Translate

zaterdag 29 februari 2020

Waterdampdiffusieweerstandcoëfficiënt

De hele afgelopen week liep de wekker in Huize Barefoot dagelijks om 7:00 uur af. Dat is geen kattenpis voor dames who don’t do early mornings. De wekker is het meest verfoeide voorwerp in huis. In combinatie met dat vroege tijdstip noemen we dit zelfs een vorm van huishoudelijk geweld! We deden het uit vrije wil en voor een goed doel: om klussers binnen te laten.
Die begonnen namelijk aan het laatste deel van de verbouwing van onze eetkamer. Twee weken geleden werd het dak vervangen, daarna werden twee binnenwanden geïsoleerd. Spaanse Enrique en neef Rafa brachten de isolatie aan. Net als hun collega’s van het dak werkten ze gestadig en netjes. Het grootste verschil met hun voorgangers was dat zij kort lunchten en geen siësta hielden. Bovendien stopten ze voor zonsondergang. Dat is een duidelijk verschil tussen zzp’ers en mensen in loondienst.

Mijn liefje en ik deden zelf een beetje voorwerk naar beschikbare isolatiematerialen. We bezochten twee bouwmarkten in de buurt (Leroy Merlin, TerraPilar) om te zien welk materiaal hier überhaupt is te krijgen. We verdiepten ons enigszins in de materie, namen vervolgens een foto van het voorkeursmateriaal en stuurde die door naar de hoofdklusser. Desalniettemin wandelde hij op maandagochtend met ander spul binnen. (Vond ik mijn evenknie qua eigenwijsheid?) Ik keek hem vragend aan. Waarom iets anders? Men had hem gezworen dat dit materiaal beter is dan onze keuze, zowel qua thermische als akoestische functie. Thermische isolatie is voor ons belangrijker dan het terugdringen van geluid maar als een product twee voordelen kan opleveren, heb ik geen enkele reden dat af te wijzen.

Nu wil het toeval dat buren in de straat achter ons op die dag rond lunchtijd een familiefeestje vierden. Caribische klanken schalden door de straat. Sinds vorige zomer wonen daar een vrouw uit de Dominicaanse Republiek en haar Spaanse partner in een huurhuis. Laten wij haar nu kennen! Ze heet Clara en is kokkie in een van onze favoriete lokale restaurants: Venezuela. Wij noemen die plek De Tonnetjes en zitten daar al jarenlang aan de bar om te genieten van verse vis, schaal- en schelpdieren uit de Mar Menor en omringende wateren. Clara is leuk en aardig. Vorig jaar nodigde ze ons uit voor haar verjaardag maar dat kwam ons niet uit. Maandag is haar vrije dag en dus een goed moment om familie en vrienden uit te nodigen. Tot nu toe hoorden we nooit iets uit die hoek. De senior klusser hoorde het ook en wijdde uit over “luidruchtige Ecuadoreanen”. Hij wist er alles van. (Van wie zouden ze die liefde voor lawaai hebben?) Ik liet het daarbij… de muziek hield kort aan.

De dikte van het isolatiemateriaal is dezelfde, het type materiaal (rotswol) ook, alleen het merk is anders. Beter, naar verluidt. Het gaat hier te ver -veel te ver!- om uit te wijden over de vochttransporteigenschappen van capillaire onderdakmaterialen maar dat probeerde de hoofdklusser in eerste instantie wel. Toen ik hem opnieuw vragend aankeek maar nu met een legere blik dan zojuist, stopte hij met praten. In plaats daarvan duwde hij mij een Spaanstalige folder in de hand. Het materiaal komt van Isover, wereldmarktleider op dit vlak. Het product wordt comfortverhogendgenoemd. Precies wat we willen!

Een uurtje later verscheen een vrachtwagen in de straat met kraan en grijper. De afdekplaten voor de te isoleren wanden werden vakkundig uit de laadbak gehengeld en netjes op het trottoir voor ons huis geplaatst. We hebben mazzel met dit mooie weer. Het aanbrengen van de isolatie was wederom een klus met veel passen en meten want in onze achterwand zitten twee uitsparingen waarachter de elektriciteit- en wateraansluiting zijn aangebracht. Daar moest omheen worden geknutseld en dat gebeurde zeer vakkundig. De nieuwe wanden werden geëgaliseerd, de stopcontacten kwamen weer tevoorschijn, een vaste muur en een deel van het plafond werden  meermalen gestuuct. Goed stucen is een kunst, zelfs al vliegt de mortel in het rond. 

Voor de verfklus tenslotte, stapten twee nieuwe, joviale Spanjaarden het toneel op. Pepí y Coquí. Ze werden aan mij voorgesteld als Los Pintores. De mannen hadden er verstand van en dat lieten ze blijken ook. Ik kon vantevoren niet bedenken dat er zoveel over deze klus valt te melden. Vier mannen stonden te oreren over de beste oplossing en de beste materialen voor een kamertje van circa 30m3 maar het klonk alsof we bij een stadsderby in Camp Nou aanwezig waren. Ze bleven maar wijzen en praten. Op enig moment verklaarde ik als afgezant van de opdrachtgeefsters dat de fraaiste oplossing onze voorkeur heeft. Zelfs dat werd aangevuld: “èn de duurzaamste!”, aldus een van de mannen.

Met hen kwam -inderdaad- veel geluid het huis binnen. Hun eerste klus bracht eveneens een zware siliconenlucht voort. Te bedenken dat schilders deze lucht elke dag inademen. Pffff. Tafel, kasten en planken werden vakkundig afgedekt en ingepakt, alle stopcontacten werden weer ontmanteld, de verwarming ging weer van de muur. Nieuwe wanden werd gepolijst, bestaande wanden wederom gestuuct voordat er ook maar één kwast ter hand werd genomen. Er gingen nog twee lagen vlak pleisterwerk overheen. Ik had geen idee dat er zoveel handelingen moesten worden verricht.

Diezelfde ochtend stuurde onze leuke buurman Guillermo uit Madrid een filmpje van een man in wit pak en mondkap (schilder in overall) die een bed (houten paneel) desinfecteert (verfspuit). De begeleidende Spaanse tekst was dat in Jerez het ziekenhuis wordt gedesinfecteerd vanwege coronavirus. We lachen er voorlopig om…

Tussen al dat geklus door, namen we deze week ook nog deel aan het plaatselijke Glitter Bowles-toernooi (in de eerste ronde eindigde ik al als laatste; gebrek aan concentratie), organiseerde mijn liefje de maandelijkse buurtlunch voor meer dan 25 personen en vierden we de verjaardag met onze voormalige buurvrouw Barbara. Low energy? Ben je gek! We zijn niet voor één gat te vangen. ’s Avonds ging het licht wel eerder uit...

Na een avond en nacht dampen en drogen werden uiteindelijk de laatste werkzaamheden verricht: het verfen van de hele kamer.  Niet verfspuiten maar met diverse maten rollers en kwasten. De mannen blijken perfectionisten. Strakke lijnen, scherpe kanten, witte wanden. Nog een laag. En weer een. Er kwam geen einde aan. Hun grootste uitdaging bleek echter het waterpas ophangen van de verwarming. Ze boorden en boorden en verontschuldigden zich voor hun gestuntel. Boren was ogenschijnlijk niet hun ding. Gaten opvullen, schuren en weer verfen. Uiteindelijk hing het ding. Met een biertje in de hand spraken we met hen over koken en lekker eten in de buurt. 

We leverden enkele centimeters beweegruimte in maar krijgen er heel veel wooncomfort voor terug. Toen het nieuwe dak erop zat, was de kamer gemiddeld al enkele raden warmer (en minder kil). Na de wandisolatie liep de binnentemperatuur verder op. Nieuwe verlichting en een vloerkleed moeten de renovatie completeren. We gaan de hernieuwde eetkamer binnenkort officieel in gebruik nemen. Niet voor een etentje maar voor een aangeklede borrel. Voor die gelegenheid zal de ruimte koninklijk worden geopend. Er wordt zelfs een lintje doorgeknipt. Niet door de Sussex Royals, niet door Maximá maar ach... wat scheelt het?


dinsdag 25 februari 2020

Lenteuitje

Onlangs maakten we weer een uitstapje naar het binnenland van de provincie Murcia om de pracht en praal van Cieza en omstreken te bezichtigen. Nee, geen carnaval! In de online krant SpanjeVandaag las ik recent dat de bloesem van de fruitbomen dit jaar vanwege het vroege lenteweer een maand eerder bloeit dan in voorgaande jaren. Zoiets kleurrijks op korte reisafstand van huis willen we als ingeburgerde fruitliefhebbers niet missen. (Voor de goede orde: de vorige bloesemroute waarover ik blogde was die van de bloeiende amandelbomen.)

Het plaatsje Cieza is het bloeiend hart van deze regio. Je zou het de Betuwe van Spanje kunnen noemen al hebben zij geen Flipje. Er omheen liggen 13.000 hectares vruchtbare grond waarop onder andere nectarines, abrikozen, pruimen, perziken en kersen worden geteelt. Dat komt neer op 130 km2, net zoveel als het landoppervlak van Almere, even groot als 32.500 voetbalvelden bij elkaar. Jaarlijks wordt daar bijna 220 miljoen kilo fruit geoogst. Dat komt neer op circa 80% van de hele oogst van de provincie Murcia en ongeveer 20% van die van heel Spanje. Indrukwekkend.

Deze vorm van landbouw verleent het hele jaar door werk aan duizenden lokale, regionale en buitenlandse arbeiders. Wij stopten een aantal keren om met enkele van hen te praten. De eerste keer was bij een kleine groep vrouwen die met handschoenen aan op een trap stonden te werken. Wij mij als eerste opviel, was dat de houten trap die men hier gebruikt driepotig is. Ik vroeg wat de vrouwen precies deden. Een van hen vertelde dat ze bloemknoppen verwijderen. Als ze dat niet doen, zullen sommige takken later bezwijken onder het gewicht van de vruchten die eraan gaan hangen. Stel je die weelde eens voor!

Mijn liefje en ik zouden dat ook moeten doen met de bloesem van de citroenboom in onze voortuin die momenteel eveneens als een dolle uitloopt. Er zitten tientallen knoppen aan elke tak. We zijn echter dermate blij dat onze limoneroeindelijk weldadig bloeit na drie jaar smachten, dat we het niet durven… Tegenover de boom willen we niet overkomen als ondankbare schepsels.

De vrouwen legden uit dat twee van hen Noord-Afrikaanse roots hebben en twee anderen afkomstig zijn uit Ecuador. Waar kwamen wij vandaan? “Ah, Holandeses”. Wij vertelden enthousiast dat wij in 2015 Quayaquil, Quito, Otavalo en de Galapagos-eilanden (plekken in en behorend bij hun vaderland) bezochten. “Vonden we het mooi daar?”, was de tegenvraag. Nou en of! Onze bevestiging toverde een brede glimlach  op hun gezichten. Normaliter werken ze acht uur per dag; op zondag hebben ze een werkdag van vier uur voor de boeg. Een werkweek van zeven dagen. Tja.

We zagen tot dusver een waaier aan kleuren op de uitgestrekte velden en vroegen hen om een verklaring. De bloesem van abrikozen is wit tot lichtroze, de bloesem van pruimen en kersen is spierwit en groter dan die van abrikozen, die van nectarines en perziken varieert van roze tot donkerrood, naargelang hun groeistadium. Ondanks het verhaal in de krant leken we aan de vroege kant te zijn. Veel velden waren nog niet volledig op kleur. Ik denk dat de dikke, nu nog volledig groene bomen op een later moment appels en peren gaan dragen. We piekten dus te vroeg! Als het weer zo zacht blijft, keren we over twee weken terug naar dit gebied om de fruitbomen hopelijk in hun volle pracht te kunnen aanschouwen.

Vooropgesteld dat het in de tussentijd niet misgaat. De kans is namelijk aanwezig dat het daar alsnog koud gaat worden in de komende weken. De bomen die dan volop in bloei staan, kunnen zo flink worden beschadigd. De hoge temperatuur van dit moment verkortte de periode van winterslaap waardoor deze fruitbomen sowieso minder rusttijd kregen. Volgens deskundigen zou de oogst dit jaar daardoor van mindere kwaliteit kunnen zijn. Het gebrek aan kou geeft insecten bovendien meer kans plagen te vormen die de bomen evenzeer kunnen schaden. Fingers crossed!

Voor de lunch stopten we bij wegrestaurant Venta El Ginete. De horecagelegenheid van de Spaanse familie De Ruiter. We vroegen of ze voor ons een plekje in hun herberg hadden en moesten even op het antwoord wachten. Er werd gepuzzeld door de eigenaar. Ik ontwaarde een kast voor droge rijping van vlees. Kom er eens om! Grote stukken dode koe hingen aan haken, gewikkeld in een soort kaasdoek. In zo’n kast rijpt het vlees bij een constante temperatuur. Dat moet de smaak ten goede komen. Dit relatief kleine restaurant beleefde kennelijk een extra drukke zondagmiddag. Een groep Spaanse wandelaars en een grote familie bleken tafels te hebben gereserveerd. We mochten blijven al konden we helaas niet kiezen voor het dagmenu en de geitenboutjes van de grill. De keukenbrigade was te druk met het voorbereiden van de gereserveerde maaltijden.

Wij vinden tapas eten nooit een straf dus we bestelden kleine hapjes bij de jongste bediende. Ze kwam schoorvoetend op ons af, wellicht bang om geen Spaans te kunnen praten. Ze reageerde ogenschijnlijk opgelucht toen we in haar moerstaal terugpraatten. Alle gerechten die we kozen, waren zeer goed op smaak. Zelfgebakken boerenbrood, huisgemaakte huzarensalade, malse octopusplakjes in olijfolie en zachte azijn, verse warme artichokkenharten met ham en de verrassing van de dag: pirirrana. Ik zag een schaal op de bar staan en herkende het gerecht niet. Dat werd de laatste bestelling. Het blijkt te gaan om een typisch Murciaans streekgerecht van ultrafijn gesneden ui, pikante (gedroogde) paprikaschil en kleine flinters kabeljauw; bereid in een mooie olijfolie. Heerlijk! Toen ik haar vroeg welke rode wijn ze schonken, vertelde ze dat het om een lokale wijn ging. “Iedereen vindt ‘m lekker”. Gelukkig, wij ook.

Na de lunch zetten we ons bloesemcorso voort. (Toch een beetje carnaval?!) Op weg naar het dorp Calatrava passeerden we de Spaanse variant van het Kleine Huis op de Prairie. Een piepklein stenen huis omringd door roze en groene fruitbomen, op een tapijt van veelkleurige veldbloemen. En altijd die toppen op de achtergrond. Lange leve de vroege lente! Terwijl ik met mijn camera naar het te fotograferen object liep, fladderde een kleine vlinder voor mij uit. Ik denk dat het ging om het westelijk marmerwitje (Euchloe crameri) maar ben niet 100% zeker van mijn zaak. Dit kwetsbare diertje komt vooral op bloemrijke terreinen en kalkgrasland voor dus dat kan kloppen. Het was de eerste keer dat ik er eentje van deze soort met eigen ogen zag. Niet zeldzaam maar wel bijzonder. Een gevoel van geluk zit vaak in kleine dingen. Meer foto’s zijn te bekijken in mijn Spanje 2020-webalbum (zie rechterkolom). Het werd een alleszins fotogeniek uitje.

De volgende keer dat we naar Cieza gaan voor de bloesem, gaan we ook op zoek naar de grotten van La Serreta. In het ravijn van Almadenes bevinden zich rotstekeningen uit de prehistorie. Het zijn Neolitische overblijfselen, een periode van 11.000 jaar vóór onze jaartelling tot aan de bronstijd. We hebben mooie lentjeuitjes voor de boeg.


maandag 24 februari 2020

Parels voor de zwijntjes

Vandaag zijn mijn liefje en ik precies 31 jaar samen. Sinds onze ontmoeting staan we stil bij elke 24ste dag van elke maand maar in februari is deze dag het meest bijzonder. Dan zetten we een streepje bij op de zelfgefabriceerde kalender die al net zo lang in gebruik is. Zij woonde destijds in Dordrecht, ik in Amsterdam. Het was in de hoofdstad dat we elkaar ontmoetten. Het klikte, sterker nog: de bliksem sloeg in en negen maanden later woonden we onder één dak. De wetenschap kan beweren wat het wil, sindsdien geloven we in het bestaan van Love at First Sight. Bij die eerste ontmoeting voelde het alsof ik haar al mijn hele leven kende.

Een 30-jarig huwelijk wordt een parelen verband genoemd. 30+1 krijgt geen speciale benaming maar bijzonder blijft het, wat mij betreft. De sterkte van een relatie hangt overigens niet af van de snelheid waarmee die onstond; dat weet ik inmiddels ook. Ondanks alles is de glans er nog niet vanaf!


My Pearl of Friendship and Love

I've heard them say
that there exist diamonds.
And that there are beautiful gemstones
and precious pearls of golden time.
But I have not seen any yet,
nor did I see before.
Until I met you.

You are the eye of heaven
that shines its light on dark hearts,
gives hope and serenity
after every bad storm
and bestows glory, even on the rascals.

The beauty of life lays within you.
The beauty of friendship rules with you.
The beauty of love itself crowns you.

Thank you for your beautiful gift of Friendship and Love.


Princess Jemmy


donderdag 20 februari 2020

Sisterhood kills

Het moest Valentijnsdag 2020 worden om alsnog te horen dat ik een goed karakter heb. Daaraan gingen heel wat povere jaren vooraf. Wie het onlangs zei? Mijn liefje (of all people)! Op de betreffende ochtend had ik in alle vroegte zitten broeden op een toepasselijke reactie op een Whatsapp-bericht van een dierbare met een partner met uitzichtloze gezondheidsproblemen. Die partner sleept zich, doodziek met een van de belabberdste vormen van kanker, van de ene naar de andere ellendige behandeling. De behandelend arts had bedenkingen maar was tegelijk van mening dat de patiënt die behandeling, de aller-allerlaatste strohalm, aankon. Ze gaan er voorlopig wekelijks mee door.

Ik koos mijn woorden zorgvuldig. Mijn compassie moest erin doorklinken maar ook mijn zorgen. (Zelf zou ik niet eindeloos doorgaan met bestrijden als de onafwendbare dood mij op de hielen zit, maar dat terzijde.) Toen mijn liefje later die ochtend mijn lange respons las op de telefoon (we delen er een), was ze onder de indruk. Ze keek mij diep in de ogen en sprak de historische woorden “hieruit blijkt dat je een goed mens bent.”

Nu weet ik dat zelf al ruim 50 jaar, met af en toe een flinke deuk in mijn zelfbeeld. Als geen ander weet ik dat een mens nooit alleen maar X of uitsluitend Y is. Mensen zijn complexe wezens, sommige exemplaren zijn zelfs vaten vol tegenstrijdigheid. Je moet mij toestaan even hoog te draven… dus zet je schrap!

Het heeft mij nooit ontbroken aan compassie. Al vroeg kwam ik op voor gepeste klasgenootjes, als puber was ik vegetarisch en stampvoette bij onrecht, als jong-volwassene sprong ik op de barricaden voor sociale rechtvaardigheid, gelijkheid en gerechtigheid en als volwassene doe ik nog steeds iets dergelijks. Toen mijn liefje ziek was, zorgde ik voor haar als een moeder voor haar kind. Dat deed ik ook voor mijn beste vriendin toen zij longkanker kreeg.
Ik heb een kleine maar hechte vriendenkring die ik koester. Ik ben vaak degene die zich realiseert dat er in die kring of in de familie iets aan de hand is. Ik ben vaak de eerste die contact zoekt als er te lang geen teken van leven is. Als er op een lastige kwestie moet worden gereageerd, ben ik de eerste om dat te doet. Ik souffleer als er een heikel gespreksonderwerp is. Ik ben ook degene die alle (!) persoonlijke brieven en kaarten schrijft. Bovendien leg ik gemakkelijk contact met vreemden en onthoudt ook nog eens wie ze zijn voor een volgende ontmoeting. Zo. Dat wilde ik even hebben gezegd.

Maar een goed mens? Tja.

Als goedheid de afwezigheid van slechtheid is, dan ben ik het niet. Ik ben namelijk iemand die kan sarren, tieren en kwetsen. Mijn driften houd ik lang niet altijd in bedwang. Daarmee maak ik meer kapot dan mij lief is. Ik ben degene die geen ruzie uit de weg gaat. Daarin zijn we tegenpolen. Voor mij is zij de perfecte partner: aardig, evenwichtig en bedachtzaam. (Ik kan ook heel aardig doen, hoor maar het zijn is iets anders.) Ik hoopte dat haar karakter op mij zou afstralen… 
Zij is mijn Prinses op het Witte Paard. Toen ik haar leerde kennen, plaatste ik haar op een voetstuk. Ik was mij ervan bewust dat dit vraagt om moeilijkheden. Als mens zijn we immers per definitie feilbaar; niemand is volmaakt. Op de momenten waarop zij van mijn voetstuk dondert, word ik boos. Op haar omdat ze het ideaal verstoort en zichzelf tot mij niveau verlaagt, op mezelf omdat ik dat niet kon voorkomen. Dat klinkt complex en vaak voelt dat ook zo. 

Mijn kwaaie en goede zijde zijn echter kanten van een en dezelfde persoon. Soms is boosheid terecht, vaak niet. De uitknop vind ik regelmatig te laat. Ik doe erg mijn best om goedheid te laten prevaleren maar dat lukt mij eenvoudigweg niet altijd. Vroeger werd ik al een moeilijk mens genoemd, ook mijn liefje vindt tot op de dag van vandaag dat ik gemakkelijker moet worden. Dit oudje heeft nog veel te leren in het leven. Ik moet wel opschieten!

Ik dacht dus aan mezelf als vermeend gutmensch toen ik afgelopen weekend een interessant artikel las in de boekenbijlage van de Britse krant The Guardian. Het artikel had de kop Fighting the tyranny of ‘niceness’: why we need difficult women. Het boek dat daaraan ten grondslag ligt, is getiteld ‘Difficult Women: A History of Feminism in 11 Fights’. Zowel het artikel als het boek is van de hand van de Britse journaliste en schrijfster Helen Lewis. Het artikel las ik aandachtig, het boek nog niet.

Difficult. It’s a word that rests on a knife-edge: when applied to a woman, it can be admiring, fearful, insulting and dismissive, all at once. Zo begint het artikel. Lewis zegt dat de meesten van ons meer dan een kant hebben. Niemand is volmaakt of puur, veel mensen zijn complex.

De schrijfster slaat vervolgens een brug naar feminisme, op zich eveneens een ingewikkeld onderwerp. Het feit dat het bovendien 3.5 miljard vrouwen betreft -meer dan de helft van de bevolking van Moeder Aarde- maakt het extra complex. Lewis onderscheidt drie soorten difficult’: lastige vrouwen (met dito boodschappen), de complexiteit van verandering en vooruitgang, de inherente moeilijkheid van het vrouwzijn.

De eerste feministen hingen opvattingen aan die feministen van latere generaties niet te pruimen vonden. Het was zelfs zo dat hun gedachtengoed destijds niet te pruimen was voor menig tijdgenoot. We schrijven over de feministen-avant-la-lettre, de activistes van het eerste uur: de suffragettes in de 19de en begin 20ste eeuw. So what?! George Bernard Shaw zei in 1903 “The reasonable man adapts himself to the world. Therefore all progress depends on the unreasonable man.” Het is een kleine stap voor Lewis en Barefoot om daar unreasonable woman van te maken. We hebben moeilijke types hard nodig als we progressie willen maken.

Als we de geschiedenis van het feminisme goed willen beschrijven, moeten we de scherpe kantjes van de pioniers niet afschaven maar juist handhaven. Belangrijke personen voor de vrouwengeschiedenis, met soms tegenstrijdige boodschappen, moeten niet uit deze geschiedschrijving worden weggepoetst. Zij hadden gebreken (net als mannen), zij waren net mensen. We moeten evenmin koste wat het kost rolmodellen en heldinnen van hen willen maken. (Dat knoop ik in mijn oren.)

Lewis noemt in dit verband onder andere de Franse mode-ontwerpster Coco Chanel. Zij inspireerde menig jong meisje om een carrière in de mode na te streven maar in de Tweede Wereldoorlog was diezelfde Chanel ook de geliefde van een Nazi-officier en hoogstwaarschijnlijk een spionne voor Hitler’s Duitsland. Die collaboratie is niet bepaald verheffend maar we kunnen de geschiedenis van vrouwen niet vieren als we de politiek -en daarmee conflicten- uit hun verhalen verwijderen. Emily Pankhurst zou te autocratisch zijn geweest, Andrea Dworkin te agressief, Jane Austen teveel middenklasse. Misschien maakten onze feministische pioniers fouten maar zij deden ertoe! ‘Their difficulty is part of the story’. Aldus Lewis. Vrouwen zijn gecompliceerde wezens dus voortgang maken in de feministische beweging is dat ook.

“If there is no struggle, there is no progress.” Het is een uitspraak van Frederick Douglass (1818-1895), zwarte schrijver en sociaal hervormer, die streed voor afschaffing van de slavenhandel in de Verenigde Staten. Zijn gezegde blijkt eveneens van toepassing op het feminisme; ook dat gaat altijd gepaard met strijd. En de strijdsters moeten juist verstoren.

In a world built for men, women will always struggle to fit in’. Vrouwen zijn wat de Franse feministe Simone de Beauvoir in een van haar beroemdste werken noemde: de tweede sekse. Onze lichamen wijken af van de standaard (de man), onze seksuele verlangens zijn onvoorspelbaar, Freud noemde onze geest het duistere continent.

Een van de favoriete uitspraken van Lewis komt van auteur Chimamanda Ngozi Adichie. Deze Nigeriaanse beschrijft een feministe als iemand die gelooft in sociale, economische en politieke gelijkheid tussen man en vrouw. Dat klinkt eenvoudig maar die rechten voor vrouwen opeisen blijkt eindeloos veel lastiger dan gedacht. De #MeToo-beweging heeft (nog) niet geleid tot substantiële verandering in wetgeving, het recht op abortus staat in delen van de wereld (weer) op losse schroeven, groepsverkrachting van vrouwen komt nog steeds voor (Spanje en India), gratis universele kinderopvang maakte geen enkele progressie sinds 1970 en macho-populistische presidenten als Trump, Bolsonari, Poetin en Modi zien vrouwen liever in een ondergeschikte rol dan als feministen.

De huidige feministische beweging mag luider zijn dan de vorige(n) maar is ook verdeelder. Dat maakt het moeilijker om vooruitgang te boeken. Bovendien kregen we last van de Cancel Cultuur: heldinnen zijn nog niet op het schild gehesen of ze worden er alweer vanaf geduwd. “Sisterhood is powerful. It kills. Mostly sisters.” Jonge feministen laten zich soms denigrerend uit over datgene wat hun voorgangsters bereikten. Onder jonge vrouwen ontstond het besef dat hun moeders en grootmoeders seksisme niet hadden kunnen beeïndigen. Dat leidde tot een hernieuwd feminisme dat we sinds 2008 de Vierde Golf noemen.

Feministen van de Tweede Golf (1960-1980; daartoe reken ik mijzelf) stelden destijds al de volgende eisen op. Gelijkheid qua salariëring, gelijke kansen in opleiding en werk, gratis anticonceptie, abortus wanneer de vrouw dat nodig acht, gratis 24-uur kinderopvang, wettelijke en financiële onafhankelijkheid voor alle vrouwen, vrouwen bevrijden van seksuele intimidatie en geweld en vrijheid om de seksuele geaardheid te kiezen die bij je past. Misschien dat we zelfs een Vijfde Golf (als die er komt) nodig hebben om deze doelen te verwezenlijken.

Een van de redenen waarom feministen tot nu toe onvoldoende vooruitgang boekten, noemt Lewis de Tyranny of Niceness. De behoefte om aardig te zijn en te worden gevonden, hindert ons. Feministen moeten geen zelfhulpgroep zijn maar een radicale vrouwenclub die eist dat de status quo wordt doorbroken.

‘Let’s swim against the tide by talking [..] about what we can do together’. We kunnen grote veranderingen tot stand brengen als we onze ego’s en onze verschillen van inzicht terzijde schuiven en focussen op de gezamenlijke doelen. Feminisme zal nooit gemakkelijk of feilloos zijn maar vrouwen kunnen samen veel meer dan wordt gedacht.

Dat Sisterhood -ondanks alles- ook levensvatbaar is, bewijst ons 31-jarig verbond dat we over enkele dagen hopen te vieren. Als we het halen…


zondag 16 februari 2020

Nog steeds paniki

Foto: Dhoni Setiawan (Jakarta Post)
In een recent artikel in de Jakarta Post las ik dat op een markt voor levende dieren in de stad Manado, Noord-Sulawesi, nog steeds vleermuizen worden verkocht. De lokale verkoper die werd geïnterviewd zei dat hij zijn voorraad zou verkopen maar dan geen nieuwe dieren meer zou inkopen. Adu! Al klinkt die actie begrijpelijk maar dubieus, de bijbehorende foto vind ik top. 
De trots waarmee hij zijn koopwaar toont, die hele glimlach en dat halve gebit... Vleermuizenvlees wordt daar ‘paniki’ genoemd. De dieren worden doorgaans in hun geheel in een soep of stoofpot bereid. Op het web vond ik foto's van mensen die het grote dier met stokjes naar hun mond brengen. Dat lijkt mij nog een hele klus. 

Op het eiland Palau in de Stille Oceaan, ten oosten van Sulawesi (waar ik om een heel andere reden zou willen dat mijn as wordt uitgestrooid), wordt dat gerecht al eeuwenlang bereid en genuttigd, zonder noemenswaardige problemen. Nu zou dat ingrediënt de bron zijn van de besmetting door COVID-19 (COrona VIrus Disease 2019). Gisteren werd de eerste vermeende besmetting op de Molukken geregistreerd. Het zou gaan om een 19-jarige student die eerder naar Maleisië reisde. Men wacht nu op de testresultaten van het laboratorium in Surabaya. In de Jakarta Post las ik eveneens dat men op Bali het hotel vond waar een Chinees verbleef die bij terugkeer naar zijn vaderland positief testte op het virus. Ik las ook dat er inmiddels paniek uitbrak in delen van Indonesië: er is een groot tekort aan gezichtsmaskers, de prijs van desinfecterende spray ligt online op USD$22. Ik houd mijn hart vast. 

Op de markt in de Chinese stad Wuhan, waar ook levende dieren worden verhandeld, zou de epidemie zijn begonnen. Twee alleraardigste klasgenoten van mijn liefje, de Chinese Jyu Fei en haar Franse echtgenoot verblijven al maandenlang in een andere provincie in China. Toen de virusbesmetting uitbrak, appten wij met hen en meldden zij ons dat het goed ging. Niks aan de hand. Na de verdere verspreiding zochten we wederom Whatsapp-contact met hen maar dat verloopt problematisch. Radiostilte. (Ze lieten ons eerder weten dat deze telefoonapp soms niet werkt, niet wordt ondersteund, in China.) We hebben nu geen idee hoe het hen vergaat en dat is naar.

Er zijn China-deskundigen die menen dat het eten van vleermuizen geen onderdeel uitmaakt van de Chinese keuken. Er zijn Chinezen die stellen dat het eten van deze dieren niet in hun cultuur past: de vleermuis zou een gelukssymbool voor hen zijn. De Chinese geneeskunde gebruikt echter wel vleermuisuitwerpselen om het gezichtsvermogen van patiënten te verbeteren en om dysenterie, bloedingen en diarree te behandelen. Die worden dan gemengd met rijstepap of thee.

Net als de virussen die HIV, SARS, Ebola en mazelen veroorzaakten, ging ook deze nieuwe variant van dier op mens over, met ziekte en dood op grote schaal tot gevolg.  Chinezen eten deze dieren kennelijk, Indonesiërs in Sulawesi eveneens. Een crisissituatie als deze is vaak de start van openlijk xenofobisch en racistisch gedrag. Je hoort en leest nu laatdunkende uitspraken als “die eten alles”… Zo gooit men culturen op één hoop in de verdomhoek. Ik vind dat geen manier (los van het feit dat de  Chinese overheid laat was met toegeven dat er een groot gezondheidsprobleem ontstond). Zij hebben hun cultuur, gewoonten en gebruiken, wij de onze.

Dat de huidige epidemie werd veroorzaakt door vleermuizen is nog niet officieel bevestigd. Volgende week gaat een delegatie van de Wereldgezondheidsorganisatie naar China om dat te onderzoeken. Je kunt je afvragen of dat niet mosterd na de maaltijd is: grootschalige besmetting is immers een feit. Moet je nog wel op zoek gaan naar de oorzaak? Is het niet veel verstandiger om mensen, tijd, geld en energie in te zetten om verspreiding in te dammen? De wetenschap zal echter te allen tijde zo’n uitbraak in de toekomst willen voorkomen en daarvoor precies willen weten en begrijpen hoe de besmetting tot stand kwam.

In de internationale pers is te lezen dat epidemiologen tevens spreken over een schubdier dat de virus zou kunnen hebben overgedragen. (Chinezen eten de schubben van het betreffende dier). Besmette een vleermuis een schubdier of verliep dat andersom? Zat het virus in rauw vlees of in dierlijke uitwerpselen? Verliep de besmetting door de lucht of zat het virus in water? Hoe-hoe-hoe? Veel vragen maar nog weinig antwoorden.

Chinezen en Indonesiërs zijn niet de enigen met opmerkelijke eetpatronen. Wij, Nederlanders, eten rauwe haring. Ik rijd er graag een straatje voor om, zowel in Spanje als in het Vaderland. Schotten smullen van haggis, een vleesgerecht dat in een koeienmaag wordt bereid. Wij kregen het van onze Schotse buren voorgeschoteld toen we in Engeland woonden. De Sarden eten Casu Marzu, een kaastaart met levende larven. IJslanders eten Hakarl, gerijpte Groenlandse haai; de geur is -naar verluidt- vele malen sterker dan die van de allerergste zweetsok. Amerikanen en Canadezen eten Rocky Mountain Oysters; dat zijn geen oesters maar testikels van stieren of zwijnen.

Mongolen eten boodog, binnenstebuitengekeerde hele geit of marmot op de bbq. Inwoners van Alaska zijn dol op gefermenteerde zalmkoppen. Mexicanen eten kalfshersenen in taco’s en burrito’s. Filippijnen en Cambodjanen eten balut: een bevrucht ei van een kip of eend in bijna ontwikkelde embryonale staat. Koreanen zijn dol op Sannakji, baby-octopus die nog leeft als het wordt geserveerd. Japanners besteden een klein fortuin om kogelvis (fugu) te eten die potentieel dodelijk is, zelfs 275 keer giftiger dan kaliumcyanide.

En steenrijke Arabieren betalen grof geld voor levende eieren van bedreigde valkensoorten uit de wilde natuur. Dat vond ik uit toen ik aan het boek van Joshua Hammer (1957) begon. Hij is een Amerikaanse journalist en freelance correspondent voor Newsweek in Europa. Zijn non-fictie werk is getiteld The Falcon Thief – A True Tale of Adventure, Treachery and the Hunt for the Perfect Bird’. Het boek greep mij op de eerste bladzijde in de klauwen en liet mij niet meer los.

Hammer raakte bij toeval geïnteresseerd in de Ier Jeffrey Paul Lendrum (1961). Die klom als kind in bomen om vogeleieren uit nesten te rapen. In Zimbabwe groeide hij uit tot vogelliefhebber en -kenner. Daar bleef het niet bij. Hij werd een beruchte wildlife-crimineel die twintig jaar lang voor zeer vermogende opdrachtgevers op zoek ging naar bijzondere roofvogels en hun eieren en ze van over de hele wereld naar het Midden Oosten smokkelde. Toen hij voor de eerste keer werd aangehouden op een Britse luchthaven op weg naar Dubai, droeg Lendrum 14 levende eieren van een bedreigde valkensoort op zijn lichaam. (Die bleken niet te zijn bedoeld voor consumptie maar voor de valkerij.) Detectives van de Britse National Wildlife Crime Unit gooiden roet in het eten.

Een recensent van The New York Times noemde dit boek “an international ornithological whodunit”. Ik kan het niet beter zeggen. Spannend en boeiend, niet alleen voor vogelliefhebbers. Ik heb nog lekker veel pagina’s te gaan.

woensdag 12 februari 2020

‘The time to repair the roof

… is when the sun is shining’. Dat zei president John F. Kennedy in zijn State of the Union in 1962. Mooie beeldspraak. Je kunt inderdaad pas iets herstellen als de sterren goed staan. Als de zon volop schijnt. Als je de wind in de rug hebt. Dat waren nog eens tijden. Toen had de president van de Verenigde Staten het niet uitsluitend over Me-Myself-I. Diens toespraak was niet boordevol nepnieuws. Trumps laatste nieuwsfeit is dat twaalf van de 13 Amerikaanse coronavirusgeïnfecteerden het uitstekend maken. Huh?! Er is nog geen vaccin tegen deze infectie, deskundigen verwachten dat de vondst voorlopig lijkt uitgesloten. En hoe vergaat het nummer 13? Tja.

Ons dak van de eetkamer werd in de afgelopen dagen vervangen, niet gerepareerd. Na het regelmatige noodweer van de laatste jaren besloten mijn liefje en ik dit seizoen te gebruiken om tot actie over te gaan. De laatste keer dat het aan de Costa Blanca enorm spookte, waren we gelukkig net terug uit Bali. We lagen met gespitste oren in bed. Goed slapen is er dan niet bij.

We zijn extra blij terug te zijn op het Spaanse honk nu het coronavirus in Azië rondwaart. Ik zou als toerist thans niet in dat deel van de wereld willen verblijven, niet op het eiland van de Goden en niet in enig buurland. Indonesië besloot pas vorige week voorlopig geen vluchten naar en van China toe te staan. Het aparte is dat  duizenden Chinese toeristen die nog in Bali verblijven (waarvan enkele honderden uit het geteisterde Wuhan in de provincie Hubei), blij zijn niet naar hun woonplaats en vaderland te hoeven terugkeren. De Balinese autoriteiten zouden coulant zijn met de verlenging van hun visa.

Gisteren las ik in The Guardian een interview met een vooraanstaande epidemioloog in Hong Kong (Gabriel Leung) die meent dat 60% van de wereldbevolking weleens besmet zou kunnen raken als er niet voldoende maatregelen worden genomen om verdere verspreiding te voorkomen. Elke geïnfecteerde persoon zou het virus aan gemiddeld 2.5 anderen doorgeven. (Zo kom je tot dat percentage.) De besmettingen in het westen van Europa zouden zijn veroorzaakt door een Brit op zakenreis naar Singapore. Daarna ging hij skiën in de Alpen. De rest is sneue geschiedenis.

Bali meldde tot nu toe geen besmettingen, andere delen van Indonesië evenmin. De voorzitter van het Indonesisch Rode Kruis (voormalig president Jusuf Kalla) vreest echter dat het virus al aanwezig is in het land. Singapore heeft namelijk een veel beter controlesysteem en toch kon het daar binnen dringen. De vrees bestaat dat er reeds geïnfecteerde personen rondlopen in deze grote archipel maar dat men denkt met een gewone griep of met knokkelkoorts te maken te hebben. Levensgevaarlijke onwetendheid! Indonesië heeft slechts drie laboratoria waar op coronavirus kan worden getest: twee in de hoofdstad Jakarta en een in Surabaya (alledrie op Java, buureiland van Bali). Als er al gaat worden getest, zal dat heel langzaam verlopen.

Hoe leuk cruisen ook kan zijn, nu zou ik zeker geen passagier willen zijn op een schip in de getroffen regio. Wat een drama’s spelen zich daar af! Het virusvrije schip MS Westerdam van de Holland America Lijn -de organisatie waarmee we vorig jaar rond Kaap Hoorn voeren- dobbert er rond, naarstig op zoek naar een ankerplaats waar mensen van boord kunnen gaan. Dat wordt tot nu toe geweigerd. Ze varen inmiddels voor de kust van Zuid-Vietnam, op weg naar Thailand. Ook daar mogen ze niet aanleggen. Kasian. Cambodja heeft nu toegezegd mee te werken. Ter compensatie ontvangen gasten voorlopig vrij internet en vrije drank; uit eigen ervaring weet ik dat dit voor het bedrijf flink in de papieren loopt. Het betaalde bedrag voor de onderhavige reis ontvingen ze terug en een gratis toekomstige cruisevakantie ligt op ieder van hen te wachten. Desalniettemin zou ik met geen van hen willen ruilen.

Wij, landrotten, vervingen in de afgelopen dagen het dak dus. Met strakblauwe lucht. In januari gingen wij op zoek naar twee goede aannemers en vroegen offertes aan die we vervolgens vergeleken. We kozen voor de man die we kenden en zijn Spaanse bedrijf. Hij had eerder een kleine dakklus voor ons geklaard en had zich daarin prettig in de omgang en betrouwbaar in de afspraken betoond. Bovendien waren Franse en Belgische buren in een andere straat vorig jaar met hen in zee gegaan voor een groter project; tot volle tevredenheid.

Wij besloten de dakvervanging (inclusief het bovenste deel van de pui), muurisolatie en verfklus nu te laten uitvoeren. Het vervangen van de schuifdeuren stellen we uit. Eerst maar eens ondergaan hoe de huidige maatregelen uitwerken. De maand februari bleek voor de aannemer en zijn team een rustige maand, in tegenstelling tot maart en de aanloop naar Semana Santa. Maandagochtend om 9:00 uur reden twee vrachtwagens met vier stoere mannen de straat in. Het materiaal werd uitgeladen en twee mannen in overalls bleven achter om het werk te doen. Eerst moest het bestaande dak worden ontmanteld en daar kwam nog veel bij kijken. Langzaam maar zeker openbaarde de open lucht zich, mijn aan de eetkamer belendend kantoortje stond aan het begin van de middag in vol daglicht. Het dak was eraf!

De Spaanse arbeiders gingen naar huis voor lunch en siësta. Er kon geen kopje koffie of glaasje water in, wat we ook aanboden. Ze keerden op het aangegeven tijdstip terug. Ze konden boren, timmeren en breken naar hartelust want onze Spaanse buren (je weet wel, die lastige) zijn niet op het honk. Om half acht 's avonds lagen alle dakdelen erop; wel los maar er was geen ster  te zien aan het firmament. De zijkanten moesten nog geplaatst, net als de goot, de afvoer en de verdere afwerking aan binnen- en buitenkant. Dat gebeurde gisteren. Ze stonden wederom stipt om 9:00 uur voor de poort.

Ik heb veel respect voor mensen die dingen kunnen maken met hun handen. Na dit project weet ik dat een dak construeren, zelfs met prefab-delen, vakwerk is. Het afwerken naam heel veel tijd in beslag. Het was ook vaak precisiewerk vanwege hoeken en rondingen. Het viel ons op hoe geconcentreerd en netjes de mannen werkten. Gisteravond gingen ze wederom door tot ver na zonsondergang. Mijn liefje, in haar werkzame leven direkteur Human Resources, merkte op dat arbeidsvoorwaarden in het noorden van Europa toch echt beter zijn. Daar zitten de meeste arbeiders op dat tijdstip al lang en breed, schoongewassen, bij moeder-de-vrouw aan de dis of voor de buis.

Vandaag komen deze aardige en capabele Spaanse mannen terug om hun werk af te maken. We lieten hen weten content te zijn met het resultaat van hun inzet. Ze waardeerden het compliment. Stap 1 van de renovatie is gezet, vervolgstappen (isoleren en verven) laten even op zich wachten. Maar het nieuwe dak zit erop! Het ligt iets hoger (circa 20 centimeter), de hellingsgraad is tevens hoger dus de kamer oogt ruimer. Totdat we gaan isoleren, vermoed ik. ‘The proof of the pudding is in the eating’... Het wachten is nu op een stortbui, liefst in combinatie met oostenwind. Het huis is klaar voor de slagregens en stormen van de toekomst. De zon schijnt hier namelijk niet altijd. 



zaterdag 8 februari 2020

In de ban

Mijn liefje raakte vorig jaar in de ban van een andere vrouw… Ik was erbij toen ze als een blok voor haar viel. Ze is een Spaanse, komt uit Barcelona en heet Victoria de los Ángeles. De engelachtige Victoria. Tja. Zijn we bijna 31 jaar samen, moet ik alsnog iemand naast mij dulden. O Vee! Deze hartenbreekster volgde het conservatorium in haar geboortestad, waar ze de vijf studiejaren in drie jaar afsloot, en werd operazangeres.

In 1951, het geboortejaar van mijn liefje, beleefde ze een bijzondere wereldprimeur: ze trad in één jaar op in Covent Garden (Londen), Teatro Alla Scala (Milaan) en Metropolitan Opera House (New York). Ze reisde graag en naar opmerkelijke oorden (Sovjetunie, Zuid-Amerika, Australië), sprak haar talen en bouwde als lyrische sopraan een imposante internationale carrière op. Ook op vaderlandse bodem werd ze zeer bejubeld. Overigens nog steeds. Mijn liefje is bepaald niet de enige fan.
Victoria had een unieke stem. Ze vertolkte een onvergetelijke Marguerite, Mimì, Butterfly, Manon, Salud, Rosina, Condesa de Almaviva, Mélisande en Carmen. Ze weigerde Tosca te zingen, dat personage paste niet bij haar karakter, noch bij haar stem. Een van haar (twee) zonen overleed in 1998 op 34-jarige leeftijd aan een hersenbloeding. Daarop stopte ze met optreden en trok zich uit het openbare leven terug. Ze overleed in 2005, op 82-jarige leeftijd. Ze kreeg acute bronchitis, raakte in coma en werd niet meer wakker.

Als ik mijn liefje met verdwaasde blik en met oortjes in zie zitten zwelgen, weet ik hoe laat het is. Dan luistert ze weer stiekem naar haar nieuwe favoriet. Die rode konen ontgaan mij echter niet. Voor mij hoeft ze geen doppen te dragen want ook ik kan de stem en de vrouw waarderen. Jaloezie is mij vreemd. Tien keer achter elkaar haar ‘Cuándo’ horen zingen, vind ik echter teveel van het goede.

Zelf raakte ik recent in de ban van Julio Iglesias. Dat komt niet door Victoria de Los Ángeles; die twee zongen nooit samen. Julio zingt ‘Cuándo’ wèl met de Griekse Nana Mouskouri. Dat nummer is een van de vele nieuwe, Spaanstalige liedjes van haar Spotify-speellijst die dagelijks door het huis galmen. Ik geniet van zijn omfloersde stem en het mooie Spaans dat hij bezigt. Ik blijk mij de tekst van veel liedjes te herinneren, zing zachtjes mee.

Een ervan heet ‘Baila Morena’. ♫ Baila Morena, baila, que tú lo bailas como ninguna. Moviendo las caderas, moviendo la cintura. ♫ Het lied gaat over een Moorse die beter kan dansen dan wie dan ook, wulps schuddend met haar heupen. De Gipsy Kings hebben ook Spaanstalige liedjes over El Moro en La Mora. Ze zijn zeker niet de enigen. In Spanje is de Moor namelijk vast onderdeel van de cultuur. Daarmee verwijst men hier naar Arabieren die het Iberisch schiereiland in de 13de eeuw binnenvielen en eeuwenlang bezetten. De festiviteiten van ‘Moros y Cristianos’ worden sinds de 16de eeuw jaarlijks op verschillende datums in grote delen van het land gevierd. De christenen verdreven de moren destijds van het grondgebied. Dit alles spookte door mijn hoofd toen ik deze week las dat de Nederlandse winkelketen Hema het woord ‘Moorkop’ in de ban doet. Het bedrijf vindt die aanduiding anno 2020 ongewenst vanwege de racistische connotatie. Dit taartje heet daar voortaan chocoladebol of roomkop.

Afgelopen week zagen mijn liefje en ik de Spaanse film ‘Vivir dos veces’ (Tweemaal leven) op Netflix. In het Engels kreeg de film de titel ‘Live Twice, Love Once’. Ook  goed gekozen, als je er lang genoeg over nadenkt. Het is werk van de Spaanse cineaste María Ripoll. 

Bij Emilio, een gepensioneerde universitaire Wiskunde-docent, wordt de ziekte van Alzheimer vastgesteld. Hij gaat met zijn tegensputterende dochter en eigenzinnige kleindochter op zoek naar zijn jeugdliefde voordat hij zich niets meer kan herinneren. Ondanks het zwaard van Damocles dat boven Emilio’s hoofd hangt en ondanks de afloop (ik zal niets verklappen), is het een feel good movie.

Ripoll (1964) heeft acht films op haar naam staan; een aantal daarvan won prijzen op internationale filmfestivals. We zijn momenteel dusdanig ondergedompeld in de Spaanse taal dat we geen ondertiteling nodig hebben. Vooropgesteld dat er geen Catalaans wordt gesproken. Of Baskisch. Of Murciaans. Deze film is de moeite van het kijken zeker waard.

Gisteren las ik de roman uit 2019 van Chileense schrijfster Isabel Allende (1942) uit, getiteld ‘A Long Petal of the Sea’. Ik las het niet in het Spaans. Lezen in die taal lukt mij wel maar is meer een taalexercitie dan dat het leesgenot voorbrengt. (In het Nederlands kreeg het boek de titel ‘Bloemblad van zee’.) De titel is afkomstig van de Chileense dichter Pablo Neruda die zijn vaderland ooit omschreef als A long petal of sea and wine and snow… with a belt of black and white foam.

Deze historische roman las ik in één adem uit. Het vervlecht twee werelden die al jarenlang mijn interesse hebben: Spanje ten tijde van de Burgeroorlog (1936-1939) en Chili tijdens de regeringen van Allende en Pinochet. Tijdens het lezen van dit boek ontdekte ik ‘La Pasionara’, de Passiebloem. Ik raakte in haar ban. Het gaat om Dolores Ibárruri (1895-1989), een communistische vrouw van Baskische origine die aan Republikeinse zijde fel streed tegen de fascisten van Franco. Zij was het die de strijdkreet ¡No pasarán!” beroemd maakte tijdens de hevige Strijd om Madrid. Wat een passie, wat een mooi mens. Haar Engelstalige memoires zijn getiteld ‘They shall not pass’.

Isabel Allende’s roman in het kort: tijdens de Spaanse Burgeroorlog worden de jonge Catalaan Victor Dalmau (aankomend arts) en zijn jeugdvriendin Roser Bruguera (eveneens Catalaans en aankomend pianiste) gedwongen naar Frankrijk uit te wijken. Roser blijkt zwanger van haar grote liefde, Victors broer Guillem, die als Republikein wordt gedood in de strijd. Na de val van Barcelona en Madrid ontvluchten veel Spaanse Republikeinen de vervolging door Franco en de zijnen. De hoofdpersonages in dit boek zijn twee van hen.

Na een barre tocht over de Pyreneeën komen Victor en Roser in gescheiden concentratiekampen in Zuid-Frankrijk terecht. Tijdens deze zogenoemde ‘Retirada’  ontvluchtten 450.000 Spanjaarden hun land. Als onwelkome buitenlanders werden zij  door de Franse autoriteiten achter prikkeldraad gezet. Dat bleek in Argelès-sur-Mer te gebeuren, ooit een vakantiebestemming van mij. Dat feit was mij destijds niet bekend. (Na het uitbreken van de Tweede Wereldoorlog, onder het Franse Vichy-bestuur vulde dit kamp zich tevens met Joden. Die plek is nu een herdenkingsoord.) Als vluchteling helpt Victor daar zieke en gewonde medestanders. Desalniettemin sterven Spanjaarden in groten getale aan de ontberingen. Roser wordt opgemerkt door een Zwitserse Rode Kruis-medewerkster die ervoor zorgt dat ze buiten het kamp kan bevallen en zij en haar kind onderdak krijgen bij een Quaker-gastgezin.

Pablo Neruda is op dat moment consul van Chili in Frankrijk. Hij organiseert het schip Winnipeg dat meer dan 2.000 Spaanse republikeinen en communisten na het uitbreken van de Tweede Wereldoorlog naar Chili zal vervoeren. Victor en Roser zijn twee van de passagiers. Ze stappen in Valparaíso van boord en worden door de Chileense bevolking warm onthaald. Ze nemen zich voor de buitenwereld voor als echtpaar door het leven te gaan, al is hun relatie platonisch (aanvankelijk dan).

Zoon Marcel wordt geboren en Victor zal hem als een eigen zoon liefhebben. Ze proberen een nieuw leven op te bouwen in Zuid-Amerika al blijft heimwee hen parten spelen. Zij wordt een gevierd pianiste, hij rondt zijn medicijnenstudie af en gaat als cardioloog in een ziekenhuis in Santiago de Chile aan de slag. Als schaakmaat van de staatssecretaris van Gezondheidszorg, Salvador Allende,  (Isabel Allende’s vader was een neef van hem) wordt Victor in Chili weer politiek actief. Allende’s presidentschap, de moord op hem en de staatsgreep van generaal Augusto Pinochet en zijn fascisten worden naar waarheid beschreven. Victor krijgt als linkse activist in zijn tweede Vaderland weer met politieke vervolging te maken en komt in de gevangenis terecht. Als hij als arts een hoge militair, aanhanger van Pinochet, het leven redt, komt hij vrij. Hij en Roser wijken met kind wederom uit, nu naar Venezuela. Nadat Pinochet wordt afgezet (1973), keren ze terug naar Chili, het land dat hun ooit een tweede kans bood en dat ze als thuis gingen beschouwen. (Franco bleef als Caudillo in Spanje aan de macht tot 1975.)

‘Vivir dos veces’ zou ook een goede titel van Allende’s boek zijn geweest. Er gebeurt nog heel veel meer in het verhaal maar als je dat wilt weten, moet je het boek zelf maar lezen. Het is erg goed geschreven; dat kun je aan Allende overlaten! Absolute aanrader. Inmiddels hoor ik Victoria alweer zingen op de achtergrond.


dinsdag 4 februari 2020

Met onze neus in de tapas

We maakten afgelopen weekend weer eens een tripje naar het binnenland van de provincie Murcia. Het valt mij op dat wij veel te zoeken hebben bij de buren. Ik zou niet in die provincie willen wonen al is alles er goedkoper dan in onze provincie Alicante: huizenprijzen, restaurantbezoeken en belastingen zijn er bijvoorbeeld lager. Infrastructurele zaken zijn er echter minder goed geregeld (vandaar de recente massale evacuaties en overstromingen). Bezoeken doen we die provincie echter graag. Je vindt er prachtige natuur, steden en dorpen met lange en bijzondere geschiedenis, mooie tradities en een smakelijke keuken.

Zelf wilde ik de bloeiende amandelbomen weer eens zien. De vorige keer bezochten we met datzelfde doel het achterland van de stad Alicante. Het is telkens een feest van kleuren, geuren en bijen. Die bloei is overal vroeg dit jaar; dat is niet verwonderlijk met het bijna zomerse weer en de goede groeiomstandigheden (regen en zon) van nu. Vandaag wordt het hier 24 graden Celsius. Op twee momenten zagen we een grote roofvogel in een amandelboom landen. De bloesemtak boog ver door vanwege het gewicht. De cameravrouw was niet snel genoeg voor een foto. Zo gaat het vaak met die schuwe dieren.

Mijn liefje had haar zinnen gezet op een bezoek aan Cehegín dat door Tripadvisor dit jaar werd uitgeroepen tot een van de tien mooiste stadjes van Spanje. Het toeval wil dat beide bezienswaardigheden in dezelfde regio liggen. We begonnen de dag met bomen kijken in de ochtendzon, bezochten daarna het stadje en sloten de dag af met bomen kijken in de namiddagzon. Iedereen tevreden.

Ik moet bekennen dat dit Cehegín, gelegen in het noordwesten van de regio Murcia en op circa 60 kilometer afstand van de provinciehoofdstad, de grootste verrassing van de dag werd. Het heeft circa 16.000 inwoners en die leken bijna allemaal op de been te zijn. De centrale kerk zat vol tijdens de ochtendmis, een kleine toeristenbus die je gratis langs alle wetenswaardigheden leidt, was volgeboekt. We zagen en hoorden uitsluitend Spanjaarden en Spaans. Een gezellige sfeer.

De regio die we bezochten, is onder andere bekend van abrikozen, perziken, amandelen en olijfbomen maar ook van marmer en natuursteen. Op de route zag ik grote witte en okergele blokken die uit heuvels waren gehakt en in lange rij hoog gestapeld stonden. Het leken schaakstukken die op hun meesterzetten wachtten. Dat wilde ik van dichtbij zien! Ik parkeerde de auto op een talud en liep in mijn eentje met mijn camera enthousiast tegen de heuvel op. Vanaf dat punt zou ik goed zicht hebben op die dobbelstenen. Het perfecte plaatje was zo een fluitje van een cent.

Het was leuk bedacht maar het werd geen gemakkelijke klautering. Ik moest zelf een pad maken langs dichte begroeiing van onder andere wilde rozemarijn; ook dat stond in bloei. Het werd dermate lastig lopen dat het mij niet lukte naar de top van de heuvel te klimmen. Ik gaf op en probeerde al glibberend over rulle stenen ongeschonden af te dalen. Het pad dat ik op de heenweg koos, was niet meer te zien. Ik zigzagde en dwaalde, al bleef ik het geluid van de snelweg horen. Niks kwam mij bekend voor. Op enig moment riep ik de naam van mijn liefje maar eens. En nog een keer. Geen reactie. Liep ik in de goede richting? Na een derde keer roepen hoorde ik haar in de verte antwoorden. Mijn baken! Ik liep op haar stem af en kreeg de auto weer in het vizier. Tja, daar sta je dan als wereldreiziger, roepend in de woesternij… De geur van rozemarijn kleefde nog lang aan de pijpen van mijn lange broek.

Mijn eerste indruk van Cehegín was positief. Het oogt als een idyllisch dorpje dat op een heuvel rondom de hoogste kerktoren ligt gedrapeerd. Een groot deel van het stadje was die dag autovrij of autoluw dus we parkeerden aan de voet van de heuvel en liepen naar boven (het ligt op bijna 600 meter hoogte). Het was hier en daar wederom klunen maar deze keer lukte het om er naartoe te lopen. Op de route naar de kerk trof ik veel verlaten, kapotte huizen aan in de soms smalle straten. Was dit nu een van de mooiste plekken van Spanje?

Naarmate we dichter bij Santa María Magdalena (de hoogste kerk) en de oude stadskern kwamen, merkte ik steeds meer renovatie aan woonhuizen en andere gebouwen op. Op het hooggelegen Plein van de Grondwet viel mijn mond open van schoonheid en bijzondere historie. Vooral de fraaie façades waren het bekijken waard, qua kleuren, patronen en wapens.

Cehegín blijkt een smeltkroes te zijn geweest van volkeren. De eerste mensen zouden daar rond 2.400 voor onze jaartelling zijn neergestreken, prehistorische muurschilderingen in de omgeving bewijzen dat. Romeinen gingen eeuwen geleden met hun schepen over de Middellandse zee die kant op, Berbers uit Noord-Afrika veroverden het stadje in de 11de eeuw en gaven het voor het eerst een naam (Al Sinhayiyin), de Orde van de Tempeliers bevrijdden het op hun beurt van de moslims. Informatie was in twee talen te lezen op mooie plakaten aan fraai gerestaureerde gevels.

Er was ooit sprake van ‘Joden op de rots’, in deze plaats werd in de 15de eeuw een synagoge opgericht. Stenen in de vorm van een davidster zouden de weg wijzen naar het inmiddels definitief gesloten pand. Er zou nog een davidster boven de deur hangen maar we vonden de gevel niet, ondanks de aanwijzingen van aardige inwoners. Het blijkt klein en goed weggestopt, draagt nu huisnummer 13. Het huidige gemeentehuis (Casa Jaspe) was ooit het woonhuis van enkele Spaanse adelijke families. De gids vertelde ons met ogenschijnlijk plezier dat de nobele eigenaren aan de rechterkant de imposante trap op liepen en het lagere volk de linkerkant van de trap moest bestijgen.  Het kleine maar aantrekkelijke Archeologisch Museum was open (gratis toegang). Het staat vol met goedgeconserveerde oudheidkundige vondsten.

Inderdaad: een juweel van een stadje! Als het nu maar niet door massatoerisme wordt overlopen…

Die ochtend video-appten we op verzoek van Yuda met de familie in Bali. Het was leuk iedereen weer even in levende lijve te zien al hadden de twee oudste jongens koorts. Yuda kreeg na het innemen van de eerste pil (voorgeschreven door een arts) een allergische reactie. Zijn hele lijf zat onder de rode puntjes die vreselijk jeukten. Kasian. Stoppen ermee en andere pillen vragen, was mijn advies. Toen we moeder Elsa later op de dag een foto stuurden van de kerk van Cehegín en erbij vermeldden dat die al ruim 800 jaar oud was, was haar reactie dat zie je er niet aan af”. Wij moesten erom gniffelen. Dat heet renovatie en beheer van cultureel erfgoed! In haar land wordt daar anders mee omgegaan.

Lopend door het stadje, bleek ook de twaalfde jaarlijkse tapasroute te zijn begonnen. Het zou gaan om een Maravilla Gastronómica. Boften wij even! Voor €2.50 per keer kon je in 13 bars en restaurants genieten van een bijzondere tapa en een drankje. Wij deden ‘Brasería de Carlos’, ‘Restaurante El Sol’, ‘Café del Casino’ en ‘El Rincón de Pedro’ aan. Overal was het stampvol maar gemoedelijk. Spanjaarden weten wat lekker is! De tapa van El Sol, een heerlijke brandade van kabeljauw, beviel ons beiden het best. Die keuken staat onder leiding van chef Angela Molina. Haar restaurant biedt zelfs vegetarische en vegan tapas. Kom er eens om!

De brandade werd op de voet gevolgd door de krokante cracker (op houtvuur bereid) met pulled Ibérico-pork en sobresada. Een mooi glas lokale rode wijn van Bullas completeerde het hapje. Gisteren bleek dat de wijn die we al een tijdje lekker vinden en momenteel als onze rode huiswijn fungeert, tevens uit Bullas komt. Nou ja?! Vandaag een jaar geleden, hadden we een rondleiding in de kleine, gespecialiseerde wijngaard Tabali, familie van onze vriendin Luz María in Santiago de Chile. Ik blogde  destijds over ons rondleiding zonder proeverette (echt waar) in midden-Chili, onder de titel ‘Vallei van de magie’. Dat haalden we ruimschoots in als we met onze vriendin samenwaren. Vorig jaar won dit wijnhuis weer internationale prijzen met hun uitstekende wijnen.

Terug naar huis reden we via een ventweg bij toeval het regionaal park ‘Sierra de Burete’ binnen. Het blijkt te gaan om een park van 1.000 hectare omvang, grotendeels begroeid met pijnbomen, vooral ingesteld voor het behoud van roofvogels. Je zou er gouden arenden (en andere soorten), havikken en buizerds kunnen zien. Joehoe! Nog zo’n interessegebied dat mijn liefje en ik delen. Daarnaast komen  onder andere ook vossen, everzwijnen en wilde berggeiten in het uitgestrekte gebied voor. Een uitje naar Pico del Aguila, Adelaarspiek, staat voor een volgende keer op het programma.  
We leven in een rijk land.