Translate

dinsdag 4 februari 2020

Met onze neus in de tapas

We maakten afgelopen weekend weer eens een tripje naar het binnenland van de provincie Murcia. Het valt mij op dat wij veel te zoeken hebben bij de buren. Ik zou niet in die provincie willen wonen al is alles er goedkoper dan in onze provincie Alicante: huizenprijzen, restaurantbezoeken en belastingen zijn er bijvoorbeeld lager. Infrastructurele zaken zijn er echter minder goed geregeld (vandaar de recente massale evacuaties en overstromingen). Bezoeken doen we die provincie echter graag. Je vindt er prachtige natuur, steden en dorpen met lange en bijzondere geschiedenis, mooie tradities en een smakelijke keuken.

Zelf wilde ik de bloeiende amandelbomen weer eens zien. De vorige keer bezochten we met datzelfde doel het achterland van de stad Alicante. Het is telkens een feest van kleuren, geuren en bijen. Die bloei is overal vroeg dit jaar; dat is niet verwonderlijk met het bijna zomerse weer en de goede groeiomstandigheden (regen en zon) van nu. Vandaag wordt het hier 24 graden Celsius. Op twee momenten zagen we een grote roofvogel in een amandelboom landen. De bloesemtak boog ver door vanwege het gewicht. De cameravrouw was niet snel genoeg voor een foto. Zo gaat het vaak met die schuwe dieren.

Mijn liefje had haar zinnen gezet op een bezoek aan Cehegín dat door Tripadvisor dit jaar werd uitgeroepen tot een van de tien mooiste stadjes van Spanje. Het toeval wil dat beide bezienswaardigheden in dezelfde regio liggen. We begonnen de dag met bomen kijken in de ochtendzon, bezochten daarna het stadje en sloten de dag af met bomen kijken in de namiddagzon. Iedereen tevreden.

Ik moet bekennen dat dit Cehegín, gelegen in het noordwesten van de regio Murcia en op circa 60 kilometer afstand van de provinciehoofdstad, de grootste verrassing van de dag werd. Het heeft circa 16.000 inwoners en die leken bijna allemaal op de been te zijn. De centrale kerk zat vol tijdens de ochtendmis, een kleine toeristenbus die je gratis langs alle wetenswaardigheden leidt, was volgeboekt. We zagen en hoorden uitsluitend Spanjaarden en Spaans. Een gezellige sfeer.

De regio die we bezochten, is onder andere bekend van abrikozen, perziken, amandelen en olijfbomen maar ook van marmer en natuursteen. Op de route zag ik grote witte en okergele blokken die uit heuvels waren gehakt en in lange rij hoog gestapeld stonden. Het leken schaakstukken die op hun meesterzetten wachtten. Dat wilde ik van dichtbij zien! Ik parkeerde de auto op een talud en liep in mijn eentje met mijn camera enthousiast tegen de heuvel op. Vanaf dat punt zou ik goed zicht hebben op die dobbelstenen. Het perfecte plaatje was zo een fluitje van een cent.

Het was leuk bedacht maar het werd geen gemakkelijke klautering. Ik moest zelf een pad maken langs dichte begroeiing van onder andere wilde rozemarijn; ook dat stond in bloei. Het werd dermate lastig lopen dat het mij niet lukte naar de top van de heuvel te klimmen. Ik gaf op en probeerde al glibberend over rulle stenen ongeschonden af te dalen. Het pad dat ik op de heenweg koos, was niet meer te zien. Ik zigzagde en dwaalde, al bleef ik het geluid van de snelweg horen. Niks kwam mij bekend voor. Op enig moment riep ik de naam van mijn liefje maar eens. En nog een keer. Geen reactie. Liep ik in de goede richting? Na een derde keer roepen hoorde ik haar in de verte antwoorden. Mijn baken! Ik liep op haar stem af en kreeg de auto weer in het vizier. Tja, daar sta je dan als wereldreiziger, roepend in de woesternij… De geur van rozemarijn kleefde nog lang aan de pijpen van mijn lange broek.

Mijn eerste indruk van Cehegín was positief. Het oogt als een idyllisch dorpje dat op een heuvel rondom de hoogste kerktoren ligt gedrapeerd. Een groot deel van het stadje was die dag autovrij of autoluw dus we parkeerden aan de voet van de heuvel en liepen naar boven (het ligt op bijna 600 meter hoogte). Het was hier en daar wederom klunen maar deze keer lukte het om er naartoe te lopen. Op de route naar de kerk trof ik veel verlaten, kapotte huizen aan in de soms smalle straten. Was dit nu een van de mooiste plekken van Spanje?

Naarmate we dichter bij Santa María Magdalena (de hoogste kerk) en de oude stadskern kwamen, merkte ik steeds meer renovatie aan woonhuizen en andere gebouwen op. Op het hooggelegen Plein van de Grondwet viel mijn mond open van schoonheid en bijzondere historie. Vooral de fraaie façades waren het bekijken waard, qua kleuren, patronen en wapens.

Cehegín blijkt een smeltkroes te zijn geweest van volkeren. De eerste mensen zouden daar rond 2.400 voor onze jaartelling zijn neergestreken, prehistorische muurschilderingen in de omgeving bewijzen dat. Romeinen gingen eeuwen geleden met hun schepen over de Middellandse zee die kant op, Berbers uit Noord-Afrika veroverden het stadje in de 11de eeuw en gaven het voor het eerst een naam (Al Sinhayiyin), de Orde van de Tempeliers bevrijdden het op hun beurt van de moslims. Informatie was in twee talen te lezen op mooie plakaten aan fraai gerestaureerde gevels.

Er was ooit sprake van ‘Joden op de rots’, in deze plaats werd in de 15de eeuw een synagoge opgericht. Stenen in de vorm van een davidster zouden de weg wijzen naar het inmiddels definitief gesloten pand. Er zou nog een davidster boven de deur hangen maar we vonden de gevel niet, ondanks de aanwijzingen van aardige inwoners. Het blijkt klein en goed weggestopt, draagt nu huisnummer 13. Het huidige gemeentehuis (Casa Jaspe) was ooit het woonhuis van enkele Spaanse adelijke families. De gids vertelde ons met ogenschijnlijk plezier dat de nobele eigenaren aan de rechterkant de imposante trap op liepen en het lagere volk de linkerkant van de trap moest bestijgen.  Het kleine maar aantrekkelijke Archeologisch Museum was open (gratis toegang). Het staat vol met goedgeconserveerde oudheidkundige vondsten.

Inderdaad: een juweel van een stadje! Als het nu maar niet door massatoerisme wordt overlopen…

Die ochtend video-appten we op verzoek van Yuda met de familie in Bali. Het was leuk iedereen weer even in levende lijve te zien al hadden de twee oudste jongens koorts. Yuda kreeg na het innemen van de eerste pil (voorgeschreven door een arts) een allergische reactie. Zijn hele lijf zat onder de rode puntjes die vreselijk jeukten. Kasian. Stoppen ermee en andere pillen vragen, was mijn advies. Toen we moeder Elsa later op de dag een foto stuurden van de kerk van Cehegín en erbij vermeldden dat die al ruim 800 jaar oud was, was haar reactie dat zie je er niet aan af”. Wij moesten erom gniffelen. Dat heet renovatie en beheer van cultureel erfgoed! In haar land wordt daar anders mee omgegaan.

Lopend door het stadje, bleek ook de twaalfde jaarlijkse tapasroute te zijn begonnen. Het zou gaan om een Maravilla Gastronómica. Boften wij even! Voor €2.50 per keer kon je in 13 bars en restaurants genieten van een bijzondere tapa en een drankje. Wij deden ‘Brasería de Carlos’, ‘Restaurante El Sol’, ‘Café del Casino’ en ‘El Rincón de Pedro’ aan. Overal was het stampvol maar gemoedelijk. Spanjaarden weten wat lekker is! De tapa van El Sol, een heerlijke brandade van kabeljauw, beviel ons beiden het best. Die keuken staat onder leiding van chef Angela Molina. Haar restaurant biedt zelfs vegetarische en vegan tapas. Kom er eens om!

De brandade werd op de voet gevolgd door de krokante cracker (op houtvuur bereid) met pulled Ibérico-pork en sobresada. Een mooi glas lokale rode wijn van Bullas completeerde het hapje. Gisteren bleek dat de wijn die we al een tijdje lekker vinden en momenteel als onze rode huiswijn fungeert, tevens uit Bullas komt. Nou ja?! Vandaag een jaar geleden, hadden we een rondleiding in de kleine, gespecialiseerde wijngaard Tabali, familie van onze vriendin Luz María in Santiago de Chile. Ik blogde  destijds over ons rondleiding zonder proeverette (echt waar) in midden-Chili, onder de titel ‘Vallei van de magie’. Dat haalden we ruimschoots in als we met onze vriendin samenwaren. Vorig jaar won dit wijnhuis weer internationale prijzen met hun uitstekende wijnen.

Terug naar huis reden we via een ventweg bij toeval het regionaal park ‘Sierra de Burete’ binnen. Het blijkt te gaan om een park van 1.000 hectare omvang, grotendeels begroeid met pijnbomen, vooral ingesteld voor het behoud van roofvogels. Je zou er gouden arenden (en andere soorten), havikken en buizerds kunnen zien. Joehoe! Nog zo’n interessegebied dat mijn liefje en ik delen. Daarnaast komen  onder andere ook vossen, everzwijnen en wilde berggeiten in het uitgestrekte gebied voor. Een uitje naar Pico del Aguila, Adelaarspiek, staat voor een volgende keer op het programma.  
We leven in een rijk land.


Geen opmerkingen:

Een reactie posten