Translate

donderdag 16 mei 2019

Dag van de biografen

Dat is het vandaag. Af en toe volg ik een kalender met opmerkelijke en soms bizarre feestdagen. De meeste laat ik langs mij heen gaan, soms sta ik erbij stil als het mij interesseert. Dit is wel zo’n thema. De regelmatige lezer weet dat ik een boekenwurm en literaire veelvraat ben. Ik heb altijd interesse in biografieën gehad, ze maken vast onderdeel van mijn bibliotheek uit. De (auto)biografie is een klassieke kunstvorm die ondanks het grote aantal dat jaarlijks verschijnt, in mijn ogen nog steeds onvoldoende aandacht krijgt.
De eerste werken van dit genre zouden vanuit historisch perspectief zijn geschreven. De eerste biografie zou in het jaar 44 voor Christus zijn geschreven door Cornelius Nepos. Hij schreef over beroemde Romeinse en Griekse generaals. Het genre deed er lang over om tot literatuur te worden verheven.

Maar de ene biografie is de andere niet. Dat geldt eveneens voor de biograaf. Over de biografieën van Marcel Haenen en Bart van Es blogde ik vorig jaar waarderend. Nederlandse biografieën over Gijp en Kieft kunnen mij niet bekoren omdat de hoofdpersonen om wie de werken draaien, mij niet interesseren. Wel heb ik respect voor hun biograaf. Michel van Egmond won al driemaal de publieksprijs.

Daarentegen genoot ik van alle biografieën die Annejet van der Zijl schreef. Tevens sleepte ik de biografie van Marguerite Duras (Laure Adler) en de autobiografie van Simone Signoret ‘Adieu, Volodia’ vele jaren mee van hot naar her. De biografie van Virginia Wolf van Hermione Lee maakte diepe indruk op mij rond mijn twintigste. Die van Andrew Morton over zangeres Madonna ietsje later. De autobiografie van Elula Perrin (1929), een Franse-Vietnamese lesbienne die met haar vriendin de eerste nachtclub voor vrouwen in Parijs opende, getiteld ‘Women prefer women’, las ik met rode konen omdat ik er met mijn toenmalige Parijse vriendin soms uitging. Als feministe las ik alle autobiografieën van de Française Simone de Beauvoir. De eerste schreef ze in mijn geboortejaar.

‘De lange weg naar de vrijheid’ van Nelson Mandela las ik weer later. Dat werk blijft onvergetelijk, net als de man zelf. Dat geldt evenzeer voor de autobiografische werken over de Holocaust van Elie Wiesel en Primo Levi. Onder andere aan de hand van hun werk studeerde ik aan de VU af als literatuurwetenschapper. De biografie van Steve Jobs (Walter Isaacson) en de autobiografieën van Richard Branson waren ook de moeite waard, al heb ik niet veel op met adviesboeken van succesvolle ondernemers. In de loop van de jaren las ik ontelbaar veel (auto)biografisch werk maar dit zijn de werken en biografen die mij direct te binnen schoten. Eind vorig jaar las ik het boek van Michelle Obama ‘Becoming’ met veel plezier. Dat zou weleens de bestgelezen autobiografie aller tijden kunnen worden.

Foto: RV
Gisteravond las ik weer eens een biografie uit maar dit was er een van een ietwat andere orde. Het boek is getiteld ‘Op zoek naar de vijand – Het verhaal van een terrorist die een vriend wilde zijn’, geschreven door de Nederlandse journaliste Bette Dam (39). Mijn leesvriend Ben bracht het mee. Dam, van oorsprong politicologe, woonde van 2008 tot 2014 in Afghanistan en verstaat Pasjtoen. Aanvankelijk was ze correspondent van NRC Handelsblad, later freelance-journaliste. Daar ging ze op zoek naar het verhaal over de mysterieuze talibanleider mullah Omar. Vijf jaar werkte ze aan dit boek. Ze sprak met circa 100 personen, 80 noemt ze bij naam en toenaam. Buren, familieleden, medestrijders, huidige Talibanleiders, oud-president van Afghanistan Hamid Karzai en andere buitenlandse hoogwaardigheidsbekleders, de zoon van Osama bin Laden en de baas van de Afghaanse geheime dienst.
In eerste instantie was ze een zogenaamde embeddedjournalist in Afghanistan, onder de hoede van legereenheden ter plekke. Daar hoorde ze, haars inziens, een te eenzijdig verhaal. Dat wilde ze dan ook checken bij ‘de tegenpartij’. In haar boek schetst ze een ander, genuanceerder beeld van deze vijand dan tot dusver bekend was. 

De auteur schetst mullah Omar niet als een terrorist maar als een laag opgeleide, ongeletterde voorganger van een kleine moskee in een onbeduidend dorp, aanhanger van het soefisme. Hij wilde niet op de voorgrond treden, werd tegen zijn will gekozen tot aanvoerder van de Taliban. (‘Talib’ betekent Koranstudent in Pasjtoen, een van de Afghaanse talen.) Zelfs toen de Taliban in 1996 Kabul veroverde, bleef hij leiding geven vanuit een soort bezemhok onder de trap in het gouverneursgebouw van Kandahar. Geen wreedheid in Afghanistan laat Dam onbesproken. Jongetjes als seksslaven gebruiken, barbarie tegen vrouwen: het boek stelt het allemaal aan de orde.

Mullah Omar wilde de orde herstellen in Afghanistan, na jaren van bloedige gevechten tegen een vreemde mogendheid (de Sovjetunie) en tijdens de burgeroorlog van rivaliserende krijgsheren die daarop volgde. Het was complete chaos. Deze gelovige mullah kende maar één leidraad: de zuivere islam. Tribale praktijken werden door hem per decreet verboden, roven en stelen van cultureel erfgoed kwam tot een einde. Zijn islamitische staat beperkte zich tot Afghanistan, zijn regime wilde goede relaties onderhouden met andere landen.

Lang wachtte de Taliban op internationale erkenning. Die kwam niet, mede door schendingen van mensenrechten en de onderdrukking van vrouwen. Mullah Omar was inderdaad niet tegen het opleggen van harde lijstraffen zoals stokslagen, amputatie of zelfs steniging. Zijn ergernis over het optreden van de religieuze politie betrof vooral het gebrek aan bewijs en de willekeur waarmee straffen werden uitgedeeld. Als iemands schuld na een zorgvuldige rechtsgang vaststond, kon de sharia wat hem betreft haar beloop krijgen.

Dam vertelt hoe de Taliban, die zich nooit schuldig maakte aan enige vorm van terrorisme buiten de landsgrenzen, door de Verenigde Staten en de Verenigde Naties langzaam maar zeker in een steeds kwader daglicht wordt gesteld. (De Amerikanen en de Taliban werden bondgenoten toen de Russen het land binnenvielen.) Dam bestrijdt echter al jaren dat er een innige band bestond tussen de Taliban en Al Qaida en tussen Osama bin Laden en mullah Omar. Een standpunt dat haar door velen niet in dank wordt afgenomen. Zij onderzocht het minutieus: de Taliban was Bin Laden niet goed gezind. De Talibantop zag deze onwelkome gast steeds meer als een bot in je keel dat je niet door kunt slikken maar ook niet kunt uitspugen. (Bin Laden werd niet aan Amerika uitgeleverd.)

Dit boek vond ik zeer interessant. Ze laat een ander geluid horen en dat is bewonderenswaardig. Het is een aanrader voor personen die beter willen weten hoe het zat en zit in Afghanistan. Dam pakte dit project zeer grondig en degelijk aan: er zijn ongeveer 30 pagina’s voetnoten. Er zitten wel flink wat typefouten en inconsequente schrijfwijzen in het boek maar die doen niets af aan de degelijkheid van deze biografie. Haar laatste boodschap is: maak de Taliban niet te groot, praat met hen.

De Verenigde Staten vielen Afghanistan binnen na de aanslagen van Al Qaida op de Twin Towers in New York in 2001. Mullah Omar schijnt niet op de hoogte te zijn geweest van deze terroristische daad. Hij verdween van het toneel, dook onder in Afghanistan en werd nooit gevonden. Hij overleed in april 2013 aan tbc. De War on Terror met de Taliban duurt al 18 jaar. De huidige vredesbesprekingen tussen Amerika en Afghanistan verlopen moeizaam.

Vandaag vindt in een stad in het zuiden van Nederland een reünie plaats waarbij de (auto)biograaf schittert door afwezigheid. Enkele weken geleden kreeg ik via een van mijn zussen in Nederland een verzoek tot contact van een klasgenootje van de lagere school. Haar naam is Ada. Zij vertelde dat zij sinds een jaar regelmatig met drie andere meiden uit die tijd samenkomt om herinneringen op te halen en bij te kletsen. Ze hadden het idee om ook mij erbij te vragen maar hadden geen gegevens. Daarom sprak ze mijn zus aan in mijn geboortedorp. Ada gaf haar telefoonnummer mee. Ook haar vader en mijn pa waren vrienden; ze speelden bridge met elkaar.

Ik appte uitgebreid terug dat ik het Vaderland recent had bezocht en voorlopig geen plannen had om ernaar terug te keren. Contact was echter welkom. Deze tekst voorzag ik van foto’s van mij (en mijn liefje) nu. Het was een goed moment om ook weer in de Oude Doos te duiken. Daar trof ik bijgevoegde foto aan. 
Ada zou op korte termijn op bezoek gaan bij Marja. Die was mijn beste vriendin op de lagere school, al lagen we ook weleens met elkaar in de heg. Ik was erbij toen zij pootje werd gelicht door een vervelend joch uit de buurt op een lokaal bevroren slootje waar we schaatsten. Ik zie nog steeds voor mij dat een van haar voortanden uit haar mond sloeg.

Marja’s vader was werkzaam op een SRV-wagen, zijn klanten bevonden zich in enkele Haagse woonwijken. Menigmaal gingen we op woensdagmiddag met hem mee. Zij woonde op vijf minuten van mijn ouderlijk huis. Ik herinner mij veel gezamenlijk gefreubel op hun grote zolder. Iets dat mij nog helder voor ogen staat, is het nabouwen van de Noordpool met iglo’s, eskimo’s, ijsschotsen en dieren. Met heel veel piepschuim. Marja had stoere broers en soms troffen we een seksboekje onder een bed aan. Zij en ik speelden dan scenes na. Hilarisch! Ik hield er niets aan over…

Marja en ik gingen naar dezelfde middelbare school in Den Haag maar belandden in verschillende klassen. De nieuwe schoolleiding werd vast door het hoofd van onze lagere school geïnformeerd dat ze een clubje recalcitrantjes binnen de poorten kregen. Volgens mij verhuisde Marja kort daarna van Den Haag naar de plaats waar ze nog steeds blijkt te wonen. Ik ontving een foto van haar en Ada nu. Ik zou dit vroegere maatje van de lagere school niet hebben herkend op straat.

We zaten op een heel goede lagere school. Vanzelfsprekend onderwees deze school-op-Rooms-Katholieke-grondslag het landelijk verplichgte curriculum maar daarnaast waren er projecten en op vrijdagmiddag keuzevakken. Zo herinner ik mij dat ik destijds al Engels volgde. En in de leesclub van toen, was er wekelijks een competitie: wie de meeste zinnen zonder fouten of haperingen hardop kon voorlezen, kreeg geld van de hoofdmeester. Ik ging er regelmatig met geld vandoor. Dat besteedde ik bij voorkeur aan kauwgom in de winkel van de ouders van Frenk, ook een klasgenoot. Stiekem was ik verliefd op zijn oogverblindende moeder. Ik was het enige meisje dat jaar na jaar op zijn verjaardagsfeestje werd uitgenodigd.

Vanwege de uitstekende reputatie van de school hoefden wij, leerlingen van de zesde klas, na de cito-toest geen toelatingsexamen te doen voor de middelbare school in Den Haag. Onze cijferlijsten voldeden. Mijn moeder bewaarde al mijn diploma’s van de lagere school. Die zitten in hetzelfde album als waar deze foto uit voortkomt. Ik heb goede herinneringen aan die school al vond ik de handwerkjuf een afschuwelijk mens. Als ik mijn ogen sluit, zie ik haar gezicht weer voor mij. Die vrouw dwong mij, linkshandige, met rechts te haken, breien en punniken. Ik verdomde dat. Mijn moeder, coupeuse van enige naam en faam, deed zonder morren al het huiswerk voor mij. De kwestie escaleerde maar mijn ouders bleven op hun strepen staan: iemand dwingen van hand te wisselen was onzin. Het leidde ertoe dat ik voortaan mocht meedoen aan handenarbeid met de jongens, in plaats van handwerken met de meisjes. Ook daaraan hield ik niets over.

Ada staat overigens niet op deze foto. Een andere klasgenoot die vandaag ook van de partij zal zijn wel: Joyce. Ze heeft een mooie achternaam, de familie is (volgens mij) van Indonesische afkomst. Zij woonde twee straten verderop. Ik herinner mij de geuren die uit hun keuken kwamen nog goed. Zó anders dan die in de onze! Die kleine opdonder was een boefje en beresterk bovendien. Zij en ik zaten op judo en ik heb zegge en schrijve eenmaal van haar kunnen winnen tijdens alle toernooien waaraan we deelnamen. Ik was de eeuwige tweede. Joyce ging naar een andere school dan ik. Ik zag dat ze nog steeds -of weer- in mijn geboortedorp woont en dat ze nog steeds een stoere meid is. Ze zit op een zware motor op haar Facebook-pagina.

Op deze foto staat ook mijn buurmeisje Jeanette. Zij zat niet in mijn klas, was ouder dan ik. Een grote lieverd, letterlijk en figuurlijk. Ze woonde twee huizen verderop in mijn straat. Zij was geen hartsvriendin al wilde zij dat graag zijn… Kasian. Haar moeder overleed aan kanker tijdens mijn jeugdjaren. Ik had erg met haar te doen. Ik wens de meisjes vandaag een gezellige lunch toe. 


Geen opmerkingen:

Een reactie posten