile aux Cerfs. Daar ging ik snorkelen en terwijl ik mijn flippers en masker aandeed, zag ik op de zeebodem talloze levende kauri’s kruipen en een kleine haai voorbijkomen. Het water toen was net zo kristalhelder als het water van Binalong Bay (al was dat warmer) maar dit was lekkerder omdat er ook golven waren. Ik bleef ruim een uur in het water en had totaal geen last van kou, zoals ik dat wel had toen Bernadette en ik een duik namen op Bruny Island. Toen hingen de ijspegels bijna aan onze neuzen. Een aparte ervaring, te meer daar we op minder dan 2.500 kilometer afstand van Antarctica zijn! Nu was het heerlijk dobberen en duiken in de golven; geen moment had ik kippenvel. Iets om nooit te vergeten. Tassie is zo gek nog niet!  

Die Bay of Fires dreigde de tweede keer de Bay of Smoke te worden. Er zijn momenteel volop bosbranden op Tasmanië: tientallen in het noordwesten en enkele hardnekkige in het noorden van het eiland. Gisterenochtend en vanmorgen hing er een rookdeken over het land. In de krant van van gisteren stond dat het wel enkele dagen kan gaan duren. Ik hoop het niet. Voorlopig maken we de juiste keuzen: we hebben nog geen vuur van dichtbij gezien; dat wil ik ook te allen tijde vermijden.

Gisteren deden we lavendelboerderij Bridestowe aan in het noorden van het eiland. We raceten er met Bernadette langs maar mijn liefje en ik besloten naar de plaats terug te keren om de uitgestrektste lavendelvelden van het Zuidelijk Halfrond te gaan bezoeken. Zelf denk ik dat het de grootste producent van de wereld is maar dat kreeg ik niet bevestigd. We reden er met een rookdeken binnen maar ongeveer tien minuten later trok het wolkendek op en scheen de zon ons toe. Men was al bezig met het destilleren van lavendelolie dus vele knoppen waren reeds geoogst.

Het verhaal is dat een Engelsman in 1921 een lavendelzaadje meenam uit Zuid-Frankrijk en dat pootte in deze regio van Tasmanië. Dat pakte goed uit, de omstandigheden waren vergelijkbaar met die van de Provence. Dat ene zaadje groeide uit tot een lavendelveld van 140 hectare omvang. Rijen zo ver als je kunt kijken. De oogst was onderweg dus we zagen het niet op zijn allerblauwst. Fraai was het alleszins. Ik maakte een praatje met een van de mannen op de tractor. Hij vertelde dat dit het droogste seizoen sinds zijn aanstelling, vijf jaren, was. De knoppen van de lavendel waren van wisselende grootte. Als het een goed seizoen is, zijn alle lavendelkoppen (even) groot. We aten Tasmaanse zalmpaté met lavendel en een paars lavendelijsje voor de lunch. Aan het belendende tafeltje bleek de eigenaar met zijn zoon in gesprek te zijn met twee serieus kijkende Chinezen en hun vertaalster. Zij wisselden allerlei informatie uit en hadden het tenslotte over een Memorandum of Understanding en een aanstaand bezoek aan China. Vreemd dat dit zakelijke gesprek zo loud & clear werd gevoerd… Lavender Jane & Liefje reden door naar de camping van Bridport.

How was your grasshopper ravioli tonite? Dat vroeg onze buurman op diezelfde camping in het Noord-Oosten aan zijn vriend en diens familieleden, tijdens hun avondmaaltijd. Op deze camping hadden we de leukste staplaats tot nu toe. We ontmoetten er ook de leukste Ozzies en Tazzies tot nu toe. Gewoon wat je noem: gezellig. 

Op de weg ernaartoe werd Vannie I ingehaald door een snelrijdende spiksplinternieuwe Landrover met ditto uitklapcaravan, de Jayco Expanda. Grapsgewijs zei ik tegen mijn liefje dat zij misschien wel de laatste plek op de camping voor onze neus gingen wegkapen. And guess what? Het was bijna zo. De vrouw des huizes liep net voor onze neus de receptie in, op de hielen gevolgd door mijn liefje. Zij hadden de een na laatste plek, wij de aller-allerlaatste. De poorten van de langste camping van Australie, 1.3 kilometer lang langs meer baaien achtereen, sloten na onze aankomst. Pfffjoe. De man aan de receptie meldde ons dat we samen maar moesten bepalen hoe we de plek gingen delen. Zij reden voorop, wij reden het terrasvormige terrein op in hun kielzog. We stonden eersterangs, met zicht op een kleine baai waarin bij laag water veel leuks was te ontdekken voor een amateur-natuurvorser als ik. Er waren chitons in alle soorten en maten, het labyrint van de slak was mooi om te zien en de rode blobs die eruit zien als kersen bevreemdden nog het meest. Enkele uren later stond er twee meter water boven die vondsten. We sliepen heerlijk met het geruis van de branding in onze oren.

We begonnen inmiddels aan onze laatste week in Tasmanië. We staan momenteel op een camping aan de Macquarie-rivier, op steenworp afstand van werelderfgoed en het stadje Launceston dat we morgen gaan bezoeken. De wind steekt op, het wordt weer heiig, het is druk met blushelicopters in de lucht. Vanavond gerookte zalm voor diner. Volgende week vliegen we van Hobart naar Melbourne, een van mijn favoriete steden in Australië. Daar gaan we nog enkele dagen op gepaste wijze afscheid nemen van Down Under voordat we naar Sri Lanka doorreizen.


zaterdag 16 januari 2016

Tasmanian devils

We kwamen inmiddels aan op het Tasman Peninsula, het schiereiland in het zuiden van Tasmanië, vernoemd naar de eerste ontdekkingsreiziger uit Europa: de Groninger Abel Tasman die het land in 1642 bij toeval ontdekte. Hij noemde de plek Van Diemen's Land naar de toenmalige Nederlandse gouverneur van Oost-Indië. Niets verwijst hier naar Hollandse geschiedenis; des te meer van Britse.

We kampeerden in het caravanpark van Port Arthur, een mooie plek met veel wildlife en vogelgezang, waar we zonder directe buren op een heuveltje stonden. We reden binnen met een zonnetje en regen en gingen slapen met regenbuien en fikse windstoten. Ik met een shirt met lange mouwen en sokken aan, mijn liefje zelfs met  wollen muts op en handschoenen aan. Je had het moeten zien (ik maakte geen foto). In de avond zette ik enkele uren de verwarming aan, de nacht was echter ijskoud. Zelfs Bernadette zou met haar huispak aan, onder haar dekbed zijn gedoken. Het bleef haar bespaard. Gedurende haar vakantiemaand en onze reüniereis Down Under maakte zij slechts anderhalve regenachtige dag mee: een hele in Airlie Beach en een halve in Hobart. Lucky girl! Intussen landde ze veilig in het Vaderland.

Wij bezochten Port Arthur Historic Site, een plek die in 2010 UNESCO-werelderfgoed werd maar blij word je er niet van als je er rondloopt. Het sombere weer was geheel in overeenstemming met het schuldige landschap. Port Arthur, opgezet in 1830, diende aanvankelijk als houtverwerkinglokatie maar door de onherbergzame en geïsoleerde ligging zag men weldra de mogelijkheden van een strenge strafkolonie in. Er waren drie van dergelijke oorden in Australië: Port Arthur in Tasmanië, Sydney Cove en Macquarie Island (gelegen voor de oostkust). In 1833 was de plek klaar voor de nieuwe functie. De personen die in het uiterst strenge Port Arthur terechtkwamen, waren Britse veroordeelden die recidivist werden nadat ze vanuit het moederland naar Australië waren verbannen.

We gingen vroeg op pad omdat ook Vannie I een grotere parkeerplaats nodig heeft. Men is er overduidelijk klaar voor grote groepen bezoekers, de toegang en informatieverschaffing is heel goed georganiseerd. Dat geldt niet voor de uitgifte van een kopje koffie maar daaraan raken we in de loop van deze rondreis gewend. Hoe kunnen twee eenvoudige cappuccino’s nu bijna een kwartier in beslag nemen? Tja. Het te bezoeken terrein is zeer groot, er zijn veel gidsen (in de prijs inbegrepen) die je over de afschuwelijke feiten van deze strafkolonie vertellen. Iedere bezoeker krijgt tevens een kaartje met nummer uitgereikt. Het bleek te corresponderen met een specifieke veroordeelde uit die tijd.

Mijn man heette William White hetgeen toevallig is want mijn bijnaam als kind in de familie was ‘Witte’ vanwege mijn hoogblonde haartjes. Willem was 24 jaar en kwam uit Leicester toen hij in Engeland werd veroordeeld. Hij kreeg levenslange verbanning naar Australië vanwege zakkenrollen. Hij kwam vervolgens in Port Arthur terecht omdat hij een poging deed om van bil te gaan met John Norris, een medegevangene. Sodomie, dus. Ik vond het wel opmerkelijk dat mijn kaartje correspondeerde met zijn levensverhaal.  
Gids Rod, met een doorleefde boeventronie, vroeg wie van overzee kwam. Wij tweeën staken onze vingers op, net als twee stellen uit het Verenigd Koninkrijk. De rest van de bezoekers kwam kennelijk uit Australië, zelfs menigeen van Tasmanië. Bernadette en wij zeiden het eerder tegen elkaar: nog nooit zagen we zoveel fysiek lelijke mensen op een kluitje. The horrible rock in the South bracht niet per se mooie mensen voort, was en is onze conclusie. De meerderheid van de Australiërs is afstammeling van Britse veroordeelden. Daarom knauwen ze en spreken ze plat, denken wij. We vermoeden dat dit op eiland Tasmanië nog sterker is dan in andere delen van het Australische vasteland. Zelf heb ik het idee dat de afstamming van Britse veroordeelden vroeger door vele als een schandvlek werd ervaren. Inmiddels lijken Australiërs eerder trots te zijn op hun wortels en hun geschiedenis. Dat zou ook het grote aantal inheemse bezoekers aan een plaats als dit verklaren.

Er vonden in Port Arthur duivelspraktijken plaats wat mij betreft, al zal geen 19de eeuwse Brit dat met mij eens zijn. Mensen moesten gemiddeld tien tot twaalf uur per dag zware arbeid verrichten. De zwaarst gestraften werden geketend, met dikke boomstammen achter zich aan slepend. Bij het minste of geringste werden ze gegeseld en langdurig op water en brood gezet. De Engelse bedenker van dit concept, Jeremy Bentham, was van mening dat Port Arthur ‘a machine for grinding rogues into honest men’ was. Alles draaide om discipline en straf. In 1840 gaf de strafkolonie onderdak aan 2.000 veroordeelden. In 1877 sloot het strafkamp definitief zijn deuren. Op de begraafplaats van het aanpalende Isle of the Dead liggen 1.100 overleden gestraften en bewakers. Port Arthur bevatte tevens het eerste strafkamp van het Britse rijk voor jongens tot 17 jaar. Het was dit gegeven dat deze spookachtige plek tot werelderfgoed maakte.

De Tasmaanse duiveltjes die wij de dag ervoor in levende lijve zagen, zijn nachtelijke  roof- en buideldieren met een of meer witte strepen op het lijf. Het is een vleeseter die zich vooral voedt met wallabies en possums in nood. Het liefogende maar woeste diertje wordt door uitsterving bedreigd maar er zijn plaatsen in deze staat waar men het terugzette in de natuur, met wisselend sukses. Op weg naar Port Arthur reden we langs zo’n gebied met de nodige waarschuwingsborden aan de kant van de weg. De dieren lijden aan ernstige vormen van gezichtstumor. Voordat mijn liefje en ik aan deze rondreis begonnen, las ik in een internationaal tijdschrift dat een tweede, ongeneeslijke tumorsoort het voortbestaan van de Tasmaanse duivel bedreigt. Kasian.

We bezochten de Unzoo in de zuidelijke contreien waar veel wildlife van Tasmanië vrij en gezond rondloopt op een groot terrein. De naam van deze plek is een aanklacht tegen dierentuinen in het algemeen waar dieren in kleine hokken en achter stevige hekken zitten. Hier liepen we frank en vrij rond tussen de verschillende soorten grote en kleine wallabies en kangaroes, pademelons, Tasmaanse ganzen, diverse soorten potoroos, met kookaburra’s, wilde roofvogels en cacketoos in de omringende bomen. Achter één hek troffen we de diersoort homo sapiens aan. Dit is en blijft Tasmanië, een plek voor alternatievo’s die we hier continu tegenkomen. Vandaag zei ik nog tegen mijn liefje dat ik mij af en toe terug in de tijd waan... De kapsels en kleding die hier het straatbeeld kleuren droeg ik in de jaren '80! Wij kwamen echter voor het Tasmaanse duiveltje dat we in een engelachtige- en duivelse gedaante aanschouwden. Boeiend.

Momenteel staan we op een camping in Whitebeach, op steenworp afstand van Port Arthur. Het is een ruime, zonnige, aangename grasplek aan een hagelwit strand. We hebben twee Zuid-Afrikaanse gezinnen achter ons en twee Tasmaanse pottenkindjes in een trekkersbusje, met pofbroeken en veelkleurig haar naast ons. Er is zelfs wifi en de temperatuur is weer zoals gewenst.Foto's bij dit blog plaatsen, is echter teveel gevraagd. Jammer.


donderdag 14 januari 2016

Lost Spirit

Gisteren verloren we Bernadette… Haar maand vakantie zit er bijna op. Time flies when you’re having fun. En dat hadden we. Zij was een goed en gezellig reismaatje. Ze is inmiddels terug op het Australische vasteland; vandaag bezoekt ze Sydney nog eenmaal voordat ze naar Nederland terugvliegt. Inmiddels ben ik ruim 900 foto’s verder. Mijn liefje en ik verruilden Winnie II voor Vannie I, een kleinere kampeerwagen. Ons eerste nachtje in een omgebouwd tweepersoonsbed zit erop; we overleefden het al kregen we bezoek van muggen. Gisteren was het 35 graden Celsius rondom Hobart, vandaag is het 17 graden. Bernadette meldde vanmorgen dat het vandaag 36 graden wordt in Sydney. Het schommelt dus nogal qua weersgesteldheid.

Bernadette’s laatste dagen in Tasmanië brachten we zeer afwisselend door: we maakten een bootcruise langs het zuidereiland van Bruny Island waar we, goed ingepakt tegen de koude wind die over de Zuidelijke Oceaan blies, heel veel dieren en een dramatische kustlijn zagen. Het enige diertje dat ontbrak, was de kleinste pinguïn maar daarover lieten we geen traan. (Die was namelijk al uit de ooghoek geblazen!) Af en toe kwamen hoge golven aangerold maar ook dat deerde ons niet: op advies van de bemanning namen we alledrie twee gemberpilletjes tegen mogelijke zeeziekte. We stapten vrolijk van boord.

Gisteravond appte Bernadette ons vanuit de hotelbar waar ze ons gemis weg dronk met enkele glazen Australische rode wijn dat een van de ferries vanuit Melbourne op weg naar Hobart, door extreme wind iets in de haven had geramd, met passagiers aan boord. Vanmorgen las ik in de plaatselijke krant Mercury dat de Spirit of Tasmania in de haven van Melbourne was losgeschoten met de laadklep open (!) en dat alle passagiers gisteravond rond 8 uur van boord konden. Het grote schip kwam tot op 80 meter van het strand en wird daar als de wiedeweerga terug naar open zee gesleept omdat men vreesde dat het anders aan de grond zou raken. Het liep goed af maar het kan dus flink spoken in dit deel van de wereld. Dat zagen we tevens toen de Sydney-Hobart zeilrace plaatsvond!

De laatste volle dag brachten we door in Hobart, de kleine hoofdstad van deze staat die we eerst met de Hop On-Hop Off-bus verkenden. Afgezien van menig fraai art décogebouw, koloniale structuren en MONA, het Museum of Old and New Art, heeft het niet veel hoogtepunten. Wel vind je kekke restaurants in het centrum. We lunchten bij Frank, met uitzicht op de haven van Hobart. 

Het museum is echter zeer de moeite van een bezoek waard. Op dat moment was een expositie van Gilbert & George te zien van wie wij voor het laatst in Tate Modern in Londen ten tijde van ons verblijf aldaar, een overzichtstentoonstelling zagen. Ook hun latere werk is zeer politiek van aard, met werken waarin het Verenigd Koninkrijk in 2013 reeds een Islamic State wordt genoemd. We zeggen er tevens werk van een andere oude bekende James Turrell. Hij bouwde vele jaren geleden een kunstinstallatie in de duinen van Kijkduin. Vanuit ons toenmalige huis hadden we er uitzicht op.

Wij zitten nu in een ouderwetse koffieshop waar het binnen lekker warm is en waar wifi razensnel is, het snelst tot nu toe. We gaan zo op weg naar Port Arthur, een van de plekken op dit eiland met een tranentrekkende geschiedenis van de eerste Engelse veroordeeldenkolonie Down Under. Bovendien schoot een gestoorde (witte) persoon hier in 1996 op ANZAC Day 35 toeristen dood. We hopen het bezoek te kunnen navertellen.



woensdag 13 januari 2016

Ozzie campinglife - revisited

Al bloggend loop ik hopeloos achter op de ervaringen alhier. Er is zoveel om te vertellen maar er is zo weinig gelegenheid tot internetten. Tja. Mijn liefje en ik kamperen weer in Australië sinds twee jaar. Destijds waren we in WA. Onze eerste kampeerervaring Down Under was in 2006 dus in dat opzicht vieren we een lustrum. Wat mij nu opvalt, is dat we toen overal Australische schoonmakers zagen op de camping. Ze waren volop onderdeel van de ervaring, met een praatje en een lach. Nu lijkt dat onbestaanbaar. Op de campings die we thans in Tasmanië aandoen, zie ik Spaanssprekenden, Oost-Europees personeel en veel Aziaten die uitsluitend hun schoonmaakwerk lijken te doen…

De badkamers van nu vind ik minder schoon dan voorheen. Ligt dat aan de schoonmakers? Of hoort dit bij het alternatieve karakter van Tasmanië? Ik zal het antwoord niet krijgen. We haalden Bernadette over om op pad te gaan met een motor home met het verhaal dat je op Australische campings letterlijk van de grond kunt eten. Tijdens de voorbereidingen op deze reis vonden we de hotels en motels bovendien niet bijzonder. Bernadette is een ervaren wereldreizigster, zij is de einige van ons drieën die maanden achtereen kampeerde in Afrika! Als we hier nu van de grond zouden eten, zouden we het hoogstwaarschijnlijk niet overleven. Dat heet misleiding, met hoofdletter M. Vanzelfsprekend heeft properheid ook te maken met de handelswijze van mensen die van de faciliteiten gebruikmaken. Misschien zijn normen en waarden van campinggasten in de loop van de jaren eveneens achteruit gegaan? Of zijn de Tassies dit zo gewend? Ze komen alternatief en tamelijk rough around the edges over.

Afgelopen weekend was het weer tijd voor een aantal reishoogtepunten. Op zaterdagochtend reden we naar Wineglass Bay om wederom UNESCO-werelderfgoed aan den lijve te ondervinden. De wereldberoemde baai heet zo omdat het de vorm van een wijnglas heeft. Het leven kan soms zo simpel zijn. We reden vroeg het nationale park in en vonden een goede parkeerplaats. Winnie II is dermate groot dat ze niet overal past. Inmiddels werd ik behoorlijk bedreven in achteruit rijden, draaien, keren op een drukke weg en nog zo wat manoeuvres. De eerste wallabie wachtte ons op het parkeerterrein op; het zijn op deze toeristische plek tamelijk tamme dieren die je zelfs kunt aaien. De dagpas voor het park ($24 per kampeerwagen) legden we goed zichtbaar achter de voorruit.

Zoals te doen gebruikelijk ging de superfitte Bernadette de lange wandeling naar het uitkijkpunt en het strand van Wineglass Bay ondernemen. De wandeling naar het eerste stop neemt ongeveer een uur in beslag. Het tweede traject nam op de heenweg 30 minuten in beslag maar de terugkeer duurde ruim een uur omdat er moest worden geklauterd. Met twee flesjes water, een banaan en haar Crocs-slippers aan (!) ging ze er als een hazewindhond vandoor. Mijn liefje en ik kozen een kortere en minder uitdagende route: naar de Lookout en terug naar het parkeerterrein.

Gutteguttegut, dat was mij een wandeling. Volgens de Lonely Planet-gids en een lokale brochure is het een gematigd traject maar bij de start van de beklimming stond dat mensen met een mobiliteitsprobleem wellicht niet moesten gaan... Ik ging toch met mijn sneue heup, in mijn eigen tempo. Een reislustige Hollandse wil wat zien van de wereld! We vertrokken aanvankelijk op sandalen, na tien minuten op de route besloten we de wandelschoenen aan te trekken. De nieuwe Sketchers lenen zich er uitermate goed voor. Op het eerste bospad kwam een wallabie ons tegemoet gehipt. Het traject is fraai aangelegd en goed begaanbaar. Er zijn hellingen van 10 to 15% stijging. Hoe dan ook, wij deden het. Eenmaal op het platform boven de baai voelde dat goed; het uitzicht over de wereldberoemde baai was fantastisch. Snelle Bernadette kwam reeds anderhalf uur na ons terug. De camping aan Coles Bay, er tegenover gelegen, was goed bezet en gezellig; wij hadden zelfs een staplaats met zeezicht. Ik lag vroeg in mijn bed, de heup protesteerde hevig.

Op zondag reed ik ons kwiek en monter over smalle slingerwegen naar Bruny Island, voor de kust van Hobart. We vertrokken om acht uur van de camping, zaten om half tien aan de apfelstrudel voor mijn reismaatjes en een wagon wheel voor muzelluf (een soort zwartemensenzoen met een randje lokale jam en een crumblebodem). Mmmmmm. Daar konden we even op door. Bij de ferry naar het eiland hadden we geen extra wachttijd. Winnie was de allergrootste op het dek.

We zitten nu op een rustige camping ter herinnering aan kapitein James Cook. Over hem hoeven we niet uit te wijden: de man maakte zich onsterfelijk in deze contreien. We staan aan de oceaan, aan de oostkust van het zuidereiland. De camping ligt aan Adventure Bay waarin Bernadette en ik reeds zwommen. Het voelde als een duik in Antarctisch water. Het geruis van de branding deed ons slapen als roosjes. Er is geen wifi, we zitten aan de verkeerde kant ten opzichte van hub Hobart. Verkeerde kant? Alle kanten lijken verkeerd!


vrijdag 8 januari 2016

Niet mijn Tassie?

In de afgelopen dagen boften we enorm met wat we zagen en met de weersomstandigheden al weet ik nog steeds niet wat ik van Tasmanië en zijn inwoners moet vinden. Campings zijn van een beduidend mindere standaard dan wij in Australië zijn gewend en moeten met een loupe worden gezocht. Eilanders komen regelmatig brommerig en onaardig over. Het eiland lijkt de eigen (wereld)vreemdheid te koesteren. Er is nauwelijks wifi en op plekken waar je dat wel vindt, kun je nauwelijks met foto’s werken. Alledrie hebben we gemengde gevoelens: de natuur is bij tijd en wijle wonderschoon en intrigerend maar daar tegenover staat een ongezelligheid en jarennulheid die verbijstert. Begrijp mij niet verkeerd: we eten, drinken, slapen lekker en hebben het samen goed naar onze zin. Ook weet ik dat de weergoden ons gunstig gezind zijn. Er is niets triester dan een spetterend natuurlijk kleurenpalet zien in regen of zonder zonneschijn. Dit weekend wordt het 31 graden Celsius in onze omgeving; op slechts 2.500 kilometer van Antarctica is dat opmerkelijk.

Maar first things first: het werd een beestenboel hier! In juni 2015 schreef ik over een zeepaardje dat ik zag op de Galapagoseilanden. Het was een klein, geel exemplaar dat net onder het wateroppervlakte zat maar dat ik niet goed kon zien; de foto die ik op goed geluk onder water maakte, mislukte jammerlijk. Destijds blogde ik over de nieuwe kans die ik zou krijgen in het noorden van Tasmanië. Daar waren we begin van deze week.

We bezochten Seahorse World, een gebouw op palen voor de kust van Beauty Point. Men kweekt daar verschillende soorten zeepaardjes en zeedraakjes (een verwante diersoort) en wij gingen er op excursie. Het zeepaardje is een bedreigde diersoort maar hier zijn ze succesvol met hun kweekprogramma. Het zeepaardje is de laatste diersoort ter wereld waarbij het mannetje wordt bezwangerd. Het vrouwtje geeft eenmalig haar eitjes af waarna de jonge vader de kleintjes in zijn buidel voedt. Gemiddeld worden circa 100 baby‘s per worp geboren maar in het centrum was ooit een mannetje dat 1.000 borelingen in een keer voortbracht.

Tijdens de rondleiding zag ik het oudste en grootste zeepaardje (een vrouwtje van tien jaar oud) van het programma, zag ik mannetjes in tanks met hun opgeblazen buidel om indruk te maken op de vrouwtjes. Eenmaal kort was er een stelletje dat samen een verleidingsdans uitvoerde. De pasgeboren babies die in een van de tanks ronddobberden, waren zo klein als een speldenknop. Zeepaardjes kunnen van kleur veranderen, sommigen snel, anderen langzaam. Ze waren er in alle kleuren van de regenboog. Met een paardje leek ik oogcontact te hebben: het keek mij recht aan vanachter de perspex wand. Fotograferen bleek veel moeilijker dan gedacht. Ik schoot veel foto’s maar veel waren bewogen. Het zien van deze kwetsbare, bijzondere diertjes bewoog mij… Zelfs Bernadette en mijn liefje werden door hen gegrepen.

Na het bezoek aan Seaworld bezochten we Platypus House op dezelfde pier, waar we niet alleen het vogelbekdier konden aanschouwen maar waar ook echidna’s zijn te zien. Het vogelbekdier komt in Tasmanië nog steeds in het wild voor maar het is niet eenvoudig hem te zien; het lukte geen van ons eerder. We besloten dan ook naar de dieren te kijken in een semi-natuurlijke omgeving in Beauty Point. Vogelbekdieren zijn bewegelijke water- en landdieren. Hun uiterlijk is een vreemd samenraapsel: de bek is van een eend, de poten hebben scherpe nagels en zwemvliezen, de staart is van een otter, de huid is wollig.

Echidna’s lijken op egels maar ze zijn het niet; ze zijn familie van het vogelbekdier. Beide diersoorten komen uitsluitend in Australië voor. In de loop van onze huidige rondreis zag ik enkele echidna’s aan de kant van de weg schuifelen. Eenmaal zette ik Winnie II aan de kant en liep in de richting van het stekeldier. Zien doen ze niet goed maar hun gehoor is uitstekend dus het stopte accuut met schuifelen, rolde zich op en verstopte zich deels onder een losliggende boomstam. Ik kon alleen de vacht met grote stekels plus een pootje zien. In het centrum zag ik dat hun achterpootjes naar achteren staan. Met dat atypische onderstel kunnen ze 10 kilometer per dag afleggen! Ze hebben een schattig snoetje en een lange dunne tong die we van heel dichtbij konden bezichtigen.

Gisteren reden we in een dag (met enkele tussenstops, onder andere om lokaal geproduceerde cheddarkaas te proeven) naar de Bay of Fires, de baai die door lokale toeristen en internationale reisorganisaties wordt geprezen als een van de mooiste stranden ter wereld. De baai kreeg zijn naam door de oranje rotsen, in combinatie met witte poedersuikerstranden en groen-blauwig oceaanwater. De zon scheen toen we bij buurtstrand Binalong Bay aankwamen; er werd volop gezwommen. Aan een verliefd puberstel vroegen wij de weg naar BOF. De zon bleef schijnen tot we van de magische plek wegreden. Boffen!

We staan momenteel op een caravanpark annex take away in het buzzling dorp van Bicheno. De take away betreft lokale fish & chips; als de wind fout staat, eten we gratis mee. De mevrouw van de receptie was wel aardig en behulpzaam. De wasvrouw wachtte geduldig op haar beurt bij de machines. Het sanitaire blok is in toepasselijke kleuren geschilderd maar daaraan heb je 's avonds niets. Ik sla een dagje over, morgen is een nieuwe dag op een betere plek. De camping van onze voorkeur was vol, zelfs al om half twaalf 's ochtends. Tja. Het is slechts voor één nachtje. Mijn liefje is bijna up to date met haar Tripadvisor reviews; die zijn eerlijk maar netjes. Vanavond gaan we dineren bij het beste Italiaanse restaurant van het dorp, aldus Lonely Planet. Er was nog één buitentafeltje vrij met uitzicht op het dorpskruispunt. Ze hebben er gratis wifi, van de gemeente. Joehoe!



dinsdag 5 januari 2016

On the road met Winnie II

Het duurde even maar ik kan weer bloggen. De overgang van Queensland en Sydney naar Tasmanië kon niet groter zijn: van een appartement van 158m2 en tenminste 30 graden Celsius gingen we naar een kampeerwagen van 6 x 2 meter en 20 graden Celsius. Ook deze keer bleken we een Winnebago te huren; we doopten haar Winnie II (met de eerste reden we in 2014 in West Australië rond). Het is een ruime wagen: Bernadette heeft een permanent tweepersoonsbed achterin, mijn liefje’s bed in het midden van de auto bouw ik ’s avonds om als we de zithoek niet meer gebruiken en zelf lig ik, trucker, in een permanent tweepersoonsbed recht boven de cockpit. Het leven op dit kleine woonoppervlak verloopt harmonieus.

Tasmanië doet mij sterk denken aan Nieuw-Zeeland maar ook aan Engeland van 60 jaar geleden. (Wellicht zijn dat synoniemen?) Hier draait het vooral om natuur maar die is minder ruig en afwisselend dan in Nieuw-Zeeland. Er zijn wel even zoveel schapen te tellen. Tot nu toe zijn we nog niet omvergeblazen door de vriendelijkheid van de plaatselijke bevolking of, zoals Bernadette het verwoordde: ‘ik dacht dat Tasmanian Devils dieren zijn… maar het zijn mensen!’

Op de eerste dag stonden we op een camping op Seven Miles Beach, niet ver van hoofdstad Hobart. Mijn liefje probeerde daar maandenlang een plek te reserveren. Ik weet niet hoeveel mails ze verstuurde, zonder ooit antwoord te krijgen. Ook ik stuurde een mail aan de familie die de camping runt. Eveneens tevergeefs. (Tenminste, dat dacht ik.) We vroegen aan de man van het camperverhuurbedrijf of hij voor ons wilde bellen. Het lukte hem in één minuut een plek te reserveren. We togen dus naar het betreffende park en namen plek 31 in, recht tegenover de dumpplaats voor de chemische toiletten. Tja. Toen we ’s avonds terugkeerden van een winderige strandwandeling hing er een envelop met mijn familienaam op de inmiddels gesloten receptiedeur. Dat kon geen toeval zijn, die Nederlandse naam moest bij mij horen! Ik opende de envelop en het bleek inderdaad de bevestiging van een reserveringsverzoek van enkele maanden geleden te zijn. Voor staanplaats 35. We namen niet de moeite om te verhuizen.

De dag erna reisden we naar een van de hoger gelegen Nationale Parken in het midden van het eiland, direct gelegen aan het Lake St. Claire op ruim 700 meter hoogte en in de omgeving van Cradle Mountain, beiden UNESCO-werelderfgoed. We zagen helaas veel dode dieren op de route ernaartoe. Het was wachten op de eerste levende wallabie, een kleine kangoeroesoort; die hipten vanmorgen fris en fruitig over de velden. In de afgelopen dagen kiekte ik enkele mooie gevederde vriendjes. 
We zaten op de berg tot vroeg in de avond in het zonnetje, daarna zakte de temperatuur drastisch. Ik denk dat het ’s nachts 5 graden Celsius werd. Mijn neus die boven het dekbed uitkwam, was steenkoud; mijn tenen die voor het open schuifraampje lagen, voelden als ijsblokjes. We sliepen echter als prinsesjes! De dag erop maakte Bernadette een wandeling van circa 4 uur langs het meer, deels door een tropisch regenwoud. Wij volgden bijna twee uur een Aboriginal Trail door een zeer fotogeniek bos.

Het huidige Tasmanië heette oorspronkelijk Van Diemen’s Land, naar de Hollandse kapitein die het eiland als eerste op de wereldkaart zette. Maanden geleden las ik ter voorbereiding het dikke boek 'The Fatal Shore', van auteur Robert Hughes over het ontstaan van wit Australië. Daarin wordt Tasmanië the horrible rock in the south genoemd. Alhoewel er veel Dutch colonial heritage is te vinden, waren het de Britten die het eiland in de 18de eeuw inrichtten als strafkolonie voor zwaarstgestraften uit het Moederland en voor degenen die, eenmaal in de strafkolonie, een nieuwe misdaad begingen. Op die plekken ging het er niet bepaald zachtzinnig aan toe. Ook waren er vele schermutselingen tussen de kolonisten en de eerste bewoners van Australië, de Aborigines, die daar tenminste 35.000 jaar vóór de witten met hun kano’s naartoe kwamen. De inheemse bevolking trok aan het kortste strootje: op Van Diemen’s Land werden ze compleet uitgeroeid.

Inmiddels zijn we terug aan de kust, op een camping in de noordelijke plaats Beauty Point (voorbij Devonport). Wij zijn hier om zeepaardjes met eigen ogen te zien en wellicht ook de platypus, het vreemdogende vogelbekdier dat alleen in Australië voorkomt maar zeldzaam en heel schuw is. We blijven de komende week aan de oostkust totdat Bernadette op het vliegtuig stapt. We hebben nog een paar bijzondere baaien te gaan: Bay of Fires en Wineglass Bay. Bovendien gaan we met Winnie op de ferry naar Bruny Island. We zitten nu onder Winnie’s luifel, met een glaasje Tasmaanse wijn, een Tasmaans kaasje (dit is dairy country) en onbespoten lokale kersen zo groot als lodders. Plus wifi. Joehoe! We boekten nog een nachtje bij.


vrijdag 1 januari 2016

Golden Girl

Voor mij, aan de andere kant van de aardbol, brak 2 januari reeds aan. Dat is de sterfdag van mijn vriendin Nelly die in 2009 overleed aan de gevolgen van ongeneeslijke longkanker. Sindsdien neem ik mij voor jaarlijks stil te staan bij haar overlijden en bij haar geboortedag, opdat zij niet wordt vergeten. Nelly werd 48 jaar.

Harriet Beecher Stowe zei “the bitterest tears shed over graves are for words left unsaid and for deeds left undone”. Ik was aan de andere kant van de aardbol op het moment van haar overlijden maar in de daaraan voorafgaande maanden waren we dichtbij. We zeiden wat we wilden zeggen, ieder op eigen wijze.

Ik mis the golden girl nog elke dag.


Fear no More

Fear no more the heat of the sun;
Nor the furious winter's rages,
Thou thy worldly task hast done,
Home art gone, and taken thy wages;
Golden lads and girls all must,
As chimney sweepers come to dust.

Fear no more the frown of the great,
Thou art past the tyrant's stroke:
Care no more to clothe and eat;
To thee the reed is as the oak:
The sceptre, learning, physic, must
All follow this, and come to dust.

Fear no more the lightning-flash,
Nor the all-dread thunder-stone;
Fear not slander, censure rash;
Thou hast finished joy and moan;
All lovers young, all lovers must
Consign to thee, and come to dust.

No exorciser harm thee!
Nor no witchcraft charm thee!
Ghost unlaid forbear thee!
Nothing ill come near thee!
Quiet consummation have;
And renowned be thy grave!

William Shakespeare (1564-1616)